Operation Manual

2.36
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (8/10)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen, die altijd de
controle over zijn auto moet behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
– Bij een botsing kan de aliniëring van de radar worden gewijzigd, wat gevolgen kan
hebben voor de correcte werking. Schakel de functie uit en neem contact op met een
merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar (reparaties, vervangingen, lak bijwerken)
moeten gebeuren door een vakman.
Het monteren van accessoires die de radar kunnen blokkeren, is verboden (bullbars,
enz.).
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan ver-
hinderen, zoals:
een complexe omgeving (metalen brug ...);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico op onterecht remmen.
Bij een storing
Als het systeem een storing signaleert, gaat
het controlelampje
branden, met de
melding “Actieve remmen uitgeschakeld”.
Er zijn twee mogelijkheden:
het systeem tijdelijk wordt gestoord (bij-
voorbeeld: radar bedekt vuil, modder,
sneeuw, enz.). In dat geval parkeert u de
auto en zet u de motor uit. Reinig de de-
tectiezone van de radar. Als u vervolgens
de motor start, zijn het controlelampje en
de melding gedoofd.
– als dit niet het geval, is er wellicht een
andere oorzaak; raadpleeg een merk-
dealer.