User manual

Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie,
microverlming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming
van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk
bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. V2-0616-02-m-NL
1 Boor een gat om de antennekabel door het montagevlak te leiden en bevestig de montagebasis met
vier schroeven en de daarbij horende sluitringen in het midden boven het gat .
Voor d e antennemontage krijgt u in de caravan-accessoires dienovereenkomstige montages-
ets. U kunt voor de montage, afhankelijk van het soort montagevlak, de bijgevoegde schroeven
en pluggen of andere geschikte bevestigingselementen die u in de vakhandel kunt kopen ge-
bruiken.
2 Leid de antennekabel door het gat, de montagebasis en de antennebasis.
3 Verbind de antennekabel met de aansluiting op de antenne.
4 Bevestig de antennebasis met drie schroeven aan de antenne.
5 Plaats de eenheid op de montagebasis.
6 Bevestig de eenheid met de drie schroeven en drie sluitringen op de montagebasis.
Om de waterdichtheid te garanderen moet de rubberpakking aan de onderkant van de mon-
tagebasis precies in de betreffende inkeping zijn geplaatst en vlak op het montagevlak liggen.
c) Bootmontage
1 2 3
45
1 Haal de antennebasis en de antennekabel uit de verpakking.
2 Leid de antennekabel van onderen af door de opening van de antennebasis.
3 Verbind de antennekabel met de aansluiting op de antenne en bevestig de antenne met drie schroeven
op de antennebasis.
4 Schroef de eenheid op het schroefdraad van de montageset.
Voor de antennemontage krijgt u in de boot-accessoires dienovereenkomstige montagesets.
De montageset moet over een bevestigingsschroefdraad van het formaat 1“-14UNC beschik-
ken.
Aansluiting
De antennekabel van de antenne mag alleen op antenne-ingangen van geschikte ont-
vangstapparaten aangesloten worden.
Om de waterdichtheid te garanderen moet vóór het doorvoeren van de antennekabel
van buiten naar binnen een lus worden gelegd, zodat water, dat langs de antennekabel
naar beneden loopt, eraf druipt en dus niet door het gat in de binnenruimte kan komen.
Uitsluitend de meegeleverde netvoedingadapter of autoadapter angesloten op de evene-
ens bijgevoegde fantoomvoedingadapter of de 5 V-fantoomvoeding van uw ontvangst-
apparaat (indien aanwezig) mag voor de voeding worden gebruikt.
Als spanningsbron voor de netvoedingsadapter mag uitsluitend een goedgekeurde
wandcontactdoos van het openbare stroomnet worden gebruikt.
De contactdoos waarop de netvoedingsadapter wordt aangesloten moet zich in de na-
bijheid van het apparaat bevinden en gemakkelijk bereikbaar zijn, zodat het apparaat
in geval van storingen snel en zonder gevaren van de netspanning kan worden losge-
koppeld.
Wees voorzichtig bij de omgang met netsnoeren en netaansluitingen. Netspanning kan
levensgevaarlijke elektrische schokken veroorzaken.
Controleer of de aangegeven spanning op de netvoedingadapter overeenkomt met de
netspanning van uw elektriciteitsleverancier. Probeer het apparaat nooit op een andere
spanningsbron te laten werken.
Zorg er bij het aansluiten voor dat de aansluitkabels niet worden afgekneld of door
scherpe randen worden beschadigd.
De stroomvoorziening van de antenne kan via de meegeleverde autoadapter (afb. 1) de meegeleverde
netvoedingsadapter (afb. 2) of de fantoomvoeding van het ontvangstapparaat (tv of DVB-T-receiver) (afb.
3) plaatsvinden.
(1) Stroomvoorziening via de autoadapter
Verbind de antennekabel met de aansluiting ANTENNA van de fantoomvoedingsadapter.
Sluit de antennestekker van de fantoomvoedingsadapter aan op de antenne-ingang van uw ontvangstap-
paraat.
Steek de laatspanningsstekker van de autoadapter in de aansluiting DC12-24V van de fantoomvoedin-
gadapter.
Verbind de autoadapter met een boordspanningsbus.
Zodra de fantoomvoedingsadapter van stroom wordt voorzien gaat de rode led branden.
(2) Stroomvoorziening via de netvoedingsadapter
Verbind de antennekabel met de aansluiting ANTENNA van de fantoomvoedingsadapter.
Sluit de antennestekker van de fantoomvoedingsadapter aan op de antenne-ingang van uw ontvangstap-
paraat.
Steek de laagspanningsstekker van de netvoedingsadapter in de aansluiting DC12-24V van de fantoom-
voedingsadapter.
Steek de netvoedingsadapter in een stopcontact.
Zodra de fantoomvoedingsadapter van stroom wordt voorzien gaat de rode led branden.
(3) Stroomvoorziening via de fantoomvoeding van het ontvangstapparaat
Sluit de antennekabel aan op de antenne-ingang van uw ontvangstapparaat.
Activeer de fantoomvoeding van uw ontvangstapparaat.
Zodra de fantoomvoedingsadapter van stroom wordt voorzien gaat de rode led branden.
Onderhoud en schoonmaken
Koppel het product los van de stroomvoorziening voordat u het reinigt.
Vermijd te allen tijde dat vocht of nattigheid het apparaat binnendringt.
Gebruik in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen, reinigingsalcohol of andere chemische oplos-
middelen, omdat hierdoor de behuizing aangetast of de algehele werking negatief beïnvloed kan worden.
• Gebruik een droge, pluisvrije doek om het product te reinigen. Bij sterkere vervuiling kunt u de doek met
een beetje lauw water bevochtigen.
Afvalverwijdering
Elektronische apparaten bevatten herbruikbare materialen en horen niet bij het huishoudelijk
afval.
Verwijder het product aan het einde van zijn levensduur conform de geldende wettelijke bepa-
lingen.
Technische gegevens
Bedrijfsspanning ...................................230 V/50 Hz (netadapter)
..............................................................12-24 V/DC (fantoomvoedingsadapter)
..............................................................5 V/DC (antenne)
Opgenomen vermogen ......................... 0,2/0,9 W standby/max.) bij gebruik van netvoedingsadapter
Opgenomen stroom .............................. 55 mA bij 5 V-fantoomvoeding
Ontvangstbereik ...................................47-230 MHz VHF
..............................................................470-790 MHz UHF
Versterking ............................................20 ±3 dB VHF
..............................................................16 ±4 dB UHF
Aansluitimpedantie ...............................75 Ohm
Mastdoorsnede voor mastmontage ......max. 42 mm
Afmetingen (alleen antenne) ................225 x 46 mm
Gewicht (alleen antenne) ...................... 370 g