Dr a g o n fly TM 0 00 Installatie -en bedieningsvoorschriften Nederlands Date: 03-2013 Document nummer: 81345-1-NL © 2013 Raymarine UK Limited
Mededeling over handelsmerken en octrooien Handelsmerken en gedeponeerde handelsmerken Autohelm, hsb2, RayTech Navigator, Sail Pilot, SeaTalk, SeaTalkNG, SeaTalkHS en Sportpilot zijn gedeponeerde handelsmerken van Raymarine UK Limited. RayTalk, Seahawk, Smartpilot, Pathfinder en Raymarine zijn gedeponeerde handelsmerken van Raymarine Holdings Limited. FLIR is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR Systems, Inc. en/of haar dochtermaatschappijen.
Inhoud Hoofdstuk 1 Belangrijke informatie ................... 7 Hoofdstuk 7 Displaygegevens beheren ............ 41 Reinigen ................................................................... 7 7.1 Overzicht geheugenkaarten .................................. 42 TFT-displays ............................................................. 7 Binnendringen van water............................................ 8 7.2 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan.........................................
Hoofdstuk 15 Technische ondersteuning ....................................................................... 89 15.1 Raymarine-klantenservice................................... 90 Hoofdstuk 16 Technische specificaties............. 91 16.1 Technische specificaties ..................................... 92 Hoofdstuk 17 Reserveonderdelen en accessoires .......................................................... 93 17.1 Accessoires .......................................................
Hoofdstuk 1: Belangrijke informatie Waarschuwing: Lees de uitgebreide handleiding Dit document is een verkorte ("snelstart-") handleiding dat alleen de basisinformatie bevat die u nodig hebt om van start te gaan met het product. Voor de complete documentatie en veiligheidsinformatie voor uw product kunt u de uitgebreide handleiding raadplegen die beschikbaar is op de documentatie-CD (wanneer meegeleverd), of de Raymarine-website (www.raymarine.com).
Binnendringen van water EMC-installatierichtlijnen Disclaimer voor binnendringen van water Apparatuur en accessoires van Raymarine voldoen aan de toepasselijke regels voor Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) om elektromagnetische interferentie tussen apparatuur en het effect daarvan op de prestaties van uw systeem te minimaliseren.
Maximaal geaccepteerde aantal verkeerd verlichte pixels 5 Garantiebeleid Raymarine garandeert dat uw product vrij is van defecten in materialen en constructie voor een periode van 1 jaar vanaf de eerste aankoop van het product of, wanneer geïnstalleerd op een nieuw schip, de datum van de eerste levering van het schip aan de eerste klant (bewaart u het aankoopbewijs voor het geval u een garantieclaim moet indienen).
Dragonfly
Hoofdstuk 2: Handleiding en productinformatie Inhoudsopgave • 2.1 Informatie over de handleiding op pagina 12 • 2.2 Gebruikte regels voor de handleiding op pagina 12 • 2.
2.1 Informatie over de handleiding Deze handleiding bevat belangrijke informatie over uw Dragonfly-display en spiegelmontage-transducer. Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van uiteenlopende scheepvaartdisciplines, maar gaat uit van een algemeen kennisniveau over het gebruik van het display, nautische terminologie en toepassingen. Handleidingen 2.2 Gebruikte regels voor de handleiding De volgende regels zijn in deze handleiding gebruikt.
2.3 Productinformatie weer terug. De terugkerende echo's worden beïnvloed door de zeebodemstructuur en door andere objecten op hun pad, zoals riffen, wrakken en scholen vis. Informatie over uw product wordt hieronder weergegeven 0 Artikelnummer Kenmerken E70085 • Interne GPS. 00 DownVision produceert een straal van 60° over de breedte en 1,4° van voren naar achteren. De DownVision-straal beslaat een waterkolom direct onder en opzij van het schip.
Dragonfly
Hoofdstuk 3: De installatie plannen Inhoudsopgave • 3.1 Installatiechecklist op pagina 16 • 3.2 Meegeleverde onderdelen op pagina 16 • 3.3 Benodigd gereedschap voor de installatie op pagina 17 • 3.
3.1 Installatiechecklist 3.2 Meegeleverde onderdelen Installatie omvat de volgende werkzaamheden: De met uw product meegeleverde onderdelen worden hieronder weergegeven. Installatietaak 1 Plan uw aanpak 2 Verzamel alle vereiste apparatuur en gereedschappen 3 Zet alle apparatuur op hun toekomstige plaats 4 Leg alle kabels uit. 5 Boor kabel- en montagegaten. 6 Maak alle aansluitingen op de apparatuur. 7 Zet alle apparatuur vast op zijn plaats. 8 Zet het systeem aan en test het.
3.3 Benodigd gereedschap voor de installatie 1 3.4 Installatieproces De hieronder genoemde stappen zijn noodzakelijk voor de succesvolle installatie van uw product en voor optimale prestaties. 2 1. De transducer monteren. 2. Het display monteren. 3. De transducer testen. 4. Montage van de transducer voltooien 3 4 5 6 7 D12785-1 1. Boormachine. 2. Kruiskopschroevendraaier. 3. 3 mm (5/32) inbussleutel. 4. Voor de scheepvaart geschikte kit. 5. Boortje van de juiste omvang. 6. Plakband. 7.
Dragonfly
Hoofdstuk 4: Plaatsbepaling en montage Inhoudsopgave • 4.1 Een plaats kiezen voor de transducer op pagina 20 • 4.2 De transducer monteren op pagina 21 • 4.3 Leggen van de kabel op pagina 22 • 4.4 Een plaats kiezen voor het display op pagina 23 • 4.5 Beugelmontage op pagina 24 • 4.6 Het display verwijderen uit de beugel op pagina 25 • 4.7 Paneelmontage op pagina 26 • 4.8 De transducer testen op pagina 27 • 4.
4.1 Een plaats kiezen voor de transducer 3 Dit product wordt geleverd met een spiegelmontagetransducer. Bij het kiezen van een plaats voor de transducer dienen onderstaande richtlijnen te worden opgevolgd. 1 2 Opmerking: De transducer is niet geschikt voor montage op schepen waarvan de spiegel zich achter de schroef of schroeven bevindt. Voor optimale prestaties dient de transducer te worden geplaatst op een plek met de minste turbulentie en schuimvorming.
4.2 De transducer monteren 7. Til de transducer en de scharnierarm op om bij de montagegaten te komen. De transducer dient op de spiegel te worden gemonteerd met de meegeleverde montagebeugel. De onderstaande stappen beschrijven de eerste stappen van de montage om de prestaties van uw transducer te testen. Na het testen van de transducer dient u de montage te voltooien door de instructies te volgen in de sectie Montage van de transducer voltooien. 1.
De plaats van de transducer wordt tijdens het testen verder afgesteld (zie De transducer testen). 4.3 Leggen van de kabel De kabel dient te worden gelegd naar de gewenste plaats van het display. De kabel kan door of over de spiegel worden geleid. Opmerking: De kabel moet zo ver mogelijk verwijderd van marifoonantennekabels worden gelegd om interferentie te vermijden. De volgende vereisten zijn van toepassing op het leggen van de kabel: D12639-1 12. Draai de scharnierschroef van de transducer vast. 13.
Algemene vereisten voor plaatsing Bij het kiezen van een plaats voor de unit dient u een aantal factoren in overweging te nemen. moet deze afstand minimaal 1 m (3 ft) zijn in alle richtingen. In kleinere schepen is het echter soms niet mogelijk het display zo ver van een kompas verwijderd te plaatsen. In dat geval laten de onderstaande cijfers de minimale veilige afstand zien die moet worden aangehouden tussen het display en de kompassen.
4.5 Beugelmontage Afmetingen display en beugel 0 D E Het display kan worden gemonteerd op een beugel. F Voordat u de unit monteert dient u ervoor te zorgen dat: • U een geschikte plaats kiest. C B • U de transducer hebt geïnstalleerd en de voedings/transducerkabel naar de voor het display gekozen plaats hebt geleid.
displayslede. Druk de rechterkant van het display in de slede totdat hij stevig op zijn plaats vastklikt. 4.6 Het display verwijderen uit de beugel Het display kan eenvoudig worden verwijderd uit zijn montagebeugel. 0 0 0 0 0 D12645-2 D12637-2 Opmerking: Het juiste torsiemoment dat u dient te gebruiken bij het boren hangt af van de dikte van het montageoppervlak en het soort materiaal. Beveiliging 1. Als er een slot is geplaatst, zorg er dan voor dat dit open is. 2.
4.7 Paneelmontage 13. Sluit de voedings-/transducerkabel aan op het display. Het display is geschikt voor paneelmontage met de optionele paneelmontageset. Voordat u de unit monteert dient u ervoor te zorgen dat: • U een geschikte plaats hebt gekozen (er is een schone, vlakke ondergrond vereist met voldoende vrije ruimte achter het paneel). • U de transducer hebt geïnstalleerd en de voedings/transducerkabel naar de gekozen plaats hebt geleid. 1.
4.8 De transducer testen Nadat de eerste stappen voor montage zijn uitgevoerd, dient de transducer te worden getest voordat de montage wordt voltooid. Het testen dient te worden gedaan wanneer uw schip in het water ligt, met een diepte van meer dan 0,7 m (2,3 ft) maar minder dan de maximale dieptelimiet van het systeem. De Sonar-toepassing kan blijven meten op diepten die groter zijn dan die van de DownVision-toepassing.
Dragonfly
Hoofdstuk 5: Kabels en aansluitingen Inhoudsopgave • 5.1 Algemene kabelleiding op pagina 30 • 5.
5.1 Algemene kabelleiding 5.2 Kabelaansluiting Kabeltypen en -lengtes Het display heeft een gecombineerde voedings- en transducerkabel die verbonden is met de transducer. Het is belangrijk kabels te gebruiken van het juiste type en met de juiste lengte. 0 • Tenzij anders aangegeven, dient u alleen standaardkabels van het correcte type te gebruiken, die zijn geleverd door Raymarine. • Zorg dat eventuele kabels die niet van Raymarine zijn, de juiste kwaliteit en kabeldikte hebben.
3. Druk de kabelaansluiting helemaal in de connector van het display. 4. Draai de borgring met de klok mee om hem te vergrendelen. Waarschuwing: Productaarding Voordat u dit product aansluit op de voeding, moet u zich ervan verzekeren dat het op de juiste manier is geaard, in overeenstemming met de instructies in deze handleiding. Waarschuwing: Systemen met positieve aarding Sluit deze unit niet aan op systemen met positieve aarding.
Dragonfly
Hoofdstuk 6: Beginnen Inhoudsopgave • 6.1 Voeding van het display op pagina 34 • 6.2 Bediening op pagina 34 • 6.3 Procedures voor eerste instelling op pagina 35 • 6.4 GPS-controle op pagina 36 • 6.5 Sonarcontrole op pagina 37 • 6.6 DownVision-controle op pagina 38 • 6.7 Pagina met snelkoppelingen op pagina 38 • 6.8 Toepassingen op pagina 39 • 6.
6.1 Voeding van het display 6.2 Bediening 0 Het display inschakelen 1. Druk de AAN/UIT-knop in en houd hem ingedrukt tot u een piep hoort. Na ongeveer 5 seconden wordt het welkomstscherm weergegeven. 2. Druk op OK om de disclaimer Gebruiksbeperkingen te bevestigen. 1 Het display afsluiten 1. Houd de knop Aan/uit ingedrukt totdat het systeem tot nul heeft teruggeteld. Opmerking: Als u de knop Aan/uit loslaat voordat het systeem tot nul heeft teruggeteld, wordt de afsluitprocedure geannuleerd.
6.3 Procedures voor eerste instelling Nadat uw display is geïnstalleerd en in bedrijf gesteld wordt aanbevolen dat u de opstart-wizard en snelcursus doorloopt. 1 Opstart-wizard 1 2 3 2 D12783-1 Wanneer u het display voor de eerste keer aanzet of na een systeemreset wordt de opstart-wizard enkele seconden nadat het venster voor Gebruiksbeperkingen is bevestigd weergegeven. De Opstart-wizard begeleidt u door de volgende eerste instellingen: 1. Taalkeuze. 3 2. Eenheden configureren. 3.
6.4 GPS-controle 5. Selecteer Uit om de simulatormodus uit te schakelen. Opmerking: De optie Demo-film is alleen voor demonstratiedoeleinden. Controleren werking GPS Dieptecorrectie Diepten worden gemeten vanaf de transducer naar de zeebodem, maar u kunt een correctiewaarde toepassen op de dieptewaarde, zodat de weergegeven dieptemeting de afstand tot de zeebodem meet vanaf de kiel of de water lijn. U kunt controleren of de GPS werkt met behulp van de kaarttoepassing. 1.
6.5 Sonarcontrole Waarschuwing: Sonarbediening 2 3 4 • Gebruik de sonar NOOIT als de boot uit het water is. • Raak de voorkant van de transducer NOOIT aan als de sonar aan staat. • Als er mogelijk duikers binnen 7,6 m (25 ft) van de transducer zijn, moet u de sonar UITSCHAKELEN. De Sonar-toepassing controleren 1 6 5 D12204-1 Nummer Omschrijving 1 Sky view (Luchtweergave) — een visuele representatie van de positie van gevolgde satellieten.
6.6 DownVision-controle Waarschuwing: Sonarbediening 6.7 Pagina met snelkoppelingen De pagina met snelkoppelingen geeft toegang tot de volgende functies: • Gebruik de sonar NOOIT als de boot uit het water is. • Raak de voorkant van de transducer NOOIT aan als de sonar aan staat. 1 • Als er mogelijk duikers binnen 7,6 m (25 ft) van de transducer zijn, moet u de sonar UITSCHAKELEN. 2 3 4 5 De DownVision-toepassing controleren D12781-1 1 Regeling van de helderheid.
Opmerking: 6.8 Toepassingen • Wanneer ingeschakeld pingt Sonar alleen als de weergegeven weergave de Sonar-toepassing bevat of als de Kaart-toepassing op volledig scherm is weergegeven. De toepassingen die op het display beschikbaar zijn worden hieronder weergegeven. • Wanneer ingeschakeld, pingt DownVision als de weergegeven weergave de DownVision-toepassing bevat. Screenshots U kunt een screenshot maken van wat er op dat moment op het scherm wordt weergegeven.
6.9 Weergavewisselaar Met de weergavewisselaar kunt u vooraf gedefinieerde weergaven op het display selecteren. Er zijn toepassingsweergaven op volledig scherm en gesplitst scherm mogelijk. 1 4. Druk op de OK-knop om te bevestigen. De geselecteerde weergave wordt weergegeven en er wordt een kader geplaatst rond het actieve venster.
Hoofdstuk 7: Displaygegevens beheren Inhoudsopgave • 7.1 Overzicht geheugenkaarten op pagina 42 • 7.2 Gebruikersgegevens en gebruikersinstellingen opslaan op pagina 42 • 7.
7.1 Overzicht geheugenkaarten U kunt geheugenkaarten gebruiken om gegevens te archiveren (bijv. waypoints en tracks). U kunt geheugenkaarten gebruiken om uw gegevens te archiveren wanneer de opslagcapaciteit van uw systeem vol is. U kunt oude gegevens van uw systeem wissen, waardoor u ruimte vrijmaakt voor nieuwe gegevens. De gearchiveerde gegevens kunnen op ieder moment worden teruggezet. U kunt geheugenkaarten om een back-up te maken van uw gegevens.
5. Selecteer Waypoints terugzetten of Tracks terugzetten. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 6. Selecteer Ja om te bevestigen. 7. Als de waypoints of tracks al bestaan, wordt u gevraagd een keuze te maken tussen Maak nieuwe, Vervangen of Niet laden. Selecteer de optie die u nodig hebt. Wanneer afgerond, wordt het dialoogvenster Ophalen voltooid weergegeven. 8. Selecteer OK om te bevestigen en terug te keren naar normaal gebruik, of 9.
7.3 Uw systeem resetten U kunt wanneer nodig uw systeem resetten naar de standaard fabrieksinstellingen. Er zijn 3 soorten resets. • Reset van instellingen. • Reset van instellingen en gegevens. • Reset van sonar. Reset van instellingen Met deze optie worden uw instellingenmenu's gereset naar de fabrieksinstellingen. Het heeft GEEN effect op uw waypoints of tracks.
Hoofdstuk 8: Kaarttoepassing Inhoudsopgave • 8.1 Overzicht kaarttoepassing op pagina 46 • 8.2 Besturingen van de kaarttoepassing op pagina 47 • 8.3 Kaartcontextmenu op pagina 47 • 8.4 Kaartdetail op pagina 48 • 8.5 Kaartrichting op pagina 48 • 8.6 Scheepspositie op pagina 49 • 8.7 COG-vector op pagina 49 • 8.8 Diep water op pagina 50 • 8.9 Kaartobjecten op pagina 50 • 8.
8.1 Overzicht kaarttoepassing De kaarttoepassing is een elektronische kaart met navigatie. Het gebruikt een 2D-perspectief en een breed scala aan cartografische informatie over de omgeving en in kaart gebrachte objecten. Typisch gebruik van de kaarttoepassing is onder andere: 10 Peiling — in bewegingsmodus wordt de huidige COG-peiling weergegeven. Peiling en afstand — in cursormodus worden de afstand en de peiling tot de locatie van de cursor weergegeven (weergegeven in de geselecteerde systeemeenheden).
8.2 Besturingen van de kaarttoepassing De kaarttoepassing bestaat uit 2 modi: bewegingsmodus en cursormodus. Opties en instellingen kunt u openen via de toepassings- en contextmenu's. 8.3 Kaartcontextmenu Wanneer u de cursor op een gebied in de kaarttoepassing plaatst en op OK drukt, wordt een contextmenu weergegeven met de cursorpositiegegevens en menu-items. Bewegingsmodus Wanneer de kaarttoepassing is geopend, is de toepassing in bewegingsmodus.
8.4 Kaartdetail 8.5 Kaartrichting De richting van een kaart heeft betrekking op de kaart in verhouding tot de richting waarin u vaart. 5 De modus die u kiest wordt toegepast op alle kaartweergaven en wordt teruggezet bij het opstarten van het systeem. 5 9 De volgende opties zijn beschikbaar: 14 9 Noord boven 14 D11757-2 De instelling kaartdetail bepaalt de hoeveelheid cartografische details die in de kaarttoepassing worden weergegeven.
8.6 Scheepspositie 8.7 COG-vector De functie Scheepspositie bepaalt de positie van het scheepspictogram op het scherm. De kaarttoepassing kan zo worden ingesteld dat de grondkoers (COG) met een groene lijn wordt weergegeven. Midden De groene lijn geeft de werkelijke koers van het schip aan. Wanneer de scheepspositie is ingesteld op Midden, blijft het scheepspictogram in het midden van het scherm. Correctie De COG-vector in- en uitschakelen U kunt de COG-vector in- en uitschakelen.
8.8 Diep water 8.9 Kaartobjecten De waterdiepte kan worden weergegeven met behulp van een blauwe tint waarbij wit wordt gebruikt om diep water aan te geven. U kunt aanvullende informatie weergeven op de kaart voor cartografische objecten, havens en aanlegplaatsen. De diepte waarop de waterkleur verandert van de blauwe tint naar wit kan worden aanpast op basis van de wensen van de gebruiker.
8.10 Kaartinstellingenmenu De onderstaande opties zijn beschikbaar in het Kaartinstellingenmenu. Kaartdetail Bepaalt het detailniveau op het scherm. • Hoog (standardwaarde) • Laag Kaartrichting Scheepspositie COG-vector Diep water van: Bepaalt of het noorden of de huidige koers bovenaan het scherm wordt weergegeven. • Noord boven (standardwaarde) Bepaalt de positie van het scheepspictogram op het scherm. • Midden (standardwaarde) Bepaalt of de groene COG-lijn op het scherm wordt weergegeven.
Dragonfly
Hoofdstuk 9: Waypoints en tracks Inhoudsopgave • 9.1 Waypoints op pagina 54 • 9.2 Tracks op pagina 57 • 9.
9.1 Waypoints Voorbeelden van Waypoint-weergave Waypoints in de kaarttoepassing In de kaarttoepassing worden zowel actieve als inactieve waypoints weergegeven. Van actieve waypoints (d.w.z. de waypoints waar u naartoe vaart) zijn het venster en de symboolkleuren geïnverteerd. 1 3 2 Waypoint-contextmenu D11761-2 Nummer Omschrijving 1 Inactief waypoint Het waypoint-contextmenu toont de positiegegevens en bijbehorende menu-items van het waypoint.
Navigatie Naar de locatie van de cursor navigeren In de cursormodus kunt u de kaarttoepassing zo instellen dat hij u naar de locatie van de cursor begeleidt. 1. Gebruik de Joystick om de cursor naar de gewenste plaats te bewegen. 2. Druk op de OK-knop. Het contextmenu wordt weergegeven. 3. Selecteer Ga naar cursor. Navigeren naar een waypoint U kunt de kaarttoepassingen zo instellen dat hij u naar een waypoint begeleidt. 1. Gebruik de Joystick om een waypoint te markeren. 2. Druk op de OK-knop.
Symbool Type Symbool Type 2. Selecteer Waypoint wissen. Het pop-up-bericht Waypoint wissen wordt weergegeven. 3. Selecteer Ja om te bevestigen of Nee om te annuleren. Zuil Voorkeursmarkeringen Privé-rif Openbaar rif Rif Rifbal Restrictie Rotsen Zeilboot Einde route Start route School met vis Zeewier Haai Schedel Kleine vis Sportvisser Vierkant Zwemmer Tank Topmarkering Toren Trawler Boom Doe het volgende in de kaarttoepassing: 1.
9.2 Tracks Een track is een spoor op het scherm waarmee de route die u hebt genomen wordt weergegeven. Dit spoor bestaat uit een aantal trackpunten die automatisch worden gecreëerd. U kunt de track opslaan om een permanent bestand te hebben van waar u geweest bent. Bewerken van tracks U kunt aspecten van opgeslagen tracks bewerken. U kunt: • Een track wissen. • De naam van de track wijzigen. • De kleur van de track wijzigen.
2. Druk op de OK-knop. Het Kaart-menu wordt weergegeven. 3. Selecteer Waypoints & tracks. 4. Selecteer Wissen van systeem. 5. Selecteer Tracks wissen van systeem. De pagina Tracks wissen van systeem wordt weergegeven. 6. Selecteer de track die u wilt verwijderen, of 7. Selecteer Alles wissen. 8. Selecteer Ja om te bevestigen. Het dialoogvenster Verwijderen voltooid wordt weergegeven. 9. Selecteer OK om te bevestigen en terug te keren naar normaal gebruik. 9.
Hoofdstuk 10: Sonar-toepassing Inhoudsopgave • 10.1 Overzicht Sonar-toepassing op pagina 60 • 10.2 Besturing van de sonar- en DownVision-toepassing op pagina 61 • 10.3 Afstand op pagina 62 • 10.4 Weergaveopties op pagina 62 • 10.
10.1 Overzicht Sonar-toepassing 1 De Sonar-toepassing geeft een gedetailleerd structuuroverzicht van vis en de zeebodem onder uw schip, waardoor u de verschillende visgroottes, zeebodemstructuur en obstakels onderwater goed kunt onderscheiden. Sonar gebruikt CHIRP met een gecentreerde 200 KHz-pingfrequentie, wat minder details geeft maar een hoger dieptebereik dan DownVision. Het standaard beeld is een historisch, scrollend beeld van de zeebodem.
10.2 Besturing van de sonar- en DownVision-toepassing De sonar- en DownVision-toepassingen hebben beide 2 modi: scrollingmodus en cursormodus. Opties en instellingen kunt u openen via de toepassings- en contextmenu's. Scrollingmodus Wanneer de Sonar- of DownVision-toepassing is geopend, is de toepassing in Scrollingmodus. In scrollingmodus wordt de sonarhistorie weergegeven en wordt van links naar rechts over het scherm gescrolld.
10.3 Afstand 10.4 Weergaveopties Met de functies Bereik en Bereikverschuiving kunt u het bereik van de diepte die wordt weergegeven op het scherm veranderen. Veranderingen in het bereik en de bereikverschuiving worden zowel in de Sonar- als op de DownVision-toepassing doorgevoerd. De toepassing kan worden aangepast met behulp van het menu Weergaveopties Afstand Met de Bereik-functie kunt u het bereik van de diepte definiëren die u ziet op het scherm.
4. Als u Handmatig hebt geselecteerd selecteert u daarna Handmatige zoom Het menu handmatige zoom wordt weergegeven. 5. Stel de instelling in op de gewenste waarde. 6. Selecteer Terug of gebruik de OK-knop om de instelling te bevestigen. De positie van het zoom-gebied aanpassen In de zoom-modus kiest het systeem automatisch de zoom-positie zodat de zeebodem altijd op de onderste helft van het display staat.
10.5 Aanpassingen gevoeligheid • Handmatig — u kunt het contrast handmatig instellen, op een waarde tussen 0% en 100%. U kunt de instellingen veranderen met behulp van het toepassingenmenu om het beeld dat op het scherm wordt weergegeven te verbeteren. De gevoeligheidsopties zijn: De nieuwe waarden blijven ingesteld, ook wanneer u het display uitschakelt. Ze worden toegepast op zowel de actieve weergave als op andere weergaven met dezelfde toepassing.
Hoofdstuk 11: DownVision-toepassing Inhoudsopgave • 11.1 Overzicht DownVision-toepassing op pagina 66 • 11.2 Besturing van de sonar- en DownVision-toepassing op pagina 66 • 11.3 Afstand op pagina 67 • 11.4 Weergaveopties op pagina 68 • 11.
11.1 Overzicht DownVision-toepassing 11.2 Besturing van de sonar- en DownVision-toepassing De DownVision-toepassing geeft een gedetailleerd structuuroverzicht van de zeebodem onder uw schip, waardoor u de zeebodemstructuur en obstakels onderwater goed kunt onderscheiden. DownVision gebruik CHIRP met een gecentreerde 350 KHz-pingfrequentie, wat een meer gedetailleerd beeld geeft dan sonar. Het standaard beeld is een historisch, scrollend beeld van de zeebodem.
• Waypoint plaatsen • DVision aanpassen — (opent het menu DownVision aanpassen.) Het contextmenu openen U kunt het contextmenu openen door de onderstaande stappen te volgen. 1. Gebruik de Joystick om een object of gebied te markeren. 2. Druk op de OK-knop. Het contextmenu wordt weergegeven. 11.3 Afstand Met de functies Bereik en Bereikverschuiving kunt u het bereik van de diepte die wordt weergegeven op het scherm veranderen.
11.4 Weergaveopties De toepassing kan worden aangepast met behulp van het menu Weergaveopties Met het menu Weergaveopties kunt u de huidige weergavemodus wijzigen en andere functies selecteren die kunnen worden aangepast of naar wens kunnen worden in- en uitgeschakeld. De positie van het zoom-gebied aanpassen In de zoom-modus kiest het systeem automatisch de zoom-positie zodat de zeebodem altijd op de onderste helft van het display staat.
11.5 Aanpassingen gevoeligheid U kunt de instellingen veranderen met behulp van het toepassingenmenu om het beeld dat op het scherm wordt weergegeven te verbeteren. De gevoeligheidsopties zijn: • Gevoeligheid • Contrast • Ruisfilter omstandigheden. Alle gemaakte aanpassingen worden toegepast op alle weergaven. • Handmatig — u kunt het contrast handmatig instellen, op een waarde tussen 0% en 100%. De nieuwe waarden blijven ingesteld, ook wanneer u het display uitschakelt.
Dragonfly
Hoofdstuk 12: Hulpmiddelen & instellingen Inhoudsopgave • 12.1 Alarmmeldingen op pagina 72 • 12.
12.1 Alarmmeldingen Alarmmeldingen waarschuwen u voor een situatie of gevaar waarvoor uw aandacht vereist is. U kunt bepaalde alarmmeldingen configureren door de betreffende menu-optie te selecteren in het menu Alarmmeldingen. Toegang tot het alarmmeldingenmenu De onderstaande stappen beschrijven hoe u het menu Alarmmeldingen opent. 1. Selecteer Hulpmiddelen & instellingen in de Weergave-wisselaar. 2. Selecteer Alarmmeldingen. Het Alarmmeldingenmenu wordt weergegeven.
Menu 'Alarmmeldingen' De onderstaande tabel vermeldt de beschikbare alarmmeldingen en de bijbehorende instellingen. Diep water Als deze optie is ingesteld op Aan, dan wordt een alarm gegenereerd wanneer de dieptewaarde hoger wordt dan de door u gespecificeerde waarde. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de sonar is ingeschakeld. Opmerking: De dieptelimiet kan niet lager worden ingesteld dan de ondieptelimiet.
12.2 Menu Systeeminstellingen De volgende opties zijn beschikbaar in het systeeminstellingenmenu. U kunt een geluid laten afgaan iedere keer dat een knop wordt ingedrukt. • AAN (standardwaarde) Taal Hiermee kunt u de systeemtaal selecteren. Zie het hoofdstuk Talen hieronder. Eenheden instellen Hiermee kunt u de meeteenheden selecteren die in de toepassingen worden gebruikt. • Afstandseenheden Bevat opties voor GPS-instellingen.
Instellingen eenheden U kunt uw voorkeuren specificeren voor de meeteenheden die in alle toepassingen worden gebruikt. Menu-item Omschrijving Opties Afstandseenheden De meeteenheden die worden gebruikt in alle toepassingen van het display voor de waarden met betrekking tot afstand. • Nautische mijlen • Landmijlen • Kilometers Snelheidseenheden De meeteenheden die worden gebruikt in alle toepassingen van het display voor de waarden met betrekking tot snelheid.
Tijd- en datuminstellingen U kunt uw voorkeur specificeren voor de manier waarop tijd en datum worden weergegeven in alle toepassingen. Menu-item Omschrijving Opties Datumformaat Hiermee kunt u het voorkeursformaat specificeren voor het weergegeven van datuminformatie in alle toepassingen. • MM:DD:YY (maand, dag, jaar) Hiermee kunt u het voorkeursformaat specificeren voor het weergegeven van tijdinformatie in alle toepassingen.
Onderhoudsmenu In dit menu kunt u de systeeminstellingen resetten en diagnosegegevens bekijken. Menu-item Omschrijving Opties Over deze unit Geeft een lijst met informatie over uw unit. • Apparaat • Serienr. • Software Instellingen resetten Instellingen en gegevens resetten Met deze optie worden uw menu-opties gereset naar de fabrieksinstellingen. Het heeft GEEN effect op uw waypoints of tracks.
Dragonfly
Hoofdstuk 13: Onderhoud Inhoudsopgave • 13.1 Service en onderhoud op pagina 80 • 13.2 Reinigen op pagina 80 • 13.
13.1 Service en onderhoud 13.2 Reinigen Dit product bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen door goedgekeurde Raymarine-dealers te worden uitgevoerd. Ongeautoriseerde reparaties kunnen gevolgen hebben voor uw garantie. Goed reinigingsgewoontes. Routinecontroles apparatuur • Gebruik GEEN schurende of op zuren of ammonia gebaseerde producten.
13.3 Reinigen van de transducer Er kan zich aangroei afzetten op de onderkant van de transducer, hierdoor wordt de werking minder. Om aangroei uit de zee te voorkomen kunt u de transducer coaten met een dunne laag watergedragen antifouling, verkrijgbaar bij uw plaatselijke dealer van scheepvaartproducten. Breng iedere 6 maanden of aan het begin van ieder vaarseizoen een nieuwe laag antifouling aan. Sommige intelligente transducers hebben beperkingen wat betreft de antifouling die mag worden aangebracht.
Dragonfly
Hoofdstuk 14: Probleemoplossing Inhoudsopgave • 14.1 Probleemoplossing op pagina 84 • 14.2 Probleemoplossing inschakelen op pagina 85 • 14.3 Probleemoplossing GPS op pagina 86 • 14.4 Probleemoplossing Sonar/DownVision op pagina 87 • 14.
14.1 Probleemoplossing De informatie over probleemoplossing geeft de mogelijke oorzaken en oplossingen voor algemene problemen van maritieme elektronicasystemen. Alle Raymarine-producten worden, voordat ze worden verpakt en uitgeleverd, onderworpen aan uitgebreide test- en kwaliteitsprogramma's. Wanneer u toch problemen hebt met het gebruik van uw product kan deze sectie u helpen de oorzaak vast te stellen en problemen op te lossen zodat het product weer normaal functioneert.
14.2 Probleemoplossing inschakelen Hier worden problemen met de inschakeling en de mogelijke oorzaken beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Het systeem (of een gedeelte daarvan) start niet op. Probleem met energievoorziening. Controleer de desbetreffende zekeringen en stroomonderbrekers. Controleer of de voedingskabel niet beschadigd is en of alle aansluitingen vastzitten en vrij zijn van corrosie. Controleer of de voedingsbron de juiste spanning heeft en voldoende stroom.
14.3 Probleemoplossing GPS Hier worden problemen met de GPS en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Geen GPS-positie. Door de geografische locatie of weersomstandigheden is een satellietfix niet mogelijk. Controleer regelmatig of er een fix is ontvangen wanneer de weersomstandigheden beter zijn of op een andere geografische locatie.
14.4 Probleemoplossing Sonar/DownVision Hier worden problemen met de Sonar of DownVision en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Geen Sonar-/DownVision-gegevens beschikbaar. Fout voeding naar unit. Controleer de voeding en de kabels naar de unit. Sonar uitgeschakeld. Selecteer Sonar inschakelen op de pagina met snelkoppelingen. De gevoeligsheidsinstellingen kunnen ongeschikt zijn voor de omstandigheden.
14.5 Probleemoplossing diversen Hier worden diverse problemen en de mogelijke oorzaken en oplossingen beschreven. Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen Display gedraagt zich niet stabiel: Stroomvoorziening naar het display valt soms weg. Controleer de betreffende zekeringen en stroomonderbrekers. • Frequente onverwachte resets. • Systeem crasht of ander instabiel gedrag.
Hoofdstuk 15: Technische ondersteuning Inhoudsopgave • 15.
15.1 Raymarine-klantenservice Raymarine biedt een uitgebreide klantenservice. U kunt contact opnemen met de klantenservice via de Raymarine-website, per telefoon en per e-mail. Als u niet in staat bent een probleem op te lossen, kunt u één van deze faciliteiten gebruiken om aanvullende hulp te krijgen. Ondersteuning op het web Bezoek de klantenservice op onze website op: www.raymarine.
Hoofdstuk 16: Technische specificaties Inhoudsopgave • 16.
16.1 Technische specificaties Fysieke specificaties display • Breedte: 148 mm (5,8 in) Afmetingen • Hoogte (ZONDER beugel): 148,3 mm (5,8 in) • Hoogte (met beugel): 203 mm (8 in) • Displaydiepte (ZONDER kabels): 73 mm (2,9 in) Specificaties Sonar/DownVision Kanalen 2 x CHIRP (1 x sonar en 1 x DownVision) Bedrijfsfrequenties • Sonar — gecentreerde 200 KHz Bereik van de straal • Sonar — konische 25°-straal. Objectonderscheiding Wordt gerealiseerd met CHIRP-verwerking.
Hoofdstuk 17: Reserveonderdelen en accessoires Inhoudsopgave • 17.
17.
www.ra ym a rin e .