User manual

132
• Zijndebatterijenofaccu‘sindezenderzwakofleeg?Vervangdezedoornieuwebatterijenofvolledigopgeladen
accu‘s.
• Richtdezenderantennenooitophetmodel.Ditvermindertdereikwijdtesterk.
• Controleerdetoestandvandeontvangerantenne.Isdezeafgetrokken(vb.dooreenoverslag)ofingekort,resp.
samengerold?Ditvermindertdereikwijdteheelsterk!
Het rechtuitrijden klopt niet
• Stelopdezenderdetrimmingvoordestuurfunctiejuistin.
• Controleerdestuurstangen,deservo-armenzijnschroefverbinding,resp.deinstellingvoorhetspoor.
• Heefthetvoertuigeenongevalgehad?Dancontroleertuhetvoertuigopdefecteofgebrokenonderdelenenver-
vangt u deze.
Sturen in tegenstelling tot de beweging van de draaiwiel op de zender
• Activeeropdezenderdereverse-instellingvoordestuurfunctie.
Rijfunctie in tegenstelling tot de beweging van de gas-/remhendel op de zender
• Normaalgezienmoethetvoertuigvooruitrijdenalsdegas-/remhendelopdezenderinderichtingvandegreep
wordt getrokken. Als dit niet het geval is, activeert u de reverse-instelling voor de rijfunctie op de zender.
De besturing functioneert niet of niet juist, stuuruitslag op voertuig te gering
• Alshetvoertuigopdebodemstaat,zaldestuurservodoorhetgewichtvanhetvoertuigpasbijnormaalrijden
correct werken. Stel het voertuig om de besturing te testen op een geschikte ondergrond (vb. een montagestand)
zodat alle wielen zich vrij kunnen bewegen.
• Indiendezendereendualrate-instellingbiedt,controleertudeze(gebruiksaanwijzingvanzenderinachtnemen).
Bij te lage dualrate-instelling is de stuuruitslag slechts heel klein, resp. de stuurservo reageert helemaal niet meer.
 Hetzelfdegeldtvoordezgn.EPA-instelling(=„End-Point-Adjustment“,instellingvandeeindpositiesvoordeservo-
weg voor de bescherming van de servomechaniek) indien dit op de zender beschikbaar is.
• Controleerhetstuurmechanismeoplossedelen;controleerbijv.ofdeservoarmjuistopdestuurservobevestigd
is. Ondanks de servosaver kan het gebeuren, dat de servo-arm door een harde slag breekt of overslaat. Hetzelfde
geldt voor de transmissie in de stuurservo.
• Destuurmechanieklooptmoeilijkdoorvuilofcorrosie.Controleerenreinigdevolledigestuurmechaniek.
• Gebruikvoordestroomverzorgingvandeontvangergeenbatterijen,maaralleeneenaccupackvoorhoogvermo-
gen(vb.eengeschikte5-celligeNiMH-ontvangeraccu).
Zwakke remfunctie
• Stelopdezenderdeneutralestandvoordegas-/remfunctiejuistin.Alsdetrimwegnietvolstaat,controleertude
positie van de servo-arm op de gas-/remservo en de schroefverbinding.
• Controleerdestangtussengas-/remservoencarburator/rem.
• Controleerdetoestandvanderemschoenen,resp.vervangderemschoenen.