Release 10 a Series c Series e Series Installatie -en bedieningsvoorschriften Nederlands Date: 04-2014 Document nummer: 81337-10-NL © 2014 Raymarine UK Limited
Mededeling over handelsmerken en octrooien Handelsmerken en gedeponeerde handelsmerken Autohelm, hsb2, RayTech Navigator, Sail Pilot, SeaTalk, SeaTalkNG, SeaTalkHS en Sportpilot zijn gedeponeerde handelsmerken van Raymarine UK Limited. RayTalk, Seahawk, Smartpilot, Pathfinder en Raymarine zijn gedeponeerde handelsmerken van Raymarine Holdings Limited. FLIR is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR Systems, Inc. en/of haar dochtermaatschappijen.
Inhoud Hoofdstuk 1 Belangrijke informatie ..................... 9 Gecertificeerde installatie ............................................. 9 Reinigen ................................................................... 10 TFT-displays ............................................................. 10 Binnendringen van water............................................ 10 Disclaimers ............................................................... 10 Geheugen- en cartografiekaarten ..............................
8.1 Geheugen- en cartografiekaarten ........................ 100 8.2 a-serie............................................................... 100 8.3 c- en e-serie ...................................................... 101 8.4 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan................................................................... 102 8.5 Screenshots ...................................................... 106 8.6 Resetten van uw systeem...................................
18.9 Afstemmen radar: versterkingsregelaars op het scherm ......................................................... 231 18.10 Radaraanpassingen HD en SuperHD ............. 232 18.11 Aanpassingen non-HD digitale radomes........... 234 18.12 Radar gebruik bij Dual Range.......................... 236 18.13 Scansnelheid radar ........................................ 237 18.14 Radarinstellingenmenu ................................... 238 18.15 De radar resetten ...........................................
Hoofdstuk 29 Probleemoplossing ................... 347 29.1 Probleemoplossing........................................... 348 29.2 Probleemoplossing inschakelen ........................ 349 29.3 Probleemoplossing radar .................................. 350 29.4 Probleemoplossing GPS................................... 351 29.5 Probleemoplossing sonar ................................. 352 29.6 Probleemoplossing thermische camera ............. 353 29.7 Probleemoplossing systeemgegevens ............... 354 29.
Hoofdstuk 1: Belangrijke informatie Waarschuwing: Veiligheid radartransmissie Gecertificeerde installatie De radarscanner geeft elektromagnetische energie af. Zorg dat al het personeel uit de buurt van de scanner is als de radar aan het werk is. Raymarine beveelt een gecertificeerde installatie aan door een door Raymarine goedgekeurde installateur. Gecertificeerde installatie geeft het recht op uitgebreide productgarantievoordelen.
Let op: Onderhoud van cartografieen geheugenkaarten Om onherstelbare schade aan en/of verlies van gegevens van de cartografie- en geheugenkaarten te voorkomen: • Sla GEEN gegevens of bestanden op naar een kaart die cartografiebestanden bevat, omdat deze kunnen worden overschreven. • Zorg ervoor dat de cartografie- en geheugenkaarten op de juiste manier zijn geplaatst. Probeer een kaart NIET met kracht op zijn plaats te duwen.
EMC-installatierichtlijnen Apparatuur en accessoires van Raymarine voldoen aan de toepasselijke regels voor Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) om elektromagnetische interferentie tussen apparatuur en het effect daarvan op de prestaties van uw systeem te minimaliseren. Correcte installatie is vereist om te garanderen dat EMC-prestaties niet nadelig worden beïnvloed. Opmerking: In gebieden met extreme EMC-interferentie, kan enige lichte interferentie worden waargenomen op het product.
Japanse goedkeuringen Binnen de voor dit apparaat gebruikte frequentieband worden ook campusradiostations (radiostations waarvoor een licentie vereist is) en gespecificeerde laag vermogen-radiostations (radiostations waarvoor geen licentie vereist is) voor mobiele identificatie en amateurradiostations (radiostations waarvoor een licentie vereist is) gebruikt in sectoren zoals magnetronovens, wetenschap, medische apparatuur en productielijnen van andere fabrieken. 1.
Hoofdstuk 2: Document- en productinformatie Inhoudsopgave • 2.1 Informatie over de handleiding op pagina 14 • 2.2 Productoverzicht op pagina 15 • 2.3 Illustraties in de handleiding op pagina 17 • 2.
2.1 Informatie over de handleiding Deze handleiding bevat belangrijke informatie over uw multifunctionele display. De handleiding is van toepassing op de volgende derde generatie Raymarine multifunctionele displays: • a-serie • c-serie • e-serie Over deze handleiding In deze handleiding wordt de bediening van uw multifunctionele display beschreven, in combinatie met compatibele elektronische cartografie en randapparatuur.
2.2 Productoverzicht a6x-displaymodellen a6x multifunctionele displays zijn beschikbaar in de volgende modellen: Model zonder sonar a65 (E70076) a65 WiFi (E70162) Model met sonar a67 (E70077) a67 WiFi (E70163) DownVisionmodel a68 (E70206) a68 WiFi (E70207) Kenmerken • Bluetooth • Bluetooth • Interne GPS • Interne GPS • WiFi Bediening Multi-Touchtouchscreen (HybridTouch wanneer gekoppeld met een toetsenbord op afstand.
c-serie en e serie display-modellen De volgende c-serie en e-serie multifunctionele displaymodellen zijn beschikbaar: Zonder sonar Sonar Serie e7 (E62354) e7D (E62355) e-serie Bediening Kenmerken • Bluetooth. HybridTouch (Touchscreen en fysieke knoppen) • WiFi • NMEA 0183 • NMEA 2000 (via SeaTalkng) • Interne GPS. • Video-ingang. c95 (E70011) c97 (E70012) • Bluetooth. c-serie Alleen fysieke knoppen • WiFi • NMEA 0183 • NMEA 2000 (via SeaTalkng) • Interne GPS. • Video-ingang.
Overzicht Touchscreen 2.3 Illustraties in de handleiding Het touchscreen biedt een alternatief voor het gebruik van de fysieke knoppen voor het bedienen van uw multifunctionele display. De illustraties en screenshots in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van uw display-model. U kunt alle functies starten met behulp van het touchscreen Opmerking: Raymarine beveelt u ten zeerste aan dat u zichzelf vertrouwd maakt met het bedienen van het Touchscreen wanneer uw schip voor anker of aangemeerd ligt.
2.4 Gebruikte regels voor de handleiding De volgende regels zijn in deze handleiding gebruikt wanneer wordt gerefereerd aan: Type Pictogrammen Voorbeeld Regel De term "selecteren" wordt gebruikt voor acties met pictogrammen en heeft betrekking op het selecteren van een pictogram op het scherm, óf door deze aan te raken, óf met behulp van fysieke knoppen. • Aanraken — druk met uw vinger op het pictogram om hem te selecteren.
Waypoint (MOB)-knop/-pictogram Afhankelijk van het model multifunctionele display heeft u een Waypoint (MOB)-knop of een pictogram op het scherm. WPT-knop • c-serie • e-serie • RMK-9-toetsenbord WPT-pictogrammen • a-serie • gS-serie In deze handleiding staat de term: Selecteer WPT voor het indrukken van de fysieke WPT-knop of het indrukken van het WPT-pictogram op het scherm.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 3: De installatie plannen Inhoudsopgave • 3.1 Systeemintegratie op pagina 22 • 3.2 Installatiechecklist op pagina 27 • 3.3 Systeemlimieten op pagina 27 • 3.4 Overzicht Multipele gegevensbronnen (MDS) op pagina 28 • 3.5 Het type van uw display vaststellen op pagina 28 • 3.6 Beperkingen voor netwerken op pagina 29 • 3.7 Typische systemen op pagina 30 • 3.8 Protocollen op pagina 32 • 3.9 Datamaster op pagina 33 • 3.10 Meegeleverde onderdelen bij Nieuwe a-serie op pagina 33 • 3.
3.1 Systeemintegratie Uw multifunctionele display is compatibel met een groot aantal maritieme elektronica-apparaten. 1 2 3 5 4 Display True/App VMG 7 6 8 0 Tack 0 9 000 0 AUDIO 0 ANTENNA 0 00 0 NETWORK 17 10 11 18 12 13 19 15 14 20 21 INTCM 16 22 P OWER 0 23 24 D12244-4 Het display gebruikt een aantal protocollen voor het verzenden van gegevens tussen de verschillende apparaten in uw systeem.
Artikel Apparaattype Maximum aantal Geschikte apparaten Verbindingen 4 GPS (extern) — Raymarine 1 Iedere combinatie van de onderstaande componenten: SeaTalk, SeaTalkng, of NMEA 0183 • RS130 • Raystar125 GPS • Raystar125+ GPS (via optionele SeaTalk naar SeaTalkng-converter) 5 Instrumenten — Raymarine Bepaald door de busbandbreedte en de voedingsbelasting van SeaTalkng.
Artikel Apparaattype Maximum aantal Geschikte apparaten Verbindingen 10 Video/camera • a-serie = 0 Composite PAL- of NTSC-videobron BNC-connectoren IP-camera van derden Via SeaTalkhs-netwerk. • e7-, e7D-, c-serie = 1 • 10 IP-camera — andere fabrikanten e-serie (met uitzondering van e7 en e7D) = 2 Meerdere Opmerking: Er kan slechts 1 IP-camera tegelijkertijd worden bekeken.
Artikel 17 Apparaattype Maximum aantal Geschikte apparaten Verbindingen Raymarine Sirius maritieme weer-/satellietradioontvanger (alleen Noord-Amerika) 1 SeaTalkhs: SeaTalkhs, SeaTalkng. • SR150 • SR100 • SR6 SeaTalkng: • SR50 18 Extra multifunctionele display(s) — Raymarine 9 3de generatie Raymarine multifunctionele displays SeaTalkhs (aanbevolen): SeaTalkhs.
Artikel 23 Apparaattype Maximum aantal Geschikte apparaten Verbindingen Fusion-entertainmentsystemen Meerdere Fusion 700-entertainmentsystemen: SeaTalkhs • MS-IP700 • MS-AV700 24 26 PC / laptop 1 Windows-compatibele PC of laptop met Raymarine Voyager-planningsoftware.
3.2 Installatiechecklist 3.3 Systeemlimieten Installatie omvat de volgende werkzaamheden: De volgende limieten zijn van toepassing op het aantal systeemcomponenten dat kan worden aangesloten in een Raymarine multifunctioneel display-systeem. Installatietaak 1 Plan uw aanpak Component Maximum 2 Verzamel alle vereiste apparatuur en gereedschappen Zet alle apparatuur op hun toekomstige plaats Maximum aantal SeaTalkhsapparaten 25 3 4 Leg alle kabels uit.
3.4 Overzicht Multipele gegevensbron- 3.5 Het type van uw display vaststellen nen (MDS) Om te bepalen welk model uw display is volgt u de onderstaande Installaties met meerdere gegevensbronnen kunnen gegevensconflicten veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is een installatie met meer dan één bron met GPS-gegevens. stappen: MDS helpt u bij het beheren van conflicten met de volgende soorten gegevens: • GPS-positie. • Koers. • Diepte. • Snelheid. • Wind.
3.6 Beperkingen voor netwerken Productafbeelding De 3de generatie LightHouse-ondersteunde multifunctionele displays van Raymarine (a-serie, c-serie, e-serie en gS-serie) kunnen via een netwerk worden gekoppeld. Multifunctioneel display Generatie G-serie 2de generatie E-Wide-serie 2de generatie C-Wide-serie 2de generatie E-serie Classic 1ste generatie C-serie Classic 1ste generatie Algemeen • Multifunctionele displays dienen te worden aangesloten met behulp van SeaTalkhs.
3.7 Typische systemen De onderstaande illustraties laten voorbeelden zien van mogelijke systeemconfiguraties, voor meer informatie over compatibele Raymarine-apparaten kunt u de sectie Systeemintegratie raadplegen. Opmerking: In de onderstaande voorbeelden kunnen de multifunctionele displays alle 3de generatie multifunctionele displays van Raymarine zijn, bijv. a-serie, c-serie, e-serie of gS-serie. Voorbeeld: basissysteem 2 1 3 4 5 0 SeaTalkhs / RayNet 6 SeaTalkhs / RayNet SeaTalkng D12245-3 1.
Voorbeeld: basissysteem met display zonder sonar 2 1 3 4 5 0 SeaTalkhs / RayNet SeaTalkng D12590-2 1. Multifunctioneel display 2. Sonarmodule 3. Sonartransducer 4. Evolution-stuurautomaat 5. SeaTalkng-stuurautomaatbediening Voorbeeld: uitgebreid systeem 5 12 6 7 4 8 9 SeaTalkng 3 SeaTalkng 2 SeaTalkng 1 SeaTalkhs / RayNet SeaTalkng 10 15 SeaTalkhs / RayNet 12 DeviceNet 14 12 13 11 SeaTalkhs / RayNet SeaTalkhs / RayNet SeaTalkhs / RayNet D12247-2 1. Radarscanner 2. Weersensor 3.
3.8 Protocollen Uw Breedbeeld Multifunctionele Display kan worden aangesloten op diverse instrumenten en displays om informatie te delen en zo de functionaliteit van het systeem te vergroten. Deze aansluitingen kunnen met een aantal verschillende protocollen gemaakt worden.
3.9 Datamaster Ieder systeem met meer dan één via een netwerk aangesloten multifunctioneel display moet een datamaster toegewezen hebben gekregen. De datamaster is het display dat fungeert als primaire gegevensbron voor alle displays, het handelt ook alle externe informatiebronnen af. De displays kunnen bijvoorbeeld koersinformatie nodig hebben van de stuurautomaat- en GPS-systemen, die normaal gesproken wordt ontvangen via een SeaTalkng- of NMEA-verbinding.
3.11 Meegeleverde e7 / e7D-onderdelen 3.12 Meegeleverde onderdelen Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie De hieronder getoonde onderdelen worden meegeleverd met het e7/e7D multifunctionele display. De hieronder getoonde onderdelen worden meegeleverd met de Nieuwe c-serie en de Nieuwe e-serie multifunctionele displays (met uitzondering van e7 en e7D). 5 4 3 2 1 4 x4 x4 6 3 x4 9 2 5 7 6 1 8 7 D12170-4 1. Zonnekap. D12248-2 2. Instrumentrand voorzijde. 1. Zonnekap. 3. Multifunctioneel display.
3.13 Benodigd gereedschap voor de installatie 3.14 Een locatie selecteren Waarschuwing: Potentiële ontstekingsbron Dit product is NIET goedgekeurd voor gebruik in een gevaarlijke/brandbare omgeving. Installeer dit product NIET in een gevaarlijke/brandbare omgeving (zoals een machinekamer of in de buurt van brandstoftanks). 1 2 Algemene vereisten voor plaatsing Bij het kiezen van een plaats voor uw product dient u een aantal factoren in overweging te nemen.
Scheepsconstructie 1 2 6 250 (9.8 mm 4 in ) 200 (7.8 mm 7 in ) mm 500.7 in) 9 1 ( De constructie van uw schip kan van invloed zijn op de GPS-prestaties. De nabijheid van zware contructies zoals een constructieplaat, of de binnenkant van grotere schepen kunnen bijvoorbeeld zorgen voor een verminderd GPS-signaal. Voordat u apparatuur met een interne GPS-antenne onderdeks plaatst, adviseren wij u professioneel advies in te winnen en het gebruik van een externe GPS-antenne bovendeks te overwegen.
e7 / e7D e95 / e97 / c95 / c97 e125 / e127 / c125 / c127 e165 A 233 mm (9,17 in.) 289,6 mm (11,4 in.) 353,6 mm (13,92 in.) 426 mm (16,8 in.) B 144 mm (5,67 in.) 173,1 mm (6,81 in.) 222 mm (8,74 in.) 281,4 mm (11,1 in.) C 30 mm 1,18 in.) 31,4 mm (1,24 in.) 31,9 mm (1,26 in.) 31,4 mm (1,24 in.) D 63,5 mm (2,5 in.) 63,9 mm (2,5 in.) 68,9 mm (2,71 in.) 69,8 mm (2,75 in.) E 177 mm (6,97 in.) 212 mm (8,35 in.) 256,5 mm (10,1 in.) 292 mm (11,5 in.) F 160 mm (6,29 in.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 4: Kabels en aansluitingen Inhoudsopgave • 4.1 Algemene kabelleiding op pagina 40 • 4.2 Overzicht aansluitingen op pagina 41 • 4.3 Voedingsaansluiting — Nieuwe a-serie op pagina 42 • 4.4 Voedingsaansluiting — Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie op pagina 44 • 4.5 Netwerkverbindingen op pagina 46 • 4.6 GPS-verbinding op pagina 53 • 4.7 AIS-verbinding op pagina 53 • 4.8 Verbinding voor snelle koersbepaling op pagina 54 • 4.9 SeaTalkng-verbindingen op pagina 54 • 4.
4.1 Algemene kabelleiding Kabeltypen en -lengtes Het is belangrijk kabels te gebruiken van het juiste type en met de juiste lengte. • Tenzij anders aangegeven, dient u alleen standaardkabels van het correcte type te gebruiken, die zijn geleverd door Raymarine. • Zorg dat eventuele kabels die niet van Raymarine zijn, de juiste kwaliteit en kabeldikte hebben.
4.2 Overzicht aansluitingen 0 0 Informatie over de aansluitingen die beschikbaar zijn op Raymarine multifunctionele displays wordt hieronder gegeven.
4.3 Voedingsaansluiting — Nieuwe a-serie 0 4 1 0 0 Voedingskabel Het display wordt geleverd met een voedingskabel die indien nodig kan worden verlengd. Beschikbare voedingskabels Voor vlakke inbouwmontage is er een haakse voedingskabel beschikbaar (niet meegeleverd).
Aansluiting accu met RF-aarde - + 1 Als uw schip geen distributiepaneel heeft, dan kan uw product direct worden aangesloten op de accu waarbij de aardingsdraad wordt aangesloten op het RF-aardingspunt van het schip. 2 3 1 2 3 6 4 5 7 D13018-1 1. Plus (+) van de voeding van het schip 4 2. Min (-) van de voeding van het schip 4 3. Inline zekering (als de voedingskabel van uw product geen geïntegreerde zekering heeft, dan moet een inline zekering worden geplaatst.) 1 Positieve (+) pin 4.
4.4 Voedingsaansluiting — Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie Voedingskabel Het display wordt van spanning voorzien met een gecombineerde voedings- en datakabel die indien nodig kan worden verlengd.
1 2 4. * Aardingsdraad aangesloten op de negatieve pool van de voeding van het schip. 3 5. Voedingskabel van het product 6. Scheepsaccu 4 Opmerking: * Alleen van toepassing op producten waarvan de voedingskabel beschikt over een aardingsdraad. 5 6 7 D13017-1 Een stroomonderbreker delen 1. Plus (+) van de voeding van het schip 2. Inline zekering. (Als de voedingskabel van uw product geen geïntegreerde zekering heeft, dan dient een inline zekering te worden geplaatst.
4.5 Netwerkverbindingen Netwerkverbinding U kunt compatibele apparaten aansluiten op uw multifunctionele display met behulp van de netwerkconnector(en) aan de achterkant van de unit. 1 2 Een typisch netwerk met digitale apparaten kan de volgende componenten bevatten: 3 • Tot 6 Raymarine multifunctionele displays. • Digitale Raynet- of SeaTalkhs-apparaten zoals een sonarmodule en radarscanner. 4 • Thermische of IP-camera's.
RJ45 SeaTalkhs-radarkabelverbinding Radar aangesloten via een Raymarine-netwerkswitch Om een radar aan te sluiten met behulp van een RJ45 SeaTalkhs-radarkabel zijn aanvullende onderdelen vereist. 1 2 1 2 3 3 4 D12884-1 1. RJ45 SeaTalkhs-radarkabel. 2. RayNet naar RJ45 SeaTalkhs-adapterkabel. 5 6 3. SeaTalkhs-crossover-koppeling. Dxxxxx-x 1. Radarscanner. 2. Raymarine-netwerkswitch. 3. RayNet-kabel. 4. RayNet-radarkabel. 5. VCM (Voltage Converter Module) — vereist voor Open Arrays. 6.
1 2 3 4 D12254-1 1. Radarverlengkabel. 2. Digitale radarkabel voor voeding en gegevens. 3. Raymarine-netwerkswitch (of crossover-koppeling wanneer de radar direct op het display wordt aangesloten). 4. RayNet-kabel (of RayNet naar SeaTalkhs-kabel wanneer aangesloten via crossover-koppeling). Opmerking: De verlengkabel wordt aangesloten op de radarscanner. Opmerking: De voedingsaansluiting wordt NIET getoond in het schema.
elektronicasystemen. De multifunctionele displays met sonar beschikken over een ingebouwde sonar, waarmee u het display direct kunt aansluiten op een compatibele sonartransducer. Modellen zonder sonar dienen te worden aangesloten op een externe Raymarine sonarmodule. Interne en externe sonars dienen te worden aangesloten op een compatibele sonartransducer. • Sonartransducer-verbinding — geeft sonarsignalen aan de sonarmodule. 4. CP450C CHIRP-sonarmodule 5.
1. Aansluitingenpaneel aan de achterkant van het multifunctionele display (modellen zonder sonar). Aansluiting T200-serie thermische camera 2. Raymarine-netwerkswitch (alleen vereist wanneer er meer dan één apparaat wordt aangesloten met behulp van SeaTalkhs / RayNet). 2 1 3. RayNet-kabel. 4. Raymarine-sonarmodule. 4 3 5. Sonartransducerkabel. 5 6. Sonartransducer. D12839-1 Minn Kota-sonartransducerverbinding via optionele adapterkabel (alleen multifunctionele displays met sonar) 1.
Kabels thermische camera Vereisten voor de kabels van thermische camera's. Camera naar netwerkschakelaar 1 2 Er is een netwerk-patchkabel nodig om de camera aan te sluiten op de netwerkschakelaar. De aansluiting tussen het kabeleinde van de camera en de netwerkschakelaar wordt gemaakt met behulp van een koppeling (meegeleverd met de camera). Netwerk-patchkabels zijn verkrijgbaar in verschillende lengten.
Fusion link-aansluiting Netwerkverbinding U kunt een Fusion 700 maritiem entertainmentsysteem aansluiten op uw multifunctionele display. 2 1 Directe aansluiting 3 3 4 4 5 2 1 D12741-1 6 1. Multifunctioneel display. 2. Fusion-systeem. 3. RayNet naar SeaTalkhs-kabel. 4. Fusion-ethernetconnector. Directe aansluiting op via netwerk verbonden multifunctionele displays 1 3 2 6 D12740-1 1. Netwerkswitch. 4 2. Fusion-systeem. 3. RayNet naar SeaTalkhs-kabel. 4. Fusion-ethernetconnector. 5.
4.6 GPS-verbinding 4.7 AIS-verbinding Afhankelijk van het model van uw display kan uw multifunctionele display over een interne GPS-ontvanger beschikken. Wanneer nodig kan het multifunctionele display ook worden aangesloten op een externe GPS-ontvanger, met behulp van SeaTalkng of NMEA 0183. Er kan een compatibel AIS worden aangesloten met behulp van SeaTalkng of NMEA 0183. Aansluiten met behulp van SeaTalkng 2 1 GPS-verbinding — SeaTalkng 1 2 SeaTalkng D12149-1 1. Multifunctioneel display.
4.8 Verbinding voor snelle koersbepaling Als u MARPA-functies (radarobjectontvangst) wilt gebruiken op uw multifunctionele display hebt u één van de onderstaande nodig: 4.9 SeaTalkng-verbindingen Het display kan worden aangesloten op een SeaTalkng-netwerk. Het display kan SeaTalkng gebruiken om te communiceren met: • SeaTalkng-instrumenten • SeaTalkng-stuurautomaten • Een stuurautomaat verbonden met een multifunctioneel display via SeaTalkng of NMEA 0183.
4.10 NMEA 2000-aansluiting 4.11 SeaTalk-verbinding Het display kan gegevens ontvangen van NMEA 2000-apparaten (bijv. gegevens van compatibele motoren). De NMEA2000-aansluiting wordt verbonden met behulp van SeaTalkng en de juiste adapterkabels. U kunt SeaTalk-apparaten aansluiten op uw multifunctionele display met behulp van de optionele SeaTalk naar SeaTalkng-converter.
4.12 NMEA 0183-aansluiting NMEA 0183-apparaten kunnen direct worden aangesloten op Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie multifunctionele displays met behulp van de voeding- en gegevenskabel.
4.13 a-serie naar NMEA 0183 DSC-marifoonverbinding 4.14 Camera-/videoverbinding Voor het a-serie multifunctionele display is een NMEA 0183 naar SeaTalkng-converter en een gevoede SeaTalkng-backbone nodig om verbinding te kunnen maken met een NMEA 0183 DSC-marifoon. 3 1 4 5 — — + + 2 6 12 V dc 8 12 V dc 10 Opmerking: Video-apparaten kunnen niet direct worden aangesloten op Nieuwe a-serie multifunctionele displays.
4.15 Camera/video in-uit-verbinding Er kan een camera/video-apparaat of extern display worden aangesloten op Nieuwe e-serie multifunctionele displays (met uitzondering van e7 / e7D) met behulp van de speciale video in/uit-connector. Opmerking: Nieuwe a-serie en Nieuwe c-serie multifunctionele displays hebben geen speciale video in/uit-connector.
4.16 Aansluiting mediaspeler U kunt uw multifunctionele display gebruiken voor de draadloze bediening van een Bluetooth-compatibele mediaspeler (zoals een smartphone). De mediaspeler moet compatibel zijn met Bluetooth 2.1+ EDR power class 1.5 (ondersteund profiel: AVRCP 1.0) of hoger. 1 2 3 9. Selecteer Koppelen (of een vergelijke optie) op het externe media-apparaat om het koppelingsverzoek te accepteren.
Opmerking: Op Nieuwe c-serie multifunctionele displays worden wel audioregelaars weergegeven op het scherm, maar u kunt er niet mee werken. Om de audio te regelen dient u een aangesloten RCU-3 te gebruiken. Een Bluetooth-apparaat ontkoppelen Wanneer u problemen hebt bij het gebruik van een Bluetooth-apparaat met een multifunctioneel display kan het nodig zijn het apparaat (en alle andere gekoppelde Bluetooth-apparaten) te ontkoppelen en de koppelprocedure opnieuw uit te voeren.
7. Houd de OMHOOG- en OMLAAG-knoppen op uw afstandsbediening gedurende 10 seconden tegelijk ingedrukt. 8. Selecteer de afstandsbediening in de lijst met apparaten. 9. Druk wanneer daarom wordt gevraagd op de pijlknop op uw afstandsbediening die u wilt configureren als de OMHOOG-knop. De andere pijlknop wordt automatisch geconfigureerd als de OMLAAG-knop. Als de apparaten zijn gekoppeld wordt het bericht “Koppeling geslaagd” weergegeven.
4.18 Functies van de afstandsbediening Kn o p p e n Pijlknoppen Snelknop Be re ik of Ko p p e le n S e le c te re n D12051-2 Knop Kaart Standaard functies: Bereik / zoom Toepassing waarin de functie beschikbaar is: Radar Fishfinder Weer Home-venster • Druk op de pijlen OMHOOG of OMLAAG voor directe respons. • Houd de pijlen OMHOOG en OMLAAG ingedrukt voor continue respons.
Knop Het Home-venster openen. SNELKNOP Schakelen tussen actieve toepassingen (alleen beschikbaar wanneer er meerdere toepassingen worden weergegeven). SNELKNOP Toepassing waarin de functie beschikbaar is: De RCU opnieuw aansluiten 1. Wanneer u de RCU-3 koppelt met een multifunctioneel display wordt een draadloze verbinding gemaakt. 2. Wanneer u het multifunctionele display uitzet verliest u de verbinding met de RCU-3 na 10 minuten. 60 5 55 10 50 15 45 M inutes 20 40 35 25 30 = > 10 Minutes 3.
4.19 WiFi-verbindingen Opmerking: Verbinding Raymarine mobiele app U kunt een compatibele tablet en smartphone gebruiken als draadloos repeater-display of afstandsbediening voor uw multifunctionele display. Met Raymarine apps kunt u wat u ziet op uw multifunctionele display streamen naar een compatibel apparaat of op afstand bedienen met behulp van een Wi-Fi-verbinding. Om deze functie te gebruiken dient u eerst: • Ervoor te zorgen dat uw apparaat compatibel is met de app die u wilt gebruiken.
Hoofdstuk 5: Montage Inhoudsopgave • 5.1 Montage - Nieuwe a-serie op pagina 66 • 5.
5.1 Montage - Nieuwe a-serie Opmerking: De meegeleverde pakking zorgt voor afdichting tussen de unit en een voldoende vlak en stevig montageoppervlak of behuizing. De pakking dient bij alle installaties te worden gebruikt. Het kan ook nodig zijn een voor de scheepvaart geschikte kit te gebruiken als het montageoppervlak niet volledig vlak of stevig is, of een ruwe afwerking heeft. Montage Het display kan in een paneel worden gemonteerd.
er daarbij voor dat de clips langs de onderrand van de instrumentrand op hun plaats klikken. 3. Oefen in één krachtige beweging druk uit met uw duimen op de buitenste rand van het display en trek de instrumentrand met uw vingers naar u toe. De instrumentrand moet nu gemakkelijk loskomen van het display. D12586-1 4. Zorg ervoor dat de instrumentrand correct is uitgelijnd met het display, zoals te zien is op de tekening. 5. Oefen stevige maar gelijkmatige druk uit op de instrumentrand langs de: i.
5.2 Montage - Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie De instrumentrand aan de achterzijde verwijderen U dient de instrumentrand aan de achterzijde te verwijderen voordat u het display in een paneel kunt inbouwen. Opmerking: Deze stappen zijn niet van toepassing op de e165 omdat daarvoor geen instrumentrand aan de achterzijde nodig is. 1. Verwijder de instrumentrand aan de voorzijde. Raadpleeg de afzonderlijke instructies voor deze procedure. 3 D12271-2 1 e7 / e7D 2 D12184-3 2.
ii. Binnenranden - let erop dat de instrumentring vlak tegen de unit aanzit. 2 1 e7 / e7D 3 D12183-3 3. Gebruik de meegeleverde schroeven om de instrumentrand vast te zetten op het display (alleen e7 en e7D). Montage van de beugel (flens) Het display kan worden gemonteerd op een flensbeugel. Opmerking: De montagebeugel wordt meegeleverd met de e7- en e7D-displaymodellen, voor alle andere displaymodellen is de montagebeugel een optionele accessoire.
De instrumentrand moet nu gemakkelijk loskomen van het display. D12274-1 4. Zorg ervoor dat de instrumentrand correct is uitgelijnd met het display, zoals te zien is op de tekening. 5. Oefen stevige maar gelijkmatige druk uit op de instrumentrand langs de: i. buitenranden - werk vanaf de zijkanten naar boven en dan langs de bovenrand, en zorg ervoor dat het stevig op zijn plek vastklikt. ii.
Hoofdstuk 6: Beginnen Inhoudsopgave • 6.1 Voeding van het display op pagina 72 • 6.2 Bediening Nieuwe a-serie op pagina 72 • 6.3 e7 / e7D-bediening op pagina 73 • 6.4 Bedieningen c95 / c97 / c125 / c127 / e95 / e97 / e125 / e127 / e165 op pagina 73 • 6.5 Overzicht Home-venster — displays met alleen touchscreen op pagina 75 • 6.6 Overzicht Home-venster — c-serie/e-serie op pagina 75 • 6.7 Pagina's op pagina 77 • 6.8 Toepassingen op pagina 79 • 6.
6.1 Voeding van het display 6.2 Bediening Nieuwe a-serie Het display inschakelen 1. Druk op de AAN/UIT-knop op het display. 2. Selecteer Accepteren om de disclaimer te accepteren. 1 Het display inschakelen 1. Druk op de Aan/Uit-knop. 2. Druk op de OK-knop om de disclaimer te accepteren. 2 3 Het display afsluiten D12577-1 1. Houd de knop Aan/uit ingedrukt totdat het systeem tot nul heeft teruggeteld.
6.3 e7 / e7D-bediening 6.4 Bedieningen c95 / c97 / c125 / c127 / e95 / e97 / e125 / e127 / e165 1 2 1 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7 8 D12179-1 Omschrijving Functies 1 Touchscreen U kunt het scherm aanraken om veel gewone functies te bedienen, waaronder alle menufuncties. 2 Menu Geeft toegang tot menu's. Druk opnieuw om de menu's te sluiten. 3 UniControl Bevat een joystick, draaiknop en OK-drukknop voor gebruik in menu's en toepassingen.
UniControl De cursor gebruiken Displays zonder touchscreen, HybridTouch-displays en het toetsenbord op afstand beschikken over UniControl, dat bestaat uit een draaiknop, een joystick en een drukknop. De cursor wordt gebruikt om op het scherm te bewegen. D7366_3 De cursor wordt weergegeven op het scherm als een wit kruis.
6.5 Overzicht Home-venster — displays met alleen touchscreen 6.6 Overzicht Home-venster — c-serie/e-serie Het Home-venster is het centrale toegangspunt naar de toepassingen, gegevens en instellingen op uw display. Het Home-venster is het centrale toegangspunt naar de toepassingen, gegevens en instellingen op uw display. • Via het Home-venster kunt u ook uw gegevens snel openen (waypoints, routes, tracks, foto's en video's) en back-upinstellingen.
1. Druk op de Home-knop. Opmerking: De e7 en e7D hebben een gecombineerde Menu- en Home-knop, om het home-venster te openen houdt u de Menu/Home-knop 3 seconden ingedrukt. Statussymbolen databalk Statussymbolen radarscanner De modus van de voedingsmodus van de radarscanner wordt weergegeven in de statusbalk. Symbool De statussymbolen op de databalk geven aan of de juiste aansluitingen zijn gemaakt op uw systeem.
6.7 Pagina's Statussymbolen voor sonar De status van de sonarmodule wordt aangegeven in de databalk. Symbool Omschrijving Bewegend symbool: de sonarmodule is aangesloten en zendt uit. Stilstaand symbool: de sonarmodule is aangesloten maar zendt niet uit. Grijs symbool: de sonarmodule is niet aangesloten of wordt niet gedetecteerd. GPS-statussymbolen De status van de GPS-ontvanger wordt aangegeven in de databalk.
5. Selecteer het pictogram van de pagina die u wilt weergeven wanneer het display wordt ingeschakeld. De instelling voor de startpagina is van toepassing op iedere afzonderlijke display en wordt niet automatisch gedeeld op via het netwerk aangesloten displays. Een bestaande pagina op het Home-venster wijzigen Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Selecteer Aanpassen. 2. Selecteer Home-venster. 3. Selecteer Pagina bewerken. 4. Selecteer het paginapictogram dat u wilt wijzigen.
6.8 Toepassingen Kaarttoepassing — geeft een grafische 2D- of 3D-weergave van uw kaarten om u te helpen bij het navigeren. Met de waypoint-, route- en track-functies kunt u naar een specifieke locatie navigeren, routes maken of vastleggen waar u bent geweest. Cartografiemodules bieden meer details en 3D-weergave. Fishfinder-toepassing — met een transducer en een multifunctioneel sonar-display of een compatibele sonarmodule kunt u de fishfinder-toepassing gebruiken.
6.9 Regelaars voor gesplitst scherm Wanneer u een pagina bekijkt waarop meer dan 1 toepassing wordt weergegeven kunt u de toepassingen schakelen tussen weergave op gesplitst scherm en weergave op volledig scherm. Voorbeeld 1 — pagina gesplitst scherm 3. Gebruik de regelaars Bereik inzoomen of Bereik uitzoomen om de actieve toepassingen te schakelen tussen gesplitst scherm en volledig scherm.
6.10 Overzicht scherm 1 Schermitem 2 3 1 Terug — op displays met een touchscreen kunt u op het scherm op het <<-pictogram (terug) drukken om naar het voorgaande menu terug te keren. Op displays zonder touchscreen of HybridTouch-displays gebruikt u de Terug-knop. 2 Sluiten — op displays met een touchscreen kunt u op het scherm op het X-pictogram (sluiten) drukken om naar het voorgaande menu terug te keren.
Schermitem Omschrijving 4 Sluiten Wanneer u een tekstveld selecteert verschijnt een schermtoetsenbord, dat kan worden gebruikt om de gegevens te bewerken. • Displays met een touchscreen — selecteer het Sluiten-pictogram op het scherm om het dialoogvenster te sluiten. Informatie in dialoogvensters bewerken Doe het volgende met het dialoogvenster op het scherm: 1. Selecteer het veld dat u wilt bewerken.
1. Selecteer het numerieke gegevensveld dat u wilt bewerken. De numerieke regelaar wordt weergegeven. 2. Stel de instelling in op de gewenste waarde met behulp van: i. De Draaiknop — displays zonder touchscreen of HybridTouch-displays, of ii. De pijlen omhoog en omlaag op het scherm — displays met touchscreen. 3. Doe het volgende om het numerieke schermtoetsenbord te openen: Schermitem Omschrijving 1 Status — geeft statusinformatie voor de aangesloten apparatuur.
6.11 Basisbediening touchscreen 1. Selecteer het Instellingen-pictogram. 2. Selecteer Aanraakvergrendeling zodat Uit is gemarkeerd. Plaatsen en verplaatsen van de cursor met behulp van het touchscreen Het touchscreen is nu ontgrendeld. Om de cursor te plaatsen of te verplaatsen op een multifunctioneel display met touchscreen volgt u de onderstaande stappen. 1. Raak het scherm op een willekeurig plek aan om de cursor daar te plaatsen.
6.12 Multi-Touch-gebaren 6.13 Procedures voor eerste instelling Raymarine a-serie en gS-serie multifunctionele displays ondersteunen multi-touch. Zodra uw display is geïnstalleerd en in bedrijf is gesteld adviseert Raymarine dat u de procedure voor eerste instelling uitvoert. Multi-touch betekent dat het display meerdere gelijktijdige aanraakcommando's kan herkennen. Dit houdt in dat u 2 of meer vingers tegelijkertijd kunt gebruiken op het scherm om multi-touch-commando's te geven.
De helderheid van het display aanpassen 1. Druk één keer op de AAN/UIT-knop. Het menu met snelkoppelingen wordt weergegeven. 2. Stel de helderheid in op het gewenste niveau met behulp van de Draaiknop. Opmerking: Het helderheidniveau kan ook worden verhoogd door meerdere keren op de Aan/Uit-knop te drukken. De minimale veilige diepte van het schip instellen Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Selecteer Aanpassen. 2. Selecteer Scheepsgegevens. 3. Selecteer Min. veilige diepte. 4.
4. Selecteer de richting van het toetsenbord in het pop-upbericht. 6.14 Stuurautomaatbediening inschakelen Zowel de liggende als de staande richting is beschikbaar. Het toetsenbord is nu gekoppeld. Het toetsenbord ontkoppelen Het toetsenbord kan worden losgekoppeld van een afzonderlijk display. 1. Selecteer Extern toetsenbord in het menu Externe apparaten: Home-venster > Instellingen > Systeeminstellingen > Externe apparaten > Extern toetsenbord. 2. Selecteer Koppelingen wissen. 3.
6.15 Motoridentificatie Motorgegevens kunnen worden weergegeven op uw MFD met behulp van de Gegevens-toepassing, deze beschikt over enkele vooraf ingestelde Motor-pagina's voor de weergave van de meeste voorkomende soorten motorgegevens. Belangrijk: Voordat u motorgegevens kunt weergeven op uw MFD, dient u: • ervoor te zorgen dat uw MFD LightHouse softwareversie 8 of hoger heeft. • de belangrijke informatie "Motorinstantiëring" en "Motoridentificatiewizard" te raadplegen.
Instantiëren en instellen van de motor Voordat u motorgegevens kunt weergeven op uw MFD kan het nodig zijn de motor in te stellen en te "instantiëren". Opmerking: Het instellen en instantiëren van de motor is NIET nodig voor schepen met één motor. De meeste motorgegevensconfiguraties kunnen worden ingesteld met de "Motoridentificatie"-wizard die beschikbaar is op Raymarine MFD's met LightHouse software versie 8 of hoger.
6.16 AIS-functies inschakelen 6.17 Software-updates Voordat u verder gaat dient u er zeker van te zijn dat uw AIS-unit is aangesloten op NMEA-poort 1. De software voor de multifunctionele displays van Raymarine software wordt regelmatig bijgewerkt voor nieuwe en geavanceerde functies en verbeterde prestaties en bruikbaarheid. U dient na te gaan of u de meeste recente software hebt door regelmatig de Raymarine-website te bezoeken voor nieuwe software.
10. Verwijder de MicroSD-kaart uit de SD-kaartadapter. 11. Maak een back-up van uw gebruikersgegevens en instellingen door de procedure te volgen die is beschreven in het hoofdstuk 8.4 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan. 12. Doe de MicroSd-kaart in de kaartlezer van uw multifunctionele display. Na enkele seconden waarschuwt uw multifunctionele display u dat er een software-update beschikbaar is en welke multifunctionele displays en toetsenborden op afstand bijgewerkt moeten worden. 15.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 7: Systeemcontroles Inhoudsopgave • 7.1 GPS-controle op pagina 94 • 7.2 Radarcontrole op pagina 95 • 7.3 Sonarcontrole op pagina 96 • 7.
7.1 GPS-controle Controleren werking GPS U kunt controleren of de GPS werkt met behulp van de kaarttoepassing. 1. Selecteer de kaartpagina. 2 3 4 1 6 5 D12204-1 2. Bekijk het venster. Nummer Omschrijving 1 Sky view (Luchtweergave) — een visuele representatie van de positie van gevolgde satellieten. 2 Satellite status (Satellietstatus) — toont de signaalsterkte en de status van iedere satelliet die is geïdentificeerd in de luchtweergave links van het scherm.
7.2 Radarcontrole Voorbeeld van foutief uitgelijnde radar Waarschuwing: Veiligheid radarscanner 1 2 Voordat u de radarscanner laat draaien, dient alle personeel daar uit de buurt te zijn. Waarschuwing: Veiligheid radartransmissie De radarscanner geeft elektromagnetische energie af. Zorg dat al het personeel uit de buurt van de scanner is als de radar aan het werk is. De radar controleren Doe het volgende in de radartoepassing: 1. Selecteer Menu. 2.
7.3 Sonarcontrole 1. Selecteer een fishfinder-pagina in het Home-venster. Keuze voor sonartransducer sonarmodule U dient de sonartransducer en de sonarmodule te selecteren die u wilt gebruiken in het weergegeven Fishfinder-toepassingsvenster. Keuze voor sonarmodule • Displays met sonar en DownVisionTM zijn uitgerust met een interne sonarmodule.
4. Selecteer Dieptecorrectie. De numerieke regelaar voor het aanpassen van de dieptecorrectie wordt weergegeven. 5. Stel de correctie in op de gewenste waarde. De snelheidscorrectie instellen 7.4 Instellen en controleren van de thermische camera Om de correcte werking van de thermische camera te garanderen dient u de belangrijkste functies van de camera in te stellen en te controleren. Doe het volgende in de fishfinder-toepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Instellingen. 3.
UniControl-joystick — wordt gebruikt voor het naar links en rechts draaien van de camera (panning), of om de camera naar boven of naar beneden te kantelen (tilting). UniControl-draaiknop — wordt gebruikt voor in- en uitzoomen. Het terugzetten van de thermische camera naar de uitgangspositie Wanneer aangesloten op een thermische draai/kantel-camera, kan de uitgangspositie van de camera worden ingesteld. Doe het volgende in de toepassing van de thermische camera: 1. Selecteer Menu. 2.
Hoofdstuk 8: Displaygegevens beheren Inhoudsopgave • 8.1 Geheugen- en cartografiekaarten op pagina 100 • 8.2 a-serie op pagina 100 • 8.3 c- en e-serie op pagina 101 • 8.4 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan op pagina 102 • 8.5 Screenshots op pagina 106 • 8.
8.1 Geheugen- en cartografiekaarten 8.2 a-serie U kunt MicroSD-geheugenkaarten gebruiken om een back-up/archiefbestand te maken (bijv. waypoints en tracks). Nadat een back-up van gegevens is opgeslagen op een geheugenkaart, kunnen de oude gegevens van het systeem worden gewist, waardoor ruimte wordt vrijgemaakt voor nieuwe gegevens. De gearchiveerde gegevens kunnen op ieder moment worden teruggezet. Cartografische kaartmodules geven aanvullende of bijgewerkte cartografische informatie.
8.3 c- en e-serie Een geheugenkaart of cartografische kaartmodule plaatsen 1. Open het klepje van de cartografische kaartmodule aan de rechter voorzijde van het display. 2. Plaats de kaartmodule zoals te zien is op de onderstaande tekening. Voor sleuf 1 dienen de contactpunten van de kaartmodule naar BENEDEN te wijzen. Voor sleuf 2 dienen de contactpunten van de kaartmodule naar BOVEN te wijzen. Gebruik geen kracht om de kaartmodule te plaatsen.
8.4 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan U kunt uw waypoints, routes, tracks en gebruikersinstellingen opslaan op een geheugenkaart. Waypoints, routes en tracks worden opgeslagen als gpx-gegevensbestanden. De gpx-bestandsindeling is een apparaatafhankelijke gegevensindeling die het gemakkelijk maakt gegevens uit te wisselen tussen uw display en andere GPS-apparaten/software die de gpx-bestandsindeling ondersteunt. D12291-1 6.
Tracks opslaan op een geheugenkaart Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Zorg ervoor dat u een geheugenkaart hebt geplaatst (GEEN cartografische kaartmodule) in een modulesleuf. 2. Selecteer Mijn gegevens. 3. Selecteer Importeren/Exporteren. 4. Selecteer Gegevens opslaan op kaart. 5. Selecteer Tracks opslaan op kaart. De Tracks-lijst wordt weergegeven. 6. Selecteer de groep of groepen die u wilt opslaan, of selecteer Alles selecteren. 7. Selecteer Opslaan.
Opmerking: Wanneer routes en tracks zijn geïmporteerd worden ze standaard verborgen, om de geïmporteerde routes en tracks zichtbaar te maken raadpleegt u de Routes en tracks weergeven of verbergen. Gebruikersbestanden wissen van een geheugenkaart Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Zorg ervoor dat de geheugenkaart met de gegevens in één van de modulesleuven zit. 2. Selecteer Mijn gegevens. 3. Selecteer Importeren/Exporteren. 4. Selecteer Wissen van kaart.
Toepassing Instelling Multipele gegevensbronnen GPS-positiebron Toepassing Waarschuwingsgebieden Maritieme eigenschappen Koersbron Landeigenschappen Dieptebron Zakelijke diensten Snelheidsbron Panoramafoto's Windbron Gegevensbalkinstellingen Wegen Inhoud gegevensbalk (cel 1 tot en met 6) Aanvullende wrakinformatie Kompasbalk Luchtfotolaag Statuspictogram GPS-status Instelling Gekleurde zeebodemgebieden GPS-scherm Scheepspictogram Scheepsomvang Alarmmeldingen Toepassing Instelling Al
8.5 Screenshots 8.6 Resetten van uw systeem U kunt een screenshot maken van wat er op dat moment op het scherm wordt weergegeven. Uw systeem kan zonodig teruggezet worden naar de fabrieksinstellingen. Screenshots worden opgeslagen op een MicroSD-kaart in .bmp (bitmap)-formaat. De opgeslagen afbeelding kan worden bekeken op een apparaat dat bitmap-afbeeldingen kan weergeven. Er zijn 2 typen resets, die beide invloed hebben op het display dat u gebruikt EN eventuele displays op het netwerk.
Hoofdstuk 9: Document-viewer-toepassing Inhoudsopgave • 9.
9.1 Overzicht document-viewer • Ga naar pagina: — hiermee kunt u direct naar een bepaald paginanummer gaan. Uw multifunctionele display beschikt over een pdf-document-viewer. De document-viewer is beschikbaar vanuit het home-venster en wordt gebruikt om pdf-documenten (zoals producthandleidingen) weer te geven en erin te zoeken. 1 • Zoeken — hiermee kunt u in het document zoeken op specifieke woorden.
• Beweeg uw vinger omhoog om omlaag door het document te bladeren. • Beweeg uw vinger omlaag om omhoog door het document te bladeren. Wanneer het document breder is dan de breedte van het toepassingsvenster, beweegt u uw vinger naar links of naar rechts om de hele breedte van het document te bekijken. Document-hyperlinks gebruiken Op displays met touchscreen kunt u hyperlinks naar interne documenten gebruiken. Doe het volgende wanneer een pdf-document is geopend op een pagina die een hyperlink bevat: 1.
Wanneer u Opnieuw zoeken selecteert keert u terug naar het toetsenbord op het scherm zodat u het met een ander trefwoord kunt proberen. Wanneer u Annuleren selecteert wordt de Zoeken-werkbalk gesloten en keert u terug naar normale weergave.
Hoofdstuk 10: Stuurautomaatbediening Inhoudsopgave • 10.1 Stuurautomaatbediening op pagina 112 • 10.2 Stuurautomaabalk op pagina 114 • 10.3 Instellingen stuurautomaat op pagina 115 • 10.4 Instellingen stuurautomaat op pagina 115 • 10.5 Statussymbolen voor stuurautomaat op pagina 120 • 10.
10.1 Stuurautomaatbediening 8 U kun uw multifunctionele display gebruiken om uw stuurautomaat te bedienen. Wanneer aangesloten op een Evolution-stuurautomaat, zijn de stuurautomaatinstellingen ook beschikbaar. 1 7 2 Opmerking: Voor informatie over het aansluiten van uw multifunctionele display op een Raymarine-stuurautomaat kunt u de documentatie van uw stuurautomaat raadplegen.
Stuurautomaatbediening inschakelen De stuurautomaatbedieningsfunctie inschakelen — SeaTalk- en SPX SeaTalkng-stuurautomaten Om de bediening van uw SeaTalk- of SPX SeaTalkngstuurautomaat vanaf uw multifunctionele display in te schakelen volgt u de onderstaande stappen. Doe het volgende vanuit het Home-venster: 1. Selecteer Instellingen. 2. Selecteer Systeeminstellingen. 3. Selecteer Stuurautomaatbediening zodat Aan is gemarkeerd.
De stuurautomaat inschakelen. 10.2 Stuurautomaabalk De stuurautomaat inschakelen met de stuurautomaatknop De stuurautomaatbalk geeft informatie over de status van de stuurautomaat. Voor displays met touchscreen kunt u de stuurautomaat uitschakelen met behulp van de stuurautomaatbalk. Op multifunctionele displays met een speciale stuurautomaatknop, of wanneer u een toetsenbord op afstand gebruikt, kunt u de stuurautomaat inschakelen met behulp van de stuurautomaatknop.
10.3 Instellingen stuurautomaat 10.4 Instellingen stuurautomaat Wanneer aangesloten op een Evolution-stuurautomaat, is de pagina voor stuurautomaatinstellingen beschikbaar. De optie Instellingen stuurautomaat is beschikbaar op een datamaster multifunctioneel display wanneer het is geïntegreerd in een Evolution-stuurautomaat. Met Instellingen stuurautomaat kunt u een Evolutionstuurautomaat instellen en inbedrijfstellen met behulp van een multifunctioneel display.
2. Selecteer Scheepsinstellingen. 3. Selecteer Scheepsromptype. 4. Selecteer de optie die het meest lijkt op uw scheepstype. De nieuwe selectie wordt toegepast. Een type aandrijving selecteren De aandrijvingsinstellingen zijn ontwikkeld voor optimale prestaties van de aandrijving. Het is belangrijk dat u de aandrijvingsinstellingen controleert en zo nodig aanpast aan de hand van uw aandrijving.
Opmerking: Om deze procedure uit te voeren is het wenselijk dat u beschikt over een via het netwerk aangesloten apparaat zoals een instrument, stuurautomaatbediening of multifunctioneel display waarop de huidige roerstand op het scherm kan worden weergegeven tijdens het uitvoeren van de aanpassing. 1. Gebruik het stuurwiel om het roer te centreren. 2. Selecteer Instellingen stuurautomaat in de pagina Instellingen stuurautomaat. 3. Selecteer Aandrijvingsinstellingen. 4. Selecteer Roercorrectie. 5.
Belangrijk: Als u het scheepstype wijzigt nadat u de dokpierwizard hebt uitgevoerd, worden alle instellingen van de inbedrijfstelling gereset naar de standaard instellingen en dient u de dokpierwizard opnieuw uit te voeren. Een scheepsromptype selecteren U kunt het scheepsromptype openen vanuit de pagina Instellingen stuurautomaat. 1. Selecteer Instellingen stuurautomaat. 2. Selecteer Scheepsinstellingen. 3. Selecteer Scheepsromptype. 4. Selecteer de optie die het meest lijkt op uw scheepstype.
6. Selecteer OK als het veilig is het roer naar de andere richting te verplaatsen. 7. U wordt gevraagd de verplaatsing van het roer naar stuurboord te bevestigen door JA of NEE te selecteren. 8. De dokpierwizard is nu afgerond, selecteer DOORGAAN. Opmerking: Als u bevestigd hebt met "NEE" voor de roerbeweging voor zowel bakboord als stuurboord, wordt de wizard afgesloten.
• De snelheid van het schip is meer dan 15 knopen. • De draaisnelheid is te laag. • Er is sprake van significante externe magnetische interferentie. Kompasvergrendeling Wanneer u tevreden bent met de nauwkeurigheid van het kompas, kunt u de instelling vergrendelen om te voorkomen dat het stuurautomaatsysteem in te toekomst verdere automatische linearisaties uitvoert.
10.6 Alarmmeldingen stuurautomaat De stuurautomaatfunctie beschikt over alarmmeldingen die u waarschuwen voor situaties waarin actie is vereist. Uw multifunctionele display geeft alarmmeldingen van de stuurautomaat, daarbij maakt het niet uit of er actieve navigatie is op het systeem. Als de stuurautomaatbediening is ingeschakeld en de stuurautomaat genereert een alarm, dan genereert het multifunctionele display een waarschuwingssignaal (alleen wanneer het alarm nog niet is uitgeschakeld).
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 11: Alarmmeldingen en Man overboord-functies Inhoudsopgave • 11.1 Functie MOB (Man overboord) activeren op pagina 124 • 11.
11.1 Functie MOB (Man overboord) activeren Het hoorbare MOB-alarm uitzetten. Man overboord Wanneer een MOB-alarm geactiveerd is: 1. Selecteer OK in het MOB-alarmdialoogvenster. Het hoorbare alarm wordt uitgezet maar het blijft actief. Wanneer een persoon of object overboord slaat kunt u de Man Overboord (MOB)-functie gebruiken om de positie te markeren waar het schip was op het moment dat de MOB-functie werd geactiveerd.
11.2 Alarmmeldingen Alarmmeldingen waarschuwen u voor een situatie of gevaar waarvoor uw aandacht vereist is. U kunt alarmmeldingen zo instellen dat ze u voor bepaalde situaties waarschuwen, zoals aanvaringswaarschuwingen en temperatuurlimieten. Alarmmeldingen worden gegenereerd door systeemfuncties en externe apparatuur die is aangesloten op uw multifunctionele display.
Menu 'Alarmmeldingen' Menu-item Omschrijving Opties MOB-gegevenstype Bepaalt of Positie- of Gegist bestek-gegevens worden weergegeven. Uitgaande van een situatie waarin uw schip en de MOB onderhevig zijn aan dezelfde getijde- en windeffecten geeft de instelling 'Gegist bestek' een meer nauwkeurige koers. • Gegist bestek Wanneer deze is ingesteld op Aan, dan wordt een alarmmelding gegenereerd op het tijdstip dat u hebt gespecificeerd voor de instelling Wekkertijd.
Menu-item Omschrijving Opties • Dieptevislimiet — specificeert de bovenste waarde voor de visalarm-dieptelimiet. • 2 ft (of vergelijkbare eenheden) tot het maximum van het transducerbereik Dieptevislimiet • 2 ft (of vergelijkbare eenheden) tot het maximum van het transducerbereik Brandstofmanager Met de alarmopties voor de brandstofmanager kunt u de alarmmelding voor laag brandstofpeil aan of uit schakelen en het niveau specificeren waarop het alarm wordt gegenereerd.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 12: Integratie van DSC VHF-radio Inhoudsopgave • 12.1 DSC-marifoon-integratie op pagina 130 • 12.
12.
Hoofdstuk 13: Brandstofmanager Inhoudsopgave • 13.
13.1 Overzicht brandstofmanager Opmerking: De brandstofmanager geeft een schatting van de resterende brandstof en de afstand en de tijd die u nog kunt varen voordat de tanks leeg zijn. Om deze waarden te kunnen berekenen dient u de totale beschibare brandstofcapaciteit voor de motoren te configureren en vast te leggen wanneer u tankt.
Opmerking: Als Gebruikte brandstof (PGN127497) niet beschikbaar is op uw netwerk, dient u de optie Brandstofverbruik te gebruiken. Wanneer Brandstofverbruik is geselecteerd, moet uw multifunctionele display ingeschakeld blijven wanneer de motoren draaien, om ervoor te zorgen dat de brandstof kan worden berekend. Brandstofbereikringen De brandstofbereikring geeft een geschat bereik van het schip met de geschatte hoeveelheid brandstof aan boord. 8.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 14: AIS-functie Inhoudsopgave • 14.1 Overzicht AIS op pagina 136 • 14.2 AIS-vereisten op pagina 137 • 14.3 AIS-contextmenu op pagina 137 • 14.4 AIS inschakelen op pagina 138 • 14.5 Tonen van AIS-vectoren op pagina 138 • 14.6 AIS-statussymbolen op pagina 139 • 14.7 AIS stille modus op pagina 139 • 14.8 AIS-objectsymbolen op pagina 140 • 14.9 Gedetailleerde AIS-objectinformatie weergeven op pagina 141 • 14.10 Alle AIS-objecten bekijken op pagina 141 • 14.
14.1 Overzicht AIS Met de AIS-functie kunt u informatie ontvangen die wordt uitgezonden door andere schepen en deze schepen als object toevoegen in de kaart- en radartoepassingen. Wanneer u een optionele AIS-unit op uw systeem hebt aangesloten kunt u: • Objecten weergeven voor alle andere schepen die met AIS zijn uitgerust. • Reisinformatie weergeven die wordt uitgezonden door deze objecten, zoals hun positie, koers, snelheid en draaisnelheid.
14.2 AIS-vereisten 14.3 AIS-contextmenu U dient de juiste AIS-hardware aan te sluiten op uw multifunctionele display om gebruik te kunnen maken van de AIS-functies. De AIS-functie bevat een contextmenu met AIS-objectinformatie en menu-items. Om met AIS te werken hebt u het volgende nodig: • Een alleen ontvangende AIS-unit of een complete AIS-zendontvanger (een unit die zowel zendt als ontvangt). • Een VHF-antenne. • Een GPS - voor de positiegegevens.
14.4 AIS inschakelen 14.5 Tonen van AIS-vectoren AIS inschakelen in de Kaart-toepassing De juiste gegevens moeten beschikbaar zijn voor de AIS-vectoren kunnen worden getoond. Om de AIS-laag in de Kaart-toepassing in te schakelen volgt u de onderstaande stappen. Een doel wordt gedefinieerd als actief wanneer de volgende gegevens grafisch getoond worden: Om de AIS-laag in te schakelen dient uw systeem over een AIS-ontvanger of -zendontvanger te beschikken. De AIS-laag is niet beschikbaar in 3D-weergave.
14.6 AIS-statussymbolen 14.7 AIS stille modus AIS-status wordt aangegeven door een symbool in de databalk. Met de stille modus van de AIS kunt u AIS-uitzendingen uitschakelen. Symbool Omschrijving AIS-unit is ingeschakeld en werkt. Met de stille modus van de AIS kunt u de zendfuncties van uw AIS-apparatuur uitschakelen. Dit is handig wanneer u geen AIS-gegevens van uw vaartuig naar andere AIS-ontvangers wilt zenden maar wel gegevens van andere vaartuigen wilt ontvangen.
14.8 AIS-objectsymbolen Objecttype Omschrijving Uw multifunctionele display toont een reeks symbolen die staan voor de verschillende soorten AIS-objecten. Object opsporingsen reddingsvliegtuig (SAR) SARS-object Object militair en wetshandhaving Alleen weergegeven wanneer aangesloten op goedgekeurde STEDS-EAIS AIS-hardware. Objecttype Omschrijving Zendend object Object beweegt of voor anker (object is niet geactiveerd, gevaarlijk of verloren gegaan).
14.9 Gedetailleerde AIS-objectinformatie weergeven Doe het volgende in de kaart- of Radar-toepassing: 1. Selecteer een AIS-object. Het AIS-object-contextmenu wordt weergegeven. 2. Selecteer AIS-gegevens bekijken. AIS-gegevens 14.10 Alle AIS-objecten bekijken • Ga vanuit de Kaart-toepassing met alleen de AIS-laag ingeschakeld naar: Menu > AIS-opties > Objecten > AIS-lijst bekijken.
14.11 AIS gebruiken om aanvaringen te vermijden U kunt de AIS-functie veilige zone en veiligheidsberichten gebruiken die u helpen aanvaringen met andere schepen en objecten te voorkomen. Veilige zones Een veilige zone is een ring rondom uw schip waarbinnen een object als gevaarlijk wordt beschouwd. Deze wordt in de radarof kaarttoepassingen weergegeven als een rode ring.
14.12 Objectopties Het menu Objectopties voor de Kaart-toepassing en de Radar-toepassing wordt hieronder weergegeven. Parameter Omschrijving Opties Vectorlengte De lengte van de weergegeven vectorlijnen hangt af van de afstand die een AIS-object aflegt in de tijd die u specificeert voor deze instelling. • 0,5 min • 1 min. • 3 min. • 6 min. • 12 min. • 30 min. • 60 min.
14.13 AIS-alarmmeldingen 14.14 Buddy's volgen De AIS-functies genereren een aantal alarmmeldingen om u te waarschuwen voor gevaarlijke of verloren gegane objecten. Met de functie 'Buddy volgen' kunt u met AIS uitgeruste vrienden en regelmatige contacten toevoegen aan een “Buddy-lijst” op uw multifunctionele display. Zodra een schip van uw Buddy-lijst binnen het bereik van uw AIS-unit komt, verandert het pictogram van het schip om dit te melden.
3. Selecteer Buddy's weergeven. Wanneer u Buddy's weergeven selecteert, wordt heen en weer geschakeld tussen de functie 'Buddy volgen' Aan en Uit. • de Radar-toepassing: Menu > Objecten > Objectlijsten bekijken > Buddy-lijst bekijken Aanvullende Buddy-informatie weergeven Een schip toevoegen aan uw buddy-lijst Doe het volgende in de kaart- of radartoepassing: 1. Selecteer het AIS-object. Het AIS-objectcontextmenu wordt weergegeven. 2. Selecteer Buddy toevoegen. i.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 15: Waypoints, Routes en Tracks Inhoudsopgave • 15.1 Overzicht waypoints op pagina 148 • 15.2 Routes op pagina 156 • 15.3 Tracks op pagina 159 • 15.4 Importeren en exporteren op pagina 161 • 15.
15.1 Overzicht waypoints Waypoints in de Fishfinder-toepassing Waypoints zijn positiemarkeringen die worden gebruikt voor de navigatie. Uw multifunctionele display kan waypoints maken, die daarna worden geselecteerd voor actieve navigatie. Waypoints in de Fishfinder-toepassing worden weergegeven door een verticale lijn met het label WPT.
• Meten • Route maken • Object overnemen (alleen beschikbaar als de Radar-laag is ingeschakeld.) • Thermische camera zwenken (alleen beschikbaar wanneer de thermische camera is aangesloten en functioneert.) Voor actieve waypoints zijn de volgende menu-items beschikbaar: 3. Selecteer het Symbool-veld om het symbool dat wordt gebruikt om het waypoint weer te geven in de Kaart- of Radar-toepassing te wijzigen. 4. Selecteer het Naam-veld om de naam van het waypoint te wijzigen. 5.
1 2 3 4 8 9 5 6 3. Selecteer het Symbool-veld om het symbool dat wordt gebruikt om het waypoint weer te geven in de Kaart- of Radar-toepassing te wijzigen. 4. Selecteer het Naam-veld om de naam van het waypoint te wijzigen. 5. Selecteer het Groep-veld om de groep waaraan het waypoint is toegewezen te wijzigen. 6. Selecteer OK om de waypointgegevens te bevestigen.
5. Groep hernoemen — de huidige groep hernoemen. 6. Wpts wissen — wist alle waypoints in de groep. 7. Wpts verplaatsen — verplaatst alle waypoints in de groep. 8. Symbool toewijzen — wijst een nieuw symbool toe aan alle waypoints in de groep. De waypoint-groepenlijst weergeven Doe het volgende in een willekeurige toepassing: 1. Selecteer WPT. 2. Selecteer Waypoints. De waypoint-groepenlijst wordt weergegeven. Een nieuwe waypoint-groep maken.
• Naam (er wordt een standaard naam toegewezen, u kunt ook een alternatief selecteren.) • Positie (breedtegraad en lengtegraad van het waypoint.) • Peiling en Bereik (peiling en bereik vanaf schip.) • Temperatuur (hiervoor is een sensor nodig, alleen voor waypoints die worden vastgelegd op de positie van het schip.) • Diepte (hiervoor is een sensor nodig, alleen voor waypoints die worden vastgelegd op de positie van het schip.) • Datum en tijd • Opmerking (u kunt uw eigen tekst toevoegen aan een waypoint.
Vanuit de zoekresultaten kunt u alle waypoints in de resultatenlijst wissen, ze verplaatsen naar een bestaande of nieuwe waypoint-groep of alle waypoints toewijzen aan hetzelfde waypoint-symbool. U kunt ook een waypoint selecteren in de lijst om de gegevens ervan te bekijken, of een Ga naar in te stellen of het waypoint in de Kaart-toepassing weer te geven als u de lijst hebt geopend vanuit de Kaart-toepassing.
Waypoint-symbolen Bodemmarkering Bovenmarkering Start route Einde route Duiker beneden Duiker beneden 2 Booreiland Gevulde cirkel FAD (vislokapparaat) Betonpuin Zeewier Oester Groene conische boei Groene platte boei Rode conische boei Rode platte boei Gele conische boei Gele platte boei Fuik Kreupelhout Voorkeursmarkeringen Zuil Klip Vis Vis 1 ster Vis 2 sterren Vis 3 sterren School met vis Kreeft Kleine vis Rotsen Rif Privé-rif Openbaar rif Er is een aantal waypoint-symbo
Dolfijn Haai Spitssnuitvis Tank Rifbal Zeilboot weergegeven in de lijst, dan worden de groepen of symbolen niet weergegeven in de toepassing. 5. Herhaal stap 4 voor iedere waypoint-groep of -symbooltype dat u wilt weergeven of verbergen. 6. Als alternatief kunt u ook alle waypoints weergeven of verbergen, daarvoor selecteert u Alles weergeven of Alles verbergen om alle waypoints weer te geven of te verbergen.
15.2 Routes Een route is een reeks waypoints die normaal gesproken wordt gebruikt bij routeplanning en navigatie. Een route wordt op het scherm weergegeven als een reeks waypoints die zijn verbonden door een lijn. D11750-1 Route-eigenschappen Er zijn een aantal route-eigenschappen beschikbaar voor het maken, navigeren en beheren van routes. Met de route-eigenschappen kunt u: Doe het volgende in de kaarttoepassing: 1. Selecteer een locatie op het scherm en houd deze vast.
9. Selecteer Bewerken om de routenaam of de routekleur te veranderen, of 10. Selecteer Afsluiten om de route op te slaan en terug te keren naar de kaarttoepassing. Opmerking: Als u niet het juiste waypoint hebt geselecteerd, selecteer dan Waypoint ongedaan maken in het routemenu. Het kaartbereik aanpassen tijdens het maken van een route Doe het volgende in het menu 'Route maken': 1.
1. Selecteer de route. Het routecontextmenu wordt weergegeven. 2. Selecteer Route wissen. Het pop-up-bericht Route wissen wordt weergegeven. 3. Selecteer Ja om te bevestigen of Nee om de actie te annuleren. • XTE herstarten Een route wissen in de routelijst • Routetraject toevoegen Doe het volgende in het Kaart-toepassingsmenu of in het Home-venster: 1. Selecteer Mijn gegevens. 2. Selecteer Routes. De routelijst wordt weergegeven. 3. Selecteer de route die u wilt wissen. 4. Selecteer Route wissen.
15.3 Tracks Het trackinterval instellen Een track is een spoor op het scherm waarmee de route die u hebt genomen wordt weergegeven. Dit spoor bestaat uit een aantal trackpunten die automatisch worden gecreëerd. U kunt de track opslaan om een permanent bestand te hebben van waar u geweest bent Doe het volgende vanuit het menu Mijn gegevens in de Kaart-toepassing of in het Home-venster: 1. Selecteer Tracks. 2. Selecteer Track instellen. 3.
U kunt de track-gegevens ook bewerken door Track bewerken te selecteren in het track-contextmenu. De kleur van de track wijzigen U kunt de kleur van een opgeslagen track wijzigen. Doe het volgende wanneer de tracklijst wordt weergegeven. 1. Selecteer de track die u wilt bewerken. De pagina met trackopties wordt weergegeven. 2. Selecteer Kleur bewerken. Er wordt een lijst met kleuren weergegeven. 3. Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
15.4 Importeren en exporteren Waypoints, routes en tracks kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd met een geheugenkaart. Voor meer informatie over het importeren en exporteren van waypoints, routes en tracks raadpleegt u: 8.4 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan. 15.5 Opslagcapaciteit voor waypoints, routes en tracks Het display kan de volgende aantallen waypoints, routes en tracks opslaan.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 16: Kaarttoepassing Inhoudsopgave • 16.1 Overzicht Kaart-toepassing op pagina 164 • 16.2 Overzicht elektronische kaarten op pagina 165 • 16.3 Navigatie-opties op pagina 168 • 16.4 Kaartbereik en draaiing op pagina 170 • 16.5 Kaart-selectie op pagina 170 • 16.6 Scheepspositie op de kaartweergave op pagina 171 • 16.7 Kaartrichting op pagina 171 • 16.8 Kaartbewegingsmodus op pagina 172 • 16.9 Kaartweergaven op pagina 173 • 16.10 Kaartweergave op pagina 175 • 16.
16.1 Overzicht Kaart-toepassing De Kaart-toepassing is bedoeld voor routeplanning en navigatie. De Kaart-toepassing is voorgeladen met een basiswereldkaart. Er kunnen compatibele elektronische kaarten worden gebruikt om de informatie over en details van uw omgeving en objecten op de kaart uit te breiden. Afhankelijk van uw type cartografiemodule, kan de Kaart-toepassing worden ingesteld op 2D- of 3D-weergave.
Het contextmenu openen 16.2 Overzicht elektronische kaarten U kunt het contextmenu openen door de onderstaande stappen te volgen. 1. Displays zonder touchscreen en HybridTouch-displays: i. Selecteer een locatie of object op het scherm en druk op de OK-knop. 2. HybridTouch-displays en displays met alleen touchscreen: i. Een object op het scherm selecteren. ii. Een locatie op het scherm selecteren en vasthouden. Uw multifunctionele display bevat basiswereldkaarten.
op de kaart mee, waaronder tekst. Omdat rasterkaarten een gescand beeld zijn, is de bestandsgrootte normaal gesproken groter dan dat van een vergelijkbare vectorkaart. Vectorkaarten Vectorkaarten zijn door de computer gegenereerd en bestaan uit een aantal punten en lijnen die samen de kaart vormen. Kaartobjecten en -lagen op vectorkaarten kunnen worden in- en uitgeschakeld en kaartobjecten kunnen worden geselecteerd voor meer informatie.
Uitpakken van bestanden naar geheugenkaart Het download-bestand van LightHouse-kaarten dient eerst te worden uitgepakt (unzip) naar de geheugenkaart om op uw multifunctionele display te kunnen worden gebruikt. Opmerking: De onderstaande instructies zijn alleen bedoeld als richtlijn. Afhankelijk van het besturingssysteem van uw PC en de archiveringssoftware (zip) die u gebruikt kunnen de stappen enigszins afwijken van de hier getoonde stappen.
1 2 3 4 16.3 Navigatie-opties 5 De Kaart-toepassing beschikt over functies die helpen te navigeren naar een gekozen locatie. De navigatieopties kunt u terugvinden in het Navigatie-menu: Menu > Navigatie • Stuurautomaatbedieningen — opent het dialoogvenster voor stuurautomaatbediening wanneer Stuurautomaatbediening is ingeschakeld. 7 6 D12166-3 • Ga naar cursor — stelt de cursorpositie in als de actieve bestemming.
Navigeren naar de cursorpositie op de kaart met behulp van het menu D12295-1 D11764-2 Doe het volgende in de kaarttoepassing: 1. Plaats de cursor op de gewenste bestemming op de kaart. 2. Selecteer Menu. 3. Selecteer Navigatie. 4. Selecteer Ga naar cursor. Het navigeren naar een waypoint annuleren U kunt de XTE ook resetten vanuit het Navigatiemenu: Menu > Navigatie > XTE herstarten. Langs een route navigeren U kunt iedere route die op uw display is opgeslagen volgen.
16.4 Kaartbereik en draaiing 16.5 Kaart-selectie Bereik in- en uitzoomen U kunt het cartografietype selecteren dat u wilt gebruiken in de Kaart-toepassing. De Kaart-selectie is van toepassing op alle actieve kaarten. De noodzakelijke cartografische kaartmodules dienen in uw multifunctionele display te zijn geplaatst om verschillende typen cartografische modules te kunnen weergeven. De onderstaande tabel laat de bereikregelaars zien die beschikbaar zijn op de verschillende displaymodellen.
16.7 Kaartrichting 16.6 Scheepspositie op de kaartweergave Uw huidige positie wordt weergegeven op het scherm met een scheepssymbool. De scheepssymbolen worden alleen weergegeven wanneer koers- of COG-gegevens beschikbaar zijn. Het scheepssymbool varieert afhankelijk van de geselecteerde instellingen en de beschikbaarheid van koersgegevens. Motorschip Het motorschipsymbool wordt gebruikt wanneer tijdens de Opstart-wizard motorschip als scheepstype is geselecteerd.
de informatie die op een bepaald moment beschikbaar is. Het systeem bepaalt de prioriteit van deze informatie in de onderstaande volgorde: 1. Peiling van startpunt naar bestemming, d.w.z. geplande koers. 16.8 Kaartbewegingsmodus De bewegingsmodus regelt de verhouding tussen de kaart en uw schip. 2. Vastgezette koers van een stuurautomaat. Wanneer de bewegingsmodus actief is, wordt de kaart na beweging van uw schip bijgewerkt om het schip op het scherm te houden. De 3 bewegingsmodi zijn: 3.
16.9 Kaartweergaven Werkelijke beweging Wanneer dit wordt ondersteund door uw type cartografiemodule, kan de Kaart-toepassing worden ingesteld op 2D- of 3D-weergave. 2D- en 3D-kaartweergaven selecteren D12304-1 Wanneer de bewegingsmodus is ingesteld op Werkelijke beweging, dan wordt de kaart vastgezet en beweegt het schip in werkelijke verhouding tot vaste landmassa's op het scherm.
i. Artikel Omschrijving 15 Bereik inzoomen — selecteer dit pictogram om het bereik in te zoomen (alleen displays met touchscreen). 16 Cartografische objecten — het niveau van de cartografische objecten wordt bepaald door het cartografietype. Displays zonder touchscreen of HybridTouch-displays — verplaats de Joystick omhoog of omlaag om de kanteling aan te passen ii.
5. Stel de numerieke regelaar in op de gewenste waarde, tussen 1,0 en 20,0 6. Selecteer OK of Terug om de instelling te bevestigen en de numerieke regelaar te sluiten. De transducer-kegel inschakelen Om in 3D-weergave de transducer-kegel die het dekkingsgebied van uw Fishfinder-transducer aangeeft in te schakelen, volgt u de onderstaande stappen: Doe het volgende in het menu van de Kaart-toepassing: 1. Selecteer Presentatie. 2. Selecteer Weergave & beweging. 3. Selecteer Opties 3D-weergave. 4.
16.11 Lagen Radarlaag De kaart heeft een aantal lagen met verschillende soorten weergaven en informatie. Voor de lagen zijn elektronische kaarten nodig met de juiste functie-ondersteuning. Ook extra hardware en service-abonnementen kunnen noodzakelijk zijn. U kunt Radar- en MARPA-functies als laag gebruiken in de Kaart-toepassing om objecten te kunnen volgen of om u te helpen onderscheid te maken tussen vaste objecten en ander maritiem verkeer.
• Als u het radarbereik wijzigt in een radarvenster, verandert de schaal van alle gesynchoniseerde kaartweergaven mee. • Als u de schaal van een gesynchroniseerde kaart wijzigt, verandert het bereik van alle radarvensters mee. Het kaart- en het radarbereik synchroniseren Doe het volgende in de 2D-kaartweergave: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Presentatie. 3. Selecteer Weergave & beweging 4. Selecteer Kaartsynchronisatie. 5. Selecteer Radar.
2. 3. 4. 5. 6. Selecteer Laag. Selecteer Gegevenskaders. Selecteer Gegevenskader 1 > Aan. Selecteer Gegevenskader 2 > Aan. Kies de Selecteer gegevens-optie voor het betreffende gegevenskader. 7. Selecteer de categorie met het type gegevens dat u in het gegevenskader wilt weergeven. Voorbeeld: dieptegegevens. 8. Selecteer een gegevensitem. De gegevens die u hebt geselecteerd worden op het scherm weergegeven in het bijbehorende gegevenskader. 2. Selecteer Lagen. 3.
Kaarttekst in- en uitschakelen Bereikringen in- en uitschakelen De kaarttekst kan worden in- en uitgeschakeld door de onderstaande stappen te volgen. De bereikringen kunnen worden in- en uitgeschakeld door de onderstaande stappen te volgen. Doe het volgende in het menu van de Kaart-toepassing: 1. Selecteer Presentatie. 2. Selecteer Lagen. 3. Selecteer Kaarttekst: zodat Aan is geselecteerd om de kaarttekst in te schakelen, of 4.
i. Selecteer de gewenste tijd. 3. Selecteer AIS-alarm zodat Aan is gemarkeerd. Wanneer u AIS-alarm selecteert wordt het alarm voor gevaarlijke objecten geschakeld tussen Aan en Uit. Brandstofbereikringen De brandstofbereikring geeft een geschat bereik van het schip met de geschatte hoeveelheid brandstof aan boord. De grootte van het scheepssymbool wijzigen De grootte van het scheepssymbool kan worden gewijzigd door de onderstaande stappen te volgen. Doe het volgende in het menu van de Kaart-toepassing: 1.
16.12 Kaartvectoren Kaartvectoren zijn beschikbaar voor de koers, COG, windrichting en getijdenrichting. Kaartvectoren zijn alleen beschikbaar in 2D-weergave. 4. Selecteer een tijdinstelling of selecteer Oneindig. 5. Selecteer Vectorbreedte. Er wordt een lijst met breedten weergegeven. 6. Selecteer Smal, Normaal of Breed. Er kan een aantal vectorafbeeldingen worden weergegeven in de Kaart-toepassing in 2D-kaartweergave.
16.13 Cartografische objecten Kaartdetail De instelling kaartdetails bepaalt de hoeveelheid details die in de Kaart-toepassing worden weergegeven.
Cartografische objecten Wanneer dit wordt ondersteund door uw cartografiemodule, kunnen cartografische objecten afzonderlijk worden in- en uitgeschakeld. De onderstaande tabel toont een lijst met deze objecten. U kunt het Objecten-menu openen via: Menu > Presentatie > Objecten. Opmerking: Het Objecten-menu is alleen beschikbaar wanneer de gebruikte cartografiemodule deze functies ondersteunt.
Object (menu-item) Omschrijving Opties Aanvullende wrakinformatie Bepaalt of er uitgebreide informatie wordt weergegeven voor nieuwe wrakken. • Uit Toont meer details van de zeebodem. Dit heeft alleen betrekking op beperkte gebieden waarvoor meer details beschikbaar zijn. • Uit (standardwaarde) Gekleurde zeebodemgebieden 16.14 Objectinformatie Wanneer dit wordt ondersteund door uw type cartografiemodule, kunt u meer gedetailleerde informatie over bepaalde cartografische objecten weergeven.
Opmerking: Niet alle typen cartografische kaarten kunnen panoramafoto's weergeven. Stromingsinformatie Bewegende stromingsinformatie De elektronische kaarten kunnen gebruik maken van bewegende beelden van de stromingsinformatie van stromingsstations. 3. Om de interval van de stappen van de animatie in te stellen pauzeert u alle animaties en selecteert u Interval instellen. 4.
Getijdeninformatie Getijdengrafieken Bewegende getijdeninformatie Getijdengrafieken geven een grafisch overzicht van de getijdenactiviteit. De elektronische kaarten kunnen gebruik maken van bewegende beelden van de getijdeninformatie van getijdenstations.
16.15 Diepte- & lijnopties Wanneer ondersteund door uw cartografietype zijn de volgende instellingen voor diepte en lijnen beschikbaar. Opmerking: De beschikbare menu-items hangen af van uw cartografietype. De diepte-opties hangen af van de meeteenheden die uw systeem gebruikt. Menu-item Cartografietype Omschrijving Opties Peilingen weergeven LightHousevectorkaarten en Navionics Bepaalt de diepte waarop dieptepeilingen worden weergegeven.
Menu-item Cartografietype Omschrijving Opties Diepwaterkleur Navionics Bepaalt de kleur van diep water. • Wit (standardwaarde) • Blauw Sonar-logs Navionics Hiermee kunnen diepte- en positiegegevens worden gelogd naar uw Navionics-cartografiekaart. Deze gegevens worden naar Navionics gestuurd om de lijndetails van sonarkaarten op uw multifunctionele display te verbeteren. Ga naar de Navionics-website www.navionics.com voor instructies voor het uploaden van uw sonar-logbestanden.
16.16 Opties van Mijn gegevens Het menu Mijn gegevens biedt toegang tot uw gebruikersgegevens. 16.17 Synchronisatie van meerdere kaarten De opties kunt u terugvinden via het menu Mijn gegevens: Menu > Mijn gegevens. U kunt de koers-, bereik- en de positie-informatie tussen verschillende kaartweergaven en via het netwerk aangesloten displays synchroniseren. • Waypoints — weergeven van de waypoint-groepenlijst. Wanneer kaartsynchronisatie is ingeschakeld: • Routes — weergeven van de routelijst.
16.18 Het meten van afstanden en peilingen U kunt de gegevensbalk en het contextmenu samen met de meetfunctie gebruiken om afstanden te meten in de kaarttoepassing. U kunt de afstand en de peiling bepalen: • vanaf uw schip naar de positie van de cursor; De liniaal op een andere plaats zetten U kunt een liniaal op een andere plaats zetten door de onderstaande stappen te volgen. 1. Selecteer de huidige liniaal. Het liniaalcontextmenu wordt weergegeven. 2. Selecteer Meten.
Hoofdstuk 17: Fishfinder-toepassing Inhoudsopgave • 17.1 Hoe werkt de fishfinder op pagina 192 • 17.2 Sonar-technologieën op pagina 192 • 17.3 Raymarine sonarmodules op pagina 194 • 17.4 Overzicht Fishfinder op pagina 194 • 17.5 Ondersteuning voor meerdere sonarmodules op pagina 195 • 17.6 Aangepaste kanalen op pagina 197 • 17.7 Het sonarbeeld op pagina 198 • 17.8 Bereik op pagina 199 • 17.9 Scrollen van fishfinder op pagina 200 • 17.10 Weergavemodi van de fishfinder op pagina 200 • 17.
17.1 Hoe werkt de fishfinder 17.2 Sonar-technologieën De Fishfinder-toepassing gebruikt een sonarmodule en een passende sonartransducer. De sonarmodule interpreteert signalen van de transducer en genereert een gedetailleerd onderwaterbeeld. Er zijn verschillende sonartechnologieën beschikbaar, die allemaal werken op basis van dezelfde principes. Traditionele sonartechnologie Traditionele sonar gebruikt één draagfrequentie of draaggolf voor de sonar-ping.
Schermvoorbeeld CHIRP DownVisionTM Kegelvormige straal D12784-2 Sonar is effectief bij een aantal snelheden. In dieper water wordt de bandbreedte van CHIRP automatisch geoptimaliseerd om de zeebodemvergrendeling en de detectie van bewegende objecten (bijv. vis) in de bredere waterkolom te verbeteren. Schermvoorbeeld CHIRP-sonar Overzicht CHIRP DownVisionTM DownVisionTM produceert een straal met een brede hoek van links naar rechts en een dunne straal van voor naar achter.
17.3 Raymarine sonarmodules 17.4 Overzicht Fishfinder Hieronder vindt u informatie over de sonarmodules van Raymarine. De Fishfinder-toepassing helpt u te interpreteren wat zich onder water rond uw schip bevindt. De hieronder getoonde diepte voor DownVisionTM-sonarmodules is de normaal gesproken haalbare diepte, afhankelijk van de aangesloten transducer in optimale wateromstandigheden.
Fishfinder-toepassingsvensters Alle vensters die een versie van de Fishfinder-toepassing zijn onafhankelijk en eventuele wijzigingen in de kanaalselectie of display-modus worden automatisch opgeslagen voor het betreffende venster of de toepassing. Er kunnen meerder pagina's worden ingesteld op het Home-venster, deze kunnen worden gebruikt om verschillende combinaties van kanalen en weergavemodi weer te geven. 17.
Het sonarkanaal selecteren Om het kanaal te selecteren dat u wilt weergeven volgt u de onderstaande stappen 5. Herhaal de stappen 3 en 4 voor ieder venster van de pagina met gesplitst scherm. Doe het volgende in de Fishfinder-toepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Kanaal. De pagina Kanaalselectie wordt weergegeven. 3. Selecteer het tabblad voor de sonarmodule die u wilt gebruiken. Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare kanalen voor de geselecteerde sonarmodule. 4.
17.6 Aangepaste kanalen U kunt aangepaste kanalen maken vanuit alle standaard kanalen van de sonarmodule, behalve Automatische kanalen. Hierdoor kunnen sommige instellingen worden aangepast en opgeslagen als een afzonderlijk kanaal. Deze kanalen kunnen daarna worden toegewezen aan de verschillende Fishfinder-toepassingsvensters. Er kunnen maximaal 10 aangepaste kanalen worden gemaakt voor iedere aangesloten sonarmodule.
17.7 Het sonarbeeld Sluier/achtergrondruis Het beeld van de Fishfinder kan worden beïnvloed door echosignalen die worden ontvangen van drijvend of gezonken afval, luchtbellen en zelfs de beweging van het schip. Dit staat bekend als ‘ruis’ of ‘sluier’ en wordt geregeld door de gevoeligheidsinstellingen. Het systeem kan sommige instellingen automatisch regelen overeenkomstig de diepte en de wateromstandigheden. U kunt de instellingen wanneer nodig ook handmatig aanpassen.
17.8 Bereik Met de Bereik-functie kunt u het bereik van de diepte definiëren die u ziet op de Fishfinder-toepassing. In Automatische bereik past de Fishfinder-toepassing het bereik automatisch aan om ervoor te zorgen dat de waterkolom en de zeebodem altijd worden weergegeven. In Handmatig bereik kunt u het bereik dat op het scherm wordt weergegeven aanpassen aan uw eigen wensen. De onderstaande tabel laat voorbeelden zien van de Bereik-functie met verschillende sonartypen.
17.9 Scrollen van fishfinder 17.10 Weergavemodi van de fishfinder Het fishfinder-beeld beweegt van rechts naar links. U kunt de beweging pauzeren of de snelheid aanpassen om het plaatsen van waypoints of VRM's op het scherm te vergemakkelijken. Een Fishfinder-display-modus selecteren Scroll-snelheid U kunt de snelheid waarmee het fishfinder-beeld beweegt aanpassen. Een hogere snelheid geeft meer details, wat handig kan zijn wanneer u op zoek bent naar vis.
4. Selecteer de voorkeursinstelling van de Zoom-factor (x2, x3, x4) of selecteer Handmatig Nadat u uw keuze hebt gemaakt keert u terug naar het menu Display-modus. 5. Als u Handmatig hebt geselecteerd selecteert u daarna Handmatige zoom Het dialoogvenster handmatig aanpassen zoomfactor wordt weergegeven. 6. Stel de instelling in op de gewenste waarde. 7. Selecteer Terug of gebruik de OK-knop om de instelling te bevestigen.
17.11 Opties presentatiemenu Het Presentatie-menu geeft toegang tot functies voor extra gedetailleerde informatie op het scherm. De onderstaande tabel laat de beschikbare Presentatie-opties zien. Menu-item Omschrijving Opties *Diepte-ID object Bepaalt of de diepte van geïdentificeerde objecten wordt weergegeven. Het niveau van de weergegeven objecten is direct gekoppeld aan het gevoeligheidsniveau van het Visalarm. • Aan Bepaalt of de horizontale lijnen die de diepte aangeven worden weergegeven.
Menu-item Omschrijving Opties 17.12 Diepte en afstand Versterkingsregelaars Bepaalt of de gevoeligheidsinstellingen wel of niet op het scherm worden weergegeven. • Weergeven (standardwaarde) De Fishfinder-toepassing heeft een aantal functies die u helpen bij het bepalen van diepten en afstanden.
17.13 Waypoints in de Fishfindertoepassing Door een waypoint in de Fishfinder-toepassing te plaatsen kunt u een positie markeren zodat u daar later naar terug kunt keren. Wanneer een waypoint is geplaatst, worden de gegevens daarvan aan de waypoint-lijst toegevoegd en er wordt een verticale lijn met het waypoint-symbool weergegeven op het scherm. U kunt daarna naar de waypoints navigeren met behulp van de Kaart-toepassing. 17.
te zien, zonder teveel achtergrondruis. Over het algemeen wordt een hoge versterking gebruikt voor diep en/of helder water en een lage versterking voor ondiep en/of troebel water. De nieuwe waarden blijven behouden, ook wanneer u uw display uitschakelt. 2. Selecteer het vakje Automatisch om er een vinkje in te plaatsen. 3. Selecteer de gewenste Automatische versterkingsmodus.
Contrast DownVisionTM gebruikt monochrome schaduwen om de sterkte van een echo te bepalen. U kunt het contrast handmatig aanpassen tussen 0% en 100% of het instellen op automatisch. 31% TVG 100% TVG Automatische TVG Opmerking: TVG heeft geen invloed in simulatormodus maar de Bovendeel uit-modus (0% tot 30%) wel. 20% handmatig contrast Automatisch contrast 80% handmatig contrast Bovendeel uit-modus Contrast stelt de onderste limiet in voor de sterkste echoschakering.
Waarden tussen 31% en 100% staan voor TVG-regeling. 4. Selecteer Terug of OK om de schuifbalkregelaar te sluiten. TVG-regelaars op het scherm Multifunctionele displays met alleen touchscreen en HybridTouch multifunctionele displays hebben TVG-regelaars op het scherm. sonarmodules (met uitzondering van legacy) kunt u een automatische TVG-modus selecteren. Ruisfilter Het Ruisfilter is beschikbaar op DownVisionTM-sonarmodules.
4. Selecteer OK om de instelling te bevestigen en de numerieke regelaar te sluiten. Vermogensmodus De Vermogensmodus regelt het vermogensniveau van de transducer. De Vermogensmodus kan worden ingesteld op automatisch, of handmatig worden afgesteld tussen 0% en 100%. De Vermogensmodus is alleen beschikbaar op CHIRP-, traditionele en legacy sonarmodules. • Automatisch — dit is de standaard instelling.
Opmerking: De ondieptelimiet kan niet hoger worden ingesteld dan de dieptelimiet. 17.16 Frequentie-afstemming De frequentie hangt af van de gebruikte sonarmodule en transducer. Bij gebruik van een non-CHIRP-sonarmodule of een CHIRP-sonarmodule die werkt in non-CHIRP-modus, kan de frequentie van de transducer handmatig fijn worden afgesteld. De voordelen van het handmatig kunnen afstemmen van de frequentie zijn onder andere: • Optimalisatie voor bepaalde soorten vis en zeecondities.
het hele frequentiebereik dat op de transducer beschikbaar is afloopt bij iedere ping. • Gemiddelde CHIRP — CHIRP-modus (bijv. 85 tot 135 kHz) — er is geen fijne afstemming nodig omdat de CHIRP-sonarmodule het hele frequentiebereik dat op de transducer beschikbaar is afloopt bij iedere ping. • Hoge CHIRP — CHIRP-modus (bijv. 130 tot 210 kHz) — er is geen fijne afstemming nodig omdat de CHIRP-sonarmodule het hele frequentiebereik dat op de transducer beschikbaar is afloopt bij iedere ping.
17.17 Menu-opties instellen echolood Deze sectie beschrijft de opties die beschikbaar zijn in het instellingenmenu van het echolood: (Menu > Instellingen > Instellen echolood). Menu-item Omschrijving Opties Ping Rate Hyper Ping is een instelling die alleen beschikbaar is op traditionele interne en legacy sonarmodules, voor gebruik in ondiep water (dieptebereik ingesteld op 6 meter (20 voet) of minder).
17.18 Menu-opties voor transducer-instellingen Het Transducer-instellingen-menu dient te worden gebruikt wanneer u uw multifunctionele display voor het eerst instelt of wanneer u een diepte-transducer installeert. Menu-item Omschrijving Opties Transducer Selecteer het juiste transducer-type in de lijst. Sommige transducers worden automatisch door het systeem gedetecteerd. De beschikbare opties hangen af van de aangesloten sonarmodule.
17.19 De sonar resetten De reset-functie zet de unit terug naar de standaard fabrieksinstellingen. Opmerking: Wanneer u de unit terugzet naar de fabrieksinstellingen, worden alle kalibratiegegevens voor snelheid en temperatuur en de dieptecorrectie gewist. 1. Gebruik een compatibel Raymarine multifunctioneel display om naar de fishfinder-toepassingspagina te gaan. 2. Selecteer Menu in het menu aan de zijkant. 3. Selecteer Instellingen. 4. Selecteer Instellingen echolood. 5. Select Resetten sonar. 6.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 18: Radartoepassing Inhoudsopgave • 18.1 Overzicht radar op pagina 216 • 18.2 Statussymbolen radarscanner op pagina 217 • 18.3 Overzicht Radar-display op pagina 218 • 18.4 Kwaliteit radarbereik en -beeld op pagina 219 • 18.5 Objecten volgen op pagina 221 • 18.6 Afstanden, bereik en peiling op pagina 224 • 18.7 Radarmodus en oriëntatie op pagina 226 • 18.8 Menu-opties radarpresentatie op pagina 228 • 18.9 • 18.10 Radaraanpassingen HD en SuperHD op pagina 232 • 18.
18.1 Overzicht radar Radar wordt gebruikt om informatie te geven die u kan helpen om doelen te volgen en afstanden en peilingen te meten. Radio Detection And Ranging (RADAR) wordt op zee gebruikt om op een afstand de aanwezigheid van objecten (bekend als "doelen") te ontdekken, en als deze in beweging zijn, hun snelheid te bepalen. Radar werkt door radiopulsen te verzenden en daarna de reflectie van deze pulsen (echo's) van objecten in het gebied te detecteren.
18.2 Statussymbolen radarscanner De modus van de voedingsmodus van de radarscanner wordt weergegeven in de statusbalk. Symbool Voedingsmodus radar Omschrijving Zenden (TX) Roterend pictogram, waarmee wordt aangegeven dat de scanner aan is en uitzendt. Wanneer SCANNER is ingesteld op AAN, selecteert u deze modus om de scanner te activeren. Dit is de gebruikelijke manier van werken.
18.3 Overzicht Radar-display Wanneer uw radarscanner is aangesloten en de radar in Zend-modus staat, biedt het radarbeeld een op een kaart lijkende weergave van het gebied waarin de radar operationeel is. 2 1 3 5 4 6 7 8 9 worden sterkere van objecten terugkerende signalen geel weergegeven, en zwakkere signalen in twee tinten blauw. Als u een HD of SuperHD radarscanner gebruikt, worden sterkere van objecten terugkerende signalen weergegeven in 256 kleuren, voor een duidelijker beeld.
i. Selecteer een locatie of object op het scherm en druk op de OK-knop. 2. HybridTouch-displays en displays met alleen touchscreen: i. Een object op het scherm selecteren. ii. Een locatie op het scherm selecteren en vasthouden. 18.4 Kwaliteit radarbereik en -beeld Maximaal radarbereik Het bruikbare bereik van de radar wordt beperkt door factoren zoals de hoogte van de scanner en de hoogte van het object.
name bij grotere objecten. Zijbundelsignalen vormen óf bogen op het radarscherm die lijken op bereikringen, óf een aantal signalen die samen een onderbroken boog vormen. Artikel Omschrijving 1 Werkelijke echo 2 Multipele echosignalen 1 Blinde sectoren 3 Obstructies zoals pijpen en masten in de buurt van de radarantenne kunnen de radarstraal hinderen en radarschaduwen of ‘blinde sectoren’ veroorzaken.
Zeesluier uit 18.5 Objecten volgen De Bewakingszone- , VRM/EBL- en MARPA functies helpen u bij het volgen van objecten en het voorkomen van aanvaringen. Wanneer een radar is aangesloten op uw multifunctionele display kunt u: • De afstand tot het object en de peiling inschatten (VRM/EBL). • Een alarm instellen zodat een melding wordt gegenereerd wanneer het object zich binnen een bepaalde zone bevindt (bewakingszone).
Het contextmenu openen U kunt het contextmenu openen door de onderstaande stappen te volgen. 1. Displays zonder touchscreen en HybridTouch-displays: i. Selecteer een locatie of object op het scherm en druk op de OK-knop. 2. HybridTouch-displays en displays met alleen touchscreen: i. Een object op het scherm selecteren. ii. Een locatie op het scherm selecteren en vasthouden.
MARPA-contextmenu De MARPA-functie bevat een contextmenu met positie-informatie en menu-items. Doe het volgende vanuit het menu Instellen veilige zone: 1. Selecteer Radius veilige zone. i. Selecteer de gewenste radius voor de veilige zone. 2. Selecteer Tijd naar veilige zone. i. Selecteer de gewenste tijd. 3. Selecteer AIS-alarm zodat Aan is gemarkeerd. Wanneer u AIS-alarm selecteert wordt het alarm voor gevaarlijke objecten geschakeld tussen Aan en Uit.
Relatieve beweging 18.6 Afstanden, bereik en peiling Wanneer het display is ingesteld op relatieve bewegingsmodus, wordt geen verlenging van de vector van uw schip weergegeven. De CPA-lijn begint op uw eigen schip, waarbij de vectorverlenging van het object relatief wordt weergegeven, niet werkelijk. De tekst naast het object geeft zijn koers en snelheid aan. Wanneer u de Radar-toepassing gebruikt, kunt u afstanden, bereiken en peilingen op verschillende manieren meten.
Meten met behulp van VRM/EBL VRM/EBL-contextmenu Variabele bereikmarkeringen (Variable Range Markers, VRM) De VRM/EBL-functie bevat een contextmenu met positiegegevens en menu-items. Een variabele bereikmarkering (VRM) is een cirkel die is gecentreerd op de positie van uw schip en vastgezet met betrekking tot de koersmodus.
18.7 Radarmodus en oriëntatie Een zwevende VRM/EBL creëren op de radarweergave Radarrichtingsmodi Doe het volgende in de radartoepassing met een reeds gecreëerde VRM/EBL: 1. Plaats de cursor op de VRM/EBL. 2. Druk op de OK-knop. Het radarcontextmenu wordt weergegeven. 3. Gebruik de Draaiknop om Zwevend midden te selecteren. 4. Druk op de OK-knop. 5. Gebruik de joystick om de middenpositie van de cirkel naar de gewenste positie te verplaatsen. 6. Druk op de OK-knop om de nieuwe positie te bevestigen.
Opmerking: Wanneer de headinggegevens niet meer beschikbaar zijn wanneer u in deze modus bent, wordt een waarschuwingsbericht weergegeven, de statusbalk geeft Noord boven aan tussen haakjes en de radar gebruikt 0° heading in relatieve beweging. Wanneer de headinggegevens nogmaals niet meer beschikbaar zijn, wordt de modus Noord boven teruggezet. Opmerking: Het is niet mogelijk de modus "Boeg boven" te selecteren als de bewegingsmodus is ingestelde op Ware noorden.
18.8 Menu-opties radarpresentatie Functie Omschrijving Opties Dual Range Met dit menu-item kunt u de Dual Range-modus Aan en Uit zetten. • Aan • Uit Dual Range-kanaal Met dit menu-item kunt u lang en kort kanaal kiezen voor Dual Range.
Functie Omschrijving Opties Kleurenpalet Met dit menu-item kunt u een Kleurenpalet selecteren voor de Radar-toepassing. • Vet • Professioneel 1 • Professioneel 2 • Klassiek • Nachtzicht Bereikringen Met dit menu-item kunt u de bereikringen Aan en Uit zetten. • Aan • Uit Ring veilige zone Versterkingsregelaars Gegevenskaders Met dit menu-item kunt u de ring veilige zone in de Radar-toepassing weergeven of verbergen.
R ST IL LU A RY 1 R TE M PO 2 D R A AT IO N FT Voorbeeld modus Werkelijke beweging 3 4 D12745-1 1 Koersmarkering van het schip. 2 Object dat beweegt met een snelheid van 0 tot 1 knopen (minimale tot geen wake). 3 Object dat in tegengestelde richting van het schip beweegt (wake verschijnt in tegengestelde richting van de koers van uw schip). 4 Object dat in dezelfde richting als het schip beweegt (wake verschijnt in de richting van de koers van uw schip).
18.9 Afstemmen radar: versterkingsregelaars op het scherm 4. Pas de schuifregelaar aan naar de gewenste instelling. 5. De schuifbalk wordt automatisch gesloten, of u kunt het pictogram op het scherm opnieuw selecteren om de schuifbalk te sluiten. Multifunctionele displays met touchscreen hebben op het scherm toegang tot de regelaars voor versterking, regen en zeesluier.
18.10 Radaraanpassingen HD en SuperHD U kunt de voorkeursinstelling en andere functies gebruiken om de kwaliteit van het radarbeeld te verbeteren. De volgende instellingen zijn beschikbaar in het Radar-menu en zijn van toepassing op HD radomes en HD en SuperHD Open Array-scanners: Menu-item Omschrijving Opties voorkeursmodus Met de voorkeursinstellingen voor radarversterking kunt u snel vooraf geconfigureerde instellingen selecteren, voor een optimaal beeld in verschillende situaties.
2. Selecteer Versterking. 3. De schuifbalkregelaar voor de kleurversterking wordt weergegeven. 4. Stel de schuifbalkregelaar van de kleurversterking in op de juiste waarde (tussen 0% en 100%), of 5. Selecteer het vakje Automatisch om een vinkje te plaatsen in het vakje voor automatische versterkingsregeling. 3. Stel de schuifbalkregelaar van de Vermogensversterking in op de juiste waarde (tussen 0 en 100%), of 4.
18.11 Aanpassingen non-HD digitale radomes U kunt de voorkeursinstelling van de versterking en andere functies gebruiken om de kwaliteit van het radarbeeld te verbeteren. De volgende instellingen zijn van toepassing op non-HD digitale radomes en zijn beschikbaar in het Radar-menu: Menu-item Omschrijving Opties Regen De radarscanner detecteert echosignalen van regen of sneeuw.
Voorkeursmodus van de radar selecteren Voor deze voorkeursinstellingen is een digitale radarscanner vereist. Doe het volgende in de Radar-toepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Voorkeursmodus. 3. Selecteer Haven, Kust of Offshore.
18.12 Radar gebruik bij Dual Range Met de Dual Range-radarfunctie kunt u 2 bereiken tegelijkertijd bekijken in afzonderlijke vensters. Deze functie is beschikbaar op SuperHD en HD radarscanners. Met uw multifunctionele display en een HD radarscanner kunt u beelden bekijken op een kort bereik of een lang bereik in afzonderlijke radarvensters. De standaard instelling is Lang, wat zorgt voor een standaard scannerbereik.
18.13 Scansnelheid radar SuperHD Open Array-radars met software versie 3.23 of hoger, of HD radome's ondersteunen meerdere scansnelheden. De radarscansnelheid wordt ingesteld in het menu Instellingen radar. Wanneer het systeem een scanner detecteert die zowel op 24 toeren als op 48 toeren werkt, worden 2 opties aangeboden voor de scannersnelheid: • 24 toeren • Automatisch Als u een digitale radarscanner heeft die alleen werkt op 24 toeren, dan is de optie voor scansnelheid uitgeschakeld.
18.14 Radarinstellingenmenu Met het instellingenmenu voor de radar kunt u de prestaties en het gedrag van uw radarscanner configureren.
4. Selecteer Afstemming aanpassen: . De schuifbalkregelaar voor Afstemming aanpassen wordt weergegeven. 5. Stel de schuifbalkregelaar in op de juiste waarde, of 6. Selecteer het vakje Automatisch om een vinkje te plaatsen in het vakje voor automatische afstemming.
18.15 De radar resetten Om de radarinstellingen te resetten naar de standaard instellingen volgt u de onderstaande stappen: Doe het volgende in de radartoepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Instellingen radar. 3. Selecteer Geavanceerd. 4. Selecteer Geavanceerde reset. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 5. Selecteer Ja om de reset te bevestigen.
Hoofdstuk 19: Gegevenstoepassing Inhoudsopgave • 19.1 Overzicht gegevenstoepassing op pagina 242 • 19.2 Gegevenspagina's selecteren met behulp van het Touchscreen op pagina 244 • 19.3 Gegevenspagina's selecteren op pagina 244 • 19.4 De gegevenstoepassing aanpassen op pagina 245 • 19.5 Motoridentificatie op pagina 247 • 19.6 Scheepsgegevens instellen op pagina 249 • 19.7 De maximale motor-RPM instellen op pagina 249 • 19.8 Kleurthema op pagina 250 • 19.
19.1 Overzicht gegevenstoepassing Voorbeeld — motorpagina voor schip met 2 motoren. Met de gegevenstoepassing kunt u gegevens bekijken die zijn gegenereerd door het multifunctionele display of gegevens die beschikbaar zijn op uw systeem. 1 2 3 4 Gegevens kunnen worden verkregen van apparaten die SeaTalkhs, SeaTalkng of NMEA-protocollen gebruiken. 5 6 7 8 9 10 11 12 D13058-1 1. Wijzerplaat motor bakboord in combinatie met oliedruk en koelvloeistoftemperatuur 2. Totale brandstof 3.
1. Watertemperatuur 1 2 2. Levend aas-tank 3. Tijd 3 4. Bereik en peiling bestemmingswaypoint 4 5 6 7 5 5. Waypoint-TTG 6. SOG 7. Diepte Brandstofpagina D13020-1 1. Kompaswijzerplaat De Brandstof-pagina is beschikbaar wanneer het scheepstype is ingesteld op motorboot. 2. Windwijzerplaat 1 3. Waypoint-pictogram — wordt alleen weergegeven tijdens actieve navigatie. 2 4. Koers- (rood) en COG- (groen) pijlen 5. Ware wind-pijl (geel) 6. Schijnbare wind-pijl (geel) 3 7.
19.2 Gegevenspagina's selecteren met behulp van het Touchscreen U kunt met het touchscreen door de beschikbare pagina's bladeren. 19.3 Gegevenspagina's selecteren Om gegevenspagina's te selecteren met behulp van een multifunctioneel display zonder touchscreen volgt u de onderstaande stappen. Doe het volgende in de gegevenstoepassing: 1. Verplaats de Joystick omlaag om naar de volgende pagina te gaan, of 2. Verplaats de Joystick omhoog om naar de voorgaande pagina te gaan.
19.4 De gegevenstoepassing aanpassen U kunt de gegevenstoepassing aanpassen zodat de door u gewenste systeem- en instrumentgegevens weergeven worden. Naast het weergeven van de standaard, vooraf geconfigureerde gegevenspagina's in de gegevenstoepassing, kunt u ook: • De volgorde waarin de gegevenspagina's worden weergegeven veranderen. • De inhoud van gegevenspagina's aanpassen aan uw eigen wensen. • De gegevenspagina's een andere naam geven. • Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen.
4. Kies Ja om de gegevenspagina te verwijderen en Nee om de actie te annuleren. Opmerking: U kunt geen nieuwe motorpagina maken met dezelfde layout als de vooraf geconfigureerde motorgegevenspagina's.
19.5 Motoridentificatie Motorgegevens kunnen worden weergegeven op uw MFD met behulp van de Gegevens-toepassing, deze beschikt over enkele vooraf ingestelde Motor-pagina's voor de weergave van de meeste voorkomende soorten motorgegevens. Belangrijk: Voordat u motorgegevens kunt weergeven op uw MFD, dient u: • ervoor te zorgen dat uw MFD LightHouse softwareversie 8 of hoger heeft. • de belangrijke informatie "Motorinstantiëring" en "Motoridentificatiewizard" te raadplegen.
Instantiëren en instellen van de motor Voordat u motorgegevens kunt weergeven op uw MFD kan het nodig zijn de motor in te stellen en te "instantiëren". Opmerking: Het instellen en instantiëren van de motor is NIET nodig voor schepen met één motor. De meeste motorgegevensconfiguraties kunnen worden ingesteld met de "Motoridentificatie"-wizard die beschikbaar is op Raymarine MFD's met LightHouse software versie 8 of hoger.
19.6 Scheepsgegevens instellen 19.7 De maximale motor-RPM instellen U kunt de scheepsinstellingen wijzigen in het menu Gegevenstoepassing. U kunt instellen dat het maximale RPM-bereik wordt weergegeven op het RPM-gegevensitem. Doe het volgende in de Gegevenstoepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Scheepsgegevens. 3. Selecteer Aantal motoren, Aantal brandstoftanks of Aantal accu's. 4. Selecteer 1, 2, 3, 4 of 5.
19.8 Kleurthema Het kleurthema in de Gegevenstoepassing kan worden geschakeld tussen licht en donker. Donker thema (standardwaarde) Licht thema Het kleurenthema wijzigen U kunt het kleurenthema wijzigen door de onderstaande stappen te volgen. Doe het volgende in de Gegevenstoepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Presentatie. 3. Selecteer Kleurenthema. Wanneer u kleurenthema selecteert schakelt de kleur tussen Licht en Donker.
19.9 Eenheidsinstellingen U kunt uw voorkeuren specificeren voor de meeteenheden die in alle toepassingen worden gebruikt. Menu-item Omschrijving Opties Afstandseenheden De meeteenheden die worden gebruikt in alle toepassingen van het display voor de waarden met betrekking tot afstand.
19.10 Lijst met gegevensitems Gegevenscategorieën die kunnen worden weergegeven in de gegevenstoepassing, gegevenskaders, op de gegevensbalk en op de uitgebreide gegevensbalk worden hieronder weergegeven. Regelaarafbeeldingen zijn niet beschikbaar in gegevenskaders of op gegevensbalken. In de volgende tabel worden de gegevensitems weergegeven die beschikbaar zijn per categorie.
Gegevenscategorie Motor** Omschrijving Gegevensitem Soorten door uw motoren gegenereerde gegevens. Bijvoorbeeld: oliedruk. Toerental Afbeeldingen gegevenstoepassing RPM & snelheid Koelvloeistoftemperatuur Koelvloeistofdruk Olietemperatuur Oliedruk Oliedruk & koelvloeistoftemperatuur Olietemperatuur transmissie Oliedruk transmissie Transmissieoverbrenging Turbodruk Brandstofdruk Brandstofverbruik Brandstofverbruik (inst.) Brandstofverbruik (gem.
Gegevenscategorie Brandstof** Omschrijving Gegevensitem Soorten gegevens met betrekking tot het brandstofsysteem. Bijvoorbeeld brandstofpeil. Brandstofpeil (%) Afbeeldingen gegevenstoepassing Totale brandstof (vol) Totaal brandstofverbruik Brandstofbesparing Geschatte resterende brandstof Afstand tot brandstoftank leeg Tijd tot brandstoftank leeg Gebruikte brandstof (reis) Gebruikte brandstof (seizoen) Omgeving Gegevens met betrekking tot de omgeving. Bijvoorbeeld luchttemperatuur.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing Maximale watertemperatuur GPS Gegevens met betrekking tot de GPS. Bijvoorbeeld scheepspositie. Scheepspositie COG & SOG COG SOG Maximale SOG Gemiddelde SOG Koers Gegevens met betrekking tot de koers. Bijvoorbeeld vastgezette koers. Koers Koers en snelheid (alleen gegevenstoepassing.) Vastgezette koers Fout vastgezette koers LH-fout en LH (alleen gegevenstoepassing.) Kruiskoers Kompas (alleen gegevenstoepassing.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing Peiling naar waypoint BTW & DTW (alleen gegevenstoepassing.) Course Made Good (CMG) CMG & DMG CMG & VMG (alleen gegevenstoepassing.) Afstand tot waypoint Distance Made Good (DMG) Waypoint ETA Waypoint-TTG Route ETA Route TTG Stuurautomaat Gegevens met betrekking tot de stuurautomaat. Bijvoorbeeld roer. Roerhoek Snelheid Gegevens met betrekking tot de snelheid. Bijvoorbeeld VMG (Velocity Made Good) naar waypoint.
Gegevenscategorie Tijd Wind Omschrijving Gegevensitem Gegevens met betrekking tot de tijd. Bijvoorbeeld lokale tijd. Lokale tijd Gegevens met betrekking tot de wind. Bijvoorbeeld VMG (Velocity Made Good) naar loefzijde.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing TWA & TWS TWA (CH) en TWS TWA en VMG GWD en Beaufort GWD & GWS Geen Opmerking: *Regelaars en grafische weergaven zijn alleen beschikbaar in de gegevenstoepassing. Gegevensbalk- en gegevenscellagen kunnen alleen digitale items weergeven. Opmerking: **De accu-, motor-, brandstof- en tank-menu's geven 1 set gegevensitems per geconfigureerd apparaat weer (bijv.
19.11 De minimum en maximum metingen resetten Minimum en maximum metingen die worden weergegeven op het display kunnen worden gereset in de Gegevenstoepassing. Doe het volgende in de Gegevenstoepassing, terwij de gegevens die u wilt resetten op het scherm worden weergegeven: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Gegevens resetten. 3. Selecteer het gegevensitem dat u wilt resetten. De meting is gereset.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 20: Toepassing van de thermische camera — draai/kantel-camera's Inhoudsopgave • 20.1 Overzicht van de toepassing thermische camera. op pagina 262 • 20.2 Beeld van de thermische camera op pagina 262 • 20.3 Overzicht bediening op pagina 263 • 20.4 Camerabesturing op pagina 264 • 20.5 Beeldinstellingen op pagina 266 • 20.6 Draai/kantel-camera — nieuwe camera-interface op pagina 268 • 20.7 Modi Hoog vermogen en Hoog koppel op pagina 271 • 20.
20.1 Overzicht van de toepassing thermische camera. Met de toepassing thermische camera kunt u een aangesloten thermische camera bedienen en het beeld ervan weergeven op uw multifunctionele display. 20.2 Beeld van de thermische camera De thermische camera geeft een videobeeld dat wordt weergegeven op uw display. Met camera's met thermisch beeld (ook bekend als infrarood) kunt u goed zien in omstandigheden met weinig of geen licht.
Pictogram Omschrijving Achteruitkijkmodus - het beeld wordt horizontaal omgekeerd. Zoom-instelling: 2x zoom. 20.3 Overzicht bediening De toepassing van de thermische camera is beschikbaar op compatibele Raymarine multifunctionele displays en systemen. Het bevat bediening van de thermische camera. Draaiknop Beeld in-/uitzoomen. Joystick • Camera kantelen en draaien Opmerking: Op touchscreen-displays kunt ook het touchscreen gebruiken om de camera te kantelen en te draaien. Zoom-instelling: 4x zoom.
20.4 Camerabesturing Opmerking: Gestabiliseerde modellen van de T-serie thermische camera's hebben een continue zoomfunctie, niet-gestabiliseerde modellen kunnen schakelen tussen x2en x4-vergroting. Aanzetten en stand-by Wanneer de stroomonderbreker voor de voeding naar de camera wordt ingeschakeld, doorloopt de camera een opstartprocedure van ongeveer 1 minuut, daarna gaat de camera in Stand-by-modus.
Toezichtmodus thermische camera Doe het volgende in de toepassing van de thermische camera: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Beeldopties. 3. Gebruik het menu-item Toezicht om de optie Aan of Uit te selecteren. Mechanische stabilisatie heeft twee aspecten: horizontaal (azimuth) en verticaal (elevatie). Standaard is de mechanische stabilisatie ingeschakeld, wat zorgt voor de beste prestaties op het water wanneer het schip vaart op ruwe zee of bij hoge golven.
20.5 Beeldinstellingen Het beeld van de thermische camera aanpassen Doe het volgende in de toepassing van de thermische camera: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Adjust Contrast (Contrast aanpassen). 3. Selecteer de gewenste opties voor Contrast, Helderheid of Kleur. De betreffende numerieke regelaar wordt weergegeven. 4. Stel de waarde in op de gewenste instelling. 5. Selecteer Terug of OK om de nieuwe waarde te bevestigen. Vooringestelde thema's van de thermische camera 1. Selecteer Menu. 2.
Gebruik met thermische detectie en zichtbaar licht • Gevaarlijk AIS-object Thermische camera's met “dual payload” zijn uitgerust met 2 camera's — een thermisch beeld (infrarood) camera en een zichtbaar-licht camera. Opties om de opties voor automatisch zwenken in of uit te schakelen zijn beschikbaar in de toepassing van de thermische camera Thermische camera — geeft 's nachts beelden, op basis van temperatuurverschillen tussen objecten.
20.6 Draai/kantel-camera — nieuwe camera-interface De menu-opties van de toepassing van de thermische camera voor een draai/kantel-camera met de nieuwe camera-interface worden hieronder weergegeven. De camera activeren Haalt de thermische camera uit de stand-bymodus. (alleen beschikbaar wanneer de camera stand-by is.) Beeld pauzeren • Aan • Uit (standardwaarde) Uitgangspositie camera Selecteren om de camera terug te laten keren naar zijn uitgangspositie.
Instellingenmenu camera Uitgangspositie instellen Stelt de huidige positie van de camera in als de Uitgangspositie van de camera. Zwenkinstellingen Geeft opties voor automatisch zwenken en instellingen voor het uitlijnen van de camera. • Automatisch zwenken naar MOB • Automatisch zwenken naar gevaarlijk AIS-object • Automatisch zwenken naar gevaarlijk MARPA-object • Camerahoogte boven zeeniveau Camera uitlijnen Hiermee kan de horizontale uitlijning van de camera worden gewijzigd.
PC-pictogram Toont of verbergt het pictogram van de aangesloten PC op het scherm. Standaard fabrieksinstellingen terugzetten Hiermee kunt u de instellingen van de camera terugzetten naar de standaard fabrieksinstellingen. Platform kalibreren De optie Platform kalibreren herinitialiseert het draai/kantel-mechanisme van de thermische camera.
20.
20.8 Draai/kantel-camera — oude camera-interface De menu-opties van de toepassing van de thermische camera voor een draai/kantel-camera met de oude camera-interface worden hieronder weergegeven. De camera activeren Haalt de thermische camera uit de stand-bymodus. (alleen beschikbaar wanneer de camera stand-by is.) Beeld pauzeren • Aan • Uit (standardwaarde) Uitgangspositie camera Selecteren om de camera terug te laten keren naar zijn uitgangspositie.
Beschikbare menu's Enable Point Mode / Disable Point Mode Wanneer u "Puntmodus inschakelen" selecteert wordt de puntmodus ingeschakeld, wanneer u "Puntmodus uitschakelen" selecteert wordt de puntmodus uitgeschakeld. Heeft alleen betrekking op modellen met mechanische stabilisatie.
Menu-item / omschrijving Settings / Operation (Instellingen / gebruik) Enable / Disable High Power Standby Deze optie regelt de hoeveelheid stroom die wordt gebruikt om de camera op zijn positie te houden terwijl hij in Stand-bymodus staat. Wanneer de instelling is ingeschakeld wordt meer energie verbruikt, maar de camera blijft op zijn plaats op ruwe zee.
Hoofdstuk 21: Toepassing van de thermische camera — vast gemonteerde camera's Inhoudsopgave • 21.1 Overzicht van de toepassing thermische camera. op pagina 276 • 21.2 Beeld van de thermische camera op pagina 276 • 21.3 Overzicht bediening op pagina 277 • 21.4 Camerabesturing op pagina 278 • 21.5 Beeldinstellingen op pagina 278 • 21.
21.1 Overzicht van de toepassing thermische camera. Met de toepassing thermische camera kunt u een aangesloten thermische camera bedienen en het beeld ervan weergeven op uw multifunctionele display. 21.2 Beeld van de thermische camera De thermische camera geeft een videobeeld dat wordt weergegeven op uw display. Met camera's met thermisch beeld (ook bekend als infrarood) kunt u goed zien in omstandigheden met weinig of geen licht.
Pictogram Omschrijving Zoom-instelling: 4x zoom. Eén actieve besturing op netwerk. Meerdere actieve besturingen op netwerk. 21.3 Overzicht bediening De toepassing van de thermische camera is beschikbaar op compatibele Raymarine multifunctionele displays en systemen. Het bevat bediening van de thermische camera. Draaiknop Beeld in-/uitzoomen. OK Menuselectie bevestigen. Joystick Door menu's navigeren. CANCEL / Back Selectie annuleren. RANGE IN / OUT Beeld in-/uitzoomen.
21.4 Camerabesturing 21.5 Beeldinstellingen Aanzetten en stand-by Het beeld van de thermische camera aanpassen Wanneer de stroomonderbreker voor de voeding naar de camera wordt ingeschakeld, doorloopt de camera een opstartprocedure van ongeveer 1 minuut, daarna gaat de camera in Stand-by-modus. Om met de camera te kunnen werken dient u hem uit de stand-bymodus te halen met behulp van de camerabesturingen.
3. Gebruik het menu-item Kleur om wanneer nodig te schakelen tussen de beschikbare kleurpaletten. Omgekeerde video van de thermische camera U kunt de polariteit van het videobeeld omdraaien om de weergave van objecten op het scherm te veranderen. De optie omgekeerde video (videopolariteit) schakelt het thermische beeld van wit-heet (of rood-heet als de instelling kleurenmodus actief is) naar zwart-heet. Het verschil tussen wit-heet en zwart-heet wordt hieronder getoond: Wit-heet thermisch beeld.
21.6 Menu vast gemonteerde camera's De menu-opties van de toepassing van de thermische camera voor een vast gemonteerde thermische camera worden hieronder weergegeven. De camera activeren Haalt de thermische camera uit de stand-bymodus. (alleen beschikbaar wanneer de camera stand-by is.) Beeld pauzeren • Aan • Uit (standardwaarde) Beeldopties Selecteren om het submenu Beeldopties weer te geven.
JCU-pictogram PC-pictogram Standaard fabrieksinstellingen terugzetten Toont of verbergt het pictogram van de aangesloten JCU op het scherm. • Aan (standardwaarde) Toont of verbergt het pictogram van de aangesloten PC op het scherm. • Aan (standardwaarde) • Uit • Uit Hiermee kunt u de instellingen van de camera terugzetten naar de standaard fabrieksinstellingen.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 22: Cameratoepassing Inhoudsopgave • 22.1 Overzicht cameratoepassing op pagina 284 • 22.2 Camera roteren op pagina 285 • 22.3 Camera-/video-invoerkanalen een naam geven op pagina 286 • 22.4 Het videobeeld aanpassen op pagina 286 • 22.5 De beeldverhouding selecteren op pagina 287 • 22.6 Een locatie selecteren om opnamen op te slaan op pagina 287 • 22.7 Opnemen en afspelen op pagina 288 • 22.
22.1 Overzicht cameratoepassing U kunt een camera- of een video-invoer die direct is aangesloten op uw multifunctionele display bekijken met behulp van de video-ingang(en) of IP-camera-ingangen die beschikbaar zijn op uw netwerk. De Camera-toepassing kan worden gebruikt om: • Live camera-invoer weer te geven. • Automatisch door de beschikbare camera-invoeren te bladeren.
22.2 Camera roteren Wanneer meerdere camera-/video-invoerkanalen beschikbaar zijn, kan de cameratoepassing zo worden ingesteld dat het automatisch langs de beschikbare invoerkanalen roteert met een gespecificeerde interval. Wanneer camera roteren is ingeschakeld, roteert de cameratoepassing door de beschikbare video-invoerkanalen op het display en de beschikbare invoerkanalen van de via het netwerk aangesloten IP-camera's.
22.3 Camera-/video-invoerkanalen een 22.4 Het videobeeld aanpassen naam geven Wanneer het aangesloten camera-/video-apparaat of de via Om onderscheid te kunnen maken tussen verschillende camera-invoeren, kunt u iedere invoer een naam geven. Doe het volgende in de Camera-toepassing: 1. Selecteer de invoer die u een naam wilt geven zodat deze wordt weergegeven op het scherm. 2. Selecteer Menu. 3. Selecteer Aanpassen. 4. Selecteer Naam bewerken. Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. 5.
22.5 De beeldverhouding selecteren Wanneer het aangesloten camera-/video-apparaat of de via het netwerk aangesloten IP-camera dit ondersteunt, kunt u de beeldverhouding veranderen tussen 4:3 en 16:9. Doe het volgende in de cameratoepassing wanneer een invoer wordt weergegeven: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Aanpassen. 3. Selecteer Beeldverhouding zodat 4:3 of 16:9 wordt geselecteerd. 22.
22.7 Opnemen en afspelen De Camera-toepassing kan worden gebruikt om live-invoer op te nemen van een aangesloten een IP-camera. De opname kan op ieder moment worden afgespeeld. De cameratoepassing neemt invoer op van de IP-camera in .mp4-formaat, wat kan worden opgeslagen op een geheugenkaart of op het interne geheugen van het display.
22.8 Foto's maken Wanneer een camera-invoer van een IP-camera wordt weergegeven, kunt u een screenshot opnemen. Foto's kunnen op de volgende manieren worden genomen: Foto maken — direct foto maken. Timer — u kunt ervoor kiezen de foto na 5, 10 of 30 seconden na de selectie te maken. Op afstand — u kunt een draadloze afstandsbediening gebruiken (bijv. de RCU–3) om een foto te maken. 4. Selecteer Vertraging. Er wordt een lijst met vertragingen weergegeven: • 5s • 10 s • 30 s 5.
Doe het volgende in de Camera-toepassing: 1. Selecteer Menu. 2. Selecteer Foto's. 3. Selecteer Weergave. De browser Mijn bestanden wordt geopend. 4. Zoek de betreffende foto op. 2. Selecteer het Opnemen stoppen-pictogram om de opname te stoppen. 3. Selecteer het Foto maken-pictogram om een foto te maken. Foto's worden intern opgeslagen in Intern > Gebruikersgegevens > Afbeeldingsbestanden. Foto's worden op een geheugenkaart opgeslagen in SD-kaart-# > Raymarine > Afbeeldingsbestanden. 5.
Hoofdstuk 23: Fusion link-toepassing Inhoudsopgave • 23.1 Overzicht Fusion link op pagina 292 • 23.2 Mediabronnen op pagina 293 • 23.3 Door muziek bladeren op pagina 295 • 23.4 De functies Willekeurige volgorde en Herhalen selecteren. op pagina 295 • 23.5 Het volume voor iedere zone aanpassen op pagina 296 • 23.6 De te bedienen zone selecteren op pagina 296 • 23.7 De toonregelaars instellen op pagina 297 • 23.8 Het te bedienen systeem selecteren op pagina 297 • 23.
23.1 Overzicht Fusion link • Achteruit en vooruit te springen naar nummers. Het multifunctionele display kan een aangesloten 700-serie Fusion-entertainmentsysteem aansturen. • Achteruit en vooruit te springen binnen nummers. 1 • De functies Willekeurige volgorde en Herhalen instellen. 5 De Fusion link-toepassing openen 6 7 D12746-1 1 Fusion-menuopties en nummerlijsten. 2 Pictogrammen Willekeurige volgorde en Herhalen. 3 Nummer- en mediaspecifieke gegevens en regelaars.
23.2 Mediabronnen DVD De indeling en regelaars die beschikbaar zijn worden bepaald door de geselecteerde mediabron. iPod 1 2 3 2 3 1 4 4 5 6 D12748-1 5 1 Albuminformatie. 2 Titel van het nummer. 3 Artiest. 4 Voortgang van het nummer. 5 Rangnummer van het nummer. 6 Albumtitel. D12750-1 1 Verstreken tijd. De menuopties die beschikbaar zijn voor iPods zijn de volgende: 2 Titel. • Door muziek bladeren. 3 Hoofdstuk. • Herhalen. 4 Knop voor afstandsbediening.
Een mediabron selecteren VHF U kunt selecteren welke mediabron u wilt bedienen. 1 2 3 D12753-1 1 Ruisregelaar. 2 Kanaal. 3 Status handmatisch/automatisch. De menuopties die beschikbaar zijn voor VHF-radio's zijn de volgende: • Voorkeurszender. Doe het volgende in de Fusion link-toepassing: 1. Selecteer Src:. Er wordt een lijst weergegeven met mediabronnen. 2. Selecteer de betreffende mediabron. • Scan. • Toonregeling. • Selecteer Fusion-systeem. AUX 1 D12754-1 1 Invoerversterking.
23.3 Door muziek bladeren U kunt door de muziek bladeren die op uw iPod of USB-apparaat is opgeslagen. Doe het volgende in de Fusion link-toepassing: 1. Selecteer het Menu-pictogram. 2. Selecteer Door muziek bladeren. De naam van het media-apparaat wordt weergegeven. 3. Selecteer het media-apparaat. De inhoud van het apparaat wordt weergegeven. 4. U bladert door de mappen door deze te selecteren. 5. Selecteer het Terug-pictogram om terug te gaan in de mapstructuur. 6.
23.5 Het volume voor iedere zone aanpassen Het volume van de verschillende zones kan afzonderlijk worden ingesteld, u kunt ook alle zones tegelijkertijd aanpassen. Doe het volgende in de Fusion link-toepassing: 1. Selecteer Vol:. De zonevolumeregelaar wordt weergegeven. 2. Selecteer de betreffende zone. 3. Stel het volume in op de gewenste instelling. 4. Selecteer het Terug-pictogram om terug te keren naar het hoofdscherm.
23.7 De toonregelaars instellen De regelaars voor hoge, midden- en lage tonen kunnen worden ingesteld. Doe het volgende in de Fusion link-toepassing: 1. Selecteer het Menu-pictogram. 2. Selecteer Toonregelaars. 3. Selecteer hoge tonen, middentonen of lage tonen. 4. Stel het niveau in op de gewenste instelling. 5. Selecteer Terug om terug te keren naar de menuopties. 6. Selecteer Terug in de menuopties om terug te keren naar het hoofdscherm Fusion link-toepassing 23.
23.9 Menuopties Menuoptie Mediabronnen Omschrijving Door muziek bladeren • iPod. • USB. Hiermee kan door de muziek worden gebladerd die is opgeslagen op het apparaat. Herhalen • iPod. • Uit • USB. • Map — herhaalt alle nummers in de huidige map. Willekeurige volgorde • iPod. Schakelt het afspelen van nummers in willekeurige volgorde in en uit. Toonregeling • Alle apparaten • USB. Hiermee kunnen de volgende toonregelaars worden afgesteld: • Lage tonen. • Middentonen. • Hoge tonen.
Hoofdstuk 24: Weertoepassing — (alleen Noord-Amerika). Inhoudsopgave • 24.1 Overzicht weertoepassing op pagina 300 • 24.2 Instellingen weertoepassing op pagina 300 • 24.3 Overzicht weertoepassingsweergave op pagina 301 • 24.4 Weerkaartnavigatie op pagina 304 • 24.5 Weercontextmenu op pagina 304 • 24.6 Weerinformatie op pagina 305 • 24.7 Weerrapporten op pagina 305 • 24.8 Bewegende weerbeelden op pagina 306 • 24.9 menu-opties van de weertoepassing op pagina 307 • 24.
24.1 Overzicht weertoepassing 24.2 Instellingen weertoepassing De weertoepassing plaatst een laag op de wereldkaart met historische, huidige en voorspelde weerbeelden. Er moet een aantal stappen worden gevolgd voordat u de weertoepassing voor het eerst kunt gebruiken. De weertoepassing kan alleen worden gebruikt in Noord-Amerika en de kustwateren aldaar. • Uw multifunctionele display moet zijn aangesloten op een Raymarine Sirius-weerontvanger.
24.3 Overzicht weertoepassingsweergave Symbool Omschrijving De weertoepassing toont een aantal afbeeldingen waarmee weersomstandigheden en voorspellingen worden aangegeven. Bliksem — er wordt een bliksemsymbool weergegeven voor iedere inslag van wolk naar aarde: Het volgende schema laat de belangrijkste kenmerken van de weertoepassingsweergave zien: • Licht (vastgelegd in de afgelopen 10–15 minuten.) 1 2 3 • Gemiddeld (vastgelegd in de afgelopen 5–10 minuten.
Historisch (grijs) Huidig (rood) Voorspelling (oranje) Windsnelheidsymbolen Omschrijving Orkaan (categorie 1–5) De weertoepassing gebruikt een aantal symbolen die staan voor de verschillende windsnelheden.
Kleurcoderingen NOWRad-neerslag NOWRad laat het type en het niveau van neerslag zien: Reflectie-intensiteit Regenval (mm/uur) Regenval (inch/uur) 80 3646,33 142,21 85 7487,83 292,03 90 15376,51 599,69 95 31575,91 1231,46 100 64841,98 2528.
24.4 Weerkaartnavigatie 24.5 Weercontextmenu U kunt over de weerkaart navigeren en waypoints plaatsen. De weertoepassing bevat een contextmenu dat positiegegevens bevat en de optie om weerrapporten van de cursorlocatie te bekijken. Wanneer u de weertoepassing opent wordt een wereldkaart weergegeven. Als het systeem een positie-fix heeft voor uw schip, wordt de kaart gecentreerd op uw locatie.
24.6 Weerinformatie 24.7 Weerrapporten U kunt weerinformatie bekijken voor: • een specifieke locatie U kunt een aantal verschillende weerrapporten bekijken, voor een uitgebreid overzicht van het weer. • een oppervlak-observatiestation (wanneer weergegeven) Uw multifunctionele display geeft weerrapporten voor: • Steden (wanneer weergegeven) • Tropische meldingen. • Maritieme waarschuwingen.
24.8 Bewegende weerbeelden U kunt bewegende weerbeelden bekijken die een indicatie geven van veranderende weerpatronen.
24.9 menu-opties van de weertoepassing Menu-item Omschrijving Opties Rapport bekijken Met het menu Rapport bekijken kunt u de verschillende soorten ontvangen weerrapporten bekijken. U kunt ook een locatie voor het rapport selecteren. Rapport voor De volgende opties zijn beschikbaar in het menu van de weertoepassing: Menu-item Omschrijving Zoek schip Door Zoek schip te selecteren wordt het display gereset en wordt uw schip weergegeven in het midden van het scherm.
24.10 Woordenlijst met weertermen Term Definitie Koudefront De grens tussen twee verschillende luchtmassa's, waarbij koude lucht warme lucht aan de kant duwt en kouder weer met zich meebrengt. Cycloon Een groot gebied met lage atmosferische druk, gekenmerkt door naar binnen draaiende winden. Een “lagedrukgebied”, ook wel “depressie” genoemd. Zo wordt een orkaan in de Indische Oceaan en de Westelijke Stille Oceaan ook genoemd. Depressie Een gebied met lage druk. Ook wel cycloon genoemd.
Term Definitie Tropische depressie Een georganiseerd systeem van bewolking en onweersbuien met een bepaalde oppervlakcirculatie en maximale constante winden van 61 km/u (33 knopen) of minder. Tropische storm Een georganiseerd systeem van hevige onweersbuien met een bepaalde oppervlakcirculatie en maximale constante winden van 62-117 km/u (34-63 knopen) of minder. Tropen Een gebied op het aardoppervlak dat ligt tussen 30º ten noorden en 30º ten zuiden van de evenaar.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 25: Sirius Audio-toepassing (alleen Noord-Amerika) Inhoudsopgave • 25.
25.1 Overzicht Sirius Audio Een aangesloten en compatibele Raymarine Sirius maritieme weer-/satellietradio-ontvanger kan worden bediend met behulp van de Sirius Audio-toepassing. Opmerking: U dient een Sirius-abonnement te hebben om gebruik te kunnen maken van een Sirius maritieme weer-/satellietradio-ontvanger. Om het volume te kunnen regelen dient de Raymarine Sirius maritieme weer-/satellietradio-ontvanger ook te zijn aangesloten op het entertainmentsysteem van het schip.
Hoofdstuk 26: Mobiele toepassingen Inhoudsopgave • 26.1 Raymarine mobiele apps op pagina 314 • 26.2 Wi-Fi inschakelen op pagina 315 • 26.3 Mobiele apps inschakelen op pagina 315 • 26.4 Wi-Fi-beveiliging instellen op pagina 316 • 26.
26.1 Raymarine mobiele apps Met de Raymarine mobiele apps kunt u uw multifunctionele display bekijken en besturen via een compatibel mobiel apparaat met behulp van een Wi-Fi-verbinding. Opmerking: RayRemote kan schakelen tussen het weergeven van de afstandsbedieningen en de videostreaming. 1 2 3 4 Raymarine biedt op dit moment de volgende mobiele apps: • RayView • RayRemote • RayControl Opmerking: Uw multifunctionele display dient softwareversie V3.
26.2 Wi-Fi inschakelen 26.3 Mobiele apps inschakelen Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Selecteer Instellingen. 2. Selecteer Systeeminstellingen. 3. Selecteer Draadloze verbindingen. 4. Selecteer Wi-Fi > AAN. Raymarine mobiele apps moeten worden ingeschakeld op uw multifunctionele display voordat u video kunt streamen of uw multifunctionele display op afstand kunt bedienen met een tablet of smartphone. Mobiele toepassingen Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1.
26.4 Wi-Fi-beveiliging instellen 26.5 Een Wi-Fi-kanaal selecteren U kunt de Wi-Fi-verbinding versleutelen op het multifunctionele display om te voorkomen dat ongeautoriseerde apparaten toegang krijgen tot de verbinding. De standaard versleuteling is WPA2. Standaard selecteert het multifunctionele display automatisch een beschikbaar Wi-Fi-kanaal.
Hoofdstuk 27: Uw display aan uw wensen aanpassen Inhoudsopgave • 27.1 Taalkeuze op pagina 318 • 27.2 Scheepsgegevens op pagina 319 • 27.3 Eenheidsinstellingen op pagina 320 • 27.4 Tijd- en datuminstellingen op pagina 321 • 27.5 Display-voorkeuren op pagina 322 • 27.6 Overzicht gegevensbalk en gegevenskader op pagina 324 • 27.7 Lijst met gegevensitems op pagina 325 • 27.
27.1 Taalkeuze Het systeem beschikt over de volgende talen: Engels (VS) Engels (Brits) Arabisch Bulgaars Chinees Kroatisch Tsjechisch Deens Nederlands Fins Frans Duits Grieks IJslands Italiaans Japans Koreaans Noors Pools Portugees (Brazilië) Russisch Sloveens Spaans Zweeds Turks Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent: 1. Selecteer Aanpassen. 2. Selecteer Taal. 3. Selecteer uw taal in de talenlijst.
27.2 Scheepsgegevens U kunt de verschillende instellingen aanpassen aan uw schip. Menu-item Omschrijving Opties Scheepstype U kunt het uiterlijk van het schip in de kaarttoepassing veranderen. Selecteer de optie die het meest lijkt op het type en de omvang van uw schip.
27.3 Eenheidsinstellingen U kunt uw voorkeuren specificeren voor de meeteenheden die in alle toepassingen worden gebruikt. Menu-item Omschrijving Opties Afstandseenheden De meeteenheden die worden gebruikt in alle toepassingen van het display voor de waarden met betrekking tot afstand.
27.4 Tijd- en datuminstellingen U kunt uw voorkeur specificeren voor de manier waarop tijd en datum worden weergegeven in alle toepassingen. Menu-item Omschrijving Opties Datumformaat Hiermee kunt u het voorkeursformaat specificeren voor het weergegeven van datuminformatie in alle toepassingen. • MM:DD:YY (maand, dag, jaar) Hiermee kunt u het voorkeursformaat specificeren voor het weergegeven van tijdinformatie in alle toepassingen.
27.5 Display-voorkeuren U kunt uw algemene voorkeuren aangeven voor het display. Menu-item Omschrijving Opties Startpagina Hiermee kunt u selecteren welke pagina op het display wordt weergegeven na het opstarten. • Home-venster (standardwaarde) • Laatste pagina — na inschakelen wordt de als laatste gebruikte pagina weergegeven. • Selecteer pagina — na inschakelen wordt de geselecteerde pagina weergegeven.
Bereikregelaars op het scherm U kunt de bereikregelaars op het scherm van Nieuwe e-serie en gS-serie displays in- en uitschakelen door de onderstaande stappen te volgen. Doe het volgende vanuit het Home-venster: 1. Selecteer Aanpassen. 2. Selecteer Display-voorkeuren. 3. Selecteer Bereikregelaars. Wanneer u de Bereikregelaars selecteert wordt geschakeld tussen weergeven en verbergen van de bereikregelaars op het scherm.
27.6 Overzicht gegevensbalk en gegevenskader 2. Selecteer Set-up gegevensbalk. 3. Selecteer Automatisch verbergen zodat Aan is geselecteerd. U kunt de gegevens die op de gegevensbalk en in de gegevenskaders op het scherm worden weergegeven aanpassen. Gegevens die u kunt aanpassen worden weergegeven in de gegevensbalk, de uitgebreide gegevensbalk (alleen HybridTouch-displays) of gegevenskaders. De gegevensbalk, uitgebreide gegevensbalk en gegevenskaders zijn beschikbaar in alle toepassingen.
27.7 Lijst met gegevensitems Gegevenscategorieën die kunnen worden weergegeven in de gegevenstoepassing, gegevenskaders, op de gegevensbalk en op de uitgebreide gegevensbalk worden hieronder weergegeven. Regelaarafbeeldingen zijn niet beschikbaar in gegevenskaders of op gegevensbalken. In de volgende tabel worden de gegevensitems weergegeven die beschikbaar zijn per categorie.
Gegevenscategorie Motor** Omschrijving Gegevensitem Soorten door uw motoren gegenereerde gegevens. Bijvoorbeeld: oliedruk. Toerental Afbeeldingen gegevenstoepassing RPM & snelheid Koelvloeistoftemperatuur Koelvloeistofdruk Olietemperatuur Oliedruk Oliedruk & koelvloeistoftemperatuur Olietemperatuur transmissie Oliedruk transmissie Transmissieoverbrenging Turbodruk Brandstofdruk Brandstofverbruik Brandstofverbruik (inst.) Brandstofverbruik (gem.
Gegevenscategorie Brandstof** Omschrijving Gegevensitem Soorten gegevens met betrekking tot het brandstofsysteem. Bijvoorbeeld brandstofpeil. Brandstofpeil (%) Afbeeldingen gegevenstoepassing Totale brandstof (vol) Totaal brandstofverbruik Brandstofbesparing Geschatte resterende brandstof Afstand tot brandstoftank leeg Tijd tot brandstoftank leeg Gebruikte brandstof (reis) Gebruikte brandstof (seizoen) Omgeving Gegevens met betrekking tot de omgeving. Bijvoorbeeld luchttemperatuur.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing Maximale watertemperatuur GPS Gegevens met betrekking tot de GPS. Bijvoorbeeld scheepspositie. Scheepspositie COG & SOG COG SOG Maximale SOG Gemiddelde SOG Koers Gegevens met betrekking tot de koers. Bijvoorbeeld vastgezette koers. Koers Koers en snelheid (alleen gegevenstoepassing.) Vastgezette koers Fout vastgezette koers LH-fout en LH (alleen gegevenstoepassing.) Kruiskoers Kompas (alleen gegevenstoepassing.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing Peiling naar waypoint BTW & DTW (alleen gegevenstoepassing.) Course Made Good (CMG) CMG & DMG CMG & VMG (alleen gegevenstoepassing.) Afstand tot waypoint Distance Made Good (DMG) Waypoint ETA Waypoint-TTG Route ETA Route TTG Stuurautomaat Gegevens met betrekking tot de stuurautomaat. Bijvoorbeeld roer. Roerhoek Snelheid Gegevens met betrekking tot de snelheid. Bijvoorbeeld VMG (Velocity Made Good) naar waypoint.
Gegevenscategorie Tijd Wind Omschrijving Gegevensitem Gegevens met betrekking tot de tijd. Bijvoorbeeld lokale tijd. Lokale tijd Gegevens met betrekking tot de wind. Bijvoorbeeld VMG (Velocity Made Good) naar loefzijde.
Gegevenscategorie Omschrijving Gegevensitem Afbeeldingen gegevenstoepassing TWA & TWS TWA (CH) en TWS TWA en VMG GWD en Beaufort GWD & GWS Geen Opmerking: *Regelaars en grafische weergaven zijn alleen beschikbaar in de gegevenstoepassing. Gegevensbalk- en gegevenscellagen kunnen alleen digitale items weergeven. Opmerking: **De accu-, motor-, brandstof- en tank-menu's geven 1 set gegevensitems per geconfigureerd apparaat weer (bijv.
27.8 Menu systeeminstellingen Met het menu Systeeminstellingen kunt u uw display en aangesloten externe apparaten configureren. De volgende menu's zijn beschikbaar: Menu-item Omschrijving Opmerkingen Touch-vergrendeling Hiermee kunt u het touchscreen van een display met alleen touchscreen vergrendelen wanneer het display is gekoppeld met een toetsenbord op afstand.
Menu 'Alarmmeldingen' Menu-item Omschrijving Opties MOB-gegevenstype Bepaalt of Positie- of Gegist bestek-gegevens worden weergegeven. Uitgaande van een situatie waarin uw schip en de MOB onderhevig zijn aan dezelfde getijde- en windeffecten geeft de instelling 'Gegist bestek' een meer nauwkeurige koers. • Gegist bestek Wanneer deze is ingesteld op Aan, dan wordt een alarmmelding gegenereerd op het tijdstip dat u hebt gespecificeerd voor de instelling Wekkertijd.
Menu-item Omschrijving Opties • Dieptevislimiet — specificeert de bovenste waarde voor de visalarm-dieptelimiet. • 2 ft (of vergelijkbare eenheden) tot het maximum van het transducerbereik Dieptevislimiet • 2 ft (of vergelijkbare eenheden) tot het maximum van het transducerbereik Brandstofmanager Met de alarmopties voor de brandstofmanager kunt u de alarmmelding voor laag brandstofpeil aan of uit schakelen en het niveau specificeren waarop het alarm wordt gegenereerd.
Menu Grondreis resetten Met dit menu kunt u de gekozen grondreis-afstandsteller op nul zetten. Menu-item Omschrijving Grondreis 1 resetten Zet de afstandsteller van Grondreis 1 op nul. Grondreis 2 resetten Zet de afstandsteller van Grondreis 2 op nul. Grondreis 3 resetten Zet de afstandsteller van Grondreis 3 op nul. Grondreis 4 resetten Zet de afstandsteller van Grondreis 4 op nul.
Nummer Omschrijving 3 Horizontal Dilution of Position (HDOP) — een maat van GPS-nauwkeurigheid, berekend aan de hand van een aantal factoren waaronder satellietgeometrie, systeemfouten in de datatransmissie en systeemfouten in de GPS-ontvanger. Een hoger getal staat voor een grotere fout in de positie. GPS-ontvangers hebben normaal gesproken een nauwkeurigheid van 5 tot 15 m. Als voorbeeld gaan we uit van een GPS-ontvangerfout van 5 m, in dat geval staat een HDOP van 2 voor een fout van ongeveer 15 m.
Gegevensbronnenmenu Met dit menu kunt u de externe sensoren en apparaten selecteren die de gegevens leveren aan het display. Automatische / handmatige selectie Met een dialoogvenster kunt u de gegevensbron van uw voorkeur bekijken en selecteren.
Menu Externe apparaten Met dit menu kunt u de externe apparaten die op het display zijn aangesloten configureren. Menu-item Omschrijving Opmerkingen Instellingen stuurautomaat Wanneer aangesloten op een Evolutionstuurautomaat kunt u met deze optie de stuurautomaatbediening en de stuurautomaatbalk in- en uitschakelen. U kunt ook bepaalde instellingen en modi voor de stuurautomaat openen.
Verbindingenmenu Met dit menu kunt u draadloze Bluetooth- en WiFi-apparaten aansluiten op het display. Menu-item Omschrijving Opties Bluetooth Bluetooth op het display in- of uitschakelen. • Aan • Uit (standardwaarde) WiFi WiFi op het display in- of uitschakelen. • Aan • Uit (standardwaarde) Verbindingsbeheer Toont een lijst met Bluetooth-apparaten binnen bereik. Wanneer u een verbinding in de lijst markeert en op OK druk, zijn de volgende opties beschikbaar: • Ontkoppelen/vergeet dit apparaat.
Menu NMEA-instellingen Met dit menu kunt u de instellingen van NMEA-apparaten configureren. Menu-item Omschrijving Opties Bruggen van NMEA-heading Als dit is ingesteld op AAN worden de NMEAheadinggegevens gebrugd naar de SeaTalk-gegevensbus en wordt naar alle via NMEA aangesloten apparaten verstuurd. Als dit is ingesteld op UIT worden de NMEA-headinggegevens NIET gebrugd naar de SeaTalk-bus.
Menu systeemvoorkeuren Menu-item Omschrijving Opties Peilmodus Bepaalt hoe alle peiling- en headinggegevens worden weergegeven. Dit heeft geen invloed op de manier waarop kaart- of radardisplays worden opgebouwd. • Waar (standardwaarde) Deze instelling compenseert de natuurlijk optredende verschuiving van het magnetische veld van de aarde. Wanneer deze is ingesteld op Automatisch, compenseert het systeem dit automatisch en geeft de compensatiewaarde weer tussen haakjes.
Onderhoudsmenu In dit menu kunt u de systeeminstellingen resetten en diagnosegegevens bekijken. Menu-item Omschrijving Uitlijning touchscreen Als het Touchscreen niet goed is uitgelijnd met uw aanraking kunt u het opnieuw uitlijnen om de nauwkeurigheid te verbeteren. Voor het opnieuw uitlijnen hoeft u alleen een object op het scherm uit te lijnen met uw aanraking. Voor de beste resultaten kunt u dit het beste doen wanneer uw schip voor anker of aangemeerd ligt.
Diagnose-menu Als u problemen ondervindt met uw multifunctionele display of randapparatuur kunt u het Diagnose-menu gebruiken om informatie te bekijken over uw apparaat en aangesloten apparatuur. Selecteer apparaat Hiermee kunt u de lijst bekijken met apparaten die zijn aangesloten op het SeaTalkhs-netwerk. U kunt ook een item in de lijst selecteren voor meer gedetailleerde informatie over dat apparaat. • Apparaat • Serienr.
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 28: Uw display onderhouden Inhoudsopgave • 28.1 Service en onderhoud op pagina 346 • 28.
28.1 Service en onderhoud 28.2 Reinigen Dit product bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen door goedgekeurde Raymarine-dealers te worden uitgevoerd. Ongeautoriseerde reparaties kunnen gevolgen hebben voor uw garantie. Goed reinigingsgewoontes. Routinecontroles apparatuur • Gebruik GEEN schurende of op zuren of ammonia gebaseerde producten.
Hoofdstuk 29: Probleemoplossing Inhoudsopgave • 29.1 Probleemoplossing op pagina 348 • 29.2 Probleemoplossing inschakelen op pagina 349 • 29.3 Probleemoplossing radar op pagina 350 • 29.4 Probleemoplossing GPS op pagina 351 • 29.5 Probleemoplossing sonar op pagina 352 • 29.6 Probleemoplossing thermische camera op pagina 353 • 29.7 Probleemoplossing systeemgegevens op pagina 354 • 29.8 Probleemoplossing video op pagina 355 • 29.9 Probleemoplossing WiFi op pagina 356 • 29.
29.1 Probleemoplossing De informatie over probleemoplossing geeft de mogelijke oorzaken en oplossingen voor algemene problemen van maritieme elektronicasystemen. Alle Raymarine-producten worden, voordat ze worden verpakt en uitgeleverd, onderworpen aan uitgebreide test- en kwaliteitsprogramma's. Wanneer u toch problemen hebt met het gebruik van uw product kan deze sectie u helpen de oorzaak vast te stellen en problemen op te lossen zodat het product weer normaal functioneert.
29.2 Probleemoplossing inschakelen Hier worden problemen met de inschakeling en de mogelijke oorzaken beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Het systeem (of een gedeelte daarvan) start niet op. Probleem met energievoorziening. Controleer de desbetreffende zekeringen en stroomonderbrekers. Controleer of de voedingskabel niet beschadigd is en of alle aansluitingen vastzitten en vrij zijn van corrosie. Controleer of de voedingsbron de juiste spanning heeft en voldoende stroom.
29.3 Probleemoplossing radar Hier worden problemen met de radar en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Bericht: Geen gegevens of Geen scanner Voeding radarscanner Controleer of alle voedingskabels van de scanner in goede staat zijn en dat alle verbindingen goed vastzitten en vrij zijn van corrosie. Controleer de betreffende zekeringen en stroomonderbrekers.
29.4 Probleemoplossing GPS Hier worden problemen met de GPS en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Het GPS-statuspictogram “No Fix” wordt weergegeven. Door de geografische locatie of weersomstandigheden is een satellietfix niet mogelijk. Controleer regelmatig of er een fix is ontvangen wanneer de weersomstandigheden beter zijn of op een andere geografische locatie. Fout GPS-verbinding.
29.5 Probleemoplossing sonar Hier worden problemen met de sonar en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Sonargegevens niet beschikbaar op multifunctioneel display. Fout voeding naar unit. Controleer de voeding en de kabels naar de unit. Andere fout van de unit. Raadpleeg de instructies van de unit. SeaTalkhs / RayNet-netwerkprobleem.
29.6 Probleemoplossing thermische camera Hier worden problemen met de thermische camera en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Video wordt niet weergegeven. Camera is in stand-by-modus. De camera speelt geen video af als hij in stand-bymodus staat. Gebruik één van de cameraknoppen (de thermische camera-toepassing of JCU) om de camera "wakker" te maken uit de stand-bymodus. Probleem met de videoverbindingen van de thermische camera.
29.7 Probleemoplossing systeemgegevens Bepaalde aspecten van de installatie kunnen problemen veroorzaken met de gegevens die worden gedeeld tussen aangesloten apparaten. Deze problemen, hun mogelijke oorzaken en oplossingen worden hier beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Instrument-, motor- of andere systeemgegevens zijn niet beschikbaar op alle displays. Het display ontvangt geen gegevens. Controleer de bedrading en de aansluitingen van de gegevensbus (bijv. SeaTalkng).
29.8 Probleemoplossing video Hier worden problemen met de video-invoer en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Er verschijnt een melding met 'No signal' (Geen signaal) op het scherm (het beeld van de video wordt niet weergegeven) Fout in de kabel of de verbinding Controleer of alle verbindingen goed vastzitten en vrij zijn van corrosie.
29.9 Probleemoplossing WiFi Bepaalde aspecten van de installatie kunnen problemen veroorzaken met de gegevens die worden gedeeld tussen draadloze apparaten. Deze problemen, hun mogelijke oorzaken en oplossingen worden hier beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Geen draadloze verbinding. Er is geen draadloze verbinding ingesteld tussen het tablet of de smartphone en het multifunctionele display.
29.10 Probleemoplossing Bluetooth Bepaalde aspecten van de installatie kunnen problemen veroorzaken met de gegevens die worden gedeeld tussen draadloze apparaten. Deze problemen, hun mogelijke oorzaken en oplossingen worden hier beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Geen draadloze verbinding. Er is geen Bluetooth-verbinding ingesteld tussen iPhone en het multifunctionele display.
29.11 Probleemoplossing Touchscreen Hier worden problemen met het Touchscreen en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Touchscreen werkt niet zoals verwacht. Touch-vergrendeling is ingeschakeld. Gebruik de Joystick om de touch-vergrendeling op het home-venster uit te schakelen.
29.12 Uitlijning van het Touchscreen Als het Touchscreen niet goed is uitgelijnd met uw aanraking kunt u hem opnieuw uitlijnen om de nauwkeurigheid te verbeteren. Voor het opnieuw uitlijnen hoeft u alleen een object op het scherm uit te lijnen met uw aanraking. Voor de beste resultaten kunt u dit het beste doen wanneer uw schip voor anker of aangemeerd ligt. Opmerking: Dit is alleen van toepassing op multifunctionele displays met touchscreen.
29.13 Probleemoplossing diversen Hier worden diverse problemen en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Display gedraagt zich niet stabiel: Stroomvoorziening naar het display valt soms weg. Controleer de betreffende zekeringen en stroomonderbrekers. • Frequente onverwachte resets. • Systeem crasht of ander instabiel gedrag.
Hoofdstuk 30: Technische ondersteuning Inhoudsopgave • 30.1 Raymarine-klantenservice op pagina 362 • 30.
30.1 Raymarine-klantenservice Raymarine biedt een uitgebreide klantenservice. U kunt contact opnemen met de klantenservice via de Raymarine-website, per telefoon en per e-mail. Als u niet in staat bent een probleem op te lossen, kunt u één van deze faciliteiten gebruiken om aanvullende hulp te krijgen. 30.2 Ondersteuning voor producten van andere fabrikanten U kunt contactgegevens en informatie over ondersteuning voor producten van andere fabrikanten terugvinden op de betreffende websites.
Hoofdstuk 31: Technische specificaties Inhoudsopgave • 31.1 a-serie op pagina 364 • 31.
31.1 a-serie Zekering / stroomonderbrekers Aanbevolen wordt een thermische stroomonderbreker of zekering te plaatsen in het distributiepaneel. De juiste waarde voor de thermische stroomonderbreker is afhankelijk van het aantal apparaten dat u aansluit.
Specificatie a6x-display Bedrijfsfrequentie 1575,42 MHz Afmeting 5,7 inch Signaalontvangst Automatisch Type TFT met LED-achtergrondverlichting Update almanak Automatisch Kleurdiepte 24–bit Geodetische datum Resolutie 640 x 480 VGA WGS-84, alternatieven beschikbaar via Raymarine-displays.
Conformiteitsspecificatie 31.2 c- en e-serie De verklaring van conformiteit is van toepassing op alle display-varianten e7 / e7D fysieke specificaties Conformiteit • NMEA 2000-certificering Afmetingen • Breedte: 233 mm (9,17 in.) • Hoogte (ZONDER de beugel): 145 mm (5,71 in.) • WiFi Alliance-certificering • Bluetooth-certificering • Europa: 1999/5/EC • Hoogte (met beugel): 180 mm (7,09 in.) • Australië en Nieuw-Zeeland: C-Tick, complianceniveau 2 • Diepte (ZONDER kabels): 64 mm (2,52 in.
• 3,450 kg (7,6 lb.) Gewicht (unit in verpakking) Volledige helderheid Opgenomen vermogen • c95 — 13,1 W e125 / c125 • c97 — 16,7 W • 4,955 kg (10,9 lb.) • e95 — 18 W e127 / c127 • e97 — 22,1 W • 5,070 kg (11,18 lb.
Opgenomen vermogen Specificatie e95 / e97 / c95 / c97-display Volledige helderheid • e165 — 59.5 W Formaat 9 in. Energiezuinige modus: Type TFT met LED-achtergrondverlichting • e165 — 10.9 W Kleurdiepte 24–bit Resolutie 800 x 480 pixels (WVGA) Maximaal toegestane aantal verkeerd verlichte pixels 8 Opmerking: Het opgenomen vermogen heeft betrekking op een belast systeem en voor modellen met sonar ook op een actieve 600 W-transducer.
Specificatie interne GPS Conformiteitsspecificatie De specificatie van de interne GPS is van toepassing op de volgende multifunctionele displays: Nieuwe a-serie, Nieuwe c-serie en Nieuwe e-serie (met uitzondering van de e165).
a Series / c Series / e Series
Hoofdstuk 32: Reserveonderdelen en accessoires Inhoudsopgave • 32.1 Transducer-accessoires op pagina 372 • 32.2 DownVision-transducers en -accessoires op pagina 372 • 32.3 Netwerkhardware op pagina 373 • 32.4 Typen netwerkkabelconnectoren op pagina 373 • 32.5 Netwerkkabels op pagina 374 • 32.6 Typen netwerkkabels op pagina 374 • 32.7 SeaTalkng-kabelcomponenten op pagina 375 • 32.8 SeaTalkng kabels en accessoires op pagina 375 • 32.9 SeaTalk-accessoires op pagina 376 • 32.
32.1 Transducer-accessoires Artikel Artikelnummer Opmerkingen P48-sonartransducer A102140 Spiegelmontage. P58 sonartransducer A102138 Spiegelmontage. 1 m (3,28 ft) Minn Kota transduceradapterkabel A62363 Alleen voor directe aansluiting op multifunctionele displays met sonar. 0,5 m (1,64 ft) transduceradapterkabel E66066 Voor het direct aansluiten van een 600 watt sonarmodulecompatibele sonartransducer op een multifunctioneel display met sonar. 372 32.
32.3 Netwerkhardware Artikel HS5 RayNetnetwerkswitch Artikelnummer A80007 Opmerkingen 5–poorts schakelaar voor het aansluiten van meerdere apparaten met RayNet-connectoren op het netwerk. Apparaten met RJ45 SeaTalkhs-connectoren kunnen ook worden aangesloten met behulp van geschikte adapterkabels. RJ45 SeaTalkhsnetwerkswitch E55058 8–poorts schakelaar voor het aansluiten van meerdere SeaTalkhs-apparaten met RJ45-connectoren op het netwerk.
32.5 Netwerkkabels 32.6 Typen netwerkkabels RayNet naar RayNet-kabels Er zijn 2 typen SeaTalkhs-netwerkkabels — “patch” en “netwerk”.
32.7 SeaTalkng-kabelcomponenten 32.8 SeaTalkng kabels en accessoires SeaTalkng-kabelcomponenten en hun functies. SeaTalkng kabels en accessoires voor gebruik met compatibele producten. Verbinding / kabel Opmerkingen Backbone-kabel (verschillende lengtes) De hoofdkabel voor de overdracht van data. Verdelers van de backbone worden gebruikt om SeaTalkng-apparaten te verbinden.
Omschrijving Artikelnr. Opmerkingen SeaTalk naar SeaTalkng-converterset E22158 Hiermee kunnen SeaTalk-apparaten worden aangesloten op een SeaTalkng-systeem. SeaTalkng inlineafsluiter A80001 Zorgt voor een directe verbinding tussen een spurkabel en het uiteinde van een backbone-kabel. Geen T-stuk vereist.
32.10 Videokabels 32.11 Reserveronderdelen a65 / a67 De volgende videokabel is vereist voor de video in-/-uit-connector van e95 / e97 / e125 / e127-multifunctionele displays.
32.
32.14 Reserveonderdelen e125 / e127 / 32.
a Series / c Series / e Series
Annexes A NMEA 0183-regels Het display ondersteunt de volgende NMEA 0183-zinnen. Deze zijn van toepassing op NMEA 0183- en SeaTalk-protocollen.
Annexes B NMEA-gegevensbridging Met NMEA-gegevensbridging kunnen gegevens op de NMEA 2000-bus van het display worden doorgestuurd naar NMEA 0183-apparaten en vice versa. Een voorbeeld van NMEA-gegevensbridging is een systeem dat een GPS-ontvanger van derden bevat, dat is aangesloten op de NMEA 0183-ingang van een Raymarine-display. De GPS-gegevens verzonden door de GPS-ontvanger worden doorgestuurd naar alle daarvoor geschikte apparaten die zijn aangesloten op de NMEA 2000-bus van het display.
Annexes C NMEA 2000-zinnen Het display ondersteunt de volgende NMEA 2000-zinnen. Deze zijn van toepassing op NMEA 2000-, SeaTalkng- en SeaTalk 2-protocollen.
Zenden Berichtnummer Berichtomschrijving 129793 AIS UTC- en datumrapport ● 129794 Statische en reisinformatie AIS klasse A ● 129798 AIS SAR vliegtuigpositierapport ● 129801 AIS-geadresseerde veiligheidsmelding ● 129802 Veiligheidsgerelateerde AIS-melding zenden/ontvangen ● 129808 DSC-oproepinformatie ● 129809 Statisch gegevensrapport deel A AIS klasse B "CS" ● 129810 Statisch gegevensrapport deel B, AIS klasse B "CS" ● 130306 Windgegevens ● ● ● 130310 Omgevingsparameters ●
Annexes D Connectoren en pinverbindingen Voedings-, gegevens- en videoconnector 4 9 1 Pin Signaal 6 Tx- 7 Niet aangesloten 8 Niet aangesloten 9 Afscherming 10 Niet aangesloten 8 10 2 7 11 3 6 5 Opmerking: Gebruik alleen Raymarine RayNet-kabels voor het aansluiten van SeaTalkhs-apparaten.
PIN Signaal Annexes E Schakelpaneeltoepassing 11 GROEN Systemen voor scheepsbesturing en monitoring 12 VIDEO IN2 13 VIDEO IN2 RTN 14 ROOD RTN Wanneer uw multifunctionele display is geïntegreerd in een systeem voor scheepsbesturing en monitoring, kan hij uw stroomcircuits, stroomonderbrekers, schakelaars en apparatuur besturen en monitoren.
Het configuratiebestand laden 1 Aan/uit-schakelaar. De schakelpaneeltoepassing is alleen beschikbaar wanneer er een geldig configuratiebestand is geladen. 1. U kunt het configuratiebestand opvragen bij uw systeemleverancier. 2. Sla het configuratiebestand op in de hoofdmap van uw geheugenkaart. 3. Doe de geheugenkaart in de kaartlezer van uw multifunctionele display. 4. Selecteer Instellingen in het Home-venster. 5. Selecteer Systeeminstellingen. 6. Selecteer Externe apparaten. 7.
Annexes F Softwareversies Raymarine maakt regelmatig updates van de software voor multifunctionele displays om verbeteringen, ondersteuning voor meer hardware en functionaliteit in de gebruikersinterface door te voeren. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijke verbeteringen en in welke softwareversie ze zijn opgenomen. Softwareversie Van toepassing zijnde producthandleiding Compatibiliteit van multifunctionele displays LightHouse II — V10.
Softwareversie Van toepassing zijnde producthandleiding Compatibiliteit van multifunctionele displays Wijzigingen • Ondersteuning voor T200-serie vast gemonteerde thermische camera's toegevoegd. • Ondersteuning voor CP100- en CP300-sonarmodules toegevoegd. • Aanvullende gegevenstypen toegevoegd aan de gegevenstoepassing. • Verbeterde regelaarafbeeldingen in de gegevenstoepassing. • Verbeterde menu-indelingen in de Kaart- en Radar-toepassingen. • Ondersteuning voor RMK-9-toetsenbord op afstand toegevoegd.
Softwareversie Van toepassing zijnde producthandleiding Compatibiliteit van multifunctionele displays Wijzigingen • Toevoeging van bereikregelaars op het scherm in de Weer-toepassing • Mogelijkheid voor het bekijken van afbeeldingen die zijn opgeslagen op MicroSD-kaart vanuit menu Mijn gegevens in het home-venster. • Toevoeging van Demo-video voor de detailhandel. • Mogelijkheid voor het vastleggen van live bus-berichten (NMEA 0183 en SeaTalkng op MicroSD-kaart. V4.
Softwareversie Van toepassing zijnde producthandleiding Compatibiliteit van multifunctionele displays V2.10 81337–1 c95 / c97 / c125 / c127 / e7 / e7D / e95 / e97 / e125 / e127 Wijzigingen • De prestaties van het opbouwen van het beeld van cartografie is verbeterd wanneer cartografie wordt gedeeld via het SeaTalkhs/RayNet-netwerk. • Toegevoegde ondersteuning voor de weergave van het brandstofverbruik. • Toevoeging van NMEA 0183- en SeaTalknggegevensbufferdiagnose.
a Series / c Series / e Series
www.ra ym a rin e .