User manual

17
15. Fail-safe functie
Uw afstandsbedieningsontvanger biedt u de mogelijkheid de gasservo of de elektronische rijregelaar in een bepaalde
stand of de stopfunctie te zetten, wanneer in geval van een storing geen correct afstandsbedieningssignaal meer
wordt ontvangen.
Wanneer de leegloopstand (middelste stand van de bedieningshendel voor de rijfunctie) als Fail Safe-stand werd
geselecteerd, rolt het voertuig automatisch uit, wanneer de signaaloverdracht wordt gestoord of het model uit het
zenderbereik van de afstandsbediening rijdt.
U kunt echter ook een willekeurige remstand (vb. 50% remwerking) als Fail-Safe-stand kiezen (zinvol bij een voertuig
met verbrandingsmotor). In dit geval moet u bij de eindstand van de Fail-Safe-functie de bedienhendel voor de rijfunc-
tie met een rubberen ring in de gewenste stand vastzetten.
Om de Fail-Safe-instelling uit te voeren, gaat u als volgt te werk:
Breng de bedienhendel voor de rijfunctie in de gewenste
stand.
Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger.
Onmiddellijk daarna drukt u op de fail-safe druktoets (17) op
de ontvanger en houdt u deze ingedrukt.
Na ca. 3 seconden begint de LED (16) in de ontvanger te knip-
peren.
Wanneer de LED knippert, laat u de druktoets los.
Van zodra de LED opnieuw voortdurend oplicht, is de Fail-
Safe-positie opgeslagen.
De opgeslagen fail-safestand blijft ook na het uit- en opnieuw inschakelen van de ontvanger opgeslagen.
Voer vervolgens een functietest uit, ga als volgt te werk:
Bij gebruik van een gasservo kunt u bij staande verbrandingsmotor een beetje gas geven en aansluitend de zender
uitschakelen. De gasservo moet na korte tijd in de opgeslagen de Fail-Safe-stand lopen.
Bij een elektrisch model met elektronische rijregelaar moet het voertuig worden opgeheven opdat de wielen voor de
test vrij zouden kunnen draaien. Neem het voertuig dan zoals gewoonlijk in bedrijf. Beweeg de bedienhendel voor
de rijfunctie in de richting van de handgreep opdat de motor aanloopt en de wielen draaien.
Wanneer u de zender nu uitschakelt, moet de motor blijven staan, als voorheen de middelste stand van de bedien-
hendel voor de rijfunctie als fail-safestand werd opgeslagen.
Afbeelding 14