User manual
74
• Hetvoertuigisnugebruiksgereedenreageertopdestuurbevelenopdezender.
DerodeengroeneLEDopdezender(afbeelding3,pos.7+12)knipperttijdenshetzoekennaardeont-
vanger in het voertuig afwisselend. Als de zender de ontvanger in het voertuig heeft herkend, lichten beide
LED's permanent op.
Als de groene LED (afbeelding 3, pos. 12) knippert, zijn de batterijen/ in de zender zwak. Het is dan nodig
om de batterijen te vervangen.
Wanneer beide LED's beginnen te knipperen, zijn de batterijen leeg en moeten ze door nieuwe worden
vervangen.
Als de rode LED aan de ontvanger-/regeleenheid van het voertuig knippert, werd de zender niet herkend
of is de afstand tussen voertuig en zender te groot. Ook storingen op de 2,4 GHz-band (vb. door andere
apparaten, WLAN, Bluetooth, etc.) kunnen dit veroorzaken.
• Alsdemotorvanhetvoertuigstart,hoeweludegashendelopdezendernietbeweegt,steltumetdetrimregelaar
"TH.TRIM"(afbeelding3,pos.10)detrimmingzoindatdemotorblijftstaan.
• Beidetrimregelaars"ST.TRIM<RR>"(afbeelding3,pos.4)en"ST.TRIM<FR>"(afbeelding3,pos.5)voordebe-
sturing moeten in de middelste positie staan. Hierbij staan de wielen parallel ten opzichte van het voertuigchassis.
Een precieze instelling van de trimregelaars voor de sturing gebeurt later als het voertuig rijdt.
e) Carrosserie plaatsen
Plaatsnudecarrosserieophetvoertuigenbeveiligdezemetde2inhetbeginverwijderde4clips.
f) Voertuig besturen
Via het draaiwiel (afbeelding 3, pos. 1) wordt de besturing van het voertuig gestuurd.
Metschuifschakelaar"ST.REV."(afbeelding3,pos.6)kandereactievandesturingvanhetvoertuigopde
stuurbeweging aan de zender worden omgekeerd. Voor dit voertuig moet de schuifschakelaar zich in de
stand "N" bevinden zodat de draaibeweging correct is.
Dooropdetoets"BIND/MODE"(afbeelding3,pos.8)tedrukkenkuntueenvandevierstuurmodiselecteren(de
overeenkomstige LED (afbeelding 3, pos. 9) licht op).
Afbeelding 4
A=sturingvandevooras
B=tegenovergesteldesturingvandevoor-enachteras
C=sturingvandevoor-enachterasindezelfderichting
D=sturingvandeachteras
A
BCD