User manual

56
Als u de deur van de vriesruimte sluit, zorg er dan
voor dat de grendel in de richting van de pijl
beweegt, zodat de deur goed sluit.
Doe levensmiddelen altijd in een afgesloten
schaaltje.
Laat warme levensmiddelen altijd eerst tot
kamertemperatuur afkoelen voordat u ze in het
apparaat zet.
Houd de condensor aan de achterkant van het
apparaat schoon.
Het apparaat en het milieu
Dit apparaat bevat, zowel in het koelcircuit als in het
isolatiemateriaal, geen gassen die de ozonlaag
kunnen aantasten. Het apparaat mag niet samen met
huisvuil of gesloopte apparaten weggegooid worden.
Uit het oogpunt van milieubescherming moeten
afgedankte koel- en vriestoestellen volgens de
plaatselijke regelingen op deskundige wijze verwerkt
worden. Informeer bij de gemeente naar de
mogelijkheden in uw woonplaats. Zorg ervoor dat het
koelcircuit, vooral aan de achterkant bij de
warmtewisselaar, niet beschadigd wordt.
De materialen met het symbool   zijn geschikt
voor recycling.
Onderhoud
Ontdooien
Een deel van het vocht uit de koelruimte wordt tijdens
het gebruik in de vorm van ijs of rijp afgescheiden.
Dikke lagen ijs en rijp hebben een isolerend effect.
Het koelvermogen wordt minder, de temperatuur
stijgt, er is meer energie nodig en als ijs of rijp te dik
worden, kan de deur van de vriesruimte niet meer
open, de deur kan zelfs kapotgaan.
Bij dit type apparaat gebeurt het ontdooien van de
koelruimte automatisch, zonder dat u daaraan iets
hoeft te doen.
De thermostaat onderbreekt regelmatig de werking
van de compressor. Het koelen wordt dan
onderbroken, de temperatuur in de koelruimte stijgt
en het ontdooien begint. Na het ontdooien start de
thermostaat het koelen weer.
Het dooiwater loopt via het dooiwaterafvoergootje in
het condensbakje bovenop de compressor en
verdampt door de warmte.
Controleer regelmatig of het dooiwaterafvoergootje
niet verstopt is.
NL