Operation Manual

5.30
SLEPEN: storing (2/2)
Gebruik uitsluitend de sleeppunten
voor 1 en achter 4 (en nooit de aandrijf-
assen of enig ander deel van de auto). Het
sleepoog mag alleen gebruikt worden om de
auto mee te slepen: het mag in geen geval
gebruikt worden om de auto direct of indirect
aan op te hijsen.
Toegang tot de sleeppunten
Sleeppunt voor
Druk op de zone A en houdt deze zone in-
gedrukt terwijl u aan de zone B trekt om de
klep 2 te openen.
Sleeppunt achter
Druk op de zone C en laat daarna los om de
klep 5 te openen.
Schroef het sleepoog 3 zo ver mogelijk
vast: eerst met de hand en daarna met de
wielsleutel.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
4
5
3
C
Gebruik uitsluitend het sleepoog 3 en de
wielmoersleutel in de klep onder de voeten
van de passagier rechtsachter op de tweede
rij (raadpleeg de paragraaf “Gereedschap”
in hoofdstuk 5).
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
U mag in geen geval sneller rijden
dan 50 km/u.
2
B
A
1
3