User manual

63
8. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door een deskundige worden uitgevoerd.
Om kortsluiting en hieruit resulterende beschadigingen van het product te voorkomen, moet
tijdens het aansluiten de minpool (massa) van de boordaccu van het voertuig worden losge-
koppeld.
Sluit de minpool van de boordaccu pas opnieuw aan, nadat u het systeem volledig aangesloten
en de aansluiting gecontroleerd heeft.
Houd rekening met de aanwijzingen van de fabrikant van het voertuig, zodat de opgeslagen
gegevens van het voertuig (tijd, radiozender, etc.) niet verloren gaan. Als uw autoradio of navi-
gatiesysteem over een code beschikt (zie gebruiksaanwijzing) dan houdt u deze code gereed
om ze later in te voeren.
Gebruik voor de controle van de spanning aan boordspanningskabels alleen een voltmeter of
een diodetester, omdat normale controlelampen te hoge stromen opnemen en daardoor de
boordelektronica zou kunnen beschadigen.
Na de montage van alle onderdelen moeten de steekverbindingen en de voedingsspanning tot stand wor-
den gebracht.
Maak alle steekverbindingen zoals weergegeven in de volgende afbeelding. De stekkers passen alleen met
de juiste poolrichting in de bussen.
Verbind de drie stekkers van de ultrasone sensoren („B“, „C“ en „D“) in de juiste volgorde met de bussen
B, C, D van de elektronicaeenheid. Let hierbij op de juiste opstelling van de letters bij de leidingen en de
steekbussen.
Verbind de stekker van het scherm met de bus „DISP“ aan de elektronicaeenheid.
Aangezien de parkeerhulp alleen werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het sys-
teem via de achteruitrijlamp van spanning voorzien. Bepaal de juiste leiding bij ingeschakelde achteruit-
versnelling en ingeschakeld contact met behulp van een voltmeter of een diodetestlamp. De verlichting
en de knipperlichten moeten hierbij uitgeschakeld zijn.