User manual

99
Het voertuig rijdt nog slechts half zo snel of blijft staan
• Indienalsaccutype viade overeenkomstige steekbrug(zie hoofdstuk9.c) deinstelling"Lipo" wordtgekozen,
vermindertderijregelaarbijeenaccuspanningvanminderdan6,5Vhetmotorvermogenmet50%;bijeenaccus-
panningvanminderdan6,0Vschakeltderijregelaardemotoruit.OpdezemanierwordtdeLiPo-rijaccutegeneen
schadelijke diepontlading beschermd.
 Bijdeinstelling"NiMH"wordthetmotorvermogenbijeenaccuspanningvanminderdan4,5Vverminderd;demotor
wordt bij een accuspanning van minder dan 4,0 V uitgeschakeld.
 Steldaaromdesteekbrugvoorhetaccutypeopderijregelaaraltijdcorrectin,naargelangofueenLiPo-ofeen
NiMH-rijaccuaanderijregelaaraansluit.
• Deboventemperatuurbeschermingvanderijregelaarwerdgeactiveerd.Wachtenkeleminutentotderijregelaar
voldoende is afgekoeld.
Na het inschakelen van de rijregelaar knippert de LED op de rijregelaar, de motor werkt echter niet
• Controleerofdezenderisingeschakeld.
• Zijndebatterijenofaccu'sindezendergeïnstalleerdofzijnzeleeg?
• Laatdegas-/remhendelaandezenderlosensteldetrimmingvanderijfunctieindemiddelstestand.Anderskan
de zelftest van de rijregelaar na het inschakelen niet worden afgesloten en werkt de rijregelaar/motor omwille van
veiligheidsredenen niet.
• Bij2,4GHz-afstandsbedieningenmoetdeontvangeraandezenderwordenaangeleerd.Dezeprocedurewordtvb.
metdeEngelsetermen"Binding"of"Pairing"beschreven.Hetaanlerenwerdnormaalgezienaldoordefabrikant
uitgevoerd, maar kan uiteraard ook nogmaals door u worden uitgevoerd. Neem daarom de afzonderlijk meegele-
verde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
Het rechtuitrijden klopt niet
• Stelhetrechtuitrijdenopdezenderafmetdebijhorendetrimfunctievoordestuurfunctie.
• Controleerdestuurstang,deservoarmendiensschroefverbinding.
• Heefthetvoertuigeenongevalgehad?Dancontroleertuhetvoertuigopdefecteofgebrokenonderdelenenver-
vangt u deze.
De besturing is tegengesteld tot de beweging van de draaiwiel op de zender
• Activeeropdezenderdereverse-instellingvoordestuurfunctie.
De rijfunctie is tegengesteld tot de beweging van de gas-/remhendel op de zender
• Normaalgezienmoethetvoertuignaarvoorrijdenwanneerdegas-/remhendelopdezendernaardegreeptoe
wordt getrokken.
Als dit niet het geval is, activeert u op de zender de reverse-instelling voor de rijfunctie.
• Alsdemotorvanderijregelaarlosgekoppeldwordt,verwisseltudebeidemotorkabels.
Controleer dan de rijfunctie. De LED op de rijregelaar dooft uit in de neutrale stand, resp. knippert rood bij vooruit
en achteruit rijden. Bij vooruit rijden en volgas licht de LED permanent rood op.