User manual

97
k) Rijregelaar inschakelen
Nadatudezenderhebtingeschakeldenvoorbereid(ziehoofdstuk8.j)kuntuderijregelaarinschakelen.
Afhankelijk van de door u gebruikte rijregelaar moeten bij de eerste ingebruikname evt. de neutrale stand en de
volgasposities voor het vooruit en achteruit rijden worden geprogrammeerd en andere functies, indien beschikbaar
(bijv.accutype,onderspanningsherkenning,etc.).Neemsteedsdegebruiksaanwijzingvanhetdoorugebruikterij-
regelaar in acht.
Mocht de aandrijving van het voertuig starten, hoewel de gas-/remhendel op de zender zich in de neutrale positie
bevindt, verstel dan de trimming op de zender tot de motor blijft staan.
Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig.
l) Besturing instellen
Nadat u het voertuig zoals in de voorgaande hoofdstukken heeft klaargemaakt, moet tot slot de besturing nog worden
afgesteld opdat het voertuig correct bestuurbaar is.
Bijeenpistoolgreep-zendermoethetdraaiwieldaarvoorwordenlosgelatenzodathetindemiddenpositie(neutrale
positie) staat. Zet ook de trimming voor de stuurfunctie in de middenpositie.
Als de zender over een dualrate-functie beschikt, moet deze worden gedeactiveerd.
De servohendel op de servo moet nu verticaal naar boven staan. Als dit niet het geval is, kunt u makkelijk verkeerde
standen met de trimming van de stuurfunctie aan de zender corrigeren.
Als de trimweg niet volstaat, moet de servohendel overeenkomstig opnieuw worden gepositioneerd.
Zetdestuurservoindemiddenpositie(neutralepositie).Schakeldanderijregelaaruitenontkoppelderijaccuvande
rijregelaar. Verwijder de stuurservo en draai de schroef die de servohendel op de stuurservo houdt, uit.
Trekdeservohendeluitdeservoenbevestigdezezodathijineenrechtehoektenopzichtevandeservostaat(servo
moet zich in de middenpositie/neutrale positie bevinden, na het inbouwen van de stuurservo moet de servohendel
loodrecht naar boven wijzen.).
Maak de servohendel opnieuw aan de servo vast en installeer de stuurservo. Sluit de rijaccu aan de rijregelaar aan
en schakel de rijregelaar in. Controleer de stuurfunctie nu opnieuw.
Controleer de stuurinslag naar links en rechts. De servo mag niet op blok lopen. Dit betekent dat de stuurmechaniek
niet verder kan bewegen, maar de servo toch probeert de stuurbevelen om te zetten. Daardoor wordt niet alleen de
servo-aandrijving overbelast, maar neemt de servo bovendien ook veel stroom op, wat de rijtijd vermindert.
Alnaargelangwelkeafstandsbedieningugebruikt,kandeservowegaandezenderwordenbegrensd(vb.als"EPA"
aangeduid("EPA"="EndPointAdjustment"=eindaanslaginstellen).Ookeendualrate-instellingkandaarvoorwor-
den gebruikt.
De precieze instelling van de rechtuitloop volgt later bij het rijden van het voertuig op de zender via de trimming van
de stuurfunctie.