Instructions
75
Ondersteuning bij de sensorwaarde-instellingen:
De sensor-instellingen moeten afzonderlijk aan elk gebruiksgeval worden aangepast.
Om tijdens de nodige instellingen kosten (alarm-SMS) en tijd (IDLEALARM) te besparen,
moet de functie DIAGNOSE worden gebruikt. Na hun activering worden alle sensorac-
tiveringen naar de rode „ERR“-led omgeleid.
Ter activering van de DIAGNOSE-modus zijn deze bevelen nodig:
SET DIAGNOSE #1513
ENABLE ALARM #1513
Met behulp van de volgende bevelen wordt de DIAGNOSE-modus opnieuw uitgescha-
keld:
DISABLE ALARM #1513
RESET DIAGNOSE #1513
Alle geactiveerde alarmsensoren worden met de meest actuele instellingen
omgeleid.
Het is niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen de sensoren en deze
moeten daarom afzonderlijk worden uitgevoerd.
Wanneer de rode led oplicht (of als vb. „SHOCK“ knippert), werd een alarm
herkend.