User manual

99
9. Instelmogelijkheden op het voertuig
a) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatievewielvlucht Positievewielvlucht
(Bovenzijdewielenwijstnaarbinnen) (Bovenzijdewielenwijstnaarbuiten)
De instelling van de wielen op de beide afbeeldingen boven is overdreven weergegeven, om het verschil
tussen negatieve en positieve wielvlucht aan te geven. Voor de instelling van het modelvoertuig mogen deze
extreme instellingen natuurlijk niet worden overgenomen!
• Negatievewielvluchtaandevoorwielenverhoogtdedwarsstabiliteitvandewieleninbochten,debesturingreageert
directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee
wordt de axiale lagerspeling gecompenseerd, het rijgedrag wordt rustiger.
• Negatievewielvluchtaandeachterwielenvermindertdeneigingvandeachterkantvanhetvoertuigominbochten
te oversturen.
• Positievewielvluchtdaarentegenvermindertdezijdelingsehoudkrachtvandebanden;zemagnietwordenge-
bruikt.
Wielvlucht aan de vooras instellen:
Dezgn."PivotBall"-ophangingaandevoorasbestaatuit
een speciaal gevormde fusee, twee kogelkopschroeven
(AenB)entweebuitenliggendekunststoftapeinden(C).
Voor de instelling van de wielvlucht moeten de kogelkop-
schroeven(A)en(B)viaeenkleine2,5mmzeskantsleutel
(D)wordenverdraaiddiedoordeopeningvanhettapeind
(C)wordtgestoken(zievolgendepagina).
Dekunststoftapeinden(C)kunnenmeteenietsgrotere5
mmzeskantsleutel(E)wordenaangespannenofgelost.
Ze dienen echter ook om de fusee aan de kogelkop-
schroeven(A)en(B)texeren.
Draaidekunststoftapeinden(C)nooitmetgeweldvast,
anders kan de wielophanging niet vrij bewegen. De kunst-
stoftapeinden(C)mogenechterookniettelosworden
ingedraaid, aangezien de fusee anders wankelt.
D
E
A
B
C
C