A-Series Multi-function display User reference manual A50, A50D, A57D, A70 and A70D models
Print Shop voor gebruikershandleidingen Raymarine heeft een Print Shop-service, waar u een professioneel afgedrukte gebruikershandleiding van hoge kwaliteit van uw Raymarine-product kunt aanschaffen. Gedrukte handleidingen zijn ideaal om aan boord van uw schip te bewaren, als handig referentiemateriaal wanneer u hulp nodig hebt bij uw Raymarine-product. www.raymarine.
Handelsmerken en gedeponeerde handelsmerken Autohelm, HSB, RayTech Navigator, Sail Pilot, SeaTalk en Sportpilot zijn in de UK gedeponeerde handelsmerken van Raymarine UK Limited. Pathfinder en Raymarine zijn in de UK gedeponeerde handelsmerken van Raymarine Holdings Limited.
Inhoud Belangrijke informatie ............................................ 9 Split-screen pagina's .......................................................26 Waarschuwingen .............................................................. 9 Noodsituaties en waarschuwingen.......................... 27 Elektronische kaarten ..................................................... 10 Man over boord ...............................................................27 Hoofdstuk 2:Gebruik van het display.............
Creëren van een route .............................................44 Hoofdstuk 5:3D kaartapplicatie ........................... 67 Volgen van een route...............................................46 Veiligheids- en systeemvereisten ........................... 68 Bewerken van routes ...............................................47 Veiligheid ........................................................................ 68 Getimede routes ..............................................................
Presentatieopties .................................................... 83 Gegevens tropische storm ..............................................98 Versterking en vermogen............................................... 83 Bliksem............................................................................98 Instelling vermogen......................................................... 84 Oppervlakteobservatiestations ........................................98 Weergave dubbele / enkele frequentie ........
Hoofdstuk 9:Navtex .............................................111 Meldingen en alarmen .......................................... 122 Instellen Navtex .....................................................112 Veiligheidsmeldingen .................................................... 122 Selecteren categorieën meldingssignaal ...............112 AIS-alarmen .......................................................... 122 Het Navtex meldingenscherm................................
COG/SOG-filter............................................................. 134 Kaartapplicatie...............................................................151 Instellingen voor het gehele systeem.................... 135 Weerapplicatie...............................................................151 System Setup menu ..................................................... 135 Contact met Raymarine......................................... 152 Alarm Setup Menu ..........................................
8 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Belangrijke informatie Waarschuwingen WAARSCHUWING: Navigatiehulp Dit product is alleen bedoeld als hulp bij het navigeren. Het gebruik van specifieke functies zoals AIS overlay en verschillende cartografische hulpmiddelen is alleen bedoeld voor het bevorderen van de veiligheid en het nemen van beslissingen. Deze functies mogen niet beschouwd worden als volledig of nauwkeurig, aangezien de bruikbaarheid en beschikbaarheid van plaats tot plaats kunnen verschillen.
LET OP: Zonneschermen Gebruik de zonneschermen als het product niet in gebruik is om dit te beschermen tegen de schadelijke invloeden van ultraviolet (UV) licht. LET OP: Reinigen Gebruik GEEN zuren, schurende of op ammonia gebaseerde producten. Gebruik GEEN commerciële hogedrukapparatuur. Elektronische kaarten Elektronische kaarten dienen te worden gebruikt als hulpmiddel voor het gebruik van geautoriseerde overheidskaarten, niet om deze te vervangen.
EMC-conformiteit Garantie Alle Raymarine apparatuur en accessoires zijn ontwikkeld volgens de hoogste industriële normen voor gebruik in de recreatieve scheepvaart. Neem voor het registreren van uw Raymarine A-Serie Multifunction Display, een paar minuten tijd om de garantieregistratiekaart, die in de doos zit, in te vullen, of bezoek www.raymarine.com en registreer on-line.
12 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2: Gebruik van het display Dit hoofdstuk beschrijft de algemene bediening van het A-Serie display. Inhoud • 2.1 Inleiding op pagina 14 • 2.2 Systeemoverzicht op pagina 14 • 2.3 Applicaties op pagina 16 • 2.4 Gebruik voor de eerste keer op pagina 17 • 2.5 Besturingsknoppen op pagina 19 • 2.6 Bediening op pagina 20 • 2.7 Aanvullende scherminformatie op pagina 22 • 2.8 Tonen applicaties op pagina 26 • 2.
2.1 Inleiding 2.2 Systeemoverzicht Het A-Serie Multifunction display combineert het geavanceerd plotten van kaarten en high definition digitale fishfinder-technologie in een compact en krachtig navigatiesysteem. Kernsysteem Uw A-Serie Multifunction Display wordt geleverd met een VGA (640 x 280 pixel) TFT 256 zonlichtbestendig kleurendisplay en een interne precisie GPS-module.
Uitgebreid systeem U kunt uw A-Serie aansluiten op andere apparatuur, om bijvoorbeeld gegevens te delen. Voorbeeld uitgebreid systeem NMEA 0183 apparatuur A-Serie display Voorbeeld: Externe GPS AIS-ontvanger of Stuurautomaat SeaTalk apparatuur CANCEL ENTER MENU NMEA SeaTalk converter SeaTalk Instrument CANCEL ENTER MENU SeaTalkng NMEA 0183 Sonar transducer NMEA 0183 Voeding IN D11238-2 Protocollen • SeaTalkng De A-Serie is compatible met: • NMEA 0183 (b.v.
2.3 Applicaties Fishfinder (Alleen D Modellen) De A-Series zijn voorzien van een aantal applicaties. Enkele applicaties zijn beperkt tot bepaalde modellen. Kaartplotter Laat zien waar vis is. Identificeren van onderwaterobjecten. Weergave . structuur zeebodem. Bepalen waar u bent Interpreteren van uw omgeving. Controleren waar u naartoe gaat. Weergave zeediepte en -temperatuur. Markering nuttige plaatsen, zoals visstekken of wrakken Opslaan waar u geweest bent.
2.4 Gebruik voor de eerste keer Data Als u het A-Serie display voor de eerste keer na de installatie gebruikt, adviseren wij u het volgende te doen: Weergave van data die door het systeem is gegenereerd of door instrumenten op NMEA 0183, NMEA 2000 of SeaTalkng Zet het display aan Aanzetten: Houd de POWER-toets ingedrukt tot u het Raymarinelogo op het scherm ziet. 3D-kaart Selecteer een paginaset. Vereist geüpgraded cartografie (kaart op geheugenkaart).
Simulator Uw A-Serie display bevat een simulatormodus waarmee u de bediening van de unit kunt oefenen zonder gegevens van een GPSantenne of transducer. Opmerking:De simulator toont GEEN werkelijke gegevens, ook geen eventuele veiligheidsmeldingen (b.v. ontvangen van AIS). Om de simulator aan of uit te zetten: 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt om het Setup Menu te tonen. 2. Gebruik de op/neer-toetsen op het trackpad voor het selecteren van System Setup. 3.
2.5 Besturingsknoppen WPTS/MOB Indrukken en loslaten om de waypoints softkeys te tonen. Nogmaals indrukken om een waypoint te tonen op de positie van uw boot. Ingedrukt houden om een Man Overboard (MOB) markerering op uw huidige positie te plaatsen. CANCEL Indrukken om de geselecteerde optie schermoptie te verlaten bij bewerken data. Wordt ook gebruikt om terug te gaan naar vorige softkey of menuniveau. Trackpad Bestuurt de cursor op het scherm . Wordt ook gebruikt om door de menu’s te scrollen.
2.6 Bediening Cursorvorm Display aan- en uitzetten D7366_3 De cursor op het scherm heeft de vorm van een wit kruis. Uitzetten: Houd de POWER-toets ingedrukt tot de het systeem tot nul heeft teruggeteld. De unit staat nu uit. Als u de POWER-toets loslaat voordat het systeem volledig heeft teruggeteld, wordt de uitschakelcyclus afgebroken. Als de cursor korte tijd niet gebruikt is, verandert deze in een cirkel met een kruis erin, zodat hij makkelijker te zien is op het scherm.
In- of uitzoomen Gebruik de RANGE-knop om de schaal van het zichtbare gebied te veranderen. Druk op "IN" om een kleiner gebied van het scherm te zien met meer detail (grote schaal). Druk op "OUT" om een groter gebied van de kaart te zien (kleine schaal). Opmerking:Het display bewaart het geselecteerde palet als de unit uitgezet wordt. Een display die op NIGHT staat, kan bij helder zonlicht moeilijk te zien zijn. Niveau backlight Aanpassen van het backlightniveau: 1.
2.7 Aanvullende scherminformatie Statusbalk Geeft informatie specifiek voor elke applicatie Kan niet bewerkt of verplaatst worden. GGG Databalk Geeft informatie over uw boat of de omgeving. Kan aangepast worden. Verticaal of horizontaal formaat. Weergeven of verbergen. Normaal of groot. Statusiconen Bevestigingsstatus van echolood,GPS, AIS en stuurautomaat Databaselijsten Bevatten informatie die u in het displaygeheugen hebt gezet, bv. waypoints.
Werkbalken en softkeys WAYPOINT AT CURSOR WAYPOINT AT VESSEL Als deze getoond wordt, vervangt het de databalk. De kompasbalk staat altijd bovenin het scherm. WAYPOINT AT LAT/LONG... GO TO WAYPOINT OPTIONS… REVIEW AND EDIT WAYPOINTS Actief waypoint Een werkbalk is een verzameling softkey-labels die langs de onderkant van een pagina of scherm getoond worden.
Opmerking:Als de kompasbalk getoond wordt, blijft het transducericoon zichtbaar in het rechter bovengedeelte van het scherm. 4. Druk op de OK-knop om de gewenste instelling te selecteren of op CANCEL om terug te gaan naar het vorige scherm. Cartography Setup Menu Setup Setup-menu's Chart Setup... Cartography Setup... Chart Display Chart Grid Detailed On Met menu's kunt u wijzigingen aanbrengen in het systeem of de applicatie. GPS Status... Compass Setup...
U kunt tekst die uit karakters bestaat in hoofdletters of kleine letters invoeren, maar het systeem is niet hoofdlettergevoelig: het beschouwt ‘WAYPOINT 1’ hetzelfde als ‘Waypoint 1’. Invoeren van gegevens in een dialoogbox 1. Selecteer het gewenste veld. e.g. Symbol NAAM BEWERKEN Name Waypoint 1 Group My Waypoints Om speciale of geaccentueerde karakters te gebruiken, dient u de Extended Character Set in het System Setup Menu in te schakelen (zie System Setup menu op pagina 135).
2.8 Tonen applicaties De verschillende applicaties waaruit u A-Serie systeem bestaat, zijn gerangschikt in groepen die paginasets genoemd worden. 2. Selecteer in de werkbalk de gewenste applicatiepagina of switch tussen de applicaties in de paginaset door op PAGE/MENU te drukken. 3. Druk op OK of CANCEL. Selecteren van een paginaset. Split-screen pagina's Om een paginaset te selecteren. Wanneer de geselecteerde pagina meer dan één applicatie bevat, heeft het venster dat nu actief is een rode rand. 1.
Wijzigen van een actief venster 1. Druk op ACTIVE om de actieve status van vensters te wisselen (de rode rand beweegt om het actieve venster te accentueren). Switchen tussen weergave op gesplitste en enkele vensters 1. In een weergave met meerdere vensters, houd u de ACTIVEknop ingedrukt om het actieve venster op volledige grootte te tonen. 2. Druk nogmaals op ACTIVE om naar de weergave met meerdere vensters terug te gaan.
• Navigatiefuncties worden opgeschort en er kunnen geen nieuwe GOTO- of routefuncties worden geselecteerd. • Motion mode op de kaartapplicatie verandert in Autorange om de grootst mogelijke kaartschaal te tonen waarop zowel de MOB als uw boot zichtbaar is. • Huidige positie tot MOB-positie wordt op het scherm vertegenwoordigd door een stippellijn. Opmerking:Om een MOB-positie te verkrijgen, dient uw A-Serie display een GPS-positiebepaling te hebben.
Hoofdstuk 3: Waypoints Dit hoofdstuk geeft een inleiding over waypoints en geeft uitleg over het gebruik hiervan voor navigatie met uw ASerie Multifunction Display. Inhoud • 3.1 Inleiding waypoints op pagina 30 • 3.2 Gebruik van waypoints op pagina 31 • 3.
3.1 Inleiding waypoints Een waypoint is een positie die op een kaart of een fishfinderscherm gemarkeerd wordt als referentiepunt of een bestemming en kan worden gebruikt als bouwsteen bij het creëren van routes. Waypoints worden op het scherm weergegeven door een symbool; hun gegevens worden opgeslagen in een waypoint-lijst. Fishfinder waypoints Op een fishfinder-scherm verschijnt het waypoint als een verticale lijn met het label WPT. Deze weergave kan niet gewijzigd worden.
3.2 Gebruik van waypoints 3D-kaart en CDI-waypoints Op een 3D-kaart of koersafwijkingsindicator (CDI) worden alleen de actieve waypoints getoond. In deze sectie wordt beschreven hoe de waypoints gecreëerd, genavigeerd en bewerkt worden. De waypoint-werkbalk U kunt de waypoint-werkbalk gebruiken om waypoints te creëren, te bewerken en er naartoe te navigeren. Tonen van de waypoints-werkbalk 1. Druk op de WPTS/MOB-knop: WAYPOINT AT CURSOR Actief waypoint WAYPOINT AT VESSEL WAYPOINT AT LAT/LONG...
Plaatsen van een waypoint bij de cursor Navigeren naar waypoints D8285_1 1. Druk op de WPTS/MOB-knop om de waypoints-werkbalk te tonen. 2. Gebruik het trackpad om de cursor op de positie te plaatsen waar u het waypoint wilt hebben. 3. Druk op de WAYPOINT AT CURSOR-softkey. 4. Druk op OK. Plaatsen van een waypoint op de positie van uw boot: 1. Druk op de WPTS/MOB-knop. 2. Druk op de WAYPOINT AT VESSEL-softkey. 3. Druk op OK.
2. Druk op de STOP GOTO-softkey. 2. Druk op de REVIEW AND EDIT WAYPOINTS-softkey. of Opmerking:Gebruik de tweede methode om de gegevens voor een actief waypoint weer te geven. 1. Druk op de WPTS/MOB-knop. 2. Druk op de GOTO WAYPOINT OPTIONS-softkey. 3. Druk op de STOP GOTO-softkey. Weergeven / bewerken van waypoint details U kunt de details van alle aangemaakte en opgeslagen waypoints weergeven en bewerken. Weergeven van waypoint-informatie 1. Markeer een waypoint met de cursor. 2.
Bewerken van waypoint-informatie Als u een waypoint creëert, zal het systeem dit automatisch een naam, symbool en groep toewijzen. U kunt deze details wijzigen en naar wens commentaar toevoegen. Dit is bijzonder handig als u grote groepen waypoints moet beheren. Het standaard waypoint-symbool is - X. U kunt verschillende waypoint-symbolen selecteren om groepen waypoints te kunnen onderscheiden (vis- of duiklocaties bijvoorbeeld).
Verplaatsen van waypoints LET OP: Verplaatsen van waypoints Als u een waypoint verplaatst dat in een route gebruikt wordt, wordt de nieuwe positie binnen de route bijgewerkt. Zorg dat dit geen gevaar voor de navigatie oplevert. U kunt de positie van alle waypoint wijzigen, behalve die van een actief waypoint. Er zijn twee methoden om een waypoint te verplaatsen: door deze met de cursor naar een nieuwe positie te slepen of door zijn coördinaten te wijzigen in de waypoint-lijst.
3.3 Waypoint-groepen Opmerking:Een waypoint kan tot slechts één groep behoren. 2. Druk op de MOVE BETWEEN GROUPS-softkey. 3. Druk op SELECT GROUP A en selecteer de groep waaruit u het waypoint wilt verplaatsen. 4. Druk op SELECT GROUP B en selecteer de groep waarnaar u het waypoint wilt verplaatsen. 5. Markeer het waypoint dat u wilt verplaatsen. 6. Druk op MOVE WAYPOINT FROM A TO B. 7. Druk op OK als u klaar bent. Openen van de waypoint-groeplijst: Hernoemen van een groep 1. Druk op de WPTS/MOB-knop.
Wissen van een waypoint-groep: 1. 2. 3. 4. Openen van de waypoint-groeplijst. Selecteer de groep die u wilt wissen. Druk op de ERASE GROUP-softkey. Druk op OK om de verwijdering te bevestigen.
38 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4: De kaartapplicatie De kaartapplicatie van het A-Serie Multifunctional Display biedt functionaliteit op het gebied van navigatie, gevaarherkennings- en planningsfaciliteiten. Met behulp van de kaartapplicatie kunt u uw positie bepalen, navigeren met gebruik van waypoints en routes, uw voortgang vastleggen en afstanden en peilingen meten: Inhoud • 4.1 Kaarten, veiligheid en vereisten op pagina 40 • 4.2 De kaart op pagina 41 • 4.3 Navigeren naar een bepaald punt op pagina 43 • 4.
4.1 Kaarten, veiligheid en vereisten 3:Waypoints hebt gelezen en dit begrijpt. Veiligheid WAARSCHUWING: Navigatiehulp Dit product is alleen bedoeld als hulp bij het navigeren. Het gebruik van specifieke functies zoals AIS overlay en verschillende cartografische hulpmiddelen is alleen bedoeld voor het bevorderen van de veiligheid en het nemen van beslissingen.
4.2 De kaart Hieronder vindt u een typische kaartweergave: Kaartoriëntatie Motion modus Kaartweergave Status balk Kaartbereik Actief waypoint Huidige positie AIS doel Cartografisch object Elektronische kaarten Als een elektronische kaart aanwezig is, gebruikt de A-Serie automatisch de meest recente cartografie voor het display.
Uw positie Uw huidige positie wordt weergegeven door een bootsymbool. Uw positie wordt tevens getoond in de databalk onder VES POS. Een dichte cirkel op de kaart geeft aan dat er geen koers- of grondkoers- (COG) gegevens beschikbaar zijn. Als u positie buiten het gebied ligt dat in het kaartvenster getoond wordt, dan is het bootsymbool niet zichtbaar. U kunt het systeem opdracht geven uw vaartuig te lokaliseren en in het kaartdisplay te centreren. Lokaliseren van uw vaartuig 1.
4.3 Navigeren naar een bepaald punt 3. Druk op de GOTO CURSOR-softkey. Dit is de eenvoudigste manier om de kaartapplicatie voor navigatie te gebruiken. Een specifiek punt kan de cursorpositie of een waypoint uit de waypoint-lijst zijn. Voorbeeld tek. Op de cursorpositie wordt een tijdelijk waypoint geplaatst en er wordt data naar de stuurautomaat gestuurd (als dit als onderdeel van het systeem geïnstalleerd is). Als het waypoint bereikt is, wordt dit automatisch van de kaart gewist.
4.4 Creëren van een route Opbouwen van een route Een route is een serie waypoints die gebruikt wordt om een koers te navigeren. Een route wordt op het scherm weergegeven door een serie waypoints die verbonden zijn door een lijn. Naam route Sunday Trip Routes kunnen op het scherm worden opgebouwd. Met de waypoint-lijst kunt u ook: • Een tijdelijke route opbouwen die u onmiddellijk volgt (Quick Route).
Opbouwen van een nieuwe route met behulp van de waypointlijst: 1. 2. 3. 4. Druk op de ROUTES-softkey. Selecteer BUILD NEW ROUTE. Druk op USE WAYPOINT LIST. Selecteer in de waypoint-lijst het eerste waypoint dat in de route gebruikt wordt. 5. Ga door met het selecteren van waypoints tot uw route compleet is. Afbreken van de route-opbouw. 1. Druk op de CANCEL-knop.
4.5 Volgen van een route U selecteert een te volgen route door: • De optie Quick Route te selecteren tijdens het opbouwen van de route. Zie Opbouwen van een route op pagina 44. • Deze met de cursor te markeren • Deze in de routelijst te selecteren. Route volgen in omgekeerde volgorde: 1. Druk op de GOTO of ROUTES-softkey. 2. Druk op de FOLLOW ROUTE OPTIONS-softkey. De routelijst verschijnt. 3. Gebruik het trackpad om de route die u wilt volgen, te markeren en te selecteren. 4.
Opmerking:Als het volgende waypoint tevens het laatste in de route is, gaat u weer naar het eerste waypoint in de route als u op ADVANCE WAYPOINT drukt. 4.6 Bewerken van routes Een opgeslagen route kan op meerdere manieren bewerkt worden. U kunt: • De koers van een route wijzigen. • De naam of kleur van een route wijzigen. • Een route wissen. Het is mogelijk een actieve route te bewerken met uitzondering van het doel-waypoint.
2. Druk op de USE WAYPOINT LIST-softkey. De waypoint-lijst verschijnt. 3. Gebruik het trackpad om de positie voor het toegevoegde waypoint te markeren in de rechter kolom. 4. Gebruik het trackpad om het aan de route toe te voegen waypoint te markeren in de linker kolom. 5. Druk op de INSERT WAYPOINT-softkey. 6. Druk op de SAVE ROUTE-softkey. Creëren en toevoegen van een nieuw waypoint in de route: 1. Gebruik het trackpad om cursor over de route te bewegen waaraan u een waypoint wilt toevoegen. 2.
Getimede routes 4.7 Koersafwijkingsindicator (CDI) Details van alle routes worden in de routelijst bewaard. Deze lijst kan gebruikt worden in combinatie met de tijd en grondsnelheid (SOG)-opties om de reistijd of geschatte aankomsttijd (TA) en de werkelijke of geplande SOG te tonen. De CDI geeft een 'rollend pad'-weergave van uw voortgang naar een actief waypoint. De navigatiegegevens worden ernaast getoond. Weergeven van tijd- en SOG-gegevens: 5.
4. Druk op OK om uw selectie te bevestigen. Stuurinstructies Herstarten van XTE: 1. Zorg dat de route actief is en druk op de RESTART XTE-softkey. De stuurinstructies onder het rollend pad geven aan welke correcties nodig zijn om uw koers te behouden en bij het doelwaypoint te arriveren. Instructie Oorzaak STEER STARBOARD XTE-fout naar bakboordzijde is meer dan 1/4 van de maximale XTE-foutlimiet in het Setup Menu.
4.8 Gebruik van tracks Vastleggen van een track stoppen; Een track is een spoor op het scherm dat de door u gevolgde koers weergeeft. Dit spoor wordt gevormd door een serie trackpoints die automatisch aangemaakt worden. U kunt de track opslaan om een permanent rapport te maken van waar u geweest bent. 1. Druk op de TRACKS-softkey. 2. Druk op de STOP TRACK-softkey. 3. Druk opSAVE TRACK of DISCARD TRACK, afhankelijk van wat u met de track wilt doen.
2. Druk op de REVIEW AND EDIT TRACKS-softkey. 4.9 Meten van afstand, bereik en koers Of De A-Serie biedt een aantal hulpmiddelen om afstand, bereik en koers te meten. 1. Druk op de TRACKS-softkey om de tracklijst te openen. 2. Druk op de REVIEW AND EDIT TRACKS-softkey. U kunt nu de naam en de kleur van een track bewerken of de track uit het systeem verwijderen. Functies Afstand tussen punten Bereik van vaartuig Koers Afstandscirkels Ja (ca.) Ja (ca.
Afstandscirkels Liniaal Afstandscirkels zijn een serie concentrische cirkels met een bepaalde afstand ten opzichte van elkaar. Deze worden gebruikt om de afstand te helpen beoordelen tussen objecten op de kaart. De kaartapplicatie bevat een liniaal die nauwkeurig de afstand en koers tussen twee punten meet. B A 008oT 0.46nm Gebruik van de liniaal Afstandscirkels in- en uitschakelen 1. 2. 3. 4. Druk op de PRESENTATION-softkey. Druk op de CHART LAYERS AND DATA-softkey. Druk op CHART LAYERS.
4.10 Kaartpresentatie Vectoren en pijlen De kaart bevat een aantal lagen en weergavemodi welke verschillende soorten weergaven en informatie bieden. De vectoren en pijlen zijn een presentatielaag van een kaart. Deze presenteren systeemgegevens met betrekking tot uw vaartuig op de kaart. Dit kan helpen de koers van uw boot te controleren. Kaartlagen Koersvector (HDG) U kunt gegevens over een kaartscherm leggen (overlay) om een grotere informatiediepte te verkrijgen.
Vectorlengte Oriëntatie-opties: De lengte van de vectoren wordt bepaald door de afstand die uw boot aflegt binnen een gegeven tijd (deze tijd kan worden ingesteld in het Setup Menu) bij de huidige snelheid. • North Up (N-Up) Dit is de standaardmodus waarbij de kaart statisch is en georiënteerd met het ware noorden naar de bovenkant van het scherm. Als de koers van uw boot verandert, draait het bootsymbool dienovereenkomstig mee.
Opties Motion-modus • Relative motion (RM) Dit is de standaard Motion-modus. In deze modus wordt de kaart tijdens de vaart bijgewerkt, zodat uw boot altijd op dezelfde plaats op het scherm wordt getoond. • True Motion (TM) In deze modus blijft de kaartweergave statisch. De verplaatsing van uw boot wordt getoond naarmate de vaart vordert. Als de positie van de boot de rand van het scherm nadert, wordt de kaart opnieuw getekend om te tonen wat er voor u ligt.
4.12 Plannen van een reis of 1. Open de route- of tracklijst. 2. Markeer een route of track in de lijst. 3. Switch tussen SHOW en HIDE instellingen met de ROUTE ON CHART of TRACK ON CHART-softkey. Uw elektronische kaarten bevatten een aantal functies die u helpen uw reis te plannen. Declutter Opmerking:Bepaalde functies vereisen aanvullende of geüpdatet cartografie welke beschikbaar is op elektronische kaarten van Navionics.
3. Druk op de TIDAL DATA of CURRENT DATA-softkey. Er verschijnt een dialoogbox met aanvullende gegevens en een getijden- of stromingscurve met betrekking tot het geselecteerde gebied. Nu kunt u het trackpad gebruiken om de betreffende tijd te selecteren en de softkeys om de betreffende datum te selecteren. Tonen van informatie met de FIND NEAREST-softkey: 1. Gebruik het trackpad om de cursor naar de gewenste positie te bewegen. 2. Druk op OK. 3. Druk op de FIND NEAREST-softkey.
2. Gebruik het trackpad om de tijdsinterval in te stellen binnen een duur van 15 tot 120 minuten. 3. Druk op OK om de nieuwe tijdsinterval op te slaan. Instellen van de animatiedatum: 4. Druk op de SET DATE-softkey. De volgende softkey-opties verschijnen in de werkbalk: TODAY’S DATE Stelt de datum van de animatie in op de huidige datum. PREV DATE Stelt de datum van de animatie in op 24 uur voor de huidige datum. NEXT DATE Stelt de datum van de animatie in op 24 uur na de huidige datum.
Haveninformatie, haven- en bedrijfsdiensten • Telefoonnummer. Hiervoor zijn elektronische Navionics-kaarten nodig met gegevens over haven- en bedrijfsdiensten. • Beschikbare typen bedrijven/diensten. Verschillende symbolen op de kaart geven de plaats aan van bedrijfsdiensten en nuttige plaatsen. Deze plaatsen worden aangegeven met de volgende symbolen. Symbolen bedrijfsdiensten/nuttige plaatsen Tonen van havendiensten 1. 2. 3. 4. Markeer een havensymbool. Druk op OK. Markeer een dienst.
Panoramische- en luchtfoto's Overlay-gebied Hiervoor is een elektronische Navionics-kaart nodig met luchtfotografie. U kunt kiezen of u de overlay alleen voor landgebieden wilt gebruiken, of voor land- en zeegebieden. In sommige regio's is een luchtfoto-overlay beschikbaar om uw kaartweergave te vergroten. De overlay bestrijkt navigeerbare wateren en een gebied van maximaal 3 mijl vanuit de kust, inclusief Amerikaanse meren en binnenwateren.
4.13 Kaartinstelling Er zijn drie manieren waarop u de kaartinstellingen kunt wijzigen: • Chart Setup Menu. • Cartography Setup Menu. • Presentation-softkey (zie pagina 54). De wijzigingen worden bewaard als u de apparatuur uitzet. FUNCTIE Vector Width Stelt de breedte in van de COG en HEADING vectorlijnen. Auto Het systeem creëert automatisch trackpoints. Time Voor het aanmaken van trackpoints over een bepaalde tijd. Distance Voor het aanmaken van trackpoints over een bepaalde afstand.
Datum De kaartapplicatie en uw papieren kaart moeten dezelfde datum gebruiken om nauwkeurig op elkaar aan te sluiten. De standaarddatum voor de weergave is WGS1984. Als dat niet uitkomt, kunt u dit wijzigen in een datum uit de serie in de optie Datum in het Chart Setup menu. Als op uw systeem een Raymarine GPS aangesloten is, wordt deze automatisch bijgewerkt als u de datum aanpast. Als u een GPS van een ander merk gebruikt, dient u de datum apart bij te werken.
FUNCTIE OPTIES FUNCTIE OPTIES Safety Contour Gebieden die minder diep zijn dan de gespecificeerde waarde zijn donkerder blauw dan de gebieden die dieper zijn dan de gespecificeerde waarden. OFF 7ft 10ft 16ft 20ft 33ft 66ft (De contour wordt altijd getekend op of onder de geselecteerde diepte). Marine Features Kabels, aard van zeebodempunten, getijdenstations, stromingsstations en haveninformatie. ON OFF Land Features De cartografische kenmerken die op het land getoond worden.
Kaartschaal Configureren van alarmen Gebruik de Range-toets om de schaal van uw kaartweergave te wijzigen. Als u inzoomt, ziet u een kleiner gebied op de kaart met meer detail (grotere schaal). Als u uitzoomt, ziet u een groter gebied op de kaart met minder detail (kleinere schaal). 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt om het Setup Menu te openen. 2. Selecteer Alarm Setup. 3. Kies het van toepassing zijnde submenu. 4.
66 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5: 3D kaartapplicatie VEREIST GEÜPGRADED CARTOGRAFIE De 3D-kaart biedt u een nauwkeurig, driedimensionaal overzicht van het gebied rond uw vaartuig. Hiermee kunt u makkelijker navigeren in onbekende gebieden of gebieden met slecht zicht. In de 3D-kaart zijn navigatiefuncties beschikbaar. Inhoud • 5.1 Veiligheids- en systeemvereisten op pagina 68 • 5.2 Bediening 3D-kaart op pagina 68 • 5.3 Gelijktijdig gebruik van de standaard- en 3D-kaart op pagina 72 • 5.
5.1 Veiligheids- en systeemvereisten Veiligheid 5.2 Bediening 3D-kaart Bereik Horizontale afstand over scherm (halverwege bovenin of in het midden). Wordt getoond in geselecteerde units. Modus Laat zien dat de applicatie actief is Bootsymbool Positie boot op kaart. Selecteer sail of power boat. Rotatie Toont in ware graden hoever beeld op scherm geroteerd is vanaf koers boot.
De 3D-kaart heeft de volgende functies: Active en Planning modi • Keuze uit bedieningsmodi; Active of Planning. U kunt de weergave van de 3D-kaart op twee manieren instellen: • Mogelijkheid om het gezichtspunt te wijzigen. 360o rotatie van de geselecteerde weergave. • Active action modus. • 1o - 90o zichthoek. • Planning modus. • • Mogelijkheid om de weergave te accentueren. De Active modus is de standaardmodus bij het opstarten van de 3Dkaart.
Active Action modus. Wijzigen van de weergave Vooropgesteld dat uw systeem een geldige positiebepaling heeft, is dit de standaardmodus als u de 3D-kaart voor de eerste maal opent. Het scherm toont een vogelperspectief van de 3D-kaart, alsof u zich boven uw boot bevindt, iets achterlijk en vooruitkijkend (oogpunt). Terwijl de boot voorwaarts beweegt, update en toont de kaart automatisch het veranderende zicht naar voren. U kunt kiezen uit vier opties: voor, achter, bakboord en stuurboord. 2.
Selecteren van de weergaveoptie Aanpassen van de accentuering 1. 2. 3. 4. 1. 2. 3. 4. Druk op de PRESENTATION-softkey. Druk op de 3D VIEW OPTIONS-softkey. Kies de weergave van uw voorkeur met de VIEW TO-softkey. Druk op OK. Druk op de PRESENTATION-softkey. Druk op de 3D VIEW OPTIONS-softkey. Druk op ADJUST EXAGGERATION. Gebruik het trackpad om het niveau van accentuering in te stellen. 5. Druk op OK.
5.3 Gelijktijdig gebruik van de standaard- en 3D-kaart 3D plaatsbepaler Weergave-indicator Oogpunticoon D8255_1 Als het gebied waarin u navigeert onbekend is of het zicht is slecht, dan kan het naast elkaar gebruiken van de standaard- en 3Dkaartvensters u extra zekerheid en informatie geven. Als de kaarten naast elkaar gelegd worden, is een uitgebreide weergave van het omringende gebied beschikbaar.
Kaartsynchronisatie Synchroniseren van de standaardkaart met de 3D-kaart Met deze functie kunt u koers-, bereik- en positie-informatie op de 2D- en 3D-kaarten synchroniseren. 1. 2. 3. 4. 5. Als kaartsynchronisatie ON is: 2D/3D-synchronisatie wordt aangegeven in de statusbalken. • Als u in een willekeurige gesynchroniseerde applicatie op FIND SHIP drukt, gaat de 3D-kaart terug naar de standaard weergave en gaat de 2D-kaart synchroon naar dezelfde weergave.
5.4 Overlay luchtfoto 5.5 Instellen van de 3D-kaart Over het 3D-beeld kunt u een luchtfoto leggen. Dit kan u helpen het beeld van uw omgeving op de kaart te interpreteren. Luchtfotografie is beschikbaar op bevaarbare wateren tot drie mijl binnen de kustlijn. Buiten deze grenzen wordt land weergegeven in groen (op kleurenkaarten) of grijs (op zwart/witkaarten). Het instellingsmenu voor de 3D-kaart is beschikbaar vanuit het System Setup Menu.
Hoofdstuk 6: Fishfinder-applicatie. ALLEEN D-MODELLEN De fishfinder gebruikt akoestische signalen om vis, de structuur van de zeebodem en obstakels onder water, zoals wrakken, te tonen. Inhoud • 6.1 Het fishfinder-scherm op pagina 76 • 6.2 Hoe de fishfinder werkt op pagina 76 • 6.3 Interpretatie van het fishfinder-beeld op pagina 77 • 6.4 Vooraf ingestelde fishfinder-bediening op pagina 78 • 6.5 Wijzigen van het dieptebereik op pagina 82 • 6.6 Presentatieopties op pagina 83 • 6.
6.1 Het fishfinder-scherm 6.2 Hoe de fishfinder werkt De fishfinder toont een meelopend beeld van de zeebodem dat van rechts wordt bijgewerkt tijdens de vaart van uw boot. De fishfinder-applicatie gebruikt een ingebouwde processor die signalen interpreteert en een gedetailleerd beeld van de zeebodem opbouwt. Een transducer op de bodem van de boot zendt impulsen van geluidsgolven in het water en meet de tijd die het de geluidsgolf kost om de zeebodem te bereiken en terug te komen.
6.3 Interpretatie van het fishfinder-beeld Factoren die de uitlezing beïnvloeden Als een object gevonden wordt, wordt dit op het display weergegeven als een markering. Bodemindicaties De bodem geeft meestal een sterke echo. Deze beelden geven de bodemcondities als volgt aan: Een harde bodem (zand) geeft een dunne lijn.
Transducerfrequentie Uw transducer kan een aantal frequenties ondersteunen. Hetzelfde doel zal anders weergegeven worden als de frequentie van de transducer wordt gewijzigd. Hoe lager de frequentie, des te breder de markering zal zijn. Voor informatie over het instellen van de transducerfrequentie zie Transducerinstellingen op pagina 91. Zee-echo / Achtergrondruis 6.
Wijzigen van de weergavemodus: Zoom split 1. Druk op de overeenkomstige ADJUST... softkey. 2. Voor dubbele-frequentieschermen selecteert u FREQ1 of FREQ2 om te selecteren welke frequentieweergave u wenst te wijzigen. 3. Druk op de SELECT VIEW-softkey. 4. Gebruik de op/neertoetsen van het trackpad om de gewenste weergavemodus te selecteren. Met de zoomweergave kunt u het scherm splitsen en het gezoomde beeld naast het standaard fishfinderbeeld tonen (ZOOM SPLIT).
Selecteren van de zoomfactor: Bottom Lock en Bottom Shift 1. Druk op de ZOOM-softkey. 2. Met de ZOOM FACTOR-toets, schakelt u tussen voorgedefinieerde instellingen of selecteert u xR om de factor handmatig in te stellen. Voor handmatige instellingen regelt u de zoomfactor met het trackpad. 3. Druk op OK om uw instelling te accepteren. De functie Bottom Lock gebruikt een filter om het beeld van de zeebodem vlak te maken waardoor objecten op of net boven de bodem beter te onderscheiden zijn.
Aanpassen van de Bottom Lock A-SCOPE Modes softkey 1. Switch naar FULL of SPLIT. 2. Gebruik de juiste softkeys en het trackpad om het bereik en de waarden voor de Bottom Shift in te stellen. De A-Scope heeft de volgende weergavemodi: Gebruik van A-Scope om live-beelden weer te geven Het standaard fishfinder-display toont een historisch record met fishfinder-echo's. Indien gewenst kunt u met de functie A-Scope een live-beeld van de bodemstructuur en de vis direct beneden de transducer tonen.
6.5 Wijzigen van het dieptebereik Teruggaan naar het standaard fishfinder-beeld U kunt het dieptebereik voor het fishfinderscherm wijzigen. 1. Druk op de RANGE-softkey om AUTO te selecteren. 2. Druk op OK. U kunt kiezen uit: • een automatische instelling waarbij het display automatisch het minst diepe bereik toon dat nodig is. • handmatige instelling van het dieptebereik, tot de maximum diepte die getoond wordt op de scrollende bodem en de A-Scope-beelden.
6.6 Presentatieopties De PRESENTATION-softkey geeft toegang tot de VRM-functie (voor het meten van diepte en afstand), frequentieweergave en scrollregeling. Deze instellingen hebben invloed op de monitor waar u op werkt. Versterking en vermogen De versterkingsinstellingen wijzigen de manier waarop de fishfinder achtergrondruis verwerkt (ook 'zee-echo' genoemd) Het gebruik van deze instellingen kan de uitlezing van de fishfinder verbeteren. Gebruik voor optimale prestaties de auto-instellingen.
TVG (Time Varied Gain) Instellingen vermogen: De TVG (Time Varied Gain, tijdsafhankelijke sterkteregeling) vermindert zee-echo door de versterking door de hele waterkolom heen te variëren. Deze functie is handig voor het verminderen van optredende 'ruis'. • Auto Dit is de standaardinstelling. Wanneer deze wordt geselecteerd, bepaalt de DSM automatisch de benodigde vermogensinstelling op basis van de huidige diepte, snelheid en (bodem) signaalsterkte.
Opmerking:De voorinstelling DUAL heeft als standaardinstelling dubbele-frequentiewaarden. Zie Configureer Preset Frequency instellingen op pagina 89 voor meer informatie over het toewijzen van frequenties. Hoofdstuk 6: Fishfinder-applicatie.
Meten van diepte en afstand uitgeschakeld (zie pagina 89). Het fishfinder-display geeft u een aantal methoden voor het meten van diepte en afstand: VRM markering geeft afstand achter boot aan • Cursor diepte - de diepte en de afstand vanaf uw boot gemarkeerd door de cursor, wordt aangegeven in de databalk bovenaan het scherm. Dit geldt ook voor een VRM, maar zonder lijnen. • VRM's - voor het aangeven van de afstand achter uw boot en de diepte onder geselecteerde objecten.
Aanpassen van scrollmodus en snelheid Meten met VRM 1. 2. 3. 4. Druk op de PRESENTATION-softkey. Druk op de VRM-softkey. Switch naar ON. Pauzeer de weergave om de VRM makkelijker op het object te kunnen plaatsen. 5. Voer uw meting uit: Afstandsmeting Scroll-snelheid U kunt de snelheid aanpassen waarmee het display scrollt, maar ongeacht de scroll-snelheid wordt hetzelfde deel van de bodem getoond. Een hogere snelheid toont meer detail. Dit is handig als u vis zoekt.
Scrollen pauzeren of hervatten 1. Druk op de PRESENTATION-softkey. 2. Switch de instellingen op de SCROLL-toets. 3. Druk op OK 6.7 Plaatsen van waypoints U kunt het beeld pauzeren om een waypoint te plaatsen op een positie of een doel waarnaar u later wilt terugkeren. Als een waypoint wordt geplaatst, worden de gegevens hiervan in de waypointlijst geplaatst en wordt een verticale lijn met het label WPT in het scherm geplaatst.
6.8 Fishfinder-alarmen 6.9 Fishfinder Setup Menu Bij de fishfinder-applicatie hoort een aantal alarmmeldingen. Deze sectie beschrijft de instellingen die u met het fishfinder-menu kunt wijzigen. Het Setup Menu bevat instellingen die waarschijnlijk niet vaak gewijzigd zullen worden. • • Fish Alarms - klinkt wanneer een doel voldoet aan een gespecificeerde gevoeligheidsniveau en binnen de dieptelimiet is (indien ingeschakeld).
Handmatige frequentieselectie Openen van het Fishfinder Setup Menu Als u een frequentie handmatig selecteert, werkt de fishfinder op die vastgelegde frequentie. 1. Maak een fishfinder-venster actief. 2. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 3. Selecteer Fishfinder Setup. De frequentie beïnvloedt de uitlezing op het fishfinder-display door de penetratie van het sonarsignaal te wijzigen • Lagere frequenties scannen een breder gebied en dringen goed in het water door.
Transducerinstellingen Voorbeeld weergave-instellingen Vaartuigen in de naaste omgeving die uitgerust zijn met een fishfinder, of bepaalde fysieke omstandigheden (zoals harde zeebodems) kunnen de DSM beïnvloeden. Via de betreffende Setup Menu's kunt u hier rekening mee houden. Gain: Auto High 200 kHz: Auto Standard fishfinder image Het standaard fishfinderbeeld toont de bodem als een combinatie van karakteristieken (slib, zand, visdoelen enz) met verschillende sterktes van het sonarsignaal.
• DSM Reset Zet alle instellingen terug naar de fabrieksinstellingen. • Trip Counter Reset Zet de dagteller op nul. • Interference Rejection Verwijdert pieken die veroorzaakt worden door andere met fishfinders uitgeruste vaartuigen. • 2nd Echo Interference Rejection Fijnafstelling van de ping rate volgens niveau 2e echo. • Ping Rate Limit (per sec) Bepaalt een snelheidsbegrenzer.
Hoofdstuk 7: Sirius weather (Alleen VS) Hiervoor is een Raymarine SR50 Sirius weerontvanger nodig. Met een op uw boot geïnstalleerde Raymarine SR50 Sirius Weather Receiver en een passend abonnement kan historische, live en voorspeld weer over een wereldkaart gelegd worden. Dit kan worden gebruikt om het weer te bekijken voor uw huidige positie of voor gebieden die u wilt bezoeken. Naast dit hoofdstuk dient u de handleiding van de Sirius weerontvanger te lezen. Inhoud • 7.
7.1 Systeemvereisten 7.2 Gebruik van Sirius Weather Voordat u de weerapplicatie kunt gebruiken, dient u: • Een Sirius ID-nummer te verkrijgen. (Voor volledige informatie, zie de Sirius installatiehandleiding). • Een paginaset in te stellen voor de weerapplicatie. • De weerelementen in te stellen die u getoond wilt krijgen. • Om de A-Serie weerinformatie te laten weergeven, moet deze worden aangesloten aan een SR50 Sirius ontvanger die de juiste gegevens levert.
Specificeren van meteorologische elementen U kunt kiezen tussen weerrapporten in tekstvorm of als geanimeerde beelden voor bepaalde weerelementen. Specificeren van meteorologische elementen 1. Maak een weerscherm actief. 2. Druk op de DISPLAY GRAPHICS-softkey. 3. Selecteer een weerelement en maak de juiste instelling voor elk element waarin u geïnteresseerd bent. 4. Druk op OK. Bewegen over de weerkaart Tonen van aanvullende gegevens voor meteorologische objecten 1. Markeer het object. 2.
Stormsymbolen Stormsymbolen Tropische storm Tropische storing tropische depressie Oppervlaktedruk Hoge / lage druk (blauw & rood) Geoccludeerd front (paars) Warmtefront (rood) Koudefront (blauw) Trog (bruin) Stationair front (rood-blauw) 1010 1012 Buienlijn (rood) Neerslagtype Intensiteit (dBz) Oranje Regen 45-49 Lichtrood Regen 50-54 Donkerrood Regen 55 + Lichtblauw Sneeuw 5-19 Donkerblauw Sneeuw 20 + Lichtroze Gemengd 5-19 Donkerroze Gemengd 20 + Stormkarakteristieken D
Het temperatuurbereik van het zeeoppervlak wordt aangegeven door kleurnuances, van lage tot hoge temperaturen via blauwgroen-geel-oranje-rood. Canadese radar De Canadese radar toont de intensiteit van de neerslag in Canada. Anders dan NOWRad, toont de Canadese radar niet het type neerslag. Kleur Intensiteit (mm/hr) Transparant 0.00-0.20 Lichtgroen 0.21-1.00 Hoofdstuk 7: Sirius weather (Alleen VS) Kleur Intensiteit (mm/hr) Middelgroen 1.01-4.00 Donkergroen 4.01-12.00 Geel 12.01-24.
Gegevens tropische storm Oppervlakteobservatiestations Voor een geselecteerde storm kunnen tropische-stormgegevens getoond worden. Deze gegevens bevatten: U kunt huidige of historische weergegevens bekijken bij oppervlakteobservatiestations. De naam van de storm, het type, de datum en de tijd. • De positie, de richting en de verplaatsingssnelheid van de storm. • De druk, de maximum windsnelheid en windvlagen.
Wind Golven Deze optie toont de huidige windrichting en -kracht. U kunt kiezen (met het Weather Setup Menu) om het windsymbool te tonen als pijl of als weerhaak. Windpijlen geven een indicatie van de windsnelheid - hoe groter de pijl des te sterker de wind. Deze optie geeft informatie over de golfperiode, de golfrichting en de golfhoogte. Weerhaken geven een meer precieze weergave van de windsnelheid: De golfhoogte wordt getoond in 16 niveaus: Golfhoogten Voorbeeld tek.
Oppervlaktedruk 7.3 Geanimeerde weerbeelden Deze optie toont de gegevens over de oppervlaktedruk met gebruik van standaard meteorologische symbolen. Met de geanimeerde weerfunctie kunt u een actuele animatie zien van: Voorbeeld tek. • De voorspelling voor wind- en golfactiviteiten of oppervlaktedruk. • The historische buienradar (NOWRad). U kunt geen informatie tonen door de cursor over een symbool te bewegen wanneer een animatie actief is.
7.4 Weergeven van weerrapporten Watchbox-waarschuwingen U hebt de beschikking over de volgende weerrapporten: Als een waarschuwing voor een tornado of een onweer ontvangen wordt, genereert het systeem een watchbox-waarschuwing: • Tropeninformatie. • Waarschuwingen voor zeevaart • Voorspellingen mariene gebieden. • Watchbox-waarschuwingen. Type waarschuwing en periode waarvoor de waarschuwing geldig is.
7.5 Foutafhandeling Tonen van marine watchboxes Als de watchboxfunctie op ON staat (standaard), worden die gebieden waarvoor een watchbox actief is op de weerkaart gemarkeerd als een rode polygoon. D8608_1 Watchbox attentie waarschuwingsgebied Tonen of verbergen van watchboxes 1. Druk op de PRESENTATION-softkey. 2. Switch naar de gewenste setting op de WATCHBOX-softkey.
2. Selecteer Weather Setup-menu. FUNCTIE OPTIE Sirius Weather User ID Beschrijft de Weather ID die van Sirius verkregen is en is ingesteld op uw display. (zoals geïnformeerd) Windsymbool Beeld gebruikt als windsymbool Pijl Windhaak Marine Watchbox Alarmen Schakelt alarmen in wanneer watchbox uitkomt.
104 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8: Sirius Audio (alleen VS) Hiervoor is een Raymarine SR50 Sirius weerontvanger nodig. Als u een Sirius SR50 dataontvanger geïnstalleerd hebt, kunt u het A-Serie systeem gebruiken om radiouitzendingen per satelliet te regelen. Raadpleeg de documentatie van de SR50 voor informatie met betrekking tot installatie. Inhoud • 8.1 Gebruik van Sirius Radio op pagina 106 • 8.2 Kinderslot op pagina 109 • 8.
8.1 Gebruik van Sirius Radio Sirius Radio gaan gebruiken 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 2. Selecteer Sirius Satellite Radio uit de getoonde opties. Het scherm Sirius Radio Control wordt geopend: Informatie op het Sirius Radio Control scherm: • Naam huidig kanaal, nummer en categorie • Afspeelgegevens voor het huidige kanaal • Datum en tijd • ID ontvanger en signaalsterkte Gebruik de softkeys en het trackpad om de audiofuncties te regelen.
Afstemmen op een kanaal Filteren van categorieën In het scherm Sirius Control stemt u af op kanalen met behulp van het trackpad of de alfanumerieke toetsen. 1. In het Browse-scherm drukt u op de FILTER BY-softkey. 2. Druk op de SELECT CATEGORY-softkey. 3. Gebruik het trackpad om de categorie te selecteren waarin u wilt bladeren. 4. Druk op OK. Trackpad omhoog Volgend kanaal. Trackpad omlaag Vorig kanaal. Trackpad links Eerste kanaal in de vorige categorie.
4. Switch tussen verbergen en tonen met de CHANNEL SHOWN/HIDDEN of CATEGORY SHOWN/HIDDENsoftkeys. Presets U kunt maximaal 18 kanalen vooraf instellen om het afstemmen, scannen en bladeren makkelijker te maken. Om een kanaal aan een preset toe te wijzen, gebruikt u de PRESETS-softkey in het hoofdbesturingsscherm of de EDIT PRESETS-softkey in een van de volgende schermen: • Setup channels • Browse channels Kanaal naar een nieuwe preset verplaatsen 1.
8.2 Kinderslot Inschakelen blokkering 4. Druk op de CHANNEL ENABLED/LOCKED-softkey om LOCKED te laten oplichten. 5. Herhaal stap 3-4 voor elk volgend kanaal dat u wilt blokkeren. 6. Als u alle gewenste kanalen hebt geblokkeerd, drukt u op de CLEAR-toets. 7. Zorg dat het kinderslot ingeschakeld is (ON licht op op de PARENTAL LOCK ON/OFF-softkey). 8. Bij de prompt voert u uw wachtwoord in. 1. Druk op de SETUP CHANNELS-softkey. 2. Druk op de PARENTAL LOCK ON/OFF-softkey zodat ON oplicht.
Instellen van een song- of artiestwaarschuwing • Druk op de ALERTS-softkey om het scherm Edit Alerts te openen. Dit scherm toont tien favorieten en de song die op dat moment gedraaid wordt. • U kunt een favoriet uit de lijst verwijderen, de huidige song of artiest aan de lijst toevoegen of de functie uitschakelen. • U kunt ook een kanaal of een song als favoriet markeren door op de ASSIGN TO ALERT-softkey te drukken tijdens het scannen.
Hoofdstuk 9: Navtex Als er een geschikte geïntegreerde Navtex-ontvanger aan uw A-Serie Display is aangesloten, kunt u maritieme veiligheidsinformatie ontvangen en tonen, inclusief weersvoorspellingen en waarschuwingen voor de zeevaart. Belangrijke bestrijkingsgebieden zijn o.a. de Middellandse Zee, de Noordzee, kustgebieden rond Japan en gebieden rond het Noord-Amerikaanse vasteland. Naast dit hoofdstuk dient u de handleiding van uw Navtex-ontvanger te lezen. Inhoud • 9.
9.1 Instellen Navtex 9.3 Het Navtex meldingenscherm Voordat u Navtex-meldingen kunt zien, dient u Navtex in te schakelen door de NMEA-poort correct in te stellen. Als de Navtex unit correct is aangesloten, toont het systeem meldingen die worden ontvangen en die vallen binnen uw gekozen categorieën: Inschakelen van Navtex 9.2 Selecteren categorieën meldingssignaal Als het systeem voor de eerste keer wordt opgestart, geeft het signalen voor alle meldingscategorieën die in het Navtex Alert Menu staan.
9.4 Beheren Navtex-meldingen Met de beheersopties voor Navtex-meldingen kunt u: • Categorieën selecteren waarvoor de A-Serie waarschuwingen toont. • Meldingen wissen. • Sorteren van de meldingenlijst. Sorteren van de meldingenlijst. De lijst met meldingen wordt standaard gesorteerd op de datum en tijd dat de melding was ontvangen (DATE) met de meest recente melding bovenaan. Desgewenst kunt u de lijst sorteren op stationsidentificatie (STN) of meldingscategorie (CAT). Sorteren van de meldingenlijst 1.
114 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 10: AIS Vereist een aansluitbare AIS-ontvanger en VHF-marifoon. Als uw A-Serie Display is aangesloten op een geschikte Automatisch Identificatiesysteem (AIS)-ontvanger, hebt u toegang tot informatie die uitgewisseld wordt tussen andere met overeenkomstige apparatuur uitgeruste boten en kuststations. Deze informatie wordt gebruikt voor het snel, automatisch en nauwkeurig leveren van gegevens met betrekking tot gevaren en het voorkomen van aanvaringen.
10.1 Achtergrondinformatie AIS-dataklassen AIS zendt informatie uit tussen vaartuigen en walstations op VHFfrequenties op de maritieme band. Deze informatie wordt gebruikt voor het snel, automatisch en nauwkeurig leveren van gegevens om aanvaringen te vermijden. Het werkt ook in gebieden die de radar niet bestrijkt en kan kleinere (met AIS uitgeruste) vaartuigen ontdekken dan de radar. AIS-data is gedefinieerd als Klasse A of Klasse B.
10.2 Instellen AIS 10.3 Gebruik van AIS Voordat u AIS-doelen kunt zien, dient u de NMEA-poort correct in te stellen. AIS is een selecteerbare laag op de kaartapplicatie. Opstarten AIS 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt om het Setup Menu te openen. 2. Gebruik het trackpad om het menu System Setup te selecteren 3. Scroll naar beneden en selecteer het menu System Integration 4. Selecteer NMEA Port Setting 5. Kies de juiste instelling. 6. Druk op OK Inschakelen AIS-laag 1.
AIS Layer Het AIS-scherm Met het AIS Layer Setup Menu kunt u: Met AIS uitgeruste vaartuigen (of AIS 'doelen') worden getoond als driehoekige symbolen. Er kunnen maximaal 100 doelen worden getoond. Getoonde doeltypen selecteren (ALL of DANGEROUS). • AIS-veiligheidsmeldingen in- of uitschakelen. • Lijst met actieve AIS-alarmen weergeven. Tonen van het AIS Layer Setup Menu 1. Zorg dat de AIS LAYER op ON staat (zie Gebruik van AIS op pagina 117,). 2. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 3.
AIS-doelsymbolen 10.4 Veilige zones Hieronder vindt u een overzicht van AIS-doelsymbolen. Een veilige zone is een cirkelvormig gebied rond uw boot. Als een AIS-doel (d.w.z. een vaartuig dat AIS-data uitzendt) dit gebied binnenkomt, beschouwt uw A-Serie dit als gevaarlijk en zal een overeenkomstig alarm activeren. De omtrek van de veilige zone verschijnt op het scherm als een rode cirkel rond het icoon van uw vaartuig. Slapend doel Doel inactief, gevaarlijk of verloren.
Veilige-zonealarm Dit is een hoorbaar alarm dat klinkt wanneer een doel de veilige zone van uw vaartuig binnenkomt en gevaarlijk wordt. Het alarm klinkt ongeacht doelstatus, weergave of de status van het veilige gebied. De huidige status van het AIS-alarm wordt getoond door het AIS-icoon in de databalk. 10.
AIS-lijst of De AIS-lijst geeft data voor het vermijden van aanvaringen voor het gemarkeerde doel: 1. Selecteer het doel in de AIS-lijst. 2. Druk op de VIEW FULL AIS DATA-softkey. AIS Options softkey D9092_1 De AIS OPTIONS-softkey geeft een aantal configuratie-instellingen. Tonen van de AIS-lijst 1. Maak een kaartscherm actief, met AIS Layer aan. 1. Druk op de AIS OPTION-softkey. 2. Druk op de TARGET TRACKING-softkey. 3. Selecteer AIS LIST.
10.6 Meldingen en alarmen 10.7 AIS-alarmen Veiligheidsmeldingen Naast het gevaarlijk-doelalarm genereert het systeem een alarm als een gevaarlijk doel verloren raakt (dit gebeurt als het AIS-signaal van een gevolgd vaartuig meer dan 20 seconden niet ontvangen wordt). Elke keer dat u een veiligheidsmelding ontvangt, geeft het systeem u de volgende opties: • Verwijder de melding (ACKNOWLEDGE). • Plaats een waypoint om de positie van het zendende vaartuig te markeren.
Bevestigen van een AIS-alarm 1. Druk op de REMOVE MESSAGE of de VIEW AIS ALARM LISTsoftkey. 2. Bevestig de melding op uw AIS-unit. Opmerking:Alarmen blijven actief tot zij op de AIS-unit bevestigd zijn. Het alarm wordt niet afgebroken door het verwijderen van de melding of door deze toe te voegen aan de alarmlijst van uw A-Series.
124 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 11: Data- en motorcontrole De A-Serie kan data weergeven van aansluitbare apparatuur en motoren die zijn aangesloten op de NMEA- en SeaTalkng-inputs. Inhoud • 11.1 Systeemvereisten op pagina 126 • 11.2 Data-applicatie op pagina 126 • 11.3 Motorcontrole op pagina 127 • 11.4 Aanpassen van datapanelen op pagina 129 Zie ook... • www.raymarine.com voor informatie over aansluitbare motoren en betreffende software updates.
11.1 Systeemvereisten 11.2 Data-applicatie Motorvereisten De data-applicatiepagina wordt getoond als een datapaneel. Elk paneel biedt verschillende data met betrekking tot uw systeem en omgeving. • Alleen aansluitbare motoren. Voor uw motor is een NMEA 2000 interface vereist. Informeer bij de fabrikant of uw motor hiervoor geschikt is. • De meeste typen motoren hebben een verbindingskabel nodig van de motorfabrikant.
Vooraf ingestelde datapanelen 11.3 Motorcontrole De data-applicatie heeft 5 vooraf ingestelde panelen, waarvan elk een bepaalde categorie gegevens biedt. De motorcontroleapplicatie biedt gegevens met betrekking tot uw motor en hiermee samenhangende hulpmiddelen. Paneeltype Navigation Waypoint Route Fishing Sailing 25 Vessel position Active waypoint 50 75 0 50 25 0 100 100 % TTG % Fuel 1 VMG - Waypoint Depth 75 Fuel 2 Fuel Rate 11.61 gals/h Heading Speed Set/Drift Fuel Rate 13.
Instellen van motor- en tachometerwaarden 2. Druk op de overeenkomstige softkey. 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt en selecteer Panel Setup Menu. 2. Stel het aantal motoren in. 3. Stel het maximale tachometerbereik in. Temperatuur- en brandstofeenheden Vooraf ingestelde motorcontrolepanelen De motorapplicatie heeft 5 vooraf ingestelde panelen, waarvan elk een bepaalde categorie motorgegevens biedt.
11.4 Aanpassen van datapanelen U kunt elk paneel aan uw voorkeur aanpassen door een of meerdere van de volgende attributen te wijzigen: Cellen splitsen 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt en selecteer Panel Setup Menu. 2. Selecteer cel die u wilt splitsen. 3. Druk naar wens op de horizontale of verticale SPLIT CELL softkey. • Naam paneel. • Grootte en aantal datacellen. • Celdata: een cel kan alle mogelijke transducer- of intern berekende data bevatten die in NMEA of SeaTalk beschikbaar zijn.
130 A-Serie display - Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 12: Systeeminstelling en -aanpassing Dit hoofdstuk beschrijft de in het Setup Menu beschikbare instellingen. Inhoud • 12.1 Paginasets op pagina 132 • 12.2 Databalk en kompas op pagina 132 • 12.3 Kompasinstelling op pagina 133 • 12.4 GPS-status op pagina 133 • 12.5 Instellingen voor het gehele systeem op pagina 135 Zie ook Voor instructies over het gebruik van de menu's, zie Gebruik van het display op pagina 13.
12.1 Paginasets Als geen van de standaard paginasets aan uw wensen voldoet, kunt u deze wijzigen om de gewenste applicatie- en paginalayout te tonen. • Layout en split-screen indelingen • Applicaties toevoegen aan of verwijderen uit de paginasets Configureren van een paginaset 1. 2. 3. 4. Open het Setup-systeemmenu. Open het scherm Select Page Set. Markeer de paginaset die u wilt bewerken. Druk op de overeenkomstige softkey: EDIT PAGE SET RENAME PAGE SET RESET TO DEFAULT PAGES 5.
Datagroepen Data (afkortingen tussen haakjes) VAARTUIG Vaartuigpositie (Ves Pos) Grondkoers/Grondsnelheid (COG/SOG) Koers Snelheid Goedgemaakte windsnelheid (VMG Wind) Goedgemaakte waypoint-snelheid (VMG Wpt) Afstandslog Log Afstand Grondlog/Afstand 1 Grondlog Afstand over grond 1 Afstand over grond 2 Afstand over grond 3 Afstand over grond 4 Roer NAVIGATIE Koersafwijking (XTE) Waypoint (WPT) DIEPTE Diepte OMGEVING Druk Luchttemperatuur (Air Temp) Zeetemperatuur (Sea Temp) Instellen afwijking WIND
Voor elke gevonden satelliet toont dit scherm: Horizontal Dilution of Position (HDOP) is een mate van GPSnauwkeurigheid; een hoger getal geeft een grotere positie-afwijking aan. In ideale omstandigheden ligt het getal in de buurt van 1.0. • satellietnummer • signaalsterktebalk • status • azimuth-hoek • elevatiehoek • Een hemelweergave om de positie van de gevonden satellieten te tonen Satelliet differentieelsysteem Weergeven van de GPS-status 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 2.
12.5 Instellingen voor het gehele systeem De volgende tabel geeft een overzicht van de beschikbare opties onder de menu-items in het systeem. Toegang tot de systeeminstellingen 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 2. Selecteer het gewenste menu System Setup menu MENU ITEM OPTIES Position Mode Bepaalt of de positie wordt uitgedrukt in lengte- of breedtecoördinaten of in Loran TD's. Lat/Long TD’s MENU ITEM MOB Data Type BELANGRIJK: Gegist bestek wordt niet aanbevolen op de A-Serie displays.
MENU ITEM Ground Trip Reset... Zet de dagteller op nul. OPTIES Ground Trip 1 - 4 Reset Settings Reset Zet alle systeeminstellingsmenu's, inclusief paginasets en de databalk terug naar de fabrieksinstellingen. Waypoints, routes en tracks worden NIET verwijderd. Settings and Data Reset Zet alle systeeminstellingsmenu's, inclusief paginasets en de databalk terug naar de fabrieksinstellingen. Waypoints, routes en tracks worden verwijderd.
MENU ITEM OPTIES MENU ITEM OPTIES Temperature Units Selecteer de gewenste temperatuureenheid Fahrenheit Celsius Pressure Units Selecteer de gewenste drukeenheid Bar Psi Kpa NMEA Output Setup Hiermee kunt u individuele NMEA out sentences uitschakelen. Volume Units Selecteer de gewenste volume-eenheid US Gallons Imp Gallons Litres APB, BWC, BWR, DBT, DPT, GGA, GLL, MTW, RMA, RMB, RMC, RSD, RTE, TTM, VHW, VLW, VTG, WPL, ZDA System Integration Setup Menu.
Toegang tot de alarminstellingen 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt. 2. Selecteer het Alarm Setup-menu. 3. Selecteer de correcte alarmcategorie. System Alarms Setup Systeemalarmen klinken in alle applicaties. MENU ITEM OPTIES Anchor Alarm Schakelt het ankeralarm in en uit. OFF ON Anchor Alarm Radius Als het Anchor Alarm op ON staat, gaat het alarm af wanneer u verder van uw ankerpositie wegdrijft dan de gespecificeerde afstand.
MENU ITEM OPTIES MENU ITEM OPTIE Offtrack Alarm Schakelt het afwijkingsalarm in en uit. OFF ON OFF ON Offtrack Alarm XTE Als het Offtrack Alarm op ON staat, gaat een alarm af wanneer de XTE voor een huidige navigatie de door u gespecificeerde waarde overschrijdt. 0,3nm 0,01 - 9,99nm (of het equivalent geselecteerd in de Distance Unit) Shallow Depth Alarm Schakelt het ondieptealarm in en uit. Als er geen DSM is aangesloten, kan dit niet ingesteld worden.
AIS Alarms Setup Dangerous Targets Alarm Schakelt de alarmen voor gevaarlijke doelen in of uit. Wanneer dit op OFF staat, wordt het 'AIS alarm off'-icoon in de statusbalk getoond. OFF ON AIS Alarm List Geeft de identiteit, beschrijving, tijd en bevestiging van alarmmeldingen die ontvangen zijn van een AISontvanger. Weergave-instelling MENUOPTIE OPTIES Softkey Autohide Bepaalt of de werkbalk automatisch verborgen wordt als deze gedurende 10 seconden niet gebruikt is.
Hoofdstuk 13: Opslaan van gegevens en elektronische / CFkaarten CF (CompactFlash) kaarten vergroten de mogelijkheden van uw A-Serie Multifunction Display. Deze kaarten bieden een uitbreiding van uw cartografie met elektronische Navionics-kaarten en dienen tevens als opslagmedium voor routes, waypoints en andere gegevens. Inhoud • 13.1 Kaartgebruik en informatie op pagina 142 • 13.2 Opslaan en ophalen van gegevens op pagina 144 • 13.
13.1 Kaartgebruik en informatie per gebied en schaal verschillend. De gebruikte schaal wordt aangegeven in de statusbalk - het nummer is de afstand in zeemijlen van de bovenkant van het kaartscherm tot de onderkant. LET OP: CompactFlash-kaarten Als u de CompactFlash-kaarten installeert, zorg dan dat u de kaart op de goede manier in het apparaat schuift. De kaart mag NIET in positie geforceerd worden; dit kan leiden tot onherstelbare schade aan de kaart.
Gebruik van het kaartslot klik hoort. Verwijderen van een CompactFlash-kaart Verwijder de kaart alleen wanneer de melding CF Card Removal wordt getoond. Verwijderen van de kaart terwijl u niet in het Setup Menu bent, kan leiden tot een systeem crash en/of verlies van gegevens. Verwijderen van de CompactFlash-kaart terwijl de machine aanstaat: D11369-1 Invoeren van een CompactFlash-kaart Deze kaarten kunnen worden ingevoerd en verwijderd terwijl een kaart getoond wordt.
13.2 Opslaan en ophalen van gegevens Op een CompactFlash-kaart kunt u gegevens archiveren om deze veilig te bewaren of later weer op te halen. Ook kunt u gegevens ook overbrengen naar een ander medium of PC, met behulp van NMEA. Als de navigatie actief is, kunt u ook waypoints, routes en tracks van een PC, SeaTalk en NMEAapparatuur ontvangen (zie pagina 145). Gebruik uw Navionics-kaart niet voor het opslaan en ophalen van gegevens, aangezien hierdoor de cartografie gewist kan worden of corrupt kan raken.
13.3 Versturen en ontvangen van gegevens per computer U kunt waypoints of routes naar en van andere apparatuur of PC versturen en ontvangen met behulp van NMEA. Met een RayTech 6.0’s planner kunt u waypoints en routes versturen via een CF-geheugenkaart. Voor dergelijke procedures dient te PC aangesloten te zijn op de NMEA-poort van het display via een seriële datakabel. Overbrengen of ontvangen van informatie van een computer 1. Houd de PAGE/MENU-knop ingedrukt om het System Setup Menu te tonen. 2.
Uitgeschakelde gegevens/functies Wijzigen van een wachtwoord Als de wachtwoordbeveiliging ON is en u hebt geen password ingevoerd, dan kunt u: 1. Selecteer Change Password in het Waypoint Password Setup-menu. • Geen waypoint- en route-informatie zien. • Geen waypoints of routes bewerken. • Niet naar een bestaande waypoint gaan. • Geen route volgen. • Geen waypoints op het scherm zien (zelfs niet wanneer de SHOW/HIDE-status op SHOW staat).
Hoofdstuk 14: Onderhoud en foutafhandeling Dit hoofdstuk beschrijft onderhoud en foutafhandeling voor het A-Serie Multifunction Display en behandelt de volgende zaken: Inhoud • 14.1 Veiligheid op pagina 148 • 14.2 Routinecontroles op pagina 148 • 14.3 Resetten van het systeem op pagina 149 • 14.4 Foutafhandeling op pagina 150 • 14.5 Contact met Raymarine op pagina 152 • 14.6 Contact opnemen met Navionics op pagina 154 • 14.
14.1 Veiligheid WAARSCHUWING: Hoogspanning Het display bevat hoogspanning. U mag de behuizing van het display NIET verwijderen om eventuele reparaties uit te voeren. WAARSCHUWING: Service en onderhoud Dit product bevat geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden kunnen worden. Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen door goedgekeurde Raymarine-dealers uitgevoerd te worden. Ongeautoriseerde reparaties kunnen gevolgen hebben voor uw garantie. 14.
zoutafzetting te verwijderen. 3. Laat het scherm aan de lucht drogen. 4. Als er vlekken achterblijven, veeg het scherm dan heel voorzichtig af met een doekje van microvezel - verkrijgbaar bij opticiens. 14.3 Resetten van het systeem Bij het schoonmaken van het scherm mag u GEEN: Na een van de twee bovenstaande resets, wordt uw systeem gereset en gaat u terug naar de opstartprocedure. • schurende middelen gebruiken, ook geen droge doek. • geen schoonmaakmiddelen, poetsmiddelen of sprays gebruiken.
Uitvoeren van een instellingen- en gegevensreset bij het opstarten: 1. Houd de meest linkse softkey ingedrukt terwijl u de unit aanzet. 14.4 Foutafhandeling Op alle Raymarine producten worden, voordat ze verpakt en verscheept worden, uitgebreide test- en kwaliteitswaarborgprogramma's uitgevoerd. Mocht er in de unit echter een defect ontstaan, raadpleeg dan de volgende tabel om de meest waarschijnlijke oorzaak en correctieve actie te vinden en terug te gaan naar normaal bedrijf.
Systeem schakelt uit Booticoon staat niet op de juiste geografische positie • Controleer of de voedingskabel onbeschadigd is en of alle aansluitingen vastzitten en vrij zijn van corrosie. • Controleer GPS-status. • Kijk of het display niet in simulatormodus staat. • Controleer de energievoorziening van de boot op defecte of foutieve aansluitingen. • Voer de functie Chart Offset uit. • Controleer of eventuele verlengkabels de juiste diameter hebben.
14.5 Contact met Raymarine Gebruik van de website Voor de meest recente informatie over Raymarine-producten kunt u de website bezoeken op www.raymarine.com. Klik op de regio waar u zicht bevindt en ga naar de pagina Customer Support voor links naar: • De plaats van de dichtstbijzijnde fabrieksservice en goedgekeurde dealer voor uw gebied. • Registreren van Raymarine producten. • Toegang krijgen tot handleidingen in Adobe Acrobat TM formaat. • Downloaden van software updates.
Houd het serienummer van de unit bij de hand als u belt. Wij doen al het mogelijke om zo snel mogelijk de reparatie uit te voeren en de unit naar u terug te sturen. Wereldwijd Neem contact op met de erkende dealer in het betreffende land op de website op www.raymarine.
14.6 Contact opnemen met Navionics Navionics Australië Voor vragen over Navionics-cartografie kunt u direct contact opnemen met Navionics via hun website www.navionics.com, of met Navionics Customer Support voor uw regio zoals hieronder weergegeven. 13/85 Reynolds Street Als u melding wilt maken van een fout of omissie op een Navionicskaart, geeft u deze informatie dan door op de website van Navionics, in de sectie Discrepance Report op http:// www.navionics.com/DiscrepancyReports.asp.
14.7 Contact opnemen met Sirius Voor vragen betreffende de Sirius Marine Weather Service neemt u contact op met: www.sirius.
156 A-Serie display - Gebruikershandleiding
DISCLAIMER_DU.fm Page 157 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM Bijlage A: Disclaimers en licenties EINDGEBRUIKERSOVEREENKOMST NAVIONICS KAARTDATA BELANGRIJKE OPMERKINGEN: LEES DEZE OVEREENKOMST VOOR U DE ELEKTRONISCHE KAARTEN GEBRUIKT DIE IN UW RAYMARINE® APPARAAT GEÏNSTALLEERD ZIJN (HET "PRODUCT").
DISCLAIMER_DU.fm Page 158 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM "Datum van eerste aankoop" betekent de datum waarop het Product is gekocht door de eerste detailhandelaar of in geval van de aankoop van een vaartuig van een door Raymarine gecertificeerde OEM waarop een nieuw Product is geïnstalleerd, de datum van een dergelijke aankoop.
DISCLAIMER_DU.fm Page 159 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM voor details), samen met een gedateerd bewijs van aankoop en een geschreven notitie met de beschrijving van de vermeende storing van de Kaartdata of de Gerelateerde Materialen, met voldoende informatie om analyse en reproductie van de storing mogelijk te maken; Navionics behoudt zich met betrekking tot de Kaartdata alle rechten voor welke niet specifiek in deze Overeenkomst opgenomen zijn.
DISCLAIMER_DU.fm Page 160 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM worden uitgesloten van de overige voorwaarden en voorzieningen die voor zover wettelijk toegestaan volledig van kracht zullen blijven. de beperkte garantie van Navionics hierboven beschreven, voor een periode van 12 maanden vanaf de dag van aankoop, ten goede komt aan de reparatie of vervanging van de Kaartdata hierin vervat.
DISCLAIMER_DU.fm Page 161 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM Sirius weather AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKING; VRIJWARING; GARANTIEDISCLAIMER AARD VAN DE SERVICE IS ADVISEREND; DE VERANTWOORDELIJKHEID LIGT BIJ DE ABONNEE A.
DISCLAIMER_DU.fm Page 162 Wednesday, February 18, 2009 12:09 PM C. WSI NOCH SIRIUS GEEFT ENIGE GARANTIE MET BETREKKING TOT DE SERVICE. DE SERVICE WORDT GELEVERD OP EEN 'AS IS' EN 'AS AVAILABLE' BASIS. WSI NOCH SIRIUS GEEFT ENIGE IMPLICIETE OF EXPLICIETE VERKLARING OF GARANTIE VAN WAT VOOR SOORT DAN OOK, INCLUSIEF, MAAR NIET BEPERKT TOT, GARANTIES VOOR GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, BEDOELD GEBRUIK OF VERHANDELBAARHEID (DIE HIER ALLE AFGEWEZEN WORDEN).
www.raymarine.