Operation Manual

1
2
1
3
nu654-5_fra_G1.qxd 3/06/02 14:39 Page 1.55
nu654-4 - CLIO II
C:\Documentum\Checkout\nu654-5_nel_T1.WIN 2/7/2002 15:44
- page 63
1.55
VERLICHTING
Markeringslichten
Draai het einde van de scha-
kelaar 1 zo dat het merkteken 3 bij
het symbool staat.
Het instrumentenpaneel wordt ver-
licht. Afhankelijk van de uitvoering
kunt u de lichtsterkte van de instru-
mentenverlichting regelen door
knop 2 te verdraaien.
Controleer, voordat u in
het donker wegrijdt, de
werking van de verlich-
ting en stel indien nodig
de stand van de koplampen af
op de belasting van de auto.
Dimlicht
Automatische werking
Bij draaiende motor gaan bij auto's
voorzien van een lichtsensor, de
dimlichten automatisch branden als
het donkerder wordt, zonder dat u
de lichtschakelaar 1 (stand 0) hoeft
te bedienen. Om deze functie in of
uit te schakelen, draait u, terwijl de
motor stilstaat met contact aan, het
uiteinde van de schakelaar 1 twee
keer achter elkaar van stand 0 naar
de stand markeringslichten.
Automatische werking (vervolg)
Een geluidssignaal geeft aan dat de-
ze functie is uitgeschakeld en twee
geluidssignalen geven aan dat de
functie weer is ingeschakeld.
Handbediend
Draai het einde van de schakelaar 1
zo dat het merkteken 3 bij het sym-
bool staat.
In alle gevallen licht een controle-
lampje op het instrumentenpaneel
op.
Grootlicht
Met dimlichten aan, trekt u
de schakelaar 1 naar u toe (een con-
trolelampje licht op het instrumen-
tenpaneel op).
Om het grootlicht uit en het dim-
licht weer in te schakelen, trekt u de
lichtschakelaar opnieuw naar u toe.
Lichten uit
Draai het einde van de scha-
kelaar 1 terug in de uitgangsstand.