Operation Manual

25
6.5 Instelmode gebruikersniveau (X[[)
In de instelmode kunnen diverse instellingen naar behoefte gewijzigd worden. De ge-
wenste mode kan gekozen worden door de m-toets in te drukken totdat op het ’code’-
venster ! verschijnt. Kies nu met de s-toets de gewenste code. Door vervolgens
op de [+]-toets te drukken kan een instelling verhoogd worden, door op de [-]-toets te
drukken kan een instelling verlaagd worden.
De nieuwe instelling wordt opgeslagen door op de e-toets te drukken, de instelling
knippert tweemaal als bevestiging. Druk op de ’reset’-toets om terug te keren naar de
bedrijfsmode.
Code Omschrijving Instelbereik en eventuele toelich-
ting
Fabr. In-
stelling
!
Maximale aanvoertempe-
ratuur.
(Zie ook Par. 6.5.1)
20 t/m 90°C
(= instelling ketelthermostaat, te-
vens instelling top stooklijn bij toe-
passing van buitenvoeler).
90
@
Pompnadraaitijd c.v.-be-
drijf.
(Zie ook Par. 6.5.2)
00 nadraaitijd 10 seconden
03
01 t/m 15
nadraaitijd in minuten
#
Boilertemperatuur boiler.
(Zie ook Par. 6.5.3)
20 t/m 70°C
(met boilertemperatuursensor).
60
A
Toestelregeling.
(Zie ook Par. 6.5.4)
Instelling regelmethode
31
u
Voetpunt interne stooklijn.
(Zie Par. 6.5.5)
15 t/m 60°C
(alleen van toepassing als een bui-
tenvoeler is aangesloten)
20
tabel 06 Instelmode gebruikersniveau
6.5.1 Maximale aanvoertemperatuur (ketelthermostaat;!)
Het instellen van de maximale aanvoertemperatuur dient als voorbeeld voor de ove-
rige instellingen. De maximale aanvoertemperatuur is instelbaar van 20 tot 90°C (fa-
brieksinstelling: 90°C).
Opmerking:
Bij toepassing van een kamerthermostaat in combinatie met een buitentemperatuur-
sensor wordt hier de top van de interne stooklijn ingesteld (aanvoertemperatuur bij een
buitentemperatuur van -10°C).
(Zie voor toelichting m.b.t. de interne stooklijn Par. 0)