Operation Manual

2.8
FUNCTIE STOP AND START (3/4)
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de motorkap niet is vergrendeld;
het bestuurdersportier niet is gesloten;
de autogordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt;
de buitentemperatuur te laag of te hoog
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
30 °C);
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de helling bedraagt meer dan ongeveer
12% voor voertuigen die zijn uitgerust
met een automatische versnellingsbak;
de functie “helder zicht” is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf “thermostati-
sche airconditioning” in hoofdstuk 3);
de motortemperatuur is te laag;
de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
of
– ...
Het waarschuwingslampje
verschijnt
op het instrumentenpaneel en geeft aan dat
de motor niet in stand-by kan gaan.
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Bijzonderheden van de auto’s
met een RENAULT-kaart
Als de bestuurder, terwijl de motor is afge-
zet (verkeersopstopping, stilstaan voor een
stoplicht enz.), zijn gordel losmaakt en het
bestuurdersportier opent, of uit zijn stoel
komt, wordt het contact verbroken.
De automatische parkeerrem zet zich auto-
matisch vast.
Om weer weg te rijden en het Stop and Start-
systeem weer in te schakelen, drukt u op de
startknop (raadpleeg de paragraaf “Starten,
stoppen van de motor” in hoofdstuk 2).