Operation Manual
POW462 NL
Copyright © 2012 VARO Page | 7 www.varo.com
6.2 Lassen
Nadat u alle aansluitingen voor de stroomtoevoer en voor de lasstroomkring tot stand hebt
gebracht, kunt u als volgt te werk gaan:
§ Steek het niet omhulde uiteinde van de elektrode in de elektrodehouder (1) en verbind de
aardingsklem (2) met het te lassen stuk. Let erop dat hierbij een goed elektrisch contact
bestaat.
§ Schakel het toestel in via de schakelaar (4) en stel de lasstroom in met behulp van de
knop (3), al naargelang de elektrode die men wil gebruiken.
§ Houd de laskap voor het gezicht en wrijf de staafelektrode over het te lassen stuk. (met
een beweging zoals bij het aanstrijken van een lucifer). Dit is de beste methode om de
lichtboog te ontsteken. Test eerst op een proefstuk of u de juiste elektrode en
stroomsterkte hebt geselecteerd.
Elektrode Ø (mm) Lasstroom. (A)
2.5 70 – 100
3.2 100 – 130
4 130 - 160
Opgelet! Tik niet met de elektrode tegen het werkstuk; dit zou schade kunnen veroorzaken en
de ontsteking van de lichtboog bemoeilijken. Zodra de lichtboog ontstoken is. probeert u een
afstand tot het werkstuk aan te houden die overeenstemt met de gebruikte elektrodediameter
De afstand moet zo constant mogelijk blijven terwijl u last. De hoek van de elektrode moet in
werkrichting ongeveer 20/30° bedragen.
Opgelet! Gebruik altijd een tang om gebruikte elektroden te verwijderen of om pas gelaste
stukken te bewegen. Denk er a.u.b. aan dat de elektrodehouder (1) na het lassen altijd
geïsoleerd moet worden weggelegd. De slak mag pas na het afkoelen van de naad worden
verwijderd.
Wordt een lasbewerking aan een onderbroken lasnaad voortgezet dan moet eerst de slak aan
het beginpunt worden verwijderd.
6.3 Bescherming tegen oververhitting
Het lastoestel is uitgerust met een oververhittingsveiligheid die de lastransformator tegen
oververhitting beschermt. Mocht de oververhittingsveiligheid reageren, dan gaat net
controlelampje (5) op uw toestel branden. Laat het lastoestel een tijdje afkoelen.
7 REINIGING EN ONDERHOUD
Opgelet ! Trek de netstekker uit de contactdoos alvorens werkzaamheden
aan het apparaat te verrichten.
7.1 Reiniging
§ Reinig de ventilatiesleuven van de machine om oververhitting van de motor te voorkomen.
§ Reinig regelmatig de behuizing van de machine met een zachte doek, bij voorkeur na
ieder gebruik.
§ Houd de ventilatiesleuven vrij van stof en vuil.
§ Als het vuil niet verwijderd kan worden, gebruik dan een zachte doek bevochtigd met
zeepwater.
Gebruik nooit oplosmiddelen zoals benzine, alcohol, ammoniawater, etc.
Deze oplosmiddelen kunnen de plastic onderdelen beschadigen.