Gebruiksaanwijzing Pistoolgreep-systeem „GT4 EVO“ 2,4 GHz Bestelnr.
Inhoudsopgave Pagina 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 2 Inleiding................................................................................................................................................................4 Beoogd gebruik.....................................................................................................................................................4 Productbeschrijving...........................................................................
Pagina 15. Instellingen in het hoofdmenu.............................................................................................................................23 15.1 Instellingen in het hoofdmenu..................................................................................................................23 15.2 Functie „Reverse“....................................................................................................................................24 15.3 Functie „End points“...........
1. Inleiding Zeer geëerde heer, mevrouw, hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Dit product voldoet aan de geldende nationale en Europese eisen. Om deze toestand te behouden en een veilige werking te garanderen, moet u zich als gebruiker deze instructies volgen! Deze handleiding behoort bij dit product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen voor het ingebruiknemen en behoud. Let u hier op, ook als u dit product aan derden doorgeeft.
3. Productbeschrijving Met de 4-kanaals afstandsbediening bezit u een radiografische afstandsbediening, die ideaal geschikt is voor modelauto’s en modelboten. Via de beide proportionele besturingskanalen zijn de de aandrijvings- en stuurfuncties onafhankelijk van elkaar op afstand bedienbaar. Daarnaast zijn er nog twee andere schakelkanalen ter beschikking, waarmee u speciale functies of handmatige transmissie kunt bedienen.
5. Symboolverklaringen Het symbool met een uitroepteken wijst op bijzondere gevaren bij de hantering, de werking of bediening. Het „pijl“-symbool staat voor speciale tips en bedieningsvoorschriften. 6. Veiligheidsvoorschriften Bij schades die worden veroorzaakt door het niet naleven van deze bedieningshandleiding vervalt de vrijwaring/garantie.
• Controleer voor ieder gebruik de betrouwbaarheid van uw model en de afstandsbediening. Let daarbij op zichtbare schade, zoals bijv. defecte stekkerverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende delen moeten goed functioneren, maar mogen geen speling in de lagering vertonen. • Wanneer u vragen hebt die niet met behulp van de bedieningshandleiding beantwoord kunnen worden, neem dan contact met ons of een andere vakman op (contactinformatie, zie hoofdstuk 1).
7. Veiligheidsvoorschriften LiPo accu‘s • De LiPo-accu (Lithium-Polymer-accu) hoort niet in kinderhanden. • De LiPo-accu mag nooit kortgesloten, gedemonteerd of in het vuur geworpen worden. Er bestaat explosiegevaar! • Laad de LiPo-accu alleen in de zender op, gebruik nooit een ander oplaadapparaat. • Gebruik de zender uitsluitend alleen met de meegeleverde LiPo-accu. • Wanneer de LiPo-accu tijdens het laden vervormt, breek het opladen meteen af . • De LiPo-accu mag niet overladen worden.
8. LiPo-accu opladen In het vervolg van deze handleiding hebben de getallen in de tekst altijd betrekking op de ernaast staande afbeelding of op de afbeeldingen binnen de sectie. Kruisverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige afbeeldingsnummers aangegeven. De voor de afstandsbediening benodigde LiPo-accu is in de regel bij levering leeg en moet opgeladen worden. Let op, belangrijke aanwijzing! De meegeleverde LiPo-accu mag alleen in de zender worden opgeladen.
9. Bedieningselementen van de zender 1 LC-touchscreen-display* 2 Knop „TR1“ voor dual-ratefunctie gas/rem 3 Knop „TR4“ voor dual-ratefunctie besturing 4 Knop „TR5“ voor kanaal 3 5 Knop „SW1“ voor kanaal 3 6 Knop „SW2“ voor kanaal 4 7 Knop „POWER“ voor in- en uitschakelen 8 Knop „SW3“ voor „A.B.S.
10. Ingebruikname van de zender 10.1 Inschakelen van de zender Schakel de zender met de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 2, pos. 7) in, om deze te testen. Het scherm wordt nu door de achtergrondverlichting zichtbaar. Om de accucapaciteit te sparen, wordt de achtergrondverlichting na enige tijd automatisch gedimd. De achtergrondverlichting kan opnieuw worden geactiveerd door het scherm aan te raken.
Middenpositie van de rijfunctie Met de trimknop „TR3“ voor de rijfunctie wordt de middenpositie voor de gasservo (TH) ingesteld. Druk hiervoor de trimknop (TR3) naar links of rechts, om de waarde op 0 te stellen. Wanneer u de trimknop ingedrukt houdt, wordt de waarde continu veranderd. De instelbare waarde tussen links en rechts gebeurt telkens in maximum 120 stappen. Elke korte druk op de programmeer- en insteltoetsen wordt bij geactiveerde instelling „System sound“ door een akoestisch signaal bevestigd.
11. Ingebruikname van de ontvanger 11.1 Ontvangeraansluiting De ontvanger biedt aansluitmogelijkheden tot en met vier servo’s (CH1, CH2, CH3, CH4) en één ontvangeraccu (BIND/VCC). In afbeelding 5a ziet u een aansluitschema voor een model met externe ontvangervoedingsspanning (afbeelding 5a, pos. 1), zoals dit typisch is vb. voor een model met verbrandingsmotor.
Voorbeeld voor de aansluiting van een brandstofmodel Afbeelding 5a Voorbeeld voor de aansluiting van een elektromodel met elektronische snelheidsregelaar en BEC-schakeling Afbeelding 5b 14
11.2 Montage van de ontvanger De montage van de ontvanger is van het model afhankelijk. Daarom moet u met betrekking tot de inbouw aan de aanbevelingen van de modelfabrikant houden. In het algemeen moet u altijd proberen, de ontvanger zo te monteren, dat deze voor stof, vuil, vochtigheid en vibraties optimaal beschermd is. Voor de bevestiging zijn dubbelzijdig klevend schuimmateriaal of rubberringen geschikt, die de in schuimmateriaal gewikkelde ontvanger op zijn plaats houden.
11.4 Verbindingsfunctie Opdat zender en ontvanger met elkaar kunnen communiceren, moeten ze door dezelfde digitale codering aan elkaar worden gekoppeld. In leveringstoestand zijn zender en ontvanger reeds op elkaar afgestemd en kunnen meteen gebruikt worden. Vernieuwing van de verbindingsfunctie is hoofdzakelijk na een zender- of ontvangerswisseling of om storingen op te heffen nodig.
12. Aansluiting van een toerentellersensor 12.1 Programmeren van de afstandsbediening In de leveringsomvang van de afstandsbediening bevinden zich drie sensoren, die een temperatuur, spanning en toerental kunnen bepalen. Er kunnen tot maximum 15 sensoren in serie aan de ontvanger worden aangesloten en in de zender in verschillende constellaties naar het scherm worden gebracht. 12.2 Temperatuursensor De temperatuursensor „CTM01“ kan in het bereik van -40 °C tot +250 °C, vb.
12.5 Aansluiting van de sensoren Stop de kabel van de gewenste sensor (1) in de bus „SENS“ van de ontvanger (2). Monteer de zonet aangesloten sensor in overeenstemming met zijn gebruikstoepassing (vb. temperatuur van een accu meten) zo in uw model dat er geen kabels in de roterende delen van de aandrijving kunnen raken. SENS Nadat u de zender en daarna de ontvanger in gebruik hebt genomen, licht bijkomend bij de LED in de ontvanger, ook de LED in de sensor op.
13. Controle van de stuur- en rijfunctie Om te voorkomen dat het model bij de controle van de stuur- en rijfunctie ongewild wegrijdt, plaats het model met het chassis op een geschikte voet (houtblok o.i.d.). De wielen moeten vrij kunnen draaien. 13.1 Controleren van stuurfunctie Voer vóór de controle van de stuurfunctie altijd eerst een digitale trimming door. Verdere informatie kunt u in de sector „Ingebruikname van de zender“ in het hoofdstuk „Controleren en instellen van de digitale trimming“ vinden.
13.2 Controleren van rijfunctie Voer vóór de controle van de rijfunctie altijd eerst een digitale trimming door. Verdere informatie kunt u in de sector „Ingebruikname van de zender“ in het hoofdstuk „Controleren en instellen van de digitale trimming“ vinden. Wanneer u de gas/remhendel voor de rijfunctie tot aan de aanslag in de richting van de greep trekt, moet het model versnellen.
14. Programmeren van de afstandsbediening 14.1 Programmeren van de afstandsbediening Dit product biedt u de mogelijkheid, de rij-, stuur- en schakelfuncties van uw model individueel af te stemmen en de ingestelde waarden permanent op te slaan. Alleen een op de betreffende rijder ingesteld model biedt u maximaal rijplezier. De invoer in het product gebeurt via het touchscreen-display.
14.2 Symboolverklaring Hoofdmenu Met dit symbool komt u in het hoofdmenu, waar u uw product modelspecifiek, individueel kunt programmeren. Terug Met dit symbool komt u weer terug in het vorige menu. Activeren/ De-activeren Met deze symbolen activeert of de-activeert u uw individuele instellingen. Herstellen Met dit symbool herstelt u de fabrieksinstelling van de individueel aangepaste menu-items. Help Met dit symbool roept u de helpfunctie op (helpfunctie in het Engels!).
15. Instellingen in het hoofdmenu 15.1 Instellingen in het hoofdmenu Schakel de zender in en selecteer het hoofdmenu.
„Boat-mode“: Boot-modus „Brake mixing“: Remmenger „Mixes“: Kanaalmenger „Display servos“: Weergaven van de posities van alle servohendels „Race timer“: Tijdmeting „Keys function“: Toewijzen van functies voor de trimknoppen „Models“: Profielbeheer „S.V.C.
15.3 Functie „End points“ Afbeelding 13 Met deze functie kunt u vastleggen, hoe groot de maximaal toegestane uitslag voor de stuur-, gas- of aanvullende servo naar beide zijden mag zijn. Deze functie wordt in het algemeen gebruikt om de servo’s bij volledige uitslag tegen de mechanische aanslagen te beschermen. U kunt daarvoor een waarde tussen 0% -120% instellen. Hoe kleiner de waarde, des te kleiner de servoweg naar de overeenkomstige kant.
15.4 Functie „Subtrims“ Afbeelding 14 Deze functie maakt een individuele instelling van de middenpositie van de rij- en stuurservo’s mogelijk. Een licht trekken van het model naar links kan met hulp van de trimming gecompenseerd/gecorrigeerd worden. Daarmee wordt de correcte rechtuitloop zekergesteld, wanneer het stuurwiel op de zender in de middenpositie staat. Selecteer hiervoor de te wijzigen parameter. Schuif de regelaar naar rechts of links, om de waarde overeenkomstig uw wensen aan te passen.
15.5 Functie „Steering exponential“ Deze functie maakt de beïnvloeding van de stuurgevoeligheid mogelijk. Daarbij wordt de lineaire weg tussen signaalgever en servo in een niet lineaire (exponentiële) weg veranderd. Een fijngevoeliger sturen rondom de neutrale positie is daarmee mogelijk. De maximale stuuruitslag wordt hierbij niet veranderd. „Exp.“: De instelbare waarde bedraagt -100% tot 100%, waarbij de waarde 0% met de lineaire besturing overeenkomt.
15.7 Functie „Steering mix“ In de basisinstelling is de stuurmodus „Standard“ geselecteerd, wat geen bijkomende instellingen toelaat. Als u de stuurmodus „Crawler mode“ kiest, kunt u de volgende instellingen uitvoeren, zoals ook weergegeven in afbeelding 17: „Front side“: Alleen de aan CH1 aan de ontvanger aangesloten stuurservo voor de voorwielsturing wordt aangestuurd. „Rear side“: Alleen de aan CH3 aan de ontvanger aangesloten stuurservo voor de achterwielsturing wordt aangestuurd.
15.8 Functie „Throttle neutral“ Deze functie maakt het mogelijk het gedrag van de gas-/remhendel rond de neutrale positie vast te leggen. „Forward“: Hier wordt het punt gedefinieerd, waarop bij het model de versnelling bij gebruik van de gas-/remhendel begint. „Dead zone“: Hier wordt de grootte van de neutrale positie gedefinieerd, in welke de gas-/remhendel geen reactie veroorzaakt. „Backward“: Hier wordt het punt gedefinieerd, waarop bij het model het remmen bij gebruik van de gas-/remhendel begint.
15.9 Functie „Throttle exponential“ Deze functie maakt de beïnvloeding van de gevoeligheid van de gas-/remservo mogelijk. Daarbij wordt de lineaire weg tussen signaalgever en servo in een niet lineaire (exponentiële) weg veranderd. Een fijngevoeliger sturen rondom de neutrale positie is daarmee mogelijk. De maximale stuuruitslag wordt hierbij niet veranderd. „Exp.“: De instelbare waarde van deze functie bedraagt -100% tot 100%, waarbij de waarde 0% met de lineaire besturing overeenkomt.
15.11 Functie „A.B.S.“ Afbeelding 21 Deze functie maakt het mogelijk, blokkeren van de wielen bij remmen door automatisch pulseren (openen en sluiten van de remmen) te verhinderen. Daarmee is het mogelijk ook bij sterk afremmen de controle over het model te behouden. „Brake return“: Hier wordt vastgelegd, hoe ver de rem bij iedere impuls geopend wordt. Bij 100% opent de rem compleet en de remservo keert na iedere impuls in zijn neutrale positie terug. Een waarde van 0% daarentegen, de-activeert de „A.B.
Voor een goed werkende ABS-rem is bij een model met verbrandingsmotor een voldoende sterke en tegelijk snelle gasservo nodig. Als u bij een elektronische rijregelaar de ABS-rem programmeert, moeten omwille van de hogere dynamiek van de elektronica in principe lagere remwaarden worden ingesteld. De ABS-rem belast bovendien zowel de rijregelaar als de motor thermisch. Het stroomverbruik stijgt eveneens en ontlaadt bovendien de rijaccu. „Steering mix“: Hier kan de activering van het „A.B.S.
15.13 Functie „Throttle middle position“ Deze functie maakt het mogelijk om de servostelweg uit de neutrale stand van de gashendel beginnend te veranderen. Bij het in afbeelding 23 getoonde voorbeeld zou de gasservo (of ook de elektronische toerenteller) 60% van de servostuurweg uitvoeren bij het indrukken in de richting volgas, uitgaand van de neutrale stand van de gashendel op de zender.
15.15 Functie „Engine cut“ Met deze functie wordt de positie van de gas-/remhendel van de afstandsbediening genegeerd en de gas-/remservo op een vooraf gedefinieerde positie gezet. Voor de functie „Engine cut“ moet een gewenste schakelaar (vb. SW1 tot SW3) worden toegewezen. Dit gebeurt onder de functie „Keys Function“. Bevestig de voor „Engine cut“ geprogrammeerde schakelaar. Schuif de regelknop naar rechts of links om de waarde naargelang uw wensen aan te passen.
15.17 Functie „Brake mixing“ Deze functie maakt het mogelijk de remmen via twee of drie onafhankelijke servo’s te bedienen. De kanalen 3 (CH3) of 4 (CH4) worden als slave-kanalen voor de gas-/remservo gebruikt, waarbij alleen de remfunctie een invloed op de slave-kanalen heeft. Na de activering van één van beide kanalen kunt u voor dit kanaal het A.B.S. en de exponentiële functie van de gas-/remservo individueel instellen.
Afbeelding 29 „Master channel“: Hier wordt het Master-kanaal geselecteerd. „Slave channel“: Hier wordt het Slave-kanaal geselecteerd. „Low side mix“: Hier wordt de invloed van de „servo-stuurrichting links“ van het masterkanaal op het slave-kanaal bepaald. Als u 0% of een positieve procentwaarde instelt, wordt het slave-kanaal niet aangestuurd wanneer de „High side mix“ gedeactiveerd is. Bij geactiveerde „High side mix“ beïnvloeden de instellingen van „Low side mix“ en „High side mix“ elkaar.
15.19 Functie „Display servos“ Deze functie toont in echte tijd de positie van alle vier servohendels. Beweeg hiervoor de stuurelementen van de zender (vb. het stuurwiel). Als u op het symbool „Servohendel“ naast de groene „returnpijl“ klikt, wordt een „servotester“ geactiveerd. Hierbij worden alle aangesloten servo’s tot de ingestelde waarden (eindpunten, draairichtingen, etc.) automatisch bewogen. De weergave hiervoor gebeurt analoog tot de bewegingen van de servo’s op het scherm. Afbeelding 30 15.
De tijdmeting loopt verder, ook wanneer de vooraf ingestelde tijd teruggesteld is. In dit geval schakelt het product automatisch in de modus „Up timer“. In dit geval weerklinkt bij geactiveerd geluid (zie menupunt „Systeem“) bij afloop van de ingestelde tijd een kort signaal. Er kunnen tijden tussen 1 en 99 minuten worden ingesteld. „Lap timer“: Deze modus maakt het mogelijk een bepaalde rondetijd op te slaan. Tik op de knop „Start“ om met de tijdmeting te beginnen.
15.22 Functie „Models“ Deze functie maakt het mogelijk om tot 20 verschillende modellen een naam te geven en met alle geprogrammeerde invoeren op te slaan. Zo hebt u vb. ook de mogelijkheid om een en hetzelfde model meermaals, maar met een verschillende setup (vb. „setup droog“, resp. „setup nat“) te programmeren en op te slaan. Voor de modelnaam kunnen tot 13 tekens worden ingegeven. De lege plaatsen tellen hierbij ook als teken. „Select model“: Selecteer uit de lijst het gewenste profiel.
15.23 Functie „S.V.C.“ U kunt de functie „S.V.C.“ (= „Smart vehicle control“) bij gebruik van een ontvanger met geïntegreerd gyrosysteem (niet inbegrepen; als accessoire leverbaar) activeren en individueel instellen. Hierbij worden naargelang de instelling de bewegingen van het model tijdens het rijden gedempt (voertuig accelereert minder) of versterkt (voertuig accelereert meer). De functie „S.V.C.
15.24 Functie „RX setup“ Deze functie maakt het programmeren van de ontvanger mogelijk. De volgende instellingsmogelijkheden zijn beschikbaar: „Bind with a receiver“: Selecteer deze functie wanneer de zender opnieuw met een ontvanger verbonden moet worden. „RF std.:“ Hier wordt het communicatieprotocol tussen zender en ontvanger vastgelegd. Voor het ontvangertype uit de afstandsbedieningsset gebruikt u „AFHDS 2A 1-way“ (zonder telemetrie) of „AFHDS 2A 2-way“ (met telemetrie).
„Failsafe“: Deze functie maakt het mogelijk om de servoposities te programmeren die in geval van verlies van het ontvangersignaal automatisch worden ingesteld. Wanneer de instellingen op „Off“ staan, blijven de servo‘s bij signaalverlies in hun laatste positie. Zo verandert u de waarden van de individuele servoposities: „Steering“ activeren: Tik op de knop „Activeren/de-activeren“. Draai het stuurwiel voor de stuurfunctie naar links of rechts en houd de gewenste positie.
„Servos frequency“: Servo‘s worden in een bepaald ritme (framerate) met stuursignalen aangestuurd. De standaardfrequentie is 50 Hz. Speciale, meestal digitale servo‘s hebben een hoger anstuurrate nodig. Selecteer de passende frequentie in overeenstemming met de voorschriften van de servofabrikant. Een wijziging van de aanstuurfrequentie heeft een invloed op alle op de ontvanger aangesloten stuurelementen (vb. rijregelaar, servo’s, etc.).
Ga als volgt te werk voor een update van de ontvanger-firmware: Schakel de zender en ontvanger uit. Steek de programmeerstekker in de „BIND“-bus van de ontvanger. Schakel vervolgens eerst de ontvangstinstallatie en daarna de zender weer in. Roep op de zender het menu „RX setup“ en daar het submenu „Bind with a receiver“ op. Verlaat daarna het submenu opnieuw. Op het scherm verschijnt „Update Receiver“. Bevestig dit met „YES“.
15.26 Functie „System“ Dit menu maakt verschillende instellingen voor uw product mogelijk. „Backlight timeout“: Hier stelt u de duur van de achtergrondverlichting van het LCdisplay in, wanneer dit niet meer beroerd wordt. „Backlight“: Hier stelt u de helderheid van de achtergrondverlichting voor het LC-display in. Een hogere waarde zorgt voor een betere herkenning op het LC-display, maar ook voor een snellere ontlading van de accu.
„Language“: Hier kunt u de menutaal van het product veranderen. Op dit moment is alleen Engels instelbaar. „Themes“: Onder „Themes“ kunt u drie verschillende weergavevarianten van het scherm kiezen. Hierbij wordt de achtergrondweergave van het scherm en de grafiek van de tegels van de afzonderlijke functies gewijzigd. „Firmware update“: Hier kunt u een firmware-update uitvoeren. Sla de firmware-update op uw pc op, sluit de zender via een micro-USBkabel aan de pc aan en activeer de functie „Firmware update“.
15.27 Functie „Waarschuwingssignalen“ Akoestische waarschuwingssignalen In de afstandsbediening zijn een reeks van akoestische waarschuwingen ingebouwd. De akoestische waarschuwing kan echter uitsluitend gebeuren als dit in het menu „System“ in het submenu „Sound“ is geactiveerd. De volgende waarschuwingssignalen zijn beschikbaar: • Als de accuspanning bij de zender onder de 3,75 volt zakt, weerklinkt een huiltoon.
16. Onderhoud en verzorging Het product is voor u onderhoudsvrij, haal het nooit uit elkaar. Uitwendig moet de afstandsbediening alleen met een zachte, droge doek of penseel gereinigd worden. Gebruik in geen geval agressieve reinigingsmiddelen of chemische oplossingen omdat anders de oppervlakken van de behuizing beschadigd kunnen worden. Druk bij de reiniging niet te hard op het LC-touchscreen-display. 17. Verwijdering 17.
18. Opheffen van storingen Zelfs nu deze afstandsbediening werd gebouwd naar de huidige stand van de techniek, kan het nog steeds leiden tot een storingen of defecten. Om deze reden willen wij u laten zien hoe u eventuele problemen kunt corrigeren. Probleem Oplossing De zender reageert niet • LiPo-accu van de zender controleren. • Functieschakelaar controleren. De servo‘s reageren niet • Batterijen of accu‘s van de ontvanger controleren. • Schakelkabel testen.
19. Technische gegevens 19.1 Zender Frequentiebereik �����������������������������������2,4 GHz Aantal kanalen ��������������������������������������4 Stroomverzorging ���������������������������������LiPo accu, 3,7 V, 1700 mAh Afmetingen (B x H x D) �������������������������253 x 242 x 75 mm Gewicht �������������������������������������������������ca. 442 g 19.
Colofon Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.