User manual
101
j) Rijden stopzetten
Om het rijden te stoppen, gaat u als volgt te werk:
• Laatdegas-/remhendelopdezenderloszodathijindeneutralestandstaatenlaathetvoertuiguitbollen.
• Nadathetvoertuigisstilgevallen,schakeltuderijregelaaruit.Steekuwvingersnietindewielenofindeaandrijving
en u mag in geen geval de hendel op de gas-/remhendel voor de rijfunctie bewegen!
Let op!
Motor, rijregelaar en rijaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet direct
nahetrijdenaan;verbrandingsgevaar!
• Koppelderijacculosvanderijregelaar.Maakdestekkerverbindingvollediglos.
• Pasnumagdezenderuitgeschakeldworden.
10. Instelmogelijkheden op het voertuig
a) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatievewielvlucht Positievewielvlucht
(Bovenzijde wielen wijst naar binnen) (Bovenzijde wielen wijst naar buiten)
De instelling van de wielen op de beide afbeeldingen boven is overdreven weergegeven, om het verschil
tussen negatieve en positieve wielvlucht aan te geven. Voor de instelling van het modelvoertuig mogen deze
extreme instellingen natuurlijk niet worden overgenomen!
Houd bovendien rekening met het feit dat de fabrikant reeds een optimale instelling voor de wielvlucht heeft
gekozen. Daarom is een wijziging van de wielvlucht alleen zinvol voor professionele rijders.
• Negatievewielvluchtaandevoorwielenverhoogtdedwarsstabiliteitvandewieleninbochten,debesturingreageert
directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee
wordt de axiale lagerspeling uitgeschakeld, het rijgedrag wordt rustiger.
• Negatievewielvluchtaandeachterwielenvermindertdeneigingvandeachterkantvanhetvoertuigominbochten
te oversturen.
• Positievewielvluchtdaarentegenvermindertdezijdelingsehoudkrachtvandebanden;zemagnietwordenge-
bruikt.