User manual

104
10. Instelmogelijkheden op het voertuig
a) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht Positieve wielvlucht
(Bovenzijde wielen wijst naar binnen) (Bovenzijde wielen wijst naar buiten)
De instelling van de wielen op de beide afbeeldingen boven is overdreven weergegeven, om het verschil
tussen negatieve en positieve wielvlucht aan te geven. Voor de instelling van het modelvoertuig mogen deze
extreme instellingen natuurlijk niet worden overgenomen!
• Negatievewielvluchtaandevoorwielenverhoogtdedwarsstabiliteitvandewieleninbochten,debesturingreageert
directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee
wordt de axiale lagerspeling gecompenseerd, het rijgedrag wordt rustiger.
• Negatievewielvluchtaandeachterwielenvermindertdeneigingvandeachterkantvanhetvoertuigominbochten
te oversturen.
• Positievewielvluchtdaarentegenvermindertdezijdelingsehoudkrachtvandebanden;zemagnietwordenge-
bruikt.
Wielvlucht aan de vooras instellen:
De zgn. "Pivot Ball"-ophanging aan de vooras bestaat uit
een speciaal gevormde fusee, twee kogelkopschroeven
(A en B) en twee buitenliggende kunststof tapeinden (C).
Voor de instelling van de wielvlucht moeten de kogelkop-
schroeven (A) en (B) via een kleine 2,5 mm zeskantsleutel
(D) worden verdraaid die door de opening van het tapeind
(C) wordt gestoken (zie volgende pagina).
De kunststof tapeinden (C) kunnen met een iets grotere 5
mm zeskantsleutel (E) worden aangespannen of gelost.
Ze dienen echter ook om de fusee aan de kogelkop-
schroeven(A)en(B)texeren.
Draai de kunststof tapeinden (C) nooit met geweld vast,
anders kan de wielophanging niet vrij bewegen. De ta-
peinden (C) mogen echter ook niet te los worden inge-
draaid, aangezien de fusee anders wankelt.
D
E
A
B
C
C