Instructions

14
11. Informatie over de eerste start
a) Modus 1 / modus 2
De afstandsbedieningsmodus legt vast welke stuurfunctie met welk stuurelement aan de zender wordt uitgevoerd. Na
hetinschakelenisdeafstandsbedieningszendergecongureerdinmode2.Erkanechterookopmodus1worden
omgeschakeld.
In deze gebruiksaanwijzing worden de verklaringen met betrekking tot de stuurfuncties in modus 2 uitgevoerd.
Het verschil tussen modus 1 en modus 2 ligt daarin dat bij het wisselen van modus 2 naar modus 1, de functie van de
motorsturing van de linker stuurknuppel naar de rechter stuurknuppel wordt overgedragen. De stuurfunctie voor nick
van de rechter stuurknuppel wisselt tegelijk naar de linker stuurknuppel. De functiewijze (bv. vooruit / achteruit = nick;
stijgen / dalen = motorsturing) wijzigt hierbij niet. Ook de functie "Vliegmodus" blijft in modus 1 op de linker stuurknup-
pel en de functie "Flip" blijft op de rechter stuurknuppel.
Als u uw quadrocopter met modus 1 wilt besturen, moet u voor gebruik van het model, op de zender de linker schake-
laar (afbeelding 3, pos. 5) bovenaan indrukken en bij een ingedrukte schakelaar pas dan de zender inschakelen. De
instelling "Modus 1" is na het uitschakelen van de zender opnieuw naar modus 2 teruggezet.
b) Zweefvlucht
Om de beschrijving van de besturing eenvoudiger en homogener te maken, worden hier de gebruikelijke
termen gebruikt. Deze zijn afkomstig uit de pilotentaal en zijn wijdverbreid.
Richtingsaanduidingen moeten daarbij steeds uit het perspectief van een "virtuele" piloot in het model
begrepen worden. Als richtingsaanwijzer gelden de beide zwarte rotoren en zijn betekenen "vooraan". De
verklaringenbaserenallemaalopeenconguratievandeafstandsbedieninginmodus2(basisinstellingna
het inschakelen).
Met zweven wordt de vliegtoestand aangeduid, waarin de quadrocopter noch stijgt noch daalt en dus de naar boven
gerichte stijgkracht gelijk is aan de naar beneden gerichte gewichtskracht.
Als u de gashendel (afbeelding 3, pos. 3) naar voor schuift, verhoogt het motortoerental en stijgt de quadrocopter.
Als u de gashendel naar achter trekt, zal de quadrocopter dalen. Als u de gashendel in de middelste stand laat staan,
probeert de quadrocopter door ingebouwde sensoren de hoogte aan te houden.
Afbeelding 4
Bij het vliegen net over de grond alsmede bij de start ontstaan wervelingen en luchtstromen, die invloed
hebben op de quadrocopter. Daardoor ontstaat een snellere reactie op de stuurbewegingen alsmede een
lichte afwijking van de quadrocopter naar voren, achteren of de zijkant. Dit zogenaamde bodemeffect is
vanaf een vlieghoogte van ca. 50 cm niet meer aanwezig.