User manual
96
16. De eerste vlucht
Vóórdeeerstestartmoetdevliegaccuvolgensdeaanwijzingeninhetgedeelte„Ladenvandevliegaccu“opworden
geladen. De restcapaciteit van de zenderbatterijen kunt u bijvoorbeeld met een batterijtester testen.
Nadat u nog een keer kort de functie van de motor en de uitslagen van het hoogte- en richtingsroer gecontroleerd
heeft, is het model gereed voor de eerste vlucht.
Kieseengeschiktevliegplaatsvoorhetgebruikvanuwmodel.Voordeeerstevliegpogingenadviserenweeengrote
hal of sporthal of een grote weide, een sport- of modelvliegtuigterrein.
Als u de eerste vlucht buiten uitvoert, dan wacht u indien mogelijk op een volledig windstille dag.
Zodra u uw model beheerst kunt u ook in de tuin of in een kleinere ruimte vliegen.
a) De start
In principe is het zonder probleem mogelijk om het model alleen uit de hand en ook vanaf een vlakke bodem te star-
ten. Voor de eerste vlucht raden wij u echter aan toch de hulp van een starthelper in te roepen, die het model met de
hand start. Zo heeft u beide handen voor het sturen vrij en kunt u zich geheel op het model concentreren.
Als u buiten vliegt, moeten de start en landing altijd van u weg of naar u toe gebeuren. In een binnenruimte mag u
niet in het midden van de ruimte, maar in een hoek starten. Zo hebt u voldoende plaats om een grote cirkel rond de
ruimte te vliegen.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u zijdelings achter de starthelper staan
en kijkt u precies in de vliegrichting van het startende model.
Voor de start neemt de starthelper het model met duim en wijsvinger voorzichtig onder aan de romp achter het on-
derstel vast. Geef nu langzaam gas en laat dan de motor met vol vermogen lopen. De starthelper geeft het model met
een zachte zwaai recht naar voren vrij.
Het model moet nu in een vlakke hoek naar boven opstijgen. Eventueel moet u hiervoor het motortoerental een beetje
verminderen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en
bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodza-
kelijkestuurcommando’s.
Vooreenjngevoeligecorrectievandevliegpositieenvoorgerichterichtingsveranderingenvanuitdenormalevlieg-
positie zijn maar geringe of kortdurende knuppelbewegingen van de zender nodig.
Wanneerdegewenstevlieghoogteisbereikt,vermindertuhetmotorvermogenenleidtudeeerstebochtin.
b) Bochten vliegen
Hetvliegenvanbochtenwordtmethetrichtingsroergestart,hierdoorneigthetmodelnaardezijkant.Wanneerdege-
wenste schuine stand van het model bereikt is, wordt het richtingsroer terug naar de middenpositie gestuurd. Gelijktij-
dig wordt door zacht trekken aan de stuurknuppel voor het hoogteroer, de bocht op gelijkblijvende hoogte gevlogen.
Als het model in de gewenste richting vliegt, kunt u met een korte beweging van het richtingsroer in de andere richting
het model weer horizontaal laten vliegen en het hoogteroer naar de middenpositie terug brengen.










