RayChart 620 en 630 Gebruikershandleiding Holland Nautic Apeldoorn bv Nagelpoelweg 16 Postbus 20089 7302 HB Apeldoorn Telefoon (055) 541 21 22 Fax (055) 542 26 96 Document nummer: 81155_2 The Netherlands Datum: 11 mei 1999
i RayChart 620 en 630 Elektronische kaartsystemen Gebruikershandleiding VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1. HOOGSPANNING De display werkt met hoogspanning. Voor afstelling zijn specialistische kennis en gereedschappen nodig, waarover alleen gekwalificeerde servicetechnici beschikken –onderhoud of afstelling door de gebruiker is niet mogelijk. De gebruiker mag nooit de display demonteren of proberen onderhoud aan de apparatuur te verrichten. 2.
RayChart 620 en 630 ii Producten van RAYTHEON MARINE ELECTRONICS worden ondersteund door een netwerk van geautoriseerde dealers. Voor informatie over Raytheon producten en service kunt u contact opnemen met: EUROPA Raytheon Marine Limited Anchorage Park Portsmouth Hampshire PO3 5TD England Telefoon: 01705 693611 Fax: 01705 694642 NEDERLAND Holland Nautic Apeldoorn B.V. Nagelpoelweg 16 Postbus 20089 7302 HB Apeldoorn Telefoon 055 - 541 21 22 Fax 055 - 542 26 96 Website www.raymarine.
Voorwoord iii Voorwoord In deze handleiding beschrijven we de volgende elektronische kaartsystemen: • RayChart 620 monochrome kaartplotter • RayChart 630 kleuren kaartplotter De handleiding bevat zeer belangrijke informatie over de installatie en het gebruik van uw nieuwe apparatuur. Om de beste bedieningsresultaten en prestaties te bereiken, dient u de handleiding daarom zorgvuldig te lezen. De vertegenwoordigers van Raytheon of uw dealer zijn graag bereid om eventuele vragen te beantwoorden.
iv RayChart 620 en 630 Hoe gebruikt u deze handleiding De handleiding is zo ingedeeld dat de hoofdstukken over de bediening van de kaartplotter vooraan komen, omdat u die waarschijnlijk het meest gebruikt. Nadat u de kaartplotter hebt ontvangen, leest u hoofdstuk 7 en installeert u de apparatuur. Daarna leest u hoofdstuk 1 en 2 om u vertrouwd te maken met de bedieningselementen van de kaartplotter. U kunt daarna ook hoofdstuk 3, 4 en 5 lezen.
Inhoud v Inhoud Voorwoord .......................................................................................... iii Indeling van de handleiding ............................................................... iii Hoe gebruikt u deze handleiding ........................................................ iv Weergave van tekst..................................................................... iv Garantie ...........................................................................................
vi RayChart 620 en 630 2.5 Bediening van het kaartscherm ....................................................20 Verschuiven over de kaart ........................................................... 21 Kaartschaal wijzigen .............................................................21 Centrum van de kaart wijzigen ...............................................23 Navigatiedata weergeven ............................................................ 25 Chart (kaart) ..........................................
Inhoud vii Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) ............................................ 49 5.1 Inleiding ..................................................................................... 49 5.2 De waypointlijst .......................................................................... 50 De waypointlijst bekijken ........................................................... 50 Bewerkingen met de waypointlijst ...............................................51 Een waypoint in de lijst opzoeken ....
viii RayChart 620 en 630 TD Settings menu (TD instellingen) .......................................68 Map Datum en Fix Datum (datum voor kaart/positiebepaling) .69 Position Correction (positiecorrectie) .....................................69 Head Up Response (respons van Head Up) ............................. 69 Instellen van de kaartplotter ........................................................70 Waypoint Name (waypoint naam) ..........................................
Inhoud ix 7.5 Kaartplotter aansluiten ................................................................ 91 POWER (voeding) aansluiting .................................................... 92 Aansluiting van spanningsbron .............................................. 93 NMEA aansluiting ................................................................ 93 Printer aansluiting ................................................................. 93 GPS Sensor aansluiting............................................
x RayChart 620 en 630
Hoofdstuk 1: Inleiding 1 1.1 Overzicht De kaartplotter is een modern elektronisch kaartsysteem, dat GPS of dGPS data gebruikt om de navigatie zo eenvoudig en nauwkeurig mogelijk te maken. De kaartplotter geeft kaartinformatie van elektronische kaarten van C-MAP NT® op cartridges (C-cards) en positie-informatie van satellieten weer. Hij kan ook data afkomstig van andere instrumenten in uw systeem weergeven.
2 RayChart 620 en 630 Functies Overzicht • Snel en eenvoudig routes op het scherm instellen. Beheer van maximaal 20 routes met elk 1000 waypoints. • GOTO functie om direct naar een waypoint te navigeren. • Registratie van gebeurtenissen (events) en markeringen. • Functies voor het bekijken en bewerken van routes, waypoints en gebeurtenissen. • Opties voor het aanpassen van de kaartplotter aan uw eisen en voorkeuren, zoals kaartoriëntatie (north up, course up, of head up), schermvensters en alarmen.
Hoofdstuk 1: Inleiding 3 De kaartplotter is uitgerust met een kleinschalige wereldkaart. Gedetailleerde kaarten zijn beschikbaar wanneer een cartridge geplaatst is. Op het kaartplotterscherm bevindt zich een cursor databox, waarin normaal gesproken de volgende informatie wordt weergegeven: • De cursorpositie in breedte- en lengtegraad of TD’s, afhankelijk van uw systeem. • De koers over de grond (COG) en snelheid over de grond (SOG) van uw schip. • Een schaalliniaal in de geselecteerde eenheden (bijv.
4 RayChart 620 en 630 Het kaartscherm Cursor databox Toont huidige cursorpositie als breedte/lengte of TD's CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E COG 208°M Schaalliniaal, in zeemijl (nm) SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ Kaartgrens Breedte/lengte raster Koersvector van het schip Huidige positie van het schip Cursorpositie, bepaald m.b.v. Trackpad ✣ ROUTE GO TO CENTER Standaard sneltoetslabels Kunnen uit worden gezet. Willekeurige sneltoets indrukken om opnieuw weer te geven.
Hoofdstuk 1: Inleiding 5 Voor de bediening van de kaartplotter worden de toetsen op de display unit gebruikt, gecombineerd met schermfuncties zoals pop-up menu’s. De bedieningselementen zijn: • De trackpad, waarmee een cursor op het scherm omhoog, omlaag, naar links, naar rechts of diagonaal wordt verplaatst. • Acht vaste toetsen (met opschrift). • Vier sneltoetsen (soft keys), waarvan de opschriften op het scherm worden weergegeven.
6 RayChart 620 en 630 De cursor verschijnt als een kruis (✣) op de kaart en wordt gebruikt om: • een positie op de kaart te selecteren, • een item, bijv. een waypoint, op de kaart selecteren, • het kaartscherm verschuiven. ➤ Probeer het gebruik van de trackpad om de cursor te verplaatsen nu uit. Druk de trackpad kort in om de cursor over kleine afstanden te verplaatsen, of houdt hem ingedrukt om de cursor snel te bewegen.
Hoofdstuk 1: Inleiding 7 De vier toetsen onder het scherm noemen we sneltoetsen, omdat de functie afhankelijk van de bewerking varieert. De sneltoetsen zijn in groepen en subgroepen gerangschikt en maken bediening van de functies mogelijk. De sneltoetslabels worden op het scherm getoond, recht boven de toetsen. De standaard toetslabels worden getoond totdat u op een toets drukt, of een item op het scherm selecteert. Daarna worden de sneltoetsen die bij die bewerking horen weergegeven.
8 RayChart 620 en 630 Bedieningselementen Als er andere sneltoetsen worden weergegeven, drukt u op de CLEAR toets om de standaard sneltoetsfuncties weer te geven. Overige sneltoetsfuncties Naast de standaard sneltoetsen geven ook de vaste toetsen MENU, EVENT, MARK, DISPLAY en POWER toegang tot diverse functies; deze functies hebben bijbehorende sneltoetsen, zoals getoond in de afbeelding op pagina 9. Druk op CLEAR om naar de standaard sneltoetsen terug te gaan.
EDIT RULER WAYPOINT LIST CURRENT ROUTE ROUTE LIST FIND LOG SET UP CENTER SYSTEM NAVIGATE PLOTTER ALARMS/TIMERS FIX STATUS MEMORY C-CARD NIGHT VIEW CONTRAST - BRIGHTNESS + BRIGHTNESS + BRIGHTNESS - CONTRAST + ENTER Indrukken om selectie te bevestigen en (indien van toepassing) de huidige sneltoetslabels te verbergen. De geselecteerde taak wordt uitgevoerd, wijzigingen worden geaccepteerd, of een scherm met verdere opties wordt weergegeven.
10 RayChart 620 en 630
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 11 Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen Dit hoofdstuk bevat informatie, instructies en eenvoudige oefeningen om te leren werken met de kaartplotter. U leert de display en de functies van de bedieningselementen kennen voordat u de kaartplotter voor navigatie gaat gebruiken. Tevens wordt uitgelegd hoe u de verlichting instelt, hoe u cartridges gebruikt en op welke manier u het kaartscherm instelt.
12 RayChart 620 en 630 bereikt, blijft de kaartplotter ingeschakeld. Wanneer de teller nul bereikt, wordt de display leeg gemaakt en gaat de toetsenverlichting uit. Fix Status venster CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E Kaartplotter aan en uit zetten COG 208°M SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ 02/24/97 10:09:14 U ACQUIRING HDOP: BEACON 1.Ø SOG: INITIALIZE Ø.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 13 2.3 Verlichting en contrast instellen • De 630 kaartplotter met kleuren display heeft 6 standen voor de verlichting en een instelling voor dag/nacht weergave. • De 620 kaartplotter met monochrome display heeft 6 standen voor de verlichting en 40 contrastniveaus. NB: de verlichting van de kleuren display kan gedimd maar niet uitgeschakeld worden. De toetsenverlichting is het helderst wanneer de display-verlichting aan staat.
14 RayChart 620 en 630 Op de kleuren display drukt u op de sneltoets NIGHT VIEW/DAY VIEW om te wisselen tussen de nacht- en dagweergave. 3. Druk op ENTER of CLEAR om de nieuwe instellingen op te slaan en naar het vorige scherm terug te keren. Werken met kaart-cartridges Als u niets doet, verdwijnen de regelaars na enkele seconden, waarna het vorige scherm op de display wordt weergegeven.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 15 Kaart-cartridge plaatsen ➤ U plaatst een kaart-cartridge als volgt: 2. Open het cartridgedeksel linksboven aan de voorzijde van de display, door de vergrendeling naar links te drukken en het deksel te openen, zoals in de volgende afbeelding weergegeven. 3. Houd de cartridge vast met de metalen contacten naar links en de tekst “front insertion” naar de sleuf toe. Het C-MAP wijst naar rechts, zoals in de afbeelding getoond. 4.
16 RayChart 620 en 630 2. Druk de cartridge die u wilt uitnemen omlaag en duw de bovenkant van de cartridge naar rechts om hem los te maken van de pennen. 3. Trek de cartridge eruit. Kaart weergeven Werken met kaart-cartridges De nieuwe kaart wordt op het scherm weergegeven wanneer u de cursor in een gebied beweegt dat door de nieuwe kaart wordt bestreken en inzoomt. De grens van elke kaart die op de huidige cartridge aanwezig is, wordt door een rechthoek aangegeven.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 17 a. Druk op de sneltoets EXPAND. De objecten en eventuele sub-objecten worden in een lijst in een venster midden op het scherm weergegeven. c. Druk op ENTER. De beschikbare informatie wordt weergegeven. Als er meer dan één pagina met informatie over het object is, gaat u naar die pagina met de PAGE DN sneltoets. U gaat terug naar het begin met de sneltoets BACK. d.
18 RayChart 620 en 630 c. De dichtstbijzijnde havens met die voorziening worden getoond, met afstand en peiling naar de haven. Als u een haven selecteert en op ENTER drukt, beweegt de cursor naar die haven (kaart wordt opnieuw getekend) en worden de gegevens van die voorziening weergegeven. Werken met kaart-cartridges NB: de afstand en peiling naar een haven zijn een directe meting en derhalve niet noodzakelijk een veilige route naar die voorziening. d.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 19 Werken met kaart-cartridges Bediening van het kaartscherm Getijde-informatie Het symbool geeft aan dat er informatie over getijdehoogten beschikbaar is voor die positie op de kaart. De Raychart geeft een tijdgrafiek weer met voorspelde maximum en minimum getijdehoogten voor de geselecteerde dag. Zonsopgang en -ondergang alsmede getijde-informatie voor de geselecteerde dag worden ook in digitale vorm weergegeven.
20 RayChart 620 en 630 Bediening van het kaartscherm Bediening van het kaartscherm D4196_1 De tijd en stroming worden weergegeven door verticale en horizontale stippellijnen in de grafiek. Gebruik de trackpad om de lijnen te verplaatsen; verplaats de verticale lijn om de tijd te selecteren waarvoor u het getij wilt weergeven. Gebruik de sneltoetsen en trackpad om de gewenste datum voor de getijdeinformatie te veranderen.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 21 Ofschoon u het gehele scherm met de kaart kunt vullen, kunt u ook navigatiedata in één of twee vensters weergeven, waarbij de kaart op de rest van het scherm wordt getoond. U bedient de vensters met navigatiedata met behulp van de DISPLAY toets. Bediening van het kaartscherm • De kaart over het scherm verschuiven, het middelpunt van de kaart verplaatsen en de kaartschaal veranderen. • Navigatiegegevens weergeven.
22 RayChart 620 en 630 geen kaart beschikbaar is. In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe u de plotterstand aan en uit zet. U kunt de kaartschaal voor twee doeleinden wijzigen: Bediening van het kaartscherm • Om een ander deel van de kaart op het scherm weer te geven, door eerst naar een kaart met een kleinere schaal uit te zoomen en vervolgens op een ander gebied in te zoomen. Kleinschalige kaarten bieden het meeste overzicht, echter zonder de gedetailleerdheid die u nodig hebt om veilig te navigeren.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 23 Bediening van het kaartscherm ➤ Om naar een kaart met kleinere schaal uit te zoomen, drukt u het gewenste aantal keren op de bovenkant van de RANGE toets. Als er geen kleinere schaal beschikbaar is, geeft de kaartplotter drie pieptonen weer wanneer u op het bovenste deel van de RANGE toets drukt. Centrum van de kaart wijzigen U kunt een geselecteerd punt naar het midden van het scherm verplaatsen met behulp van de sneltoets CENTER.
24 RayChart 620 en 630 REMOTE CENTER LAT: 39°21.11 N LON: 009°52.55 E Bediening van het kaartscherm CLEAR SELECT SCROLL DIGITS CANCEL ENTER ACCEPT SELECTION D3821-1 Wijzig de waarden in die voor het midden van het scherm als volgt: a. Verplaats de cursor naar het eerste cijfer dat u wilt wijzigen met de linker- of rechterkant van de trackpad. Wanneer u vanaf de breedtegraad naar rechts beweegt, verplaatst u de cursor naar het eerste cijfer van de lengtegraad. b.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen 25 Navigatiedata weergeven Deze informatie wordt normaliter in één of twee vensters getoond, terwijl de kaart de rest van het scherm vult. Er zijn drie opties voor de weergave van navigatiedata: • Kaart in volledig scherm weergegeven, zonder extra informatie. • Kaart met vooraf bepaalde navigatiegegevens in één of twee vensters weergegeven.
26 RayChart 620 en 630 FULL WINDOW WINDOW SET UP D4203_1 Bediening van het kaartscherm Er zijn tien navigatievensters voor weergave op het scherm beschikbaar. Zes daarvan zijn in de fabriek ingesteld. De andere vier kunt u via Setup volgens uw eigen voorkeuren aanpassen, zie par. 6.3. U kunt één of twee datavensters weergeven en de positie op het scherm bepalen. De ‘Windows’ sneltoetsen verdwijnen na 7 seconden als u geen keuze maakt.
Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen FOR MAIN SCREEN SELECTION CHART NAV Bediening van het kaartscherm DISPLAY 27 NOT TRACKING SELECT LEFT WINDOW DEF. WINDOW 01 D3833-1 4. Gebruik de twee linker sneltoetsen om het aantal en de positie van de vensters te selecteren.
28 RayChart 620 en 630 Wanneer u op de DISPLAY toets drukt om de NAV optie te selecteren, wordt de indicator (CDI of BDI) die u het laatst gebruikt hebt weergegeven. De sneltoetsen verdwijnen na 7 seconden als u geen keuze maakt.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 29 Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk leggen we uit hoe u een aantal basishandelingen met behulp van de trackpad en de sneltoetsen uitvoert. De standaard sneltoetsen van het hoofdscherm zijn hieronder weergegeven.
30 RayChart 620 en 630 3.2 Routes op het scherm samenstellen en gebruiken Met behulp van de sneltoets ROUTE kunt u snel en eenvoudig een route samenstellen (of selecteren) en gebruiken. NB: u kunt routes ook creëren, bewerken en bedienen via de opties van het EDIT menu, zoals beschreven in hoofdstuk 5. De kaartplotter kan maximaal 20 routes in de routelijst opslaan. Als u een nieuwe route wilt creëren, selecteert u een lege positie in de lijst, of u selecteert een bestaande route en bewerkt die.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 31 REVERSE Wordt gebruikt om de volgorde van de waypoints in de route om te keren. NEXT LEG Doorgaan naar de volgende etappe (leg) van de route. Nieuw route op het scherm maken ➤ Een nieuwe route maken met behulp van de sneltoets ROUTE: 1. Plaats de cursor in het gebied waarin u de route wilt maken en selecteer een geschikte kaartschaal.
32 RayChart 620 en 630 CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E COG 208°M 003WPT 50°43.06 N 000°59.39 W SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ ✣ Routes samenstellen en gebruiken PLACE WPT DELETE WPT ADD WPT EDIT D3827-2 10. Nadat u alle waypoints hebt ingevoerd, drukt u op CLEAR om naar het hoofdscherm terug te keren. Uw route wordt op het scherm weergegeven, maar is niet actief.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 33 NB: u kunt deze optie ook gebruiken om waypoints te verwijderen die geen deel uitmaken van de huidige route, als u de optie voor weergave van waypoints hebt geselecteerd bij het instellen van de kaartplotter (Setup, zie hoofdstuk 6). ➤ Een waypoint verwijderen: NB: u kunt een waypoint niet verwijderen als het in een andere route gebruikt wordt. 1. Gebruik de trackpad om de cursor op het waypoint te plaatsen dat u wilt verwijderen. 2.
34 RayChart 620 en 630 CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E COG 208°M SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ ROUTE SAVE ROUTE NAME: ROUTE ØØ LEG 01 02 03 LAT/LON 43°58.95 N 010°06.64 E 43°59.62 N 010°05.51 E 44°00.40 N 010°03.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 35 3. Gebruik de boven- of onderkant van de trackpad om het cijfer te verhogen of verlagen, of de letter of het symbool te wijzigen. 4. Herhaal stap 2 en 3 totdat de gewenste informatie wordt weergegeven. 5.
36 RayChart 620 en 630 3. Als u de route in tegengestelde richting wilt volgen, gebruikt u de trackpad of de sneltoets RTE om de optie REVERSE te selecteren en drukt u op ENTER. De cirkel wordt verplaatst naar het waypoint aan het andere uiteinde van de route. 4. Gebruik de trackpad of de sneltoets ROUTE om de optie FOLLOW te selecteren en druk op ENTER. De kaartplotter navigeert naar het waypoint toe, tenzij er al een waypoint actief is.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 37 NB: desgewenst kunt u routes opslaan op een Memory C-Card voor toekomstig gebruik, zoals beschreven in hoofdstuk 6, voordat u die uit het geheugen van de kaartplotter verwijdert. ➤ Een bestaande route verwijderen: 1. Druk op de sneltoets ROUTE om het Route menu weer te geven. 2. Druk op SELECT totdat de gewenste route wordt weergegeven. 3. Gebruik de trackpad of de sneltoets ROUTE om de optie ERASE te selecteren en druk op ENTER.
38 RayChart 620 en 630 3. Druk op de sneltoets EDIT, die 7 seconden wordt weergegeven, als u de gegevens van het nieuwe waypoint wilt wijzigen: Waypoint gegevens bewerken U kunt de naam, het symbool en de positie van het nieuwe waypoint binnen 7 seconden na het starten van GOTO wijzigen. ➤ Gegevens van het waypoint bewerken: 1. Druk op de sneltoets EDIT. Er verschijnt een venster zoals het volgende: Gebruik van de GOTO toets NAME: ØØ1WPT SYMBOL LAT: 44°Ø4.39 N LON: ØØ9°52.
Hoofdstuk 3: Werken met de standaard sneltoetsen 39 ➤ Om de GO TO te annuleren en door te gaan met navigeren naar het bestaande actieve waypoint, drukt u op CLEAR CLEAR. ➤ Om het navigeren naar het actieve waypoint te stoppen, drukt u op MENU. 3.4 Afstanden meten met de RULER toets ➤ U kunt de afstand tussen twee punten nauwkeurig meten met behulp van de sneltoets RULER (liniaal): 1. Vanuit het hoofdscherm drukt u op de sneltoets RULER.
40 RayChart 620 en 630
Hoofdstuk 4: Extra basisfuncties 41 Hoofdstuk 4: Extra basisfuncties 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk leggen we uit hoe u een aantal extra basisfuncties van de kaartplotter kunt gebruiken met behulp van de vaste toetsen en de menu’s. Om uw kaartplotter optimaal te gebruiken, kunt u het beste eerst de basisgegevens en de display instellen, zoals beschreven in hoofdstuk 6. Nadat u de mogelijkheden van de display verkend hebt, kunt u de kaartplotter verder aan uw eisen en voorkeuren aanpassen (zie par. 6.3).
42 RayChart 620 en 630 Markering plaatsen en verwijderen ➤ Een markeringssymbool op de cursorpositie plaatsen: 1. Druk op de MARK toets. De sneltoetslabels veranderen, zoals in het voorbeeld op de volgende pagina getoond. Het huidige markeringssymbool wordt onder de cursor databox linksboven in het scherm weergegeven. 2. Als u een ander symbool voor de nieuwe markering wilt selecteren, drukt u op de sneltoets SELECT SYMBOL. Het dialoogvenster Mark Symbols verschijnt midden op het scherm. 3.
Hoofdstuk 4: Extra basisfuncties 43 Event plaatsen en verwijderen De werkwijze voor het plaatsen van een event is hetzelfde als bij een markering, behalve dat u de EVENT toets gebruikt en dat een event altijd op de positie van uw schip wordt geplaatst. Het event wordt gemarkeerd door middel van een naam en het event symbool. Als de datum, tijd, zeewatertemperatuur en diepte beschikbaar zijn, worden die bij het event opgeslagen.
44 RayChart 620 en 630 Track starten en stoppen ➤ Om een track te starten of te stoppen, gaat u als volgt te werk: 1. Vanuit het hoofdscherm drukt u op MENU om de hoofdmenu’s op te roepen. TRACKS SCREEN START EDIT DELETE CARTOGRAPHY ORIENTATION WINDOWS COLOURS EDIT WAYPOINT LIST CURRENT ROUTE ROUTE LIST FIND LOG SET UP SYSTEM NAVIGATE PLOTTER ALARMS/TIMERS FIX STATUS MEMORY C-CARD D3360-2 2. Gebruik de trackpad of druk op de sneltoets TRACKS om de optie START te selecteren en druk op ENTER.
Hoofdstuk 4: Extra basisfuncties 45 • De track interval voor de huidige track wijzigen. U hebt de keuze uit de volgende intervallen: - 1, 5, 10 of 30 seconden 1, 3, 5, 10 of 30 minuten 0,1, 0,5 of 1,0 nm • Een track history starten of stoppen, of een geselecteerde track verwijderen. Deze opties hebben dezelfde functies als de opties START/STOP en DELETE uit het TRACKS menu. ➤ Instellingen bewerken: 1. Vanuit het hoofdscherm drukt u op de toets MENU om de hoofdmenu’s weer te geven. 2.
46 RayChart 620 en 630 4.5 Man overboord (MOB) Als een persoon of voorwerp overboord valt en u direct naar die positie wilt terugkeren, moet u direct de Man overboord (MOB) functie gebruiken. ➤ Om de MOB procedure te starten, houdt u de MARK toets twee seconden ingedrukt. De kaartplotter voert daarna de volgende taken automatisch uit: • Markeert de positie van het schip en geeft het MOB symbool weer, waarbij de positie wordt gemarkeerd als waypoint 999. • Schakelt over naar een bereikschaal van ca.
Hoofdstuk 4: Extra basisfuncties 47 4.6 Alarmen en timers Alarm Geeft aan: Aankomst (Arrival) Het schip heeft het actieve waypoint bereikt: het is in de aankomstcirkel aangekomen (met de in Setup ingestelde radius) of heeft de lijn gekruist die door het waypoint gaat en loodrecht op de etappe van de route staat. Uit koers (Off Track) Het schip heeft de ingestelde koersafwijking (ingesteld in Setup) t.o.v. de actieve etappe overschreden.
48 RayChart 620 en 630
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 49 Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 5.1 Inleiding Op de kaartplotter kunt u een aantal taken uitvoeren met behulp van informatie die u hebt opgeslagen. Deze informatie kan bestaan uit waypoints, routes, events, track history en het logboek. In dit hoofdstuk beschrijven we op welke manier u opgeslagen informatie kunt bekijken, bewerken, gebruiken en afdrukken met behulp van het EDIT menu.
50 RayChart 620 en 630 5.2 De waypointlijst Wanneer u een waypoint creëert, wordt die toegevoegd aan de waypointlijst. De waypointlijst bevat ook alle events (gebeurtenissen) die u heb gemarkeerd en die de standaard naam xxxEVT hebben, en waypoints die vanaf een ‘master’ kaartplotter zijn verzonden als deel van de actieve of geselecteerde route.
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 51 In het vak onder lijst worden de volgende gegevens van het geselecteerde waypoint weergegeven: • positie, in breedte en lengte of TD’s, afhankelijk van uw instellingen • peiling en afstand t.o.v. de huidige positie van uw schip • bron van positiegegevens (cursor, bewerkt, GPS enz.) • diepte en temperatuur bij creëren van het event waypoint, indien beschikbaar • datum en tijd waarop het waypoint gecreëerd is 4.
52 RayChart 620 en 630 3. Gebruik de onder- en bovenkant van de trackpad om de waarde te veranderen. De kaartplotter probeert het waypoint te vinden telkens wanneer u een teken wijzigt (van links naar rechts) en geeft het dichtstbijzijnde teken weer dat in de waypointlijst wordt aangetroffen. Het symbooltype wordt aangepast aan het geselecteerde waypoint: u kunt dit veld niet wijzigen. 4. Druk op ENTER om uw selectie te accepteren.
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 53 5. U kunt de naam, het symbool en de positie van het waypoint bewerken. Gebruik de trackpad om naar het te bewerken teken te gaan en wijzig de waarde. 6. Wanneer u de bewerking voltooid hebt, drukt u op ENTER om de gegevens op te slaan en terug te keren naar de waypointlijst, of op CLEAR om de wijzigingen te annuleren. NB: de invoer wordt niet geaccepteerd als de gewijzigde positie hetzelfde is als die van een ander waypoint. 5.
54 RayChart 620 en 630 • Positie, in lengte en breedte of TD’s, afhankelijk van uw instellingen. • Peiling en afstand van etappe (van waypoint naar waypoint of, voor het eerste waypoint in een route, schip naar waypoint). Als de route actief is, wordt tevens de volgende informatie getoond: • geschatte aankomsttijd (ETA) bij het waypoint • totale verstreken tijd sinds het starten van de route • totale afgelegde afstand sinds het starten van de route.
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 55 • een geselecteerde route volgen of omkeren • een route verwijderen • de gegevens van een bestaande route bewerken, of een nieuwe route creëren door bestaande waypoints te selecteren. U selecteert de optie op dezelfde manier als beschreven voor de optie Waypoint List (zie par. 5.2). De routelijst bekijken ➤ Om de routelijst te bekijken, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer de optie ROUTE LIST in het EDIT menu. CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E ROUTE LIST SOG 1.
56 RayChart 620 en 630 Bewerkingen met de routelijst Wanneer de routelijst wordt weergegeven, kunt u de sneltoetsen gebruiken om een geselecteerde route weer te geven, te verwijderen of te volgen, en de gegevens van de waypoints waaruit die route bestaat weer te geven: Routelijst ROUTE DETAILS Gegevens van alle waypoints in de geselecteerde route weergeven, in dezelfde vorm als in de waypointlijst (zie verderop) en de route volgen of het scherm Route Edit (route bewerken) openen.
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 57 Gegevens van route ➤ De gegevens van de momenteel geselecteerde route weergeven: 1. Druk op de sneltoets ROUTE DETAILS. Het scherm Route Details verschijnt. CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E COG 208°M ROUTE: ROUTE 00 SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ 01 02 03 04 05 L/L 001WPT 002WPT 003WPT 004WPT 005WPT BRG RNG 44°04.39 0 N92° 0.712 nm CURSOR 009°52.72 SOURCE: E DEPTH DATE: 01/01/70 TEMP.
58 RayChart 620 en 630 D4210_1 De rechterzijde van het scherm toont het venster Route Details en de linkerzijde het venster Waypoint List. Routelijst De cursor bevindt zich in eerste instantie in het venster Route Details. 2. Gebruik de trackpad om in de lijst Route Details de positie te selecteren waar u een waypoint wilt invoegen of verwijderen. 3. Om een waypoint uit de route te verwijderen drukt u op DELETE. 4. Een waypoint aan de route toevoegen: a.
Hoofdstuk 5: Werken met lijsten (EDIT) 59 f. Druk op de rechterkant van de trackpad om terug naar het venster Route Details te gaan. Als u een fout hebt gemaakt, kunt u de sneltoets DELETE gebruiken om het waypoint uit de route te verwijderen. 5. Druk op EDIT RTE NAME om de naam van de route te wijzigen. Gebruik de trackpad om de letters en cijfers te wijzigen en druk op ENTER wanneer u gereed bent. 6.
60 RayChart 620 en 630 ➤ Het logboek afdrukken: 1. Zorg ervoor dat: uw printer aangesloten en ingeschakeld is; in het menu System Set Up de seriële poort ingesteld is op “Printer” en de baud rate correct is (zie hoofdstuk 6). 2. Druk op de sneltoets PRINT. 5.7 Scherm afdrukken De kaartplotter beschikt over een Print functie waarmee u elk willekeurig scherm kunt afdrukken. ➤ Een afdruk van het scherm maken: 1.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 61 Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 6.1 Inleiding Nadat u de kaartplotter hebt geïnstalleerd en vertrouwd bent met de bediening, moet u hem zo instellen dat hij de juiste informatie ontvangt van de aangesloten apparatuur , dat de werking aan uw eisen voldoet en de informatie volgens uw wensen wordt weergegeven Dat doet u met behulp van twee van de hoofdmenu’s die verschijnen als u op de toets MENU drukt: het menu SET UP en het menu SCREEN.
62 RayChart 620 en 630 • Instellingen van alarmen en timers • Basisinstellingen en reset van positiebepaling • Overdracht van/naar C-Card geheugenkaarten Voordat u wijzigingen gaat aanbrengen: 1. Controleert u de lijsten van parameters en opties in de tabellen in dit hoofdstuk. 2. Bepaalt u welke veranderingen u wilt aanbrengen. 3. Vult u de gewenste instellingen in de daarvoor bestemde ruimten in de tabellen in.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 63 SYSTEM SET UP MAIN MENU LANGUAGE UNITS MENU DATE & TIME MENU SIMULATOR MENU HELP LEVEL 0 KEYPRESS SOUND ON CURSOR ECHO OFF GPS INPUT NAVAID SERIAL OUTPUT NMEA PRINTER BAUD RATE 9600 SCROLL LIST CLEAR ENTER CANCEL CHANGE SELECTION D3836-2 5. Gebruik trackpad omhoog en omlaag om de selectiebalk door de opties te verplaatsen en/of de parameterwaarde te verhogen/verlagen. 6.
64 RayChart 620 en 630 Parameter/Menu Opties Fabrieksinstelling Language English, Italiano, Francais, Deutsch, Espanol, Norge, Svensk, Nederlands English Nautical miles Statute miles Kilometers Feet Fathoms Metres Centigrade Fahrenheit Knots Miles per hour Kilometers per hour Nautical miles Units Menu Distance Depth Temperature Speed Date & Time Menu Time Format Feet Centigrade Knots 24 hour 12 hour UTC Local (offset waarde) MM-DD-YY DD-MM-YY 24 hour Value Value (Positie) OFF ON 10.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 65 Language (taal) Kies de taal waarin u informatie wilt weergeven. De geselecteerde taal wordt gebruikt voor schermtekst, labels, menu’s en opties, maar heeft geen invloed opde informatie die op kaarten wordt weergegeven. Units (eenheden) U kunt de eenheden instellen voor afstand, snelheid, diepte en temperatuur.
66 RayChart 620 en 630 Keypress Sound (pieptoon bij toetsaanslag) Met deze optie bepaalt u of de kaartplotter een pieptoon weergeeft wanneer u een toets indrukt of wanneer een alarm geactiveerd wordt. Cursor Echo (cursoroverdracht) Bij Cursor Echo ON (aan) kan de cursorpositie op het scherm van een radar worden weergegeven. De cursorpositie wordt op het radarbeeld zichtbaar wanneer u cursoroverdracht op de radardisplay aan zet.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 67 D4200_1 Parameter/Menu Opties Fabrieksinstelling Heading Magnetic True Magnetic Magnetic Variation AUTOMATIC Waarde, + of - in stappen van 0.1° AUTOMATIC (waarde) .00 .000 TD .00 GRI Slave 1 Slave 2 ASF 1 ASF 2 Alternate Solution 9970 W X +0.0 +0.
68 RayChart 620 en 630 Heading (koers) Selecteer graden magnetisch of waar (true) voor koersgegevens. De ingestelde eenheid wordt gebruikt voor de weergave van alle koersgegevens, inclusief informatie ontvangen van andere instrumenten in het systeem. Magnetic Variation (magnetische variatie) De standaard instelling voor magnetische variatie is Automatic, wat betekent dat de variatie wordt berekend aan de hand van een magnetisch wereldmodel voor het jaar en de huidige positie van uw schip.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 9940 US West Coast 9960 Northeast US 9970 North West Pacific (verouderd) 9980 Icelandic (verouderd) 9990 North Pacific 69 NB: verouderde ketens zenden geen signalen uit, maar bieden de mogelijkheid oude TD posities in te voeren. Map Datum en Fix Datum (datum voor kaart en positiebepaling) De Map Datum is de geodetische datum (een soort schaal) voor de referentie van positiegegevens op het scherm van de kaartplotter.
70 RayChart 620 en 630 Instellen van de kaartplotter De optie PLOTTER van het Set Up menu, hieronder getoond, biedt mogelijkheden om de kaartplotter display naar eigen voorkeur in te stellen. D4201_1 In de volgende tabel zijn de Plotter parameters en opties met de standaard fabrieksinstellingen weergegeven. Bovendien kunt u uw nieuwe standaard instellingen in de tabel invullen. De verschillende parameters worden in de volgende paragrafen beschreven.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 71 Wind Vector OFF ON OFF Tide Vector OFF ON OFF Dead Reckoning OFF ON OFF Cursor Data Box OFF ON ON Waypoint Name (waypoint naam) Met deze optie bepaalt u het aantal tekens waarmee elk waypoint op de kaart wordt weergegeven. Soms kan door verkleinen of verwijderen van waypointnamen de leesbaarheid van de kaart worden verbeterd (alle tekens worden nog wel in andere schermen weergegeven).
72 RayChart 620 en 630 Tide Vector (getijdevector) Als Tide Vector ingeschakeld is, wordt uw schip op de kaart weergegeven met een doorgetrokken lijn vanaf het schip die de getijderichting T aangeeft. De getijde-informatie wordt berekend aan de hand van de snelheid door het water en de kompasgegevens en vergeleken met de COG en SOG informatie van de GPS. De getijderichting wordt derhalve alleen weergegeven als alle informatie beschikbaar is.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 73 Alarmen Alle alarmen zijn standaard uitgeschakeld (OFF). U kunt een alarm aan zetten en op de gewenste waarde instellen in stappen van 0.01. Wanneer een alarm ingeschakeld is, wordt het geactiveerd wanneer aan de gestelde voorwaarde wordt voldaan (zie hoofdstuk 4). Alle alarmen hebben betrekking op een ingestelde afstand. Om een alarm aan (ON) te zetten en een waarde in te stellen, selecteert u het alarm en drukt u op de bovenkant van de trackpad.
74 RayChart 620 en 630 Fix Status (status van positiebepaling) Via de optie FIX STATUS roept u het venster voor het controleren van de status van de GPS positiebepaling op, dat verschijnt wanneer u de kaartplotter aan zet. CURSOR 50°36.68 N 009°47.60 E COG 208°M SOG 1.4$ DEPTH IN FEET 100$ 02/24/97 10:09:14 U ACQUIRING To Cursor RNG BRG 218°M 415.2$ HDOP: BEACON 1.Ø SOG: Ø.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 75 Differentieel baken instellen Normaal gesproken detecteert de differentieel bakenontvanger (indien geïnstalleerd) automatisch het uitgezonden differentieelsignaal op. Als er twee differentieel bakens in een bepaald gebied actief zijn, is het mogelijk dat u het baken handmatig wilt instellen. In het menu Beacon Set Up wordt ook de status van het baken weergegeven.
76 RayChart 620 en 630 C-Card geheugenkaarten Via de optie MEMORY C-CARD kunt u gegevens op een C-Card geheugenkaart opslaan of daarvan inlezen. De data wordt opgeslagen of opgehaald in de vorm van bestanden van een bepaald type; in een bestand kan één van de volgende typen informatie worden opgeslagen: alle waypoints, alle markeringen, alle tracks of een individuele route. U kunt de C-Card ook wisselen en de gewenste kaartsleuf selecteren.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 77 6. Verander de standaardnaam (NONAME) in de gewenste naam. Gebruik daarvoor de linker- en rechterkant van de trackpad om het te wijzigen teken te selecteren en de boven- en onderkant om het teken te veranderen. 7. Druk op ENTER om de nieuwe naam te bevestigen. Het systeem slaat alle data van het geselecteerde type onder de bestandsnaam op de C-Card op en geeft de bestandsnaam op het scherm weer.
78 RayChart 620 en 630 2. Wissel de C-Card en druk op ENTER. De inhoud van de nieuwe kaart wordt weergegeven. ➤ Andere kaartsleuf selecteren: 1. Wanneer de inhoud van de C-Card wordt weergegeven, drukt u op MENU. De informatie over de kaart in de andere sleuf verschijnt. 6.3 Schermweergave aanpassen U kunt de schermweergave van de kaartplotter aanpassen, zodat alle benodigde informatie via een toetsaanslag beschikbaar is.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 79 De instellingen van die optie worden dan weergegeven. 5. Gebruik de trackpad om de gewenste instelling te selecteren en druk op ENTER. 6. Nadat u de gewenste waarden hebt ingesteld, drukt u op CLEAR om naar het Chart Configuration menu terug te keren en nogmaals op CLEAR om naar het hoofdscherm terug te gaan. De volgende tabel geeft een overzicht van de opties voor de configuratie van de kaart en de standaard instellingen.
80 RayChart 620 en 630 Oriëntatie van de kaart U kunt de normale oriëntatie van de kaart naar eigen voorkeur instellen. U hebt daarvoor de volgende keuzemogelijkheden: • North Up: de kaart wordt getoond met het noorden boven. Dit is de standaard oriëntatie. • Course Up: de kaart wordt weergegeven met de momenteel geselecteerde koers boven. Kiest u een nieuwe koers, dan draait het beeld, zodat de nieuwe koers naar boven wijst. Als er geen waypoint actief is, wordt de kaart met het noorden boven getekend.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 81 Vensters instellen Een veelzijdige voorziening van de kaartplotter is dat u uw eigen vensters kunt definiëren, zodat wanneer u een venster opent precies de gewenste informatie in een venster naast de kaart verschijnt. U kunt maximaal vier aangepaste vensters instellen. Tevens zijn er zes standaard vensters beschikbaar. De standaard vensters worden geselecteerd via de opties van de DISPLAY toets, zoals beschreven in hoofdstuk 2.
82 RayChart 620 en 630 4. Selecteer één van de data-opties in het NAVDATA of SEATALK menu en druk op ENTER. De data verschijnt in het venster boven aan het scherm. De meeste SeaTalk items beslaan één regel, maar sommige (zoals FULL WPT) beslaan 2 regels. Sommige items, zoals CDI, vullen het gehele venster – het venster verandert niet als er onvoldoende ruimte is. 5. Als u zich vergist of bedenkt, kunt u het laatste item verwijderen met de optie DEL LAST ITEM uit het EDIT menu.
Hoofdstuk 6: Instellen van de kaartplotter 83 D4209_1 3. Gebruik trackpad omhoog en omlaag om een item in het menu te selecteren. Waar nodig drukt u op de desbetreffende sneltoets om het specifieke item te selecteren (TRACK, ROUTE, SYMBOL, VECTOR) to change. 5. Wanneer u de gewenste kleuren hebt ingesteld, drukt u op CLEAR om naar het menu Screen Setup terug te gaan en nogmaals op CLEAR om naar het hoofdscherm terug te keren.
84 RayChart 620 en 630
Hoofdstuk 7: Installatie 85 Hoofdstuk 7: Installatie 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op welke manier de kaartplotter moet worden geïnstalleerd. De installatie dient uitsluitend door een vakbekwame technicus te worden uitgevoerd. De kaartplotter kan op een beugel of in een paneel worden gemonteerd.
86 RayChart 620 en 630 NB: alvorens met de installatie te beginnen, dient u de richtlijnen voor Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) hieronder te lezen.
Hoofdstuk 7: Installatie 87 • Als een onderdrukkingsferriet op een kabel bevestigd is, moet deze niet worden verwijderd. Als de ferriet voor de installatie moet worden verwijderd, moet hij op dezelfde plaats opnieuw worden gemonteerd. De volgende afbeelding toont het assortiment onderdrukkingsferrieten die voor Raytheon apparatuur worden gebruikt.
88 RayChart 620 en 630 Keuze van de plaats De kaartplotter kan op twee manieren worden gemonteerd: • aan een wand, met behulp van de beugel die aan de display bevestigd is, 84mm (3.3in) 226mm (8.9in) 34mm (1.3in) • op een paneel (tafelblad of bedieningspaneel), m.b.v. de meegeleverde montageset. 98mm (3.9in) 190mm (7.5in) 237mm (9.33in) 332mm (13.1in) 30mm (1.2in) Planning van de installatie 50mm (2in) 169mm (6.65in) 180mm (7in) 265mm (10.
Hoofdstuk 7: Installatie 89 De monochrome kaartplotter is uitgerust met een zonnekap en is bedoeld voor montage boven- of benedendeks. De kleuren kaartplotter is uitsluitend geschikt voor benedendekse montage. Bij installatie van de kaartplotter dient u ervoor te zorgen dat hij: • beschermd is tegen fysieke beschadiging • ten minste 230 mm van een kompas verwijderd is • ten minste 1 m van radio-ontvangapparatuur verwijderd is • van de achterzijde bereikbaar is t.b.v.
90 RayChart 620 en 630 Kabels leggen Alvorens de kabels te installeren, dient u het volgende te overwegen: • alle kabels moeten goed worden vastgezet en beschermd tegen beschadiging en blootstelling aan hitte • vermijd scherpe bochten of knikken in de kabels • als een kabel door een wand of dek wordt gevoerd, moet een waterdichte mof of kabeldoorvoering worden gebruikt. 7.
Hoofdstuk 7: Installatie 91 6. Verwijder de knoppen en de beugel van de kaartplotter. Controleer of de display goed in de uitsparing past. 7. Boor vier gaten van 5 mm op de afgetekende plaatsen. 8. Sluit de voedings-/datakabel, GPS invoer en andere kabels aan op het apparaat (zie par. 7.5). 2 1 D3346-3 1 Afdichtring 2 Draadstangen (4 st.) 3 Knopmoeren (4 st.) 9. Schuif het apparaat in de uitsparing in het paneel.
92 RayChart 620 en 630 SeaTalk POWER GPS SENSOR Voeding NMEA/ Printer Naar SeaTalk D3355-2 POWER (voeding) aansluiting Gebruik de meegeleverde kabel om het volgende op de POWER aansluiting aan de achterzijde aan te sluiten, zoals hierboven getoond: • Voeding • NMEA in • NMEA uit • Printer De functies van de pennen zijn zoals in de volgende tabel vermeld. Kaartplotter aansluiten Pen nr.
Hoofdstuk 7: Installatie 93 Aansluiting van spanningsbron De kaartplotter is bedoeld voor aansluiting op schepen met een gelijkspanningssysteem met een nomimale spanning van 12 - 32 V (absoluut maximum bereik 10,7 tot 44 V gelijkspanning). De aansluiting moet plaatsvinden op een schakelpaneel via een hoofdschakelaar. Controleer of alle aansluitingen schoon zijn. ➤ Sluit de voeding met behulp van de meegeleverde voedingskabel als volgt aan: 1.
94 RayChart 620 en 630 2. Wanneer de kaartplotter uit staat, wordt NMEA data via de POWER aansluiting verzonden. Om te voorkomen dat NMEA data wordt afgedrukt, zet u de kaartplotter aan voordat u de printer inschakelt; zet de printer uit voordat u de kaartplotter uitschakelt. GPS Sensor aansluiting Als u een compatibele GPS gebruikt, sluit u die aan op de GPS SENSOR aansluiting. De functies van de pennen van de GPS aansluiting van de kaartplotter zijn in onderstaande tabel weergegeven. Pen nr.
Hoofdstuk 7: Installatie 95 7.6 Systeemtest en basisinstelling Nadat u de kaartplotter hebt geïnstalleerd en aangesloten, moet u de installatie controleren alvorens het systeem voor navigatie te gebruiken. Lees eerst hoofdstuk 2 t/m 6 en maak u vertrouwd met de bediening van de kaartplotter alvorens de basisinstelling uit te voeren.
96 RayChart 620 en 630 EMC-controles voordat u op zee gaat varen Controleer de installatie altijd voordat u op zee gaat varen, om u ervan te verzekeren dat die niet wordt gestoord door radiogolven, starten van de motor enz. In sommige installaties kan mogelijk niet worden voorkomen dat de apparatuur door invloeden van buitenaf wordt gestoord. In het algemeen heeft dat geen schadelijke gevolgen voor de apparatuur, maar kan dit leiden tot een reset of een tijdelijke storing.
Hoofdstuk 8: Onderhoud en problemen oplossen 97 Hoofdstuk 8: Onderhoud en problemen oplossen Dit hoofdstuk geeft informatie over het normale onderhoud en mogelijke oorzaken van problemen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de kaartplotter. 8.1 Normaal onderhoud De kaartplotter is verzegeld. Het onderhoud blijft daarom beperkt tot reiniging en periodieke controles. NB: gebruik nooit chemische of schurende middelen om de kaartplotter te reinigen.
98 RayChart 620 en 630 Verwijdering Dit apparaat bevat een lithiumbatterij en een CCFL lamp (cold cathode fluorescent lamp). Hier dient rekening mee te worden gehouden bij verwijdering van het apparaat. Bij verwijdering dienen de wettelijke voorschriften in acht te worden genomen. 8.2 Problemen oplossen Alle Raytheon producten worden, voordat ze worden verpakt en verzonden, onderworpen aan uitgebreide testen en kwaliteitscontroles.
Hoofdstuk 8: Onderhoud en problemen oplossen 99 Service wereldwijd Neem contact op met de erkende distributeur in het desbetreffende land. Een lijst van distributeurs is bij uw systeem geleverd. Of bezoek de Raytheon World Wide Web site: www.raymarine.com Contact opnemen met Raytheon Informatie over producten en services voor pleziervaart Bezoek de website van Raytheon voor de laatste informatie over de nieuwste elektronische apparatuur en systemen van Raytheon op: www.raymarine.
100 RayChart 620 en 630 Accessoires en onderdelen Via de geautoriseerde Raytheon dealer zijn vele accessoires en onderdelen verkrijgbaar. Als u iets nodig hebt dat niet via uw dealer verkrijgbaar is, neemt u contact op met de afdeling Sales. Raadpleeg de lijst met onderdeelnummers en accessoires in het hoofdstuk Installatie. Vermeld altijd het Raytheon artikelnummer bij telefonisch contact of wanneer u een bestelling plaatst.
Bijlage A: Technische gegevens A-1 Bijlage A: Technische gegevens In deze bijlage zijn de fysieke en elektrische gegevens van de kaartplotter vermeld. CE In overeenstemming met 89/336/EEG (EMC), EN60945:1997 Afmetingen 226 mm x 332 mm x 84 mm, excl. beugel Gewicht 1,8 kg Omgeving Waterbestendig Temperatuur - bedrijf Temperatuur - opslag Rel. luchtvochtigheid Vlg. CFR46; geschikt voor buitenmontage Mono : 0°C tot 70°C., Kleur: 0°C tot 50°C Mono: -20°C tot 70°C, Kleur: -20°C tot 60°C 20% tot 95%.
A-2 RayChart 620 en 630
Bijlage B B-1 Bijlage B: Ontvangen/verzonden NMEA data De volgende tabel geeft een overzicht van de data die via de NMEA aansluiting wordt ontvangen en verzonden.
B-2 RayChart 620 en 630
Certificaat voor beperkte garantie Raytheon Marine Company garandeert dat elk nieuw product voor toepassingen in de pleziervaart en geleverd door dealer/distributeur met goede materialen en vakmanschap is vervaardigd en zal delen die bij normaal gebruik defecten in materialen en vakmanschap vertonen repareren of vervangen gedurende een periode van 2 jaar/24 maanden vanaf de datum van verkoop aan de eindgebruiker, behalve voor zover hieronder beschreven.
United States of America Raytheon Marine Company Recreational Products 676 Island Pond Road Manchester, NH 03109-5420 U.S.A.