Instructions

111
b) Spoor instellen
Het spoor (toespoor = afb. “A”, uitspoor = afb. “B”) geeft de hoek van de
wielen ten opzichte van de rijrichting aan.
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit el-
kaar gedrukt en staan daarom niet meer exact parallel ten opzichte van
de rijrichting.
Ter compensatie kunnen de wielen van het stilstaande voertuig zo in-
gesteld worden dat ze vooraan lichtjes naar binnen wijzen. Dit toespoor
zorgt tegelijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding van de banden en
zodoende voor een directere reactie van de besturing.
Als u een zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de instel-
ling van een uitspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het stilstaande
voertuig wijzen naar buiten.
Een spoorhoek van meer dan 3° toespoor (A) of uitspoor (B) leidt tot problemen bij het rijgedrag en een
lagere snelheid. Bovendien neemt de slijtage van de banden hierdoor toe.
De bovenstaande afbeelding toont een sterk overdreven instelling die alleen ter verduidelijking van het
verschil tussen toespoor en uitspoor dient. Als het voertuig op een dergelijke manier wordt ingesteld kan
deze nog maar zeer moeilijk worden bestuurd!
Bij het voertuig kan ook het spoor van de achteras worden ingesteld. Een licht toespoor op de achteras resulteert in
stabielere rijomstandigheden zowel in bochten alsook bij het remmen.
Het spoor op voor- en achteras instellen:
Het toe-/uitspoor door de trekstanghendels (A) instellen.
Aangezien deze zowel een linkse en rechtse schroefdraad
heeft, hoeft u hem voor het verstellen niet te demonteren.
Stel de spoorhoek op het linker- en rechterwiel altijd op
dezelfde manier in.
Kleine afwijkingen bij de instelling van het spoor op de
vooras kunnen worden gecorrigeerd via de stuurtrimming
op de zender.
¦¦