Operation Manual
POW4810(SC) NL
Copyright © 2011 VARO Pagina | 10 www.varo.com
8.3 Gebruik van de generator
8.3.1 Waarschuwing!
§ Om elektrische schokken te vermijden door defecte apparaten moet de generator geaard
worden. Verbind een elektriciteitskabel met een sectie van minimaal 1.5mm² tussen de
aardingsaansluiting op de generator en een externe aarding.
§ Aansluitingen voor de noodvoeding van de elektrische installatie van een gebouw moeten
uitgevoerd worden door een ervaren elektromonteur volgens alle wettelijke regels en
elektrische coderingen. Niet goed uitgevoerde aansluitingen kunnen leiden tot een
omgekeerde elektrische stroom vanuit de generator naar het openbare net. Dit kan
leiden tot elektrocutie van het personeel van de elektriciteitsmaatschappij of anderen die
in contact komen met de leidingen tijdens een elektriciteitsuitval. Wanneer er dan terug
elektriciteit is kan dit leiden tot ontploffing en verbranding van de generator of tot brand in
de elektrische installatie van het gebouw.
§ Beperk het gebruik op maximum vermogen tot 30 minuten. Ga niet boven het opgegeven
vermogen bij continu gebruik. In beide gevallen moet steeds het totale wattage van alle
aangesloten apparaten in rekening gebracht worden.
§ Ga niet boven de maximale stroom die opgegeven is voor een stopcontact.
§ Sluit de generator niet aan op een huishoudelijk net. Dit kan de generator en elektrische
toestellen in het huis beschadigen.
§ Maak geen aanpassingen aan de generator en gebruik hem niet voor andere dingen dan
diegene waarvoor hij werd ontworpen. Let bij het gebruik van de generator ook altijd op
hetvolgende:
- Schakel geen generatoren in parallel.
- Sluit geen verlengstuk aan op de uitlaatpijp.
§ Indien een verlengkabel moet gebruikt worden neem er dan altijd een gemaakt uit
flexibele rubberkabel.
§ Beperk de lengte van verlengkabels: 60 m. voor kabels van 1,5 mm2 en 100 m. voor
kabels van 2,5 mm2.
§ Hou de generator uit de buurt van andere elektrische kabels en bekabeling zoals die van
het kabelnet.
§ Het DC-stopcontact kan gebruikt worden terwijl het AC-stopcontact in gebruik is. Als ze
beiden gebruikt worden blijf dan binnen het totaal vermogen voor AC en DC.
§ De meeste motoren van toestellen hebben meer vermogen nodig dan aangegeven om op
te starten.
8.4 AC toepassingen
1. Start de motor en let erop dat het controlelampje van de uitgangsspanning (groen)
oplicht. (Fig 11, 11.2)
2. Let er op dat het te gebruiken toestel uit staat en verbind het toestel met de generator.
§ Fundamentele overbelasting die ervoor zorgt dat de overbelastingsindicator (rood) continu
aan blijft kan de generator beschadigen. Een kleinere overbelasting die af en toe de
overbelastingsindicator laat branden kan de levensduur van de generator verkorten. (Fig
11, 11.4)
§ Zorg ervoor dat alle toestellen in goede staat verkeren vooraleer ze met de generator te
verbinden. Wanneer een toestel abnormaal begint te werken, vertraagt of plots stopt zet
dan de motorschakelaar van de generator onmiddellijk af. Koppel dan het apparaat los
en controleer het op defecten.