Operation Manual

Kengetallen instellen
De functies hebben een verschillend aantal kenge-
tallen. De waarde van een kengetal wordt altijd
met dezelfde bedieningsstappen ingesteld.
Zo stelt u de waarde van een kengetal in:
√ De functie werd geactiveerd, zoals hiervoor werd
beschreven.
1.
"rs" indrukken om een ander kengetal te
selecteren.
2. " SET" indrukken. De waarde van het ken-
getal en het bijbehorende component knip-
pert in de systeemgrafiek.
3.
"r s" indrukken om de waarde te wijzigen.
4. "SET" indrukken om de wijziging te accep-
teren.
5. Stap 1 t/m 4 voor overige kengetallen her-
halen.
6. "ESC" indrukken als alle kengetallen van de
functie zijn ingesteld. Het functienummer
knippert.
Kengetallen
Hieronder zijn belangrijke kengetallen van de func-
ties beschreven. De afbeeldingen geven voor-
beelden weer.
Temperatuurbesturing
Als een functie temperatuurgestuurd moet worden,
moet de temperatuurbesturing worden ingescha-
keld (tc = temperature control). In de Afb. 12 is de
temperatuurbesturing ingeschakeld ("on").
Afb. 12: Kengetal temperatuurbesturing
Tijdsturing
Als een functie tijdgestuurd moet worden, moet de
tijdbesturing worden ingeschakeld en het tijdven-
ster worden ingesteld (cc = clock control). In de
Afb. 13 is de tijdbesturing ingeschakeld ("on").
Afb. 13: Kengetal tijdbesturing
Starttijd van het tijdvenster
Bij het instellen van de starttijd van een tijdvenster
wordt links van de starttijd het volgende weerge-
geven (zie Afb. 14):
n
n Nummer van het tijdvenster 1 ... 3, waarvan de
starttijd werd ingesteld (hier: 1)
n "on"
Afb. 14: Kengetal tijdvenster Start
19