User manual
143
b) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht Positieve wielvlucht
(Bovenzijde wielen wijst naar binnen) (Bovenzijde wielen wijst naar buiten)
De instelling van de wielen op de beide afbeeldingen boven is overdreven weergegeven, om het verschil
tussen negatieve en positieve wielvlucht aan te geven. Voor de instelling van het modelvoertuig mogen deze
extremeinstellingennatuurlijknietwordenovergenomen!
• Negatievewielvluchtaandevoorwielenverhoogtdedwarsstabiliteitvandewieleninbochten,debesturingreageert
directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee
wordtdeaxialelagerspelinggecompenseerd,hetrijgedragwordtrustiger.
• Negatievewielvluchtaandeachterwielenvermindertdeneigingvandeachterkantvanhetvoertuigominbochten
te oversturen.
• Positievewielvluchtdaarentegenvermindertdezijdelingsehoudkrachtvandebanden;zemagnietwordenge-
bruikt.
Wielvlucht aan de vooras instellen:
De verstelling van de wielvlucht gebeurt door het
verdraaien van de draadstang (A) van de bovenste
draagarmen.
Draai hiervoor de schroef (B) vanaf de voorkant uit.
Vervolgens kan de dwarsarm worden verplaatst.
Aan de voorste demperbrug bevinden zich verschil-
lende bevestigingspunten voor de bovenste draag-
arm, zie cirkelmarkering (C) in de afbeelding rechts.
Als de draagarm op een ander punt worden beves-
tigd, verandert dit de wielvlucht bij het in- en uitveren
van het wiel.
De fabrikant heeft hier voor het voertuig reeds een
optimale instelling gekozen, daarom mag u geen wij-
ziging aanbrengen.
Afbeelding 8
Afbeelding 9
A
B
C