Operation Manual
1.92
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om achterliggers en
tegenliggers te detecteren.
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
– er weinig licht buiten is;
– er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
– als de auto sneller dan ongeveer 45 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/5)
3
1
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
– extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
– als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
– als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
– reflecterende systemen;
– ...
Inschakelen
Draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij het
merkteken 2 staat.
Duw tegen de schakelaar 1 om het groot-
licht te ontsteken. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel licht op.
Uitschakelen
– Duw opnieuw tegen de schakelaar 1;
– of draai de ring 3 in een andere stand dan
AUTO .
– of, vanuit het bedieningsscherm: selec-
teer het menu “Voertuig”, “Hulp bij het
rijden”, “Automatisch grootlicht” en kies
“OFF”.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel gaat uit.
2