Operation Manual

1
2
5
nu654-5_fra_G2.qxd 2/05/02 14:11 Page 2.25
nu654-4 - CLIO II
C:\Documentum\Checkout\nu654-5_nel_T2.WIN 2/7/2002 15:47
- page 25
2.25
SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelende functie (vervolg)
Inschakelen
Druk op schakelaar 1, aan
kant.
Het controlelampje licht op het in-
strumentenpaneel op en de boord-
computer schakelt over op de func-
tie «snelheidsregelaar».
Instellen van de snelheid
Rijdend met constante snelheid
(vanaf ongeveer 30 km/u) en in de
juiste versnelling (voor de auto's
met handgeschakelde versnellings-
bak), drukt u schakelaar 2 in: de
snelheid wordt vastgelegd in het ge-
heugen.
Het rijden
Als de gewenste snelheid in het ge-
heugen is opgenomen, kunt u uw
voet van het gaspedaal nemen.
Wijziging van de gekozen snel-
heid
U kunt de gekozen snelheid veran-
deren door het achter elkaar indruk-
ken of het lang ingedrukt houden
van:
- toets 2 om de snelheid te verho-
gen,
- toets 5 om de snelheid te verlagen.
Bij de uitvoering met tijdelijke aan-
duiding is de ingestelde snelheid
ongeveer een halve minuut zicht-
baar.
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
Noodsituaties
U kunt de snelheid van de auto al-
tijd verhogen door het gaspedaal in
te drukken.
Tijdens het overschrijden van de
snelheid knippert de snelheid op
het instrumentenpaneel (boord-
computer) om u te informeren.
Als de bijzondere situatie voorbij is,
laat u het gaspedaal los: uw auto
neemt automatisch weer de gekozen
snelheid van het begin aan, het con-
trolelampje dooft.
Onmogelijkheid om de gewenste
snelheid vast te houden
Als de gewenste snelheid niet door
het systeem vastgehouden kan wor-
den (bijvoorbeeld op een steile hel-
ling), knippert de snelheid op het
instrumentenpaneel (boordcompu-
ter) om u te informeren.