User manual
122
b) Motor en brandstof
• Neemdeinloopvoorschriftenvoordemotorinacht.
• Gebruikuitsluitendgeschiktemodelvoertuigbrandstofopbasisvanmethanol/olie(met5tot25%nitromethaanen
16%synthetischeolie).Gebruiknooittraditionelemotorvoertuigbenzineofmengselswaarinditwerdgebruikt!Ge-
bruik ook geen brandstof die bestemd is voor vliegmodellen; deze bevat te weinig olie.
• Bewaardebenzineachterslotengrendelzodathetniettoegankelijkisvoorkinderen.Bewaarbrandstofineengoed
geventileerde omgeving. Bewaar uitsluitend toegelaten hoeveelheden.
Debenzineislichtontvlambaar;debenzinedampenzijnuiterstexplosief!Rooknooittijdensdeomgangmetbrand-
stoffen(vb.tijdenshettanken).Houdeenopenvuurenandereontstekingsbronnenopafstand!Explosie-enbrand-
gevaar!
• Vermijdcontactmetdeogen,deslijmvliezenendehuid,gezondheidsgevaar!Alsuzichonwelvoelt,dientuonmid-
dellijk een arts te raadplegen!
• Debrandstofkanlakenrubberonderdelenaantastenenbeschadigen.
• Morsnooitbrandstof.Gebruikeenspecialebrandstofesomhetvoertuigtetanken.Bijhetmorsenvanbrandstof
wordtnietalleenhetmilieubeschadigd,erisbovendienexplosie-enbrandgevaar!
• Controleervóórelkgebruikofdeslangverbindingenenhetdekselvandetankdichtzijn.
• Testrittenenhetrijdenzelfzijnalleentoegestaaninopenlucht.Ademdebrandstofgassenendeuitlaatdampenniet
in; ze zijn schadelijk voor de gezondheid!
• Alshetrijdenpermanentwordtgestopt,moetdeindetankvanhetmodeloverblijvendebenzinewordenwegge-
pompt. Umaghetmodelenkelmeteenlegetanktransporteren!Umoetdetankookledigenalsumeerdere
dagen niet zult rijden.
• Gebruikenkelgeschiktereservoirsvoorhettransportvandebrandstof.
• Legebrandstofreservoirsenbrandstofrestenhorenbijhetspecialeafval.
• Neemalleinformatieendeveiligheidsvoorschriftenvandebrandstoffabrikantinacht.
c) Rijden
• Controleerhetvoertuigtelkensvoorurijdtopschade,vervangversletenbanden.
• Controleervoorennaelkeritalleschroefverbindingenenbevestigingenomdatzedoorbijhetrijdenvoorkomende
trillingen kunnen losraken.
• Bijzwakkeaccu's(ofbatterijen)indeafstandsbedieningzaldereikwijdteverminderen.Zwakkeaccu'sinhetont-
vangapparaat verhinderen een krachtig gebruik van de servo's. Controleer voor een rit de laadtoestand van de
accu's of van de batterijen.
Controleer daarom voor en na elke rit de ontvangervoedingsspanning. Bij een te lage spanning reageren de servo's
slechts zwak zodat het voertuig niet meer op de stuurbevelen van de zender reageert. Bovendien kan het tot on-
voorziene reacties van de ontvanger komen.
Stop het rijden onmiddellijk (motor uitschakelen, ontvangervoedingsspanning uitschakelen, zender uitschakelen)
als de reacties van het ontvangapparaat niet zoals gewenst uitvallen. Vervang daarna de accu's/batterijen en laad
de accu's opnieuw op.