Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen 1 Het apparaat aansluiten 2 Systeeminstellingen 3 Papierlade-instellingen 4 Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver 5 Printereigenschappen 6 Scannereigenschappen 7 Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties 8 Andere gebruikersinstellingen 9 Bijlage Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor eventueel toekomstig gebruik.
Inleiding Deze handleiding bevat uitgebreide aanwijzingen voor en aantekeningen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor een veilig en correct gebruik, deze handleiding zorgvuldig door voordat u met het apparaat gaat werken. Bewaar de handleiding in de buurt zodat u deze snel kunt raadplegen. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving.
Handleidingen voor dit apparaat Verwijzen naar de handleidingen die betrekking hebben op hetgene dat u met het apparaat wilt doen. ❖ Over dit apparaat Lees de Veiligheidsinformatie in deze handleiding voordat u het apparaat gaat gebruiken. Deze handleiding geeft een inleiding op de functies van het apparaat. Het geeft tevens uitleg over het bedieningspaneel, voorbereidende procedures voor het gebruik van het apparaat, hoe u tekst kunt invoeren en hoe u de meegeleverde cd-roms moet installeren.
❖ Andere handleidingen • PostScript3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen zijn specifiek voor alle apparaattypes. Voor meer informatie raadpleegt u de bijlage in Over dit apparaat. ❒ U moet Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader geïnstalleerd hebben om de handleidingen als PDF-bestanden te kunnen bekijken.
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Display ....................................................................................................................
3. Papierlade-instellingen Papierlade-instellingen........................................................................................97 Instellingen papierlade wijzigen ............................................................................... 97 Instellingen papierlade sluiten.................................................................................. 98 Items van Instellingen papierlade ......................................................................
. Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Adresboek .......................................................................................................... 191 Namen in het Adresboek beheren ......................................................................... 195 E-mail sturen via Snelkiezen.................................................................................. 195 Gescande bestanden direct naar een gedeelde map sturen .................................
9. Bijlage Aanpassingsinstellingen voor beheerders ..................................................... 255 Aanpassingsinstellingen voor beheerders wijzigen................................................ 255 Waarden instellen .................................................................................................. 256 Specificaties voor de hoofdeenheid ................................................................ 267 Documentserver...............................................................
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze opmerkingen kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Lees deze opmerkingen. Ze staan in het hoofdstuk “Veiligheidsinformatie” van “Over dit apparaat”. Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot middelmatige of lichte verwondingen, of schade aan het apparaat of eigendommen.
Display Op het display worden de status van het apparaat, foutberichten en functiemenu’s weergegeven. De weergegeven functie-items dienen als keuzetoetsen. U kunt deze items kiezen of selecteren door kort op uw keuze te drukken. Als u een item op het display kiest of selecteert, wordt het als volgt gemarkeerd . Toetsen die er als volgt uitzien , kunnen niet worden gebruikt. Belangrijk ❒ Een schok of stoot van meer dan 30 N (ca. 3 kgf) beschadigt het display.
Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) Dit gedeelte is bedoeld voor Beheerders die verantwoordelijk zijn voor dit apparaat. Met Gebruikersinstellingen kunt u standaardinstellingen wijzigen of opgeven. Opmerking ❒ Bewerkingen voor de systeeminstellingen wijken af van de gewone bewerkingen. Nadat u klaar bent, moet u altijd Gebruikersinstellingen sluiten.
D Wijzig de instellingen door de instructies op het display te volgen en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Om de gemaakte wijzigingen in de instellingen ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen}. Verwijzing Pag.49 “Systeeminstellingen” Pag.121 “Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver” Pag.167 “Printereigenschappen” Pag.183 “Scannereigenschappen” Pag.
Over Menu beveiligen Met Menu beveiligen kunt u de instellingen beperken die beschikbaar zijn voor andere gebruikers dan de beheerder. In de volgende menu’s Gebruikersinstellingen kunt u voor elke instelling Menu beveiligen activeren. • Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • Printereigenschappen • Scannereigenschappen Voor meer informatie over Menu beveiligen neemt u contact op met uw beheerder.
6
1. Het apparaat aansluiten Sluit het apparaat aan op het netwerk om de netwerkomgeving te configureren. Aansluiten op de interfaces In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de interface van het apparaat controleert, hoe u het apparaat aansluit volgens de netwerkomgeving en hoe u de netwerkinstellingen opgeeft. SV APD009S 1. IEEE 1394-poorten (optioneel) 4. IEEE 1284-poort (optioneel) Poorten voor het aansluiten van de IEEE 1394-interfacekabel Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel 2.
Het apparaat aansluiten Aansluiten op de Ethernet-interface Sluit 10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel aan op de Ethernet-interface. 1 Belangrijk ❒ Als de hoofdstroomschakelaar is ingeschakeld, schakel deze dan uit. A Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar op het apparaat is uitgeschakeld. B Sluit de Ethernet-interfacekabel aan op de 10BASE-T/100BASE-TX-poort. C Sluit het andere uiteinde van de Ethernetkabel aan op een aansluitapparaat van het netwerk, bijvoorbeeld een hub.
Aansluiten op de interfaces Aansluiten met de USB-interface Maak de verbinding met de USB 2.0-interface. A Sluit de USB 2.0-interfacekabel aan op de USB2.0-poort. 1 B Sluit het andere uiteinde aan op de USB-poort van de hostcomputer. Opmerking ❒ Koop een USB-kabel voor een computer die u gebruikt. ❒ De USB2.0-interfacekaart wordt ondersteund door Windows Me/2000/XP, Windows Server 2003 en Mac OS X v. 10.3.3 of hoger. • Voor Windows Me: Installeer ’USB-afdruksupport’. Als USB 2.
Het apparaat aansluiten Aansluiten op de IEEE 1394-interface Sluit de IEEE 1394-interfacekabel aan op de IEEE 1394-interfacekaart (optioneel). A De IEEE 1394-interfacekabel op de IEEE 1394-poort aansluiten. 1 B Voor aansluiting via IEEE 1394 (afdrukken met SCSI) sluit u het andere uiteinde van de kabel aan op de interfaceconnector van de hostcomputer. Controleer of de vorm van de connector geschikt is voor de computer. Maak de connector stevig vast op de computer.
Aansluiten op de interfaces Aansluiten op de IEEE 1284-interface Sluit de IEEE 1284-interfacekabel aan op de IEEE 1284-interfacekaart (optioneel). A Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar op het apparaat is uitgeschakeld. 1 Als de hoofdstroomschakelaar is ingeschakeld, schakel deze dan uit. B Schakel de hoofdstroomschakelaar van de hostcomputer uit C De IEEE 1284-interfacekabel op de IEEE 1284-poort aansluiten.
Het apparaat aansluiten Aansluiten op de IEEE 802.11b-interface (draadloos LAN) Aansluiten op de IEEE 802.11b-interface (draadloos LAN). 1 Opmerking ❒ Controleer de instellingen van het IPv4-adres en het subnetmasker van dit apparaat. ❒ Voor informatie over het instellen van het IPv4-adres en subnetmasker via het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u "Interface instellingen". Verwijzing Pag.59 “Netwerk” Installatieprocedure Stel IEEE 802.
Aansluiten op de interfaces ❒ Voor informatie over het opgeven van instellingen voor draadloos LAN op een andere manier dan via het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u "Instellingen maken met voorzieningen". ❒ Voor informatie over de instellingsitems, raadpleegt u ’IEEE 802.11b’. 1 Verwijzing Pag.66 “IEEE 802.11b” Pag.39 “Voorzieningen gebruiken om instellingen te maken” Controleer de verbinding Controleer de draadloze LAN-verbinding. Zorg ervoor dat de LED van de IEEE 802.
Het apparaat aansluiten ❖ Bij gebruik van de ad-hoc-modus / 802.11 ad-hoc-modus 1 1 2 ZGDH600J 1. Als de IEEE 802.11b-interface-eenheid actief is, brandt dit lampje oranje. 2. Als het correct op het netwerk is aangesloten, brandt de LED groen in adhoc- of 802.11 ad-hoc-modus. Als de LED knippert, dan zoekt het apparaat naar apparaten. De LED gaat na een paar seconden branden. Druk de configuratiepagina af om instellingen te controleren.
Netwerkinstellingen Netwerkinstellingen Dit gedeelte beschrijft de netwerkinstellingen die u kunt wijzigen met Gebruikersinstellingen (systeeminstellingen). Maak instellingen al naargelang functies die u wilt gebruiken en de interface die moet worden aangesloten. 1 Belangrijk ❒ Deze instellingen moeten worden gemaakt door de systeembeheerder of na overleg met de systeembeheerder.
Het apparaat aansluiten Koptekst 1 Instelitem Instellingsvereisten Interface-instellingen/Netwerk NCP-bezorgingsprotocol Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk NW-frametype Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk SMB-computernaam Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk SMB-werkgroep Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk Ethernet-snelheid Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk Type LAN Interface-instellingen/Netwerk SNMPv3-communicatie toestaan Zoals vereis
Netwerkinstellingen IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het gebruik van de printer met de IEEE 1394-interfacekabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de printer met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Netwerkinstellingen Koptekst Instelitem Instellingsvereisten Interface-instellingen/Netwerk Hostnaam Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk Apparaatnaam Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus Interface-instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Kanaal Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.
Het apparaat aansluiten Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van e-mail. 1 Ethernet In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van e-mail wanneer u een Ethernet-kabel gebruikt. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Netwerkinstellingen Koptekst Instelitem Instellingsvereisten Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Zoals vereist Bestandsoverdracht E-mailcommunicatiepoort Zoals vereist Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen Zoals vereist Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz.
Het apparaat aansluiten Koptekst 1 Instelitem Instellingsvereisten Interface-instellingen/IEEE 1394 IPv4 over 1394 Verplicht Interface-instellingen/Netwerk IPv4 Gateway-adres Verplicht Interface-instellingen/Netwerk DNS-configuratie Zoals vereist Interface-instellingen/Netwerk Effectief protocol Verplicht Bestandsoverdracht SMTP-server Verplicht Bestandsoverdracht SMTP-authentificatie Zoals vereist Bestandsoverdracht POP voor SMTP Zoals vereist Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol
Netwerkinstellingen IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van e-mail met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten Koptekst 1 Instelitem Instellingsvereisten Bestandsoverdracht POP voor SMTP Zoals vereist Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Zoals vereist Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Zoals vereist Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Zoals vereist Bestandsoverdracht E-mailcommunicatiepoort Zoals vereist Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen Zoals vereist Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz.
Netwerkinstellingen Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van bestanden. 1 Ethernet In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van bestanden met een Ethernet-kabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten Opmerking ❒ Bij [Effectief protocol] controleert u of het protocol dat moet worden gebruikt is ingesteld als [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele interfacekaart voor draadloos LAN is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. 1 Verwijzing ⇒ Pag.59 “Interface-instellingen” ⇒ Pag.
Netwerkinstellingen Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de optionele IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd. ❒ Bij [Effectief protocol] controleert u of het protocol dat moet worden gebruikt is ingesteld als [Actief]. 1 Verwijzing ⇒ Pag.59 “Interface-instellingen” ⇒ Pag.69 “Bestandsoverdracht” IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het verzenden van bestanden met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Het apparaat aansluiten Koptekst 1 Instelitem Instellingsvereisten Interface-instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Kanaal Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Transmissiesnelheid Zoals vereist Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz.
Netwerkinstellingen Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner Dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het leveren van gegevens aan een netwerk. 1 Ethernet In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het leveren van gegevens aan een netwerk via een Ethernet-kabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten Opmerking ❒ Bij [Effectief protocol] controleert u of het protocol dat moet worden gebruikt is ingesteld als [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele interfacekaart voor draadloos LAN is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is ingesteld. 1 Verwijzing ⇒ Pag.
Netwerkinstellingen Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de optionele IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd. ❒ Bij [Effectief protocol] controleert u of het protocol dat moet worden gebruikt is ingesteld als [Actief]. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is ingesteld. 1 Verwijzing ⇒ Pag.59 “Interface-instellingen” ⇒ Pag.69 “Bestandsoverdracht” IEEE 802.
Het apparaat aansluiten Koptekst 1 Instelitem Instellingsvereisten Interface-instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus Verplicht Interface-instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Kanaal Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode Zoals vereist Interface-instellingen/IEEE 802.11b Transmissiesnelheid Zoals vereist Bestandsoverdracht Bezorgingsoptie Zoals vereist Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz.
Netwerkinstellingen Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het gebruik van de TWAIN-scanner in de netwerkomgeving. 1 Ethernet In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het gebruik van de TWAIN-netwerkscanner met een Ethernet-kabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor het gebruik van de TWAIN-netwerkscanner met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Netwerkinstellingen IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de TWAIN-netwerkscanner met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de functie Document Server in de netwerkomgeving. 1 Ethernet In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de functie Document Server met een Ethernet-kabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Netwerkinstellingen IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de functie Document Server met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Het apparaat aansluiten IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte worden de benodigde instelitems beschreven voor gebruik van de functie Document Server met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor meer informatie over het opgeven van de instellingen raadpleegt u "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht".
Netwerkinstellingen Voorzieningen gebruiken om instellingen te maken De netwerkinstellingen kunnen niet alleen met het bedieningspaneel van het apparaat worden ingesteld, maar ook met voorzieningen zoals Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin en telnet. 1 Opmerking ❒ Voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor raadpleegt u de Netwerkhandleiding. ❒ Voor meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin raadpleegt u de Netwerkhandleiding.
Het apparaat aansluiten ❖ [Netwerk]→[Apparaat IPv6-adres]→[Handmatige configuratie-adres] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Netwerk]→[IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven.
Netwerkinstellingen ❖ [Netwerk]→[WINS configuratie]→[Scope ID] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Netwerk]→[Effectief protocol]→[IPv4] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: u kunt de TCP/IP-instellingen opgeven als SmartDeviceMonitor for Admin communiceert met het apparaat via IPX/SPX.
Het apparaat aansluiten ❖ [Netwerk]→[NW-frametype]→[Ethernet II] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Netwerk]→[NW-frametype]→[Ethernet 802.2] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven.
Netwerkinstellingen ❖ [Netwerk]→[Type LAN]→[IEEE 802.11b] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Netwerk]→[SNMPv3-communicatie toestaan] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten ❖ [IEEE1394]→[DDNS Configuratie] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [IEEE1394]→[IPv4 over 1394] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen ❖ [IEEE 802.11b]→[Kanaal] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [IEEE 802.11b]→[Beveiligingsmethode] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE 802.
Het apparaat aansluiten ❖ [Bestand doorzenden]→[Ontvangstprotocol] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Bestand doorzenden]→[POP3 / IMAP4 Instellingen]→[Servernaam] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven.
Netwerkinstellingen ❖ [Bestand doorzenden]→[Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]]→[SMB-gebruikersnaam] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Bestand doorzenden]→[Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]]→[SMB-wachtwoord] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven.
Het apparaat aansluiten ❖ [Bestand doorzenden]→[Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]→[Verwijderen] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling opgeven. • SmartDeviceMonitor for Admin: hiermee kunt u de instelling niet opgeven. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 1 ❖ [Bestand doorzenden]→[Intervaltijd Scanner opnieuw zenden] • Web Image Monitor: hiermee kunt u de instelling niet opgeven.
2. Systeeminstellingen In dit hoofdstuk worden verschillende items van [Systeeminstellingen] beschreven die op dit apparaat beschikbaar zijn. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Voor het invoeren van de [Systeeminstellingen] raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". Verwijzing Pag.3 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)” Algemene functies Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Alg. eigensch.] onder [Systeeminstellingen].
Systeeminstellingen ❖ Paneeltoets toon Er klinkt een geluidssignaal wanneer u een toets indrukt. • Laag • Medium • Hoog • Uit 2 ❖ Opwarm pieper (kopieerapparaat/Document Server) U kunt een geluidssignaal laten klinken wanneer het apparaat weer gereed is voor kopiëren nadat het uit de Energiespaarstand komt, of nadat de voeding is ingeschakeld.
Algemene functies ❖ functieresettijd U kunt instellen hoe lang het duurt voordat het apparaat van modus wisselt als de functie Multi-Access is ingeschakeld. Dit is handig als u veel kopieën moet maken en voor elke kopie een andere instelling nodig is. Door een langere resettijd in te stellen, kunt u voorkomen dat de huidige functie door andere functies wordt onderbroken. De standaardtijd is 3 seconden.
Systeeminstellingen ❖ Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. 2 1. Finisher staffeluitvoer 2. Finisher bovenuitvoer 3. Boekje Finisher uitvoer 4. Onderste lade Tussenvoegeenheid 5. Bovenste lade Tussenvoegeenheid 6. Lade 3 7. Lade 2 8. Lade 1 9. Lade 6 10. Lade 5 11. Lade 4 12. Lade 7 ❖ Uitvoer: Document Server (Document Server) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
Algemene functies ❖ Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat (kopieerapparaat) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 • Lade 4 • Lade 5 • Lade 6 • Lade 7 2 ❖ Papierlade prioriteit: printer (printer) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken.
Systeeminstellingen ❖ ADF originele platformverhoging U kunt de timing instellen voor het verhogen van het originele ADF-platform. • Als org. is geplaatst • Als [Start] ingedr. ❖ ADF Invoersnelheid Wanneer u dik papier gebruikt, kunt u de afdruksnelheid verlagen om te voorkomen dat afbeelding worden gefixeerd. Hiertoe selecteert u [Langzaam]. • Normaal • Langzaam 2 ❖ Optimum voor Dik papier U kunt de instelling Optimum voor Dik papier instellen op Aan of Uit.
Algemene functies Opmerking ❒ Als de instelling voor Paneel toetsgeluid is ingesteld op [Uit], klinkt er geen geluidssignaal ongeacht de instelling voor Melding Opwarmen. ❒ De instelling Functieresettijd wordt genegeerd als Onderbreken is ingesteld voor Afdrukprioriteit. Verwijzing ⇒ Pag.
Systeeminstellingen Timerinstellingen Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Tijdsinstellingen] onder [Systeeminstellingen]. ❖ timer voor automatisch uitschakelen Wanneer de taak is voltooid en er vervolgens een bepaalde periode is verstreken, wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. Deze functie wordt "Automatische timer" genoemd. De status van het apparaat nadat de Energiespaarstand in werking is getreden, wordt de "Uit-stand" of de "slaapstand" genoemd.
Timerinstellingen ❖ Automatische reset timer kopieerapparaat/Document Server (kopieerapparaat/Documentserver) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de kopieer- en Document Serverfuncties worden gereset. • Aan • Uit Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen. De timing is standaard ingesteld op "60 seconden".
Systeeminstellingen ❖ Autom. Timer log-out U kunt aangeven of een gebruiker al dan niet automatisch moet worden uitgelogd wanneer de gebruiker het apparaat voor een bepaalde tijd niet heeft gebruikt na te zijn ingelogd. • Aan • Uit Wanneer [Aan] is geselecteerd, dan kunt u met behulp van de cijfertoetsen een tijd opgeven tussen 60 en 999 seconden in stappen van één seconde. De timing is standaard ingesteld op "180 seconden".
Interface-instellingen Interface-instellingen Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Interface instellingen] onder [Systeeminstellingen]. Netwerk 2 Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Netwerk] onder [Interface instellingen]. ❖ IPv4-adres apparaat Voordat u dit apparaat in de netwerkomgeving gaat gebruiken, moet u het IP-adres en het subnetmasker configureren. Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net Mask] in als ’xxx.xxx.xxx.
Systeeminstellingen ❖ IPv6 Gateway-adres Het IPv6-gatewayadres van het apparaat verschijnt. ❖ IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie U kunt “IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie” instellen op “Actief” of “Niet actief”. • Actief • Inactief 2 ❖ DNS-configuratie Maak instellingen voor de DNS-server. Wanneer u [Specificeer] selecteert, voert u het IP-adres van de DNS-server in als “xxx.xxx.xxx.xxx" (“x" staat voor een cijfer). • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer • DNS-server 1: 000.000.000.
Interface-instellingen ❖ Effectief protocol Selecteer het protocol dat in het netwerk moet worden gebruikt. • IPv4: Actief/ Inactief • IPv6: Actief /Niet actief • NetWare: Actief / Inactief • NetBEUI: Actief / Niet actief • AppleTalk: Actief/ Inactief 2 ❖ NCP-bezorgingsprotocol Selecteer het protocol voor NCP-bezorging. • IPX-prioriteit • TCP/IP Prioriteit • Alleen IPX • Alleen TCP/IP ❖ NW-frametype Selecteer het frametype wanneer u NetWare gebruikt. • Autom. sel.
Systeeminstellingen ❖ Ethernet-snelheid Stel de toegangssnelheid voor netwerken in. Selecteer een snelheid die overeenstemt met uw netwerkomgeving. [Autom. sel.] moet normaal worden geselecteerd. • Autom. sel. • 10Mbps Full Duplex • 10Mbps Half Duplex • 100Mbps Full Duplex • 100Mbps Half Duplex 2 ❖ Type LAN Wanneer u de optionele IEEE 802.11b-interface-eenheid heeft geïnstalleerd, selecteert u interface IEEE 802.11b (draadloos LAN) of Ethernet. • Ethernet • IEEE 802.
Interface-instellingen ❖ Hostnaam Geef de hostnaam op. Voer de hostnaam in met maximaal 63 alfanumerieke tekens. ❖ Apparaatnaam Geef de apparaatnaam op. Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 alfanumerieke tekens. 2 Parallelle interface Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Paral. interf.] onder [Interface instellingen]. [Paral. interf.] wordt weergegeven wanneer dit apparaat is geïnstalleerd met de IEEE 1284-interfacekaart (optioneel).
Systeeminstellingen ❖ Bidirectionele communicatie Stelt de antwoordmodus van de printer in op een statusverwervingsverzoek bij gebruik van een parallelle interface. • Aan • Uit Wanneer dit is ingesteld op [Uit] is de functie voor bidirectionele communicatie uitgeschakeld. Er wordt ook geen printerstuurprogramma geïnstalleerd onder de Windows-functie Automatische detectie. 2 ❖ Signaalcontrole Hiermee stelt u de procedure in voor fouten tijdens afdrukken. • Prior.
Interface-instellingen ❖ Domeinnaam Maak instellingen voor de domeinnaam. • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer Voer de domeinnaam in met maximaal 63 alfanumerieke tekens. ❖ WINS-configuratie U kunt de WINS-serverinstellingen specificeren. Als [Aan] is geselecteerd, voert u het IP-adres van de [WINS-server] in als “xxx.xxx.xxx.xxx" (“xxx" staat voor een cijfer). Als DHCP in gebruik is, geef dan de [Scope ID] op. Voer [Scope ID] in met maximaal 31 alfanumerieke tekens. • Aan • Primaire WINS-server: 000.
Systeeminstellingen IEEE 802.11b Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [IEEE 802.11b] onder [Interface instellingen]. [IEEE 802.11b] wordt weergegeven wanneer de interfacekaart voor draadloos LAN (optioneel) op het apparaat is geïnstalleerd. Maak instellingen gelijktijdig. 2 ❖ Communicatiemodus Maak alle instellingen tegelijkertijd. • 802.11 Ad-hoc • Ad-hoc • Infrastructuur ❖ SSID-instelling Hiermee geeft u de SSID op om het toegangspunt te onderscheiden in de infrastructuurmodus of 802.
Interface-instellingen ❖ Draadloos LAN-signaal Hiermee toont u de radiogolvenstatus van het toegangspunt dat is aangesloten in de infrastructuurmodus. Radiogolvenstatus wordt weergegeven als u drukt op [Signaal wireless LAN]. ❖ Transmissiesnelheid Geeft de communicatiesnelheid van de IEEE 802.11b op (draadloos LAN). • Autom. sel. • 11 Mbps vast • 5,5 Mbps vast • 2Mbps vast • 1 Mbps vast 2 ❖ Fabrieksinstellingen herstellen U kunt de IEEE 802.
Systeeminstellingen Lijst afdrukken U kunt items controleren die zijn gerelateerd aan de gebruikte netwerkomgeving. De configuratiepagina toont de huidige netwerkinstellingen en netwerkinformatie. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Interface instellingen]. 2 C Druk op [Lijst afdrukken]. D Druk op de toets {Start}. De configuratiepagina wordt afgedrukt. E Druk op [Afsluiten]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
Bestandsoverdracht Bestandsoverdracht Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Bestand doorzenden] onder [Systeeminstellingen]. ❖ Bezorgingsoptie Hiermee schakelt u het verzenden van opgeslagen of gescande documenten naar de ScanRouter V2-bezorgingsserver in of uit. • Aan • Hoofd bezorgingsserver IPv4 adres: 000.000.000.000 • Sub-bezorgingsserver IPv4 adres: 000.000.000.000 • Uit Stel deze optie in wanneer u opgeeft of ScanRouter V2 wel of niet gebruikt moet worden.
Systeeminstellingen ❖ SMTP-authentificatie U kunt SMTP-verificatie configureren (PLAIN, LOG-N, CRAMMD5, DIGEST-MD5). Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen met verificatie waarvoor u de gebruikersnaam en het wachtwoord moet invoeren. Als de SMTP-server verificatie vereist, stel dan [SMTP verificatie] in op [Aan] en geef vervolgens [Gebruikersnaam], [Wachtwoord] en [Codering] op.
Bestandsoverdracht ❖ Ontvangstprotocol Geef het Ontvangstprotocol op voor de functie "Autom. e-mailmelding". Voor meer informatie over de functie "Autom. e-mailmelding" raadpleegt u de Help van Web Image Monitor. • POP3 • IMAP4 • SMTP 2 ❖ POP3 / IMAP4-instellingen Geef de POP3/IMAP4-servernaam op voor het verzenden of ontvangen van e-mail. De opgegeven POP3/IMAP4-servernaam wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. • Servernaam Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Systeeminstellingen ❖ Ontvangstinterval e-mail Geef in minuten het tijdsinterval op voor de functie "Autom. E-mailmelding" via POP3- of IMAP4-server. Voor meer informatie over de functie "Autom. emailmelding" raadpleegt u de Help van Web Image Monitor. • Aan: 15 minuten • Uit Als [Aan] is geselecteerd, kan het aantal keren worden ingesteld met de cijfertoetsen op een waarde van 2 t/m 1440 in stappen van 1 minuut. 2 ❖ Max.
Bestandsoverdracht ❖ E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen U kunt het e-mailbericht programmeren, wijzigen of verwijderen dat wordt gebruikt voor het verzenden van een scanbestand als bijlage. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Bestand doorzenden]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]. D Druk op [Programmeren/Wijzigen]. E Druk op [Niet geprogr.]. F Druk op [Allocatie]. G Voer een naam in en druk vervolgens op [OK].
Systeeminstellingen ❖ Intervaltijd opn.verz. scanner Geef het interval op dat het apparaat wacht voordat het een scanbestand opnieuw verzendt indien bestanden niet kunnen worden verzonden naar de bezorgingsserver of mailserver. De timing is standaard ingesteld op "300 seconden". U kunt met behulp van de cijfertoetsen een intervaltijd opgeven tussen 60 en 900 seconden in stappen van een seconde. Deze instelling is voor de scannerfunctie.
Beheerdertoepassingen Beheerdertoepassingen Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Beheerdertoepas.] onder [Systeeminstellingen]. Beheerderstoepassingen worden gebruikt door de beheerder. Als u deze instellingen wilt wijzigen, neemt u contact op met de beheerder. We raden u aan beheerdersverificatie in te stellen voordat u de instellingen voor Beheerderstoepassingen opgeeft.
Systeeminstellingen ❖ Adresboek: Gebruikersgroep programmeren/wijzigen/verwijderen U kunt geregistreerde namen in het Adresboek aan een groep toevoegen. Het is vervolgens makkelijk om de geregistreerde namen in elke groep te beheren. • Programmeren/Wijzigen U kunt groepen registreren en wijzigen. • Namen U kunt een naam, Toetsweergave, registratienummer en Titelselectie registreren. • Geprogrammeerde gebruiker/groep U kunt de namen of groepen in elke groep controleren.
Beheerdertoepassingen D Druk op de naamtoets die moet worden verschoven. 2 E U kunt een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen. Druk op de naamtoets op de plaats die u wilt verplaatsen. De geselecteerde gebruikerstoets wordt naar de geselecteerde positie verplaatst en de gebruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde positie staat, wordt naar voren of naar achteren verplaatst.
Systeeminstellingen ❖ Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst De bestemmingslijst die in het adresboek is geregistreerd, kan worden afgedrukt. • Afdrukken op volgorde van titel 1 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 1. • Afdrukken op volgorde van titel 2 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 2. • Afdrukken op volgorde van titel 3 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 3. • Lijst groepkiesnrs.
Beheerdertoepassingen D Druk op de titeltoets die u wilt wijzigen. 2 E F Voer de nieuwe naam in en druk vervolgens op [OK]. Druk op [OK]. ❖ Adresboek: Titel omschakelen Hiermee geeft u de titel op om een naam te selecteren. • Titel 1 • Titel 2 • Titel 3 ❖ Reservekopie / Adresboek herstellen U kunt op externe opslagruimte een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat of de reservekopie vanuit de externe opslagruimte terugzetten.
Systeeminstellingen 2 80 ❖ Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken dat per gebruikerscode is gemaakt, en de waarden terugzetten op 0. Druk op [UVorige] en [TVolgende] om alle aantallen afdrukken te tonen. Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerwaarde die wordt weergegeven in Teller weergeven/afdrukken. • Afdrukteller • Tellerlijst afdrukken voor alle gebruikers Hiermee drukt u de aantallen op de teller voor alle gebruikers af.
Beheerdertoepassingen ❖ Verbeterd verificatiebeheer Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Beheerderverificatie management Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Beheerder Programmeren/Wijzigen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. 2 ❖ sleuteltellerinstellingen U kunt de functies specificeren die u met de sleutelteller wilt beheren.
Systeeminstellingen ❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server Programmeer de LDAP-server om e-mailbestemming direct op te zoeken in het adresboek van de LDAP-server. Deze functie is mogelijk wanneer u scanbestanden per e-mail verzendt met de scanner. • naam • Servernaam • Zoekbasis • Poortnummer • Gebr. beveil. verbinding (SSL) • Verificatie • Zoekvoorwaarden • Zoekopties Om een LDAP-zoekopdracht te starten moet u de hieronder opgesomde items instellen.
Beheerdertoepassingen E Stel elk item in zoals vereist is. F Druk op [OK] na het instellen van elk item. G Druk twee keer op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}. • Verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens twee maal op [TVolgende]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server ]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de LDAP-server die u wilt wissen. F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten].
Systeeminstellingen Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft. De LDAP-server programmeren/wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens twee maal op [TVolgende]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server ]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de LDAP-server die u wilt programmeren of wijzigen.
Beheerdertoepassingen De LDAP-server programmeren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft. Een identificatienaam invoeren A Druk op [Allocatie] onder “Naam”. 2 Registreer een naam voor de LDAP-server die verschijnt op het serverkeuzescherm van de LDAP-zoekbewerking. B Voer de identificatienaam van de server in. C Druk op [OK]. Een servernaam invoeren A Druk op [Allocatie] onder “Servernaam”. Registreer de LDAP-serverhostnaam of -IPv4-adres.
Systeeminstellingen Een poortnummer invoeren A Druk op [Allocatie] onder ““Poortnummer”. Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. Geef een poort op die overeenstemt met uw omgeving. B Voer het nieuwe poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens 2 op de toets{#}. Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automatisch in “636”. SSL-communicatie starten A Druk op [Aan]. Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server.
Beheerdertoepassingen Verificatie instellen A Druk op [Volg.]. B Druk op [Aan] onder [Hge beveiliging] of “Verificatie”. Om een zoekverzoek aan de LDAP-server te doen gebruikt u de beheerdersaccount voor verificatie. Verificatie-instellingen moet voldoen aan de instellingen van uw serververificatie. Controleer uw serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt. [Hge beveiliging] is alleen beschikbaar met LDAP-versie 3.0.
Systeeminstellingen D Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor de beheerdersverificatie voor toegang tot de LDAP-server. U kunt opgeven dat de gebruikersnaam en het wachtwoord in het adresboek van dit apparaat individuele verificatietoegang tot de LDAP-server toestaan. Gebruik Beheerderstoepassingen voor de selectie van de gebruikersnaam en het wachtwoord die/dat u wilt gebruiken. 2 De verbinding testen A Druk op [Verbindingstest].
Beheerdertoepassingen Zoekopties instellen A Druk drie maal op [Volg.]. B Druk op [Allocatie] onder ’Eigenschap’. C Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-maila- dressen en druk vervolgens op [OK].
Systeeminstellingen Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten In dit gedeelte worden de Systeeminstellingen op de twee apparaten uitgelegd tijdens Gekoppeld kopiëren. Terwijl gecombineerd kopiëren wordt uitgevoerd, blijven de toetsen {Gebruikersinstellingen} van de subapparaten uitgeschakeld.
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten ❖ Afdrukprioriteit • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. • Wanneer de automatische resettijd van het hoofdapparaat is verstreken, wordt Gekoppeld kopiëren geannuleerd.. Hierna schakelt het apparaat terug naar de stand die is geselecteerd in Functieprioriteit wanneer de tijd voor Systeemreset wordt bereikt.
Systeeminstellingen Timerinstellingen Hier wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Tijdinstellingen voor kopiëren op de hoofd- en subapparaten worden gebruikt voor gecombineerd kopiëren. ❖ timer voor automatisch uitschakelen • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten ❖ datum instellen • De hoofd- en subapparaten volgen hun ingestelde waarden. ❖ tijd instellen • De hoofd- en subapparaten volgen hun ingestelde waarden. ❖ Autom. Timer log-out • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. 2 ❖ Code wekelijkse timer • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Systeeminstellingen ❖ Adresboek: Titel selecteren • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Reservekopie / Adresboek herstellen • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. 2 ❖ Display/afdrukteller • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten ❖ Aut. best.verw. in Document Server • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Verw. alle best. in Document Server • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Systeeminstellingen ❖ Logboekinstelling verzenden • De hoofd- en subapparaten volgen hun ingestelde waarden. ❖ Gegevensbeveiliging voor kopiëren • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. 2 ❖ Reservekopie afdrukken: Alle documenten verwijderen • De ingestelde waarden van de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
3. Papierlade-instellingen In dit hoofdstuk worden verschillende items van {Instellingen papierlade} beschreven die op dit apparaat beschikbaar zijn. Als het papierformaat in de lade afwijkt van het formaat dat u heeft opgegeven, kan er een papierstoring optreden omdat het juiste papierformaat dan niet correct kan worden herkend. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond.
Papierlade-instellingen C Wijzig de instellingen en druk op [OK]. 3 Instellingen papierlade sluiten In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de Instellingen papierlade wijzigt. A Druk op de toets {Instellingen papierlade}. Opmerking ❒ U kunt Instellingen papierlade ook sluiten door op [Afsluiten] te drukken.
Items van Instellingen papierlade Items van Instellingen papierlade ❖ Lade 1 U kunt het display zodanig instellen dat de soort papier wordt getoond die in lade 1 (LCT) is geplaatst. De informatie wordt door de printer gebruikt om automatisch de lade met het geschikte papier te kiezen. ❖ De papiersoorten • Niet weergeven • Kringlooppapier • Spec.pap.
Papierlade-instellingen Opmerking ❒ De papiergeleider van de optionele LCT is vast voor een papierformaat. Als u een ander papierformaat wilt gebruiken, moet u contact opnemen met uw leverancier. ❖ Kopieermethode in duplex • 2-zijdige kopie • *1-zijdig kopiëren ❖ Autopapierselectie aan • Ja • Nee 3 ❖ Instelling dik papier Als de LCT (A3 / 11”×17” (27,9 x 43,2 cm) lade-eenheid TK5000) wordt gebruikt, is deze functie niet beschikbaar.
Items van Instellingen papierlade • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren. De kopieermethode Duplex is alleen ingeschakeld wanneer u [Modus geselecteerd] selecteert in Displaytijd. ❖ Tussenbladen U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd opgeven. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren.
Papierlade-instellingen ❖ Papierformaten "Autodetectie", "12×18L" (30,4 x 45,7 cm), "11×17L" (27,9 x 43,2 cm), "11×15L" (27,9 x 38,1 cm), "11×14L" (27,9 x 35,6 cm), "10×15L" (25,4 x 38,1 cm), "10×14L" (25,4 x 35,6 cm) "81/2×14L" (21,6 x 35,6 cm), "81/2×13L" (21,6 x 33,0 cm), "81/2×11L" (21,6 x 33,0 cm), 11×"81/2K" (33,0 x 21,6 cm), "81/4×14L" (20,0 x 35,6 cm), "81/4×13L" (20,0 x 33,0 cm), "8×13L" (20,3 x 33,0 cm), "8×10L" (20,3 x 25,4 cm), "7 1/ 4 ×10 1/ 2 L" (18,4 x 26,7 cm), "101/2×71/4L" (26,7 x 18,4 cm
Items van Instellingen papierlade ❖ Achterblad U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke achterbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd en kopieermethode opgeven voor 2-zijdig kopiëren. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren. De kopieermethode Duplex is alleen ingeschakeld wanneer u [Modus geselecteerd] selecteert in Displaytijd.
Papierlade-instellingen • • • • • • • 3 Rood Grijs OHP (Transparant) Doorzichtig papier Voorbedrukt papier Geperforeerd papier Tabblad • Verschuiving Tabbladpositie • Aantal tabbladen ❖ De papiersoorten die LCIT RT5010 (A3 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5010 wordt gebruikt, zijn de papiersoorten als volgt beschikbaar: • Niet weergeven • Kringlooppapier • Spec.pap.
Items van Instellingen papierlade ❖ De papierformaten die LCIT RT5000 (A4 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5000 wordt gebruikt, zijn de papierformaten als volgt beschikbaar: "Autodetectie", "11×81/2K", "81/2×51/2K", "51/2×81/2L", "A4K", "A5K", "A5L", "B5 JISK" Aangepast formaat: 139,0 - 230,0 mm (verticaal) en 210,0 - 305,0 mm (horizontaal) ❖ De papierformaten die LCIT RT5010 (A3 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5010 wordt gebruikt, zijn de papierformaten als volgt beschikbaar: • Metrische versie: "Autodetectie", "1
Papierlade-instellingen ❖ Autopapierselectie aan • Ja • Nee ❖ Instelling dik papier • Aan • Uit ❖ Tussenvoegvel 1 - 9 U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenvoegvellen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd en kopieermethode opgeven voor 2-zijdig kopiëren. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren.
Items van Instellingen papierlade ❖ Scheidingsvellen U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd opgeven. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. ❖ Lade 5 U kunt het display zodanig instellen dat het soort papier wordt getoond die in lade 5 is geplaatst. De informatie wordt door de printer gebruikt om automatisch de lade met het geschikte papier te kiezen.
Papierlade-instellingen ❖ De papiersoorten die LCIT RT5010 (A3 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5010 wordt gebruikt, zijn de papiersoorten als volgt beschikbaar: • Niet weergeven • Kringlooppapier • Spec.pap.
Items van Instellingen papierlade ❖ De papierformaten die LCIT RT5010 (A3 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5010 wordt gebruikt, zijn de papierformaten als volgt beschikbaar: • Metrische versie: "Autodetectie", "12×18L", "11×17L", "11×8 1 / 2 K", "8 1 / 2 ×14L", "8 1/2×11L", 5 1/ 2×81/ 2L", 81/2×51/2K, "81/2×13L", "81/4×13L", "8×13L", "10 1 / 2 ×7 1/ 4K", "7 1 / 4 ×10 1/ 2 L", "11×15K", "10×14L", "81/4×14L", "A3L", "B4 JISL", "A4K", "A4L", "A5K", "A5L", "B5 JISK", "B5 JISL", "B6 JIS"L, "A6"L, "8KL", "16KK", "16K
Papierlade-instellingen ❖ Tussenvoegvel 1 - 9 U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenvoegvellen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd en kopieermethode opgeven voor 2-zijdig kopiëren. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren. De kopieermethode Duplex is alleen ingeschakeld wanneer u [Modus geselecteerd] selecteert in Displaytijd.
Items van Instellingen papierlade ❖ Lade 6 U kunt het display zodanig instellen dat de soort papier wordt getoond die in lade 6 is geplaatst. De informatie wordt door de printer gebruikt om automatisch de lade met het geschikte papier te kiezen. ❖ De papiersoorten die LCIT RT5000 (A4 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5000 wordt gebruikt, zijn de papiersoorten als volgt beschikbaar: • Niet weergeven • Kringlooppapier • Spec.pap.
Papierlade-instellingen • • • • • • • • • • 3 Ivoor Oranje Roze Rood Grijs OHP (Transparant) Doorzichtig papier Voorbedrukt papier Geperforeerd papier Tabblad • Verschuiving Tabbladpositie • Aantal tabbladen ❖ De papierformaten die LCIT RT5000 (A4 LCT) gebruikt Als de LCIT RT5000 wordt gebruikt, zijn de papierformaten als volgt beschikbaar: "11×81/2K" (27,9 x 21,6 cm), "81/2×51/2K" (21,6 x 14,0 cm), "51/2×81/2L" (14,0 x 21,6 cm), "A4K", "A5K", "A5L", "B5 JISK" Aangepast formaat: 139,0 - 230,0 mm (vertic
Items van Instellingen papierlade • Inch-versie: "Autodetectie", "12×18L", "11×17L", "11×8 1 / 2 K", "8 1 / 2 ×14L", "8 1/2×11L", 5 1/ 2×81/ 2L", 81/2×51/2K, "81/2×13L", "81/4×13L", "8×13L", "10 1 / 2 ×7 1/ 4K", "7 1 / 4 ×10 1/ 2 L", "11×15K", "10×14L", "81/4×14L", "A3L", "B4 JISL", "A4K", "A4L", "A5K", "A5L", "B5 JISK", "B5 JISL", "B6 JIS"L, "A6"L Aangepast formaat: 3,93 -330,20 mm (verticaal) en 5,50 -457,96 mm (horizontaal) Opmerking ❒ De papierbreedte tussen 3,93 en 13,97 cm is alleen beschikbaar wanne
Papierlade-instellingen ❖ Achterblad U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke achterbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd en kopieermethode opgeven voor 2-zijdig kopiëren. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren. De kopieermethode Duplex is alleen ingeschakeld wanneer u [Modus geselecteerd] selecteert in Displaytijd.
Items van Instellingen papierlade • • • • • OHP (Transparant) Doorzichtig papier Voorbedrukt papier Geperforeerd papier Tabblad • Verschuiving Tabbladpositie • Aantal tabbladen ❖ Papierformaten • Metrische versie: "Autodetectie", "12×18L", "11×17L", "11×81/2K", "81/2×14L", "81/2×11L", 51 /2 ×81 /2 L", 81 /2 ×51/2 K, "8 1/ 2×13L", "8 1/4 ×13L", "8×13L", "101/2×71/4K", "71/4×101/2L", "11×15K", "10×14L", "81/4×14L", "8×10L", "A3L", "B4 JISL", "A4K", "A4L", "A5K", "A5L", "B5 JISK", "B5 JISL", "B6 JISL, "A6"L
Papierlade-instellingen ❖ Kopieermethode in duplex • 2-zijdige kopie • *1-zijdig kopiëren ❖ Autopapierselectie aan • Ja • Nee ❖ Instelling dik papier • Aan • Uit 3 ❖ Tussenvoegvel 1 - 9 U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenvoegvellen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd en kopieermethode opgeven voor 2-zijdig kopiëren. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. • Kopieermethode in duplex U kunt [2-zijdige kopie] of [*1-zijdig kopiëren] selecteren.
Items van Instellingen papierlade ❖ Tussenbladen U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd opgeven. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren. ❖ Scheidingsvellen U kunt de papierlade opgeven en weergeven vanuit welke tussenbladen worden ingevoegd. U kunt ook de displaytijd opgeven. • Displaytijd U kunt [Modus geselecteerd] of [Altijd] selecteren.
Papierlade-instellingen Opmerking ❒ "Autodetectie " is beschikbaar voor "12×18L" (30,4 x 45,7 cm) en "11×17L" (27,9 x 43,2 cm), "11×81/2K" (27,9 x 21,6 cm), "81/2×11L" (21,6 x 27,9 cm), 81/2×51/2K" (21,6 x 14,0 cm), 51/2×81/2L" (14,0 x 21,6 cm), "8×13L" (20,3 x 33,0 cm), A3L", "B4 JISL", "A4K", "B5 JISK", "A5L". ❖ Tussenvoegvel 1 - 9 U kunt de papierladen opgeven vanuit welke tussenvoegvellen worden ingevoegd.
Instellingen papierlade op hoofd- en subapparaten Instellingen papierlade op hoofd- en subapparaten In dit gedeelte worden de Instellingen papierlade op de twee apparaten uitgelegd tijdens Gekoppeld kopiëren. Terwijl gecombineerd kopiëren wordt uitgevoerd, blijven de toetsen {Gebruikersinstellingen} van de subapparaten uitgeschakeld.
Papierlade-instellingen ❖ Papiersoort: Lade 5 • De hoofd- en subapparaten volgen hun ingestelde waarden. • Bij gecombineerd kopiëren wordt alleen de papierlade gebruikt waarvan het formaat, de richting en soort van het papier overeenkomen met de instellingen op het hoofd- en subapparaat. Om het maximale uit de functie gecombineerd kopiëren te halen, wordt aangeraden dat u dezelfde papierinstellingen gebruikt op zowel de hoofdapparaten als de subapparaten.
4. Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver In dit hoofdstuk worden verschillende items van [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.] beschreven die op dit apparaat beschikbaar zijn. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Voor toegang tot de [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.] raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". Verwijzing Pag.3 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)” Algemene functies Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Alg.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Taakmodus reserveren U kunt instellen of de modus moet worden teruggezet in de beginstatus of in de modus die in gebruik was voordat de gereserveerde actie werd gestart wanneer u teruggaat naar het beginscherm nadat gereserveerd kopiëren is voltooid. • Resetten • Vorige taak ❖ Gereserv. tijd vr aut. uitz. scherm U kunt de vereiste tijd instellen totdat het display overschakelt naar het display van de gereserveerde taak nadat de reservering is ingesteld.
Algemene functies ❖ Tekst U kunt de randen van een voltooide afbeelding aanpassen. Wanneer u "Zacht" selecteert, wordt de omtrek van een teken zacht. Wanneer u "Scherp" selecteert, kan de omtrek van een teken scherp gekopieerd worden. • Kopieerkwaliteit • Zacht • Normaal • Scherp • Aangepaste inst. • Belichting • Licht • Normaal • Donker ❖ Tekst/foto U kunt selecteren of foto’s of tekens prioriteit hebben indien een origineel zowel foto’s als tekens bevat.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Licht U kunt de beeldkwaliteit van een bleek origineel aanpassen zodat de kopie een normale dichtheid heeft. • Kopieerkwaliteit • Zacht • Normaal • Scherp • Aangepaste inst. • Belichting • Licht • Normaal • Donker 4 ❖ Generatiekopie U kunt de beeldkwaliteit aanpassen om te voorkomen dat tekens in de kopie te dik worden. • Kopieerkwaliteit • Zacht • Normaal • Scherp • Aangepaste inst.
Algemene functies ❖ Afbeeldingsaanpassing prioriteit U kunt de items zodanig instellen dat deze bij voorkeur worden getoond op de functieknoppen op het basisdisplay. • Uit • Binnenzijde wissen • Beeld bewerken ❖ Papierdisplay U kunt instellen dat de beschikbare papierladen en -formaten in het basisdisplay worden weergegeven. • Verbergen • Weergeven ❖ Origineeltype-display U kunt de origineeltypen op het basisdisplay weergeven.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Toon taakeinde U kunt instellen of u een u een piepgeluid wilt horen (“piep”) wanneer een kopie klaar is. Als “Paneel toetsgeluid” tijdens het configureren van de systeeminstellingen is ingesteld op “Aan”, klinkt het piepgeluid vier keer als het kopiëren wordt onderbroken omdat het papier op is of is vastgelopen. Zo wordt u erop gewezen dat de kopieertaak niet kon worden voltooid. • Aan • Uit ❖ Toetsweergave gekoppeld kopiëren U kunt instellen of de [Gekop.
Algemene functies ❖ Aangepaste functie: Document Server opslag Voor de functietoetsen kunnen maximaal vier veelgebruikte functies worden geregistreerd. Geregistreerde functies kunnen ook worden gewijzigd. • • • • • Uit Gemengde formaten Batch SADF Dun papier 4 Verwijzing Pag.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Reproductiefactor Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Reproductiefactor] onder [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.]. 4 ❖ Snelkoppeling R/E U kunt maximaal twee veelgebruikte ratio’s voor Verkleinen/Vergroten programmeren die anders zijn dan de vaste ratio’s voor Verkleinen/Vergroten en deze op het beginscherm laten tonen. U kunt de geregistreerde ratio’s Verkleinen / Vergroten ook wijzigen.
Reproductiefactor ❖ Vergr./Verkl.ratio U kunt de ratio’s opgeven voor het vergroten en verkleinen die moeten verschijnen als [Verkleinen/Vergroten] wordt ingedrukt op het kopieerscherm.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ R/E-factorprioriteit U kunt de factor met prioriteit instellen wanneer [Verkleinen/Vergroten] wordt ingedrukt. • Metrische versie • 400% • 200% • 141% • 122% • 115% • 93% • 82% • 75% • 71% • 65% • 50% • 25% • Inch-versie • 400% • 200% • 155% • 129% • 121% • 93% • 85% • 78% • 73% • 65% • 50% • 25% 4 ❖ Factor voor marge creëren U kunt een ratio Verkleinen / Vergroten instellen wanneer u Marge creëren onder een snelkiestoets registreert.
Bewerken Bewerken Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Bewerken] onder [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Marge achterkant: Bovenkant/Onderkant U kunt de boven- en ondermarges op de achterzijde van kopieën opgeven in de modus Marge aanpassing. • Boven • Onder Standaard: • Metrische versie: Boven/Onder 0 mm • Inchversie: Boven/Onder 0,0" 4 ❖ 1-zijdige → 2-zijdige auto-marge: B/B In de 1-zijdige naar 2-zijdige duplexmodus kunt u de marges op de achterzijde opgeven. De marge is ingesteld op dezelfde waarde van “Marge achterkant: Links/Rechts’.
Bewerken ❖ Origineelschaduw wissen in modus Combineren In de modus Combineren kunt u opgeven of u een randmarge van 3 mm, 0,1" langs alle vier de randen van het origineel wilt wissen. • Aan • Uit ❖ Middenbreedte wissen Met deze functie kunt u de breedte opgeven van de te wissen middenmarges. Standaard: • Metrische versie: 10 mm • Inchversie: 0,4" ❖ Voorbladkopie in modus Combineren U kunt een gecombineerde kopie op het voorblad maken door de Voorbladmodus te selecteren.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Richting: Boekje, Tijdschrift U kunt de richting van kopieën selecteren die moet worden geopend wanneer u de modus Boekje of Tijdschrift gebruikt. • Links openmaken • Naar rechts openen ❖ Kopiëren op tussenblad in combinatie U kunt opgeven of u een gecombineerde kopie op de ingevoegde tussenbladen wilt laten afdrukken in de modus Tussenbl./Hoofdstuk.
Bewerken ❖ Scheidingslijn van dubbele kopie U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Dubbelzijdig kopiëren: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens. • Geen • Doorlopend • Stippellijn A 4 • Stippellijn B • Snijtekens ❖ Scheidingslijn in combimodus U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Combineren: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Kopie op achterblad Wanneer u het achterblad kopieert, kunt u opgeven of het achterblad zich aan de buitenzijde (buitenpagina) of binnenzijde (binnenpagina) bevindt. • Buitenzijde • Binnenzijde ❖ Dubbele kopieën positie U kunt de kopiepositie van de onder- of linkerpagina selecteren als de beeldpositie van het origineel op basis van de boven- of rechterpagina. • Zelfde positie als orig. afbeeldingspositie • Symm.
Stempel Stempel Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Stempel] onder [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Achtergrondnummering Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Achtergrondnum.] onder [Stempel]. ❖ Formaat U kunt de grootte van de nummers instellen. • Klein • Normaal • Groot 4 ❖ Densiteit U kunt de densiteit van de nummers instellen.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • • • • • • • • • Fins Hongaars Noors Deens Russisch Japans Chinees (vereen. karak.) Traditioneel Chinees Koreaans ❖ Stempelprioriteit Als u [Voor.ingest. st.] indrukt, kunt u het stempeltype selecteren waaraan prioriteit wordt verleend. • KOPIE • SPOED • PRIORITEIT • Voor uw informatie. • VOORLOPIG • Alleen voor intern gebruik • VERTROUWELIJK • ONTWERP 4 ❖ Stempelindeling U kunt opgeven hoe iedere stempel wordt afgedrukt.
Stempel • ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm • ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • ’Links in het midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm • ’Midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm • ’Rechts in het midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm • ’Linksonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • "Middenonder"…B/O 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • "Middenboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 2,8-
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • Te stempelen pagina U kunt instellen of de stempel op elke pagina wordt afgedrukt of alleen op de eerste pagina. • Alle pagina's • Alleen 1e pagina • Dup. Achter pg. Stempel pos. U kunt de stempelpositie aanpassen voor de achterzijde in de duplexmodus, binnen onderstaand beschikbare bereik.
Stempel • Stempelpositie U kunt de afdrukpositie van de Gebruikersstempel aanpassen binnen het beschikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Datumstempel Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Stempeldatum] onder [Stempel]. 4 ❖ Indeling U kunt de datumnotatie selecteren in de modus Datumstempel. • MM / DD / JJJJ • MM.DD.JJJJ • DD / MM / JJJJ • DD.MM.JJJJ • JJJJ.MM.DD Standaard: • Metrische versie: DD/MM/JJJJ • Inchversie: MM/DD/JJJJ ❖ Lettertype U kunt het lettertype van de Datumstempel selecteren.
Stempel • ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm • ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • ’Links in het midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm • ’Midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm • ’Rechts in het midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm • ’Linksonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • "Middenonder"…B/O 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • "Middenboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 2,8-
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Paginanummering Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Paginanummering] onder [Stempel]. ❖ Stempelindeling Als u [Paginanummering] indrukt, kunt u het type paginanummering selecteren waaraan prioriteit wordt verleend. • P1,P2… • 1/5,2/5… • -1-,-2-… • P.1,P.2… • 1,2… • 1-1,1-2… 4 ❖ Lettertype U kunt het lettertype selecteren in de modus Paginanummering.
Stempel ❖ Stempel op aang. Tussenblad U kunt selecteren om de paginanummers op de tussenbladen af te drukken wanneer u de functie Toewijzen gebruikt, die ingesteld is op [Kopie] in combinatie met de functie Paginanummering. • Aan • Uit ❖ Stempelpositie U kunt opgeven hoe iedere stempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt opgeven waar de stempel wordt afgedrukt.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • "Midden"…B/O: 2,8-2,8”, L/R: 2,8-2,8” • "Middenrechts"…B/O: 2,8-2,8”, L/R: 0,1-5,7” • "Linksonder"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • "Middenonder"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 2,8-2,8” • "Rechtsonder"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • Dup. Achter pg. Stempel pos. U kunt de stempelpositie aanpassen voor de achterzijde in de duplexmodus, binnen onderstaand beschikbare bereik.
Stempel Stempeltekst Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Stempeltekst] onder [Stempel]. ❖ Lettertype U kunt het lettertype selecteren in de modus Stempeltekst. • Lettertype 1 • Lettertype 2 • Lettertype 3 ❖ Formaat U kunt het formaat instellen van de stempel die wordt afgedrukt in de modus Stempeltekst. • Autom. • Groot • Midden • Klein 4 ❖ Opleggen U kunt de Stempeltekst in wit laten afdrukken wanneer deze zwarte delen van de afbeelding overlapt.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • ’Midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm • ’Rechts in het midden’…B/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm • ’Linksonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • "Middenonder"…B/O 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • "Middenboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 2,8-2,8” • "Rechtsboven"…B/O: 0,1-5,7”, L/R: 0,1-5,7” • "Middenlinks"…B/O: 2,8-2,8”, L/R: 0,1-5,7” • "Midden"…B/O: 2,8-2,8”, L/R: 2,8-2,8” • "Middenrechts
Invoer/uitvoer Invoer/uitvoer Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Invoer/uitvoer] onder [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.]. ❖ SADF automatische resettijd In SADF-modus moet een origineel zijn ingesteld binnen een opgegeven tijd nadat het vorige origineel is ingevoerd. U kunt deze tijd aanpassen van 3 tot 99 seconden, in stappen van 1 seconde. De timing is standaard ingesteld op "5 seconden". ❖ Uitv. tekstzijde omh.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Nietpositie Geef op of nietjes Bovenkant 2 of Onderaan met prioriteit op het basisdisplay wordt weergegeven. Voor deze functie is de optionele finisher AFE of de boekje processor vereist. • Boven 1 • Scheef • Links 2 • Boven 2 • Onder 1 • Rechtsboven 1 • Rechts 2 • Uit 4 ❖ Perforatietype Geef op welk perforatietype (2 gaatjes of 3 gaatjes) met prioriteit op het basisdisplay wordt weergegeven.
Invoer/uitvoer ❖ Finisher: Perforatietype Geef het perforatietype op. Voor het gebruik van deze functie zijn de optionele finisher AFE en de Meer gaten Perforeereenheid vereist. • Links 2 • Boven 2 • Rechts 2 • Links 3 • Boven 3 • Rechts 3 • Uit ❖ Vereenvoudigd scherm: Finishingsoorten U kunt selecteren welke toets wordt weergegeven met hogere prioriteit voor “Finishingsoorten” op het Vereenvoudigde scherm.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Instellingen voor de documentserver Voor meer informatie raadpleegt u ’Systeeminstellingen’ en ’Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver’.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten In dit gedeelte worden de Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op de twee apparaten uitgelegd tijdens Gekoppeld kopiëren. Terwijl gecombineerd kopiëren wordt uitgevoerd, blijven de toetsen {Gebruikersinstellingen} van de subapparaten uitgeschakeld.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Gereserv. tijd vr aut. uitz. scherm • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Max. kopieerhoeveelheid • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten ❖ Donkere achtergrond • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Standaard paneel eigenschappen • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Display originelenteller veranderen • De hoofd- en subapparaten volgen hun ingestelde waarden. ❖ Aangepaste functie: Kopieerapparaat • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Aangepaste functie: Document Server opslag • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten Bewerken Hier wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen van het bewerken voor kopiëren op de hoofd- en subapparaten worden gebruikt voor gecombineerd kopiëren. ❖ Marge lettertype: Links/Rechts • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Uitloop instell. voor Tijdschrift • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Randbreedte wissen • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten ❖ Scheidingslijn van dubbele kopie • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Scheidingslijn in combimodus • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Stempel Hier wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen van de stempel voor kopiëren op de hoofd- en subapparaten worden gebruikt voor gecombineerd kopiëren. Achtergrondnummering ❖ Formaat • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Densiteit • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten Gebr.stempel ❖ Stempel programmeren/verwijderen • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Stempelindeling:1-5 • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Dup.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver ❖ Dup. Achter pg. Stempel pos. • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. Paginanummering ❖ Stempelindeling • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten ❖ Opleggen • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Dup. Achter pg. Stempel pos. • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Invoer/uitvoer Hier wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen van de stempel voor kopiëren op de hoofd- en subapparaten worden gebruikt voor gecombineerd kopiëren. ❖ SADF automatische resettijd • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De ingestelde waarden van de subapparaten hebben geen invloed op gecombineerd kopiëren. ❖ Uitv. tekstzijde omh.
Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen op hoofd- en subapparaten ❖ Selecteer perforatietype • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat. ❖ Finisher: Nietpositie • Het hoofdapparaat volgt de waarden die in het apparaat zijn ingesteld. De subapparaten volgen de instellingen van het hoofdapparaat, ongeacht de instellingen op het subapparaat.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver 4 166
5. Printereigenschappen In dit hoofdstuk worden verschillende items van [Printereigensch.] beschreven die op dit apparaat beschikbaar zijn. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Voor toegang tot de [Printereigensch.] raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". Verwijzing Pag.3 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)” Lijst- / proefafdruk Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Lijst- / Proefafdruk] onder [Printereigensch.].
Printereigenschappen ❖ PS configuratie/Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PostScript-lettertypes afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3eenheid is geïnstalleerd. ❖ PDF configuratie/Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PDF-lettertypes afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3eenheid is geïnstalleerd.
Lijst- / proefafdruk De configuratiepagina interpreteren ❖ Systeemhandleiding • Eenheidnummer Toont het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de kaart. • Totaal geheugen Toont de totale hoeveelheid geheugen (SDRAM) dat op de printer is geïnstalleerd. • Firmware versie • Printer Toont het versienummer van de printerfirmware. • Systeem Toont het versienummer van de systeemfirmware. • Motor Toont het versienummer van de printermotor. • LCDC Toont het versienummer van de paneeldisplay.
Printereigenschappen ❖ Host Interface Toont instellingen die zijn gemaakt onder het Hostinterfacemenu. Wanneer DHCP actief is op het netwerk, verschijnen het huidige IP-adres, subnetmasker en gatewayadres tussen haakjes op de configuratiepagina. ❖ Interface-informatie Toont de interface-informatie.
Onderhoud Onderhoud In dit gedeelte worden de verschillende items beschreven van [Onderhoud] onder [Printereigensch.]. ❖ Lijst- /proefafdruk beveiligd U kunt het menu [Lijst- / Proefafdruk] vergrendelen. • Aan • Uit ❖ Alle tijdelijke afdruktaken verwijderen U kunt alle afdruktaken verwijderen die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen. ❖ Alle opgeslagen afdruktaken verwijderen U kunt alle afdruktaken verwijderen die in het apparaat zijn opgeslagen. 5 Verwijzing Pag.
Printereigenschappen Systeem Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Systeem] onder [Printereigensch.]. ❖ Foutenlogboek afdrukken Selecteer dit om een foutenrapport te laten afdrukken wanneer er problemen met de printer of het geheugen optreden. • Aan • Uit ❖ Automatisch doorgaan U kunt dit selecteren om Automatisch doorgaan in te schakelen. Wanneer dit op Aan staat, dan gaat het afdrukken door nadat er een systeemfout is opgetreden.
Systeem ❖ Opgeslagen afdruktaken automatisch verwijderen U kunt instellen dat afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen, automatisch worden verwijderd. • Aan: 3 dagen Als u [Aan] selecteert, dan kunt u maximaal 180 dagen instellen voor automatische bestandsverwijdering. • Uit ❖ Oorspronkelijke afdruktakenlijst U kunt de gewenste soort afdruktaaklijst selecteren die op het scherm verschijnt als u op [Afdruktaken] drukt.
Printereigenschappen ❖ Blanco pagina afdrukken U kunt instellen of u blanco pagina’s wilt afdrukken. • Aan • Uit Pagina’s die overeenkomen met een van de onderstaande voorwaarden worden gezien als blanco. • Er zijn geen afbeeldingen. • Er zijn afbeeldingen, maar ze bevinden zich buiten het afdrukgebied. • Er zijn alleen blanco tekens. ❖ Toner besparen Selecteer of u Toner besparen wilt toepassen of niet. • Aan • Uit ❖ Afbeelding spoolen U kunt selecteren om afbeeldingen te spoolen.
Systeem ❖ Subpapierformaat U kunt de eigenschap Automatisch vervangende papierformaat (A4, LT) inschakelen. • Automatisch • Uit ❖ Papierformaat U kunt het standaardpapierformaat selecteren. • 12×18 • 11×17 • 81/2×14 • 81/2×11 • 51/2×81/2 • 71/4×101/2 • 8×13 • 81/2×13 • 81/4×13 • A3 • B4 JIS • A4 • B5 JIS • A5 • B6 JIS • A6 • 8K • 16K • Aangepast formaat Standaard: • Metrische versie: A4 • Inchversie: 81/2×11 5 ❖ Briefpapierinstelling U kunt originele afbeeldingen roteren tijdens het afdrukken.
Printereigenschappen • Automatische detectie Wanneer het staat ingesteld op Automatische detectie, detecteert het apparaat een briefhoofd of voorbedrukt papier automatisch en worden deze niet gedraaid. • Aan (altijd) Wanneer ingesteld op Aan (altijd), roteert het apparaat origineelafbeeldingen niet. Deze functie verlaagt de afdruksnelheid.
Host Interface Host Interface Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Host interface] onder [Printereigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. ❖ Inv./Uitv.-buffer U kunt het formaat van de Inv./Uitv.-buffer instellen. Normaal is het niet noodzakelijk deze instelling te wijzigen. • 128KB • 256KB ❖ Inv./Uitv.-time-out U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat zou moeten wachten voor het beëindigen van een afdruktaak.
Printereigenschappen PCL-menu Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [PCL menu] onder [Printereigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. ❖ Afdrukstand U kunt de paginarichting instellen. • Staand • Liggend ❖ Regels per pagina U kunt het aantal regels per pagina instellen. • 5 tot 128 in hele cijfers Standaard: • Metrische versie: 64 • Inchversie: 60 5 ❖ Lettertypebron U kunt de opslaglocatie van het standaardlettertype instellen.
PCL-menu ❖ Symbolenset U kunt de set afdruktekens opgeven voor het geselecteerde lettertype. De beschikbare opties zijn als volgt: Roman-8, ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC8-TK, Win L1, Win L2, Win L5, Desktop, PS Text, VN Intl, VN US, MS Publ, Math8, PS Math, VN Math, Pifont, Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO 21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0 ❖ Courier-lettertype U kunt een courier-lettertype selecteren.
Printereigenschappen PS Menu Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [PS Menu] onder [Printereigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Dit menu verschijnt wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. ❖ Gegevensindeling U kunt een gegevensindeling selecteren. • Binaire gegevens • TBCP Deze instelling is niet van kracht wanneer u het apparaat gebruikt met een parallelle verbinding of EtherTalk-verbinding.
PDF Menu PDF Menu Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [PDF Menu] onder [Printereigensch.]. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. ❖ PDF-wachtwoord wijzigen Stel het wachtwoord voor het PDF-bestand in voor het uitvoeren van PDF rechtstreeks afdrukken. • Huidig wachtwoord • Nieuw wachtwoord • Nieuw wachtwoord bevestigen Een wachtwoord kan worden ingesteld met Web Image Monitor, maar in dit geval wordt de wachtwoordinformatie via het netwerk verzonden.
Printereigenschappen 5 182
6. Scannereigenschappen In dit hoofdstuk worden verschillende items van [Scannereigensch.] beschreven die op dit apparaat beschikbaar zijn. De standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Voor toegang tot de [Scannereigensch.] raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". Verwijzing Pag.3 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)” Algemene instellingen Hier worden de verschillende items beschreven van [Algemene instellingen] onder [Scannereigensch.].
Scannereigenschappen ❖ Displayprioriteit bestemmingslijst 1 Selecteer een bestemmingslijst die moet worden weergegeven als het apparaat in de beginstatus is. U kunt [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren. • E-mail / Map • Bezorgingsserver ❖ Displayprioriteit bestemmingslijst 2 In het adresboek van het apparaat selecteert u welk adresboek standaard verschijnt. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren. • E-mailadres • Map ❖ Afdr. & verw.
Scaninstellingen Scaninstellingen In dit gedeelte worden de verschillende items beschreven van [Scaninstellingen] onder [Scannereigensch.]. ❖ A.C.S.-gevoeligheidsniveau Hiermee stelt u het gevoeligheidsniveau in voor het beoordelen van kleur/zwart-wit voor het scannen van originelen wanneer [Scantype] is ingesteld op [Automatische kleurselectie]. ❖ Wachttijd voor volgend orig.
Scannereigenschappen ❖ Wachttijd voor volgend(e) origine(e)l(en): SADF Wanneer originelen worden opgesplitst en apart worden gescand met de ADF om een enkel bestand te vormen, selecteer dan [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstatus. • Voortdurend wachten • Stel wachttijd in: 60 seconden Deze instelling is geldig als [SADF] is ingesteld voor [Origin. invoertype] tijdens het scannen.
Verzendinstellingen Verzendinstellingen Dit gedeelte beschrijft verschillende items van [Verzendinst.] onder [Scannereigensch.]. ❖ Compressie (Zwart/Wit) Selecteer of gescande zwart-wit bestanden moeten worden gecomprimeerd. • Aan • Uit Compressie reduceert de tijd die nodig is voor het verzenden van het scanbestand. De tijd die daadwerkelijk nodig is voor bestandsoverdracht varieert afhankelijk van het bestandsformaat en de netwerkbelasting.
Scannereigenschappen ❖ E-mail delen & verzenden Deze functie wordt alleen ingeschakeld wanneer [Aan] wordt geselecteerd in [Max. E-mailform.]. Selecteer of een afbeelding met een groter formaat dan opgegeven in [Max. Emailform.] moet worden verdeeld en verzonden met meer dan één e-mail. • Ja (max. formaat): 5 • Ja (per pagina) • Nee Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, voer dan het Max.aantal verdelingen in (2-500) met behulp van de cijfertoetsen. Wanneer [Mrd. pag.: TIFF] of [Mrd. Pag.
Verzendinstellingen ❖ Opgeslagen e-mailbestand methode Geeft de e-mailinstelling in voor het verzenden van opgeslagen bestanden. U kunt [Bestand verzenden] of [URL link verzenden] selecteren. Deze instellingen kan voor het volgende worden gebruikt: • Bestand verzenden • URL-link verzenden Als u [Bestand verzenden] selecteert dan wordt huidige bestanden aan e-mails toegevoegd. Als u [URL link verzenden] selecteert, dan worden URL-links met bestandslocaties aan e-mails toegevoegd.
Scannereigenschappen 6 190
7. Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Hieronder wordt uitgelegd hoe u de bestemming en de gebruiker registreert. Voor het invoeren van de [Systeeminstellingen] raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". Adresboek Door informatie zoals namen van gebruikers en hun e-mailadressen op te nemen in het Adresboek kunt u deze makkelijker beheren. Belangrijk ❒ De gegevens van het Adresboek worden opgeslagen op de harde schijf.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties ❖ Auth. info U kunt gebruikerscodes vastleggen om bepaalde functies te blokkeren voor bepaalde gebruikers en om hun gebruik van iedere functie te controleren. U kunt ook login-gebruikersnamen en -wachtwoorden registreren die moeten worden gebruikt bij het verzenden van E-mail, het sturen van bestanden naar mappen of het benaderen van een LDAP-server.
Adresboek ❖ Map U kunt het protocol vastleggen, de naam van het pad en de naam van de server.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties ❖ Toev aan grp U kunt vastgelegde e-mail en mapbestemmingen samenvoegen in een groep om het beheer te vereenvoudigen. Opmerking ❒ U kunt ook Web Image Monitor gebruiken om namen te registreren in het adresboek. Met SmartDeviceMonitor for Admin kunt u meerdere namen tegelijkertijd registreren. ❒ Met [Adres beheer Tool] in SmartDeviceMonitor for Admin kunt u een reservekopie maken van de gegevens uit het adresboek.
Adresboek Namen in het Adresboek beheren Door een naam en toetsweergave vooraf vast te leggen kunt u e-mail- en mapbestemmingen eenvoudigweg opgeven door een naamtoets te kiezen. Verwijzing Pag.197 “Namen registreren” E-mail sturen via Snelkiezen Als u een document verzendt met de scanfunctie, kunt u een e-mailadres ook opgeven door de bestemming te selecteren die op het beginscherm van de scanfunctie wordt vermeld. Een geregistreerd e-mailadres kan worden gebruikt als het adres van de afzender.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Onrechtmatige gebruikerstoegang van het apparaat tot een gedeelde map voorkomen Wanneer u een beveiligingscode heeft geregistreerd, kunt u het beschermingsobject opgeven om te voorkomen dat een e-mailbestemming zonder toestemming wordt gebruikt. U kunt ongeautoriseerde toegang tot geregistreerde mappen voorkomen. Verwijzing Pag.
Namen registreren Namen registreren Registreer gebruikersinformatie inclusief de namen van de gebruikers. De gebruikersnaam is nuttig voor het selecteren van een bestemming wanneer u een e-mail verzendt. U kunt de naam ook gebruiken als mapbestemming. U kunt maximaal 2000 namen registreren. Namen registreren Hieronder wordt beschreven hoe u namen registreert. A Druk op [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties H Druk in Selecteer een titel op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken. I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}. Opmerking ❒ De naam kan ook gebruikt worden voor documenten in de Document Server. Voor meer informatie over de Document Server, zie “Document Server gebruiken”, Kopieer/Document Server handleiding. ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Freq.
Namen registreren Een geregistreerde naam wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een naam wijzigt. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de geregistreerde naam die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. 7 F Om de naam of toetsweergave te wijzigen, drukt u op [Allocatie] rechts van de naam of de toetsdisplay.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een geregistreerde naam verwijderen Hieronder wordt beschreven hoe u een gebruiker verwijdert. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Kies de naam die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. 7 F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
Verificatieinformatie Verificatieinformatie Hieronder wordt de procedure beschreven van de verificatie van een gebruikerscode. Belangrijk ❒ De beschikbare functies zijn voor iedere gebruikerscode hetzelfde. Als u gebruikerscodes verandert of verwijdert, worden alle bijbehorende beheergegevens en beperkingen ongeldig.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een gebruikerscode registreren Hieronder wordt beschreven hoe u een gebruikerscode registreert. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam waarvan u de code wilt registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres.
Verificatieinformatie I Selecteer de functies die bij de gebruikerscode moeten worden gebruikt uit Beschikbare functies. J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}. Opmerking ❒ Gebruikerscodes kunnen maximaal acht cijfers bevatten. ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”. Verwijzing Pag.197 “Namen registreren” 7 Een gebruikerscode wijzigen Hieronder wordt beschreven hoe u een gebruikerscode wijzigt.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de gebruiker wiens gebruikerscode u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Allocatie] en voer met de cijfertoetsen de nieuwe gebruikerscode in. H Druk op de {#}-toets.
Verificatieinformatie Een gebruikerscode verwijderen Hieronder wordt beschreven hoe u een gebruikerscode verwijdert. Belangrijk ❒ Nadat de gebruikerscode gewist is, wordt de teller automatisch gewist. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Programmeren/Wijzigen]. E Selecteer de naam waarvan de code moet worden verwijderd. 7 Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}. Opmerking ❒ Om een naam geheel uit het adresboek te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.200 “Een geregistreerde naam verwijderen” De teller weergeven voor elke gebruiker Hieronder wordt beschreven hoe u de teller weergeeft per individuele gebruiker. A Druk op [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.].
Verificatieinformatie De teller afdrukken voor elke gebruiker Hieronder wordt beschreven hoe u de teller afdrukt die telt per individuele gebruiker. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Kies een gebruikerscode links op het display. 7 Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren. E Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Per gebruiker.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties De teller voor alle gebruikers afdrukken Hieronder wordt beschreven hoe u de teller voor alle gebruikers afdrukt. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Alle gebruikers. 7 Typ de gebruikerscode en druk vervolgens op {#} als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
Verificatieinformatie Het aantal afdrukken wissen Hieronder wordt beschreven hoe u de teller wist. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Selecteer de gebruikerscode die u wilt wissen. E Om het aantal afdrukken te wissen dat is gemaakt onder een gebruikerscode selecteert u de gebruikerscode aan de linkerkant van het display. 7 Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties G Selecteer het functiegebruik dat u wilt wissen uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Scannerteller] en [Alle tellers]. H Druk op [OK]. I Om het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes te wissen drukt u op [Wissen] onder Alle gebruikers. J Selecteer in [Teller Kopieerapparaat], [Printteller] en [Scannerteller] het functiegebruik dat u wilt wissen. K Druk op [OK].
E-mailbestemming E-mailbestemming Registreer e-mailbestemmingen, zodat u niet telkens opnieuw een e-mailadres hoeft in te voeren en u per e-mail scanbestanden kunt verzenden met de scannerfunctie. • U kunt gemakkelijk een e-mailbestemming selecteren als u een “Naam’ en “Toetsweergave’ registreert als de e-mailbestemming. • U kunt e-mailbestemmingen als een groep registreren. • U kunt het e-mailadres gebruiken als het afzenderadres wanneer u scanbestanden in de scannerstand vertuurt.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties G Druk op [Allocatie]. H Voer het e-mailadres in. 7 I Druk op [OK]. J Selecteer [E-mail]. K Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken voor het e-mailadres. ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”. Verwijzing Pag.197 “Namen registreren” Pag.202 “Een gebruikerscode registreren” Pag.
E-mailbestemming Een e-mailbestemming wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van degene van wie u het e-mailadres wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. 7 F Druk op [E-mail]. G Druk op [Allocatie] onder e-mailadres.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Het e-mailadres gebruiken als de afzender A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] onder [Gebruik naam als]. Een e-mailbestemming verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van degene van wie u het e-mailadres wilt verwijderen.
Mappen registreren Mappen registreren Door een gemeenschappelijke map vast te leggen kunt u gescande bestanden daar direct naartoe sturen. U kunt drie soorten protocollen gebruiken: • SMB Voor het verzenden van bestanden naar gedeelde Windows-mappen. • FTP Voor het zenden van bestanden naar een FTP-server. • NCP Gebruikt u bij het verzenden van bestanden naar NetWare-server. Opmerking ❒ Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor protocols, servernamen en mappenniveaus.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een map registreren A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvoor u de map wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. 7 G Druk op [Spec. and. Ver.info.
Mappen registreren N Druk op [SMB]. O Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. P Druk op [Afsluiten]. Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”. ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een pad in te voeren. ❒ Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties De map handmatig localiseren A Druk op [Allocatie] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C Druk op [OK]. Er verschijnt een bericht als het formaat van het ingevoerde pad niet goed is. Druk op [Afsluiten] en voer het pad dan opnieuw in. Opmerking ❒ Voer het pad in met de volgende notatie: ”\\Servernaam\Share-naam\Padnaam”. ❒ U kunt ook IPv4-adres invoeren. ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een pad in te voeren.
Mappen registreren Als een log-in scherm verschijnt Dit gedeelte beschrijft hoe u inlogt op het apparaat als het log-in scherm verschijnt terwijl u probeert een map te openen door in het netwerk te bladeren. Als u geen mapverificatie heeft opgegeven of als er een onjuiste gebruikersnaam of onjuist wachtwoord voor de mapverificatie is ingevoerd, dan verschijnt het inlogscherm. A Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.199 “Een geregistreerde naam wijzigen” Het protocol wijzigen A Druk op [FTP] of [NCP]. 7 B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja].
Mappen registreren SMB-instellingen wijzigen Voer de volgende stappen uit om de SMB-instellingen te wijzigen: A Druk op [Allocatie] van de padnaam. B Voer de naam in van het pad waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ U kunt de mapbestemming selecteren volgens de instructies in de Netwerkhandleiding. Verwijzing Pag.218 “De map vinden met Bladeren door netwerk” Een geregistreerde map verwijderen A [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.200 “Een geregistreerde naam verwijderen” FTP gebruiken om verbinding te maken Opmerking ❒ Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfigureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden”.
Mappen registreren F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van mapauthentificatie H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [Map]. N Druk op [FTP].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Opmerking ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ 7 ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor het wachtwoord. U kunt maximaal 64 tekens gebruiken om een servernaam in te voeren. U kunt een absoluut pad invoeren met deze indeling: “/gebruiker/home/gebruikersnaam’; of een relatief pad met deze indeling: “directory/subdirectory’.
Mappen registreren B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de map die u wilt wijzigen en druk dan op [Map]. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. F Druk op [Map]. G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Onderdelen wijzigen onder FTP A Druk op [Allocatie] onder “Poortnummer”. B Voer het nieuwe poortnummer in en druk vervolgens op {#}. C Druk op [Allocatie] onder Servernaam. D Voer de nieuwe servernaam in en druk vervolgens op [OK]. E Druk op [Allocatie] onder “Pad”. F Voer het nieuwe pad in en druk vervolgens op [OK]. Een map verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement].
Mappen registreren J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om een naam geheel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.200 “Een geregistreerde naam verwijderen” NCP gebruiken om verbinding te maken Opmerking ❒ Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfigureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden” ❒ Om een map in een FTP-server te registreren, zie “FTP gebruiken voor het verbinden” Verwijzing Pag.215 “SMB gebruiken om verbinding te maken” Pag.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van mapauthentificatie H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [Map].
Mappen registreren Verwijzing Pag.197 “Namen registreren” Pag.229 “De map handmatig localiseren” Pag.229 “De map vinden met Bladeren door netwerk” Over dit apparaat De map handmatig localiseren A Druk op [Allocatie] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C [OK]. D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. E Druk op [Afsluiten].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Opmerking ❒ In [Bladeren door netwerk] worden alleen de mappen vermeld die u mag openen. ❒ Als op het apparaat een andere taal is ingesteld dan op de bestemming die u wilt bekijken, worden de items in de lijst mogelijk niet goed weergegeven. ❒ Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven. Een geregistreerde map wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement].
Mappen registreren K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.199 “Een geregistreerde naam wijzigen” NCP-instellingen wijzigen Voer de volgende stappen uit om de NCP-instellingen te wijzigen: A Selecteer het type verbinding. B Druk op [Allocatie] van de padnaam. C Voer de naam in van het pad waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een map verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer een gebruiker van de map die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. 7 F Druk op [Map].
Namen registreren in een groep Namen registreren in een groep U kunt namen registreren in een groep en zo het beheer van e-mailadressen en mappen voor iedere groep vereenvoudigen. Groepen moeten eerst worden geregistreerd voordat u namen kunt toevoegen aan een groep. Belangrijk ❒ U kunt gescande bestanden niet naar een groep sturen met meer dan 50 geregistreerde mappen, wanneer u de functie Scan naar folder gebruikt. ❒ Het maximum aantal bestemmingen dat in een groep kan worden geregistreerd is 500.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties F Druk op [Allocatie] onder Groepnaam. G Voer de groepnaam in en druk vervolgens op [OK]. De Toetsweergave wordt automatisch ingesteld. H Druk zo nodig op de titeltoets onder Selecteer een titel. I Druk op [Allocatie] onder Toetsen display, wanneer u het toetsendisplay wilt wijzigen. Voer het toetsendisplay in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Freq.
Namen registreren in een groep Namen registreren in een groep U kunt geregistreerde namen in het Adresboek in een groep plaatsen. Wanneer u nieuwe namen registreert, kunt u tegelijkertijd ook groepen registreren. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam die u wilt registreren in een groep. 7 Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de naam wordt eraan toegevoegd. H Druk op [OK]. Een groep aan een andere groep toevoegen U kunt groep toevoegen aan een andere groep. A Druk op [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de groep die u wilt toevoegen aan een andere groep.
Namen registreren in een groep G Kies de groep waaraan u wilt toevoegen. De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de groep is eraan toegevoegd. 7 H Druk op [OK].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd U kunt de namen of groepen in elke groep controleren. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep waar de leden staan geregistreerd die u wilt controleren. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres.
Namen registreren in een groep C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam die u wilt verwijderen van een groep. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. F Druk op [Toev aan grp]. G Kies de groep waarvan u de naam wilt verwijderen. De groeptoets is niet geselecteerd en de naam is uit de groep verwijderd.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een groep binnen een andere groep verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep waaruit u wilt verwijderen. Druk op de groepstoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres.
Namen registreren in een groep De selectie van de groepstoets wordt opgeheven en de groep wordt eruit verwijderd. H Druk op [OK]. Een groepsnaam wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. 7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op het groepsnummer dat u wilt wijzigen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties F Om de groepsnaam en de toetsweergave te wijzigen drukt u op [Allocatie] onder Groepsnaam of Toetsweergave. G Voer de nieuwe groepsnaam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK]. H Om de titel te wijzigen drukt u op het titeltoets onder Titel selecteren. I Om het registratienummer te wijzigen, drukt u op [Allocatie] onder Registratienummer. J Voer het nieuwe registratienummer in met de cijfertoetsen. K Druk op de toets {#}. L Druk op [OK].
Namen registreren in een groep Een groep verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Druk op [Verwijderen]. E Druk op [Ja]. F Druk op een groepstoets die u wilt verwijderen. U kunt zoeken op de geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of het e-mailadres. 7 G Druk op [Ja].
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een beveiligingscode registreren U kunt het verzenden van afzendernamen of het openen van mappen stopzetten door een beveiligingscode in te stellen. U kunt deze functie gebruiken om het volgende te beschermen: • Mappen U kunt onrechtmatige toegang voorkomen tot mappen. • Afzendernamen U kunt misbruik van afzendernamen voorkomen. Verwijzing Pag.
Een beveiligingscode registreren F Druk op [Bescherming]. G Druk op [Bestemming] of [Afzender] onder Gebruik naam als. 7 U kunt [Bestemming] en [Afzender] tegelijkertijd kiezen. H Druk op [Allocatie] onder Beveiligingscode I Voer de beveiligingscode in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {#}. J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ U kunt voor de beveiligingscode maximaal acht cijfers gebruiken. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode op te geven.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de groepstoets die u wilt registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. F Druk op [Bescherming].
SMTP- en LDAP-verificatie registreren SMTP- en LDAP-verificatie registreren SMTP-authentificatie Voor iedere gebruiker die in het adresboek is geregistreerd, kunt u een inloggebruikersnaam en een inlogwachtwoord registreren die kunnen worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot een SMTP-server. Als u een LDAP-server wilt gebruiken, moet u deze eerst programmeren.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M [OK]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”. ❒ U kunt maximaal 191 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
SMTP- en LDAP-verificatie registreren LDAP-authentificatie U kunt voor iedere gebruiker die is vastgelegd in het adresboek, een log-in gebruikersnaam vastleggen en een log-in wachtwoord die kunnen worden gebruikt als er een LDAP-server wordt benaderd. Om een LDAP-server te gebruiken moet u deze eerst programmeren. Raadpleeg voor meer informatie de Netwerkhandleiding.
Adressen en gebruikers registreren voor scannerfuncties H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, raadpleegt u “Namen registreren”.
8. Andere gebruikersinstellingen Met aanvankelijke instellingen kunt u tussen talen wisselen en het aantal afgedrukte papieren controleren door de teller weer te geven. Voor het configureren van de instellingen raadpleegt u "Gebruikersinstellingen openen (Systeeminstellingen)". De taal van het display wijzigen U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. De standaardinstelling is Engels. A Druk op de toets {Taalkeuze}.
Andere gebruikersinstellingen Informatie Met de informatiefunctie kunt u telefoonnummers opzoeken om contact op te nemen met een reparateur of voor het bestellen van verbruiksartikelen zoals toner. Neem contact op met uw leverancier om het volgende te verifiëren: ❖ Verbruiksartikelen • Telefoonnummer om te bestellen • Toner • Nieten • Nieten (midden) ❖ Onderhoud/reparatie van het apparaat • Telefoonnummer • Serienummer van het apparaat ❖ Verkoper • Telefoonnummer A Druk op [Informatie].
Teller Teller De teller voor Totaal weergegeven U kunt de totale tellerwaarde weergeven die voor alle functies wordt gebruikt. U kunt ook een lijst met tellergegevens afdrukken. A Druk op de toets {Teller}. B Als u de tellerlijst wilt afdrukken, drukt u op [Tellerlijst afdrukken]. 8 C Druk op de toets {Start}. De tellerlijst wordt afgedrukt. D Druk twee keer op [Afsluiten].
Andere gebruikersinstellingen Telmethode De teller neemt toe met “1” voor elk origineel. In de duplexmodus telt de teller “2” voor de voor- en achterzijde van elk origineel.
9. Bijlage Aanpassingsinstellingen voor beheerders Aanpassingsinstellingen voor beheerders wijzigen A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}. B Druk op [Aanpassingsinstellingen voor Beheerders]. C Selecteer het item waarvan u de waarde wilt wijzigen. D Geef de instelwaarde op. Om de instelwaarde te selecteren, drukt u op het display op de waarde. Gebruik de cijfertoetsen om de waarde in te voeren. E Druk op {Enter}. F Druk twee keer op [Afsluiten].
Bijlage Waarden instellen Invoer ❖ Afbeelding veranderen met invoer ❖ 1-710-001: Voorzijde • Max.: 2 mm • Min.: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-710-002: Achterzijde • Max.: 2 mm • Min.: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-710-003: Voorzijde (Langzame modus) • Max.: 2 mm • Min.: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-710-004: Achterzijde (Langzame modus) • Max.: 2 mm • Min.
Aanpassingsinstellingen voor beheerders ❖ 1-720-002: Lade 2 • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-720-003: Lade 3 • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-720-004: Lade 4 LCT • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-720-005: Lade 5 LCT • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 ❖ 1-720-006: Lade 6 LCT • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 9 ❖ 1-720-007: Lade 7 Handinvoer • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm
Bijlage ❖ Fusingtemperatuur instellen ❖ 1–740–001: Fusingtemperatuur instellen • 1: Verhoog de temperatuur om de fusing te verbeteren • 2: Verlaag de temperatuur om krullen te verminderen ❖ Detectie dubbele invoer ❖ 1-908-001: Lade 1 • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-908-002: Lade 2 • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-908-003: Lade 3 • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-908-004: Lade 4 (LCT Lade 1) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-908-005: Lade 5 (LCT Lade 2) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-908-006: Lade 6 (LCT Lade 3) • 0: Uit • 1: Aan 9 ❖ 1-908-007: Lade 7 (Handi
Aanpassingsinstellingen voor beheerders ❖ 1-911-002: Lade 2 • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-003: Lade 3 • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-004: Lade 4 (LCT Lade 1) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-005: Lade 5 (LCT Lade 2) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-006: Lade 6 (LCT Lade 3) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-007: Lade 7 (Handinvoerlade) • 0: Uit • 1: Aan ❖ 1-911-008: Duplexlade • 0: Uit • 1: Aan 9 Drum ❖ Vergrotingsaanpassing over invoer ❖ 2-750-001: Afbeelding kopiëren: Voorzijde • Max: 0,3 % • Min: -0,3 % • Stap: 0,1 % • Beginwaarde: 0
Bijlage ❖ 2-750-003: Afbeelding afdrukken: Voorzijde • Max: 0,3 % • Min: -0,3 % • Stap: 0,1 % • Beginwaarde: 0 % ❖ 2-750-004: Afbeelding afdrukken: Achterzijde • Max: 0,3 % • Min: -0,3 % • Stap: 0,1 % • Beginwaarde: 0 % ❖ Vergrotingsaanpassing met invoer ❖ 2–760–001: Vergrotingsaanpassing met invoer • Max: 0,3 % • Min: -0,3 % • Stap: 0,1 % • Beginwaarde: 0 % ❖ Display Temperatuur/Vochtigheid ❖ 2-770-001: Interne temperatuur • Max: 60 °C • Min: -20 °C • Stap: 1 °C • Beginwaarde: – 9 ❖ 2-770-002: Interne v
Aanpassingsinstellingen voor beheerders Proces ❖ Selecteer testpatroon ❖ 3–740–001: Selecteer testpatroon • Trimpatroon ❖ Standaardwaarden herstellen ❖ 3–740–002: Standaardwaarden herstellen Randapparaten ❖ Aanpassing nietpositie ❖ 6-700-001: A3-Lengterichting • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-002: B4 SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm 9 ❖ 6-700-003: A4 SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-004: A4 LEF • Max
Bijlage ❖ 6-700-005: B5 SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-006: B5 LEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,1 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-007: DLT SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-008: LG SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-009: LT SEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm 9 ❖ 6-700-010: LT LEF • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-700-011: Ander
Aanpassingsinstellingen voor beheerders ❖ Perforatiegat aanpassen: Met invoer ❖ 6-705-001: 2 gaten: JPN • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-705-002: 3 gaten: NA • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-705-003: 4 gaten: Europa • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-705-004: 4 gaten: NA • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-705-005: 2 gaten: NA • Max: 2 mm • Min: -2 mm • Stap: 0,5 mm • Beginwaarde: 0 mm 9
Bijlage ❖ 6-730-002: B4 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-730-003: A4 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-730-004: B5 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-730-005: 12 x 18 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-730-006: DLT SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm 9 ❖ 6-730-007: LG SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwa
Aanpassingsinstellingen voor beheerders ❖ 6-730-009: Aangepast formaat • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ Vouwpositie boekje aanpassen ❖ 6-735-001: A3 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-735-002: B4 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-735-003: A4 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-735-004: B5 SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm 9 ❖ 6-7
Bijlage ❖ 6-735-007: LG • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-735-008: LT SEF • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm ❖ 6-735-009: Aangepast formaat • Max: 3,0 mm • Min: -3,0 mm • Stap: 0,2 mm • Beginwaarde: 0 mm 9 266
Specificaties voor de hoofdeenheid Specificaties voor de hoofdeenheid ❖ Configuratie: Console ❖ Type beeldvormer: OPC-drum (∅100) ❖ Scannen van het origineel: Solidstate scansysteem met CCD ❖ Kopieerproces: Droog elektrostatisch overdrachtsysteem ❖ Ontwikkeling: Droog twee-componenten ontwikkelingssysteem met magnetische borstel ❖ Fixeren: Druksysteem met verhittingsrol ❖ Resolutie: 1200 dpi ❖ Glasplaat: Type stationaire belichting van originelen ❖ Referentiepositie origineel: Hoek linksboven ❖ Opwarmtijd:
Bijlage Verwijzing ⇒ Pag.277 “LCIT RT5000” ⇒ Pag.
Specificaties voor de hoofdeenheid ❖ Maximum aantal kopiesets achter elkaar 1 – 9999 kopieën ❖ Capaciteit kopieerpapier: • Lade 1 (Tandemlade): 2.000 vellen (1.000 vellen× 2) (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • Lade 2 (lade van 5550 vel): 500 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • Lade 3 (lade van 5550 vel): 500 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • Lade 4 (LCIT RT5000): 1.000 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • Lade 4 (LCIT RT5010): 1.000 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • Lade 5 (LCIT RT5000): 1.
Bijlage Maximaal *1 Alleen hoofdapparaat Volledig systeem *1 3300 W 3410 W Hoofdapparaat met de finisher, Boekje Finisher, A3 LCIT, Meervoudige-handinvoerlade (Lade 7), ADF, Interposer en Z-vouweenheid. ❖ Afmetingen (B × D × H tot glasplaat): 870 × 858,5 × 1.000 mm, 34,23" × 33,78" × 39,34" ❖ Ruimte voor hoofdapparaat (B × D): • 1,202 × 858,5 mm, 47,3" × 33,78" (ADF externe uitbreiding wordt niet gebruikt, optionele uitvoerlade is geplaatst.
Specificaties voor de hoofdeenheid ❖ Geluidsuitstoot *1 (Type 3): Niveau geluidssterkte Alleen hoofdapparaat Volledig systeem *3 Kopiëren minder dan 79 dB (A) minder dan 83 dB (A) Stand-by minder dan 74 dB (A) minder dan 78 dB (A) Alleen hoofdapparaat Volledig systeem *3 Kopiëren minder dan 73 dB (A) - Stand-by minder dan 68 dB (A) - Niveau geluidssterkte *2 *1 *2 *3 Bovenstaande metingen zijn actuele ISO 7779-waarden. Gemeten op de plaats waar de bediener/operator staat.
Bijlage ❖ Capaciteit (geheugensortering): 6,75 GB (A4/81/2" × 11" (21,6 x 27,9 cm): maximaal ongeveer 333 - 3000 vellen) *2 ❖ Capaciteit (overige): 10,0 GB *1 *2 Scantoestand: schema ITUT nr.4/200 dpi/Tekst/A4/MMR De capaciteit wijzigt wanneer er meerdere functies worden gebruikt.
Specificaties voor opties Specificaties voor opties Finisher SR5000 Finisher-bovenuitvoer: ❖ Papierformaat: A3L, B4L, A4KL, B5KL, A5KL, 11" × 17" L (27,9 x 43,2 cm), 81/2" × 14"L (21,6 x 35,6 cm), 81/2" × 11"KL (21,6 x 27,9 cm), 51/2" × 81/2"KL (14,0 x 21,6 cm), 12" × 18"L (30,4 x 45,7 cm) ❖ Papiergewicht: 52 – 216 g/m2, 14 – 26,31 kg.
Bijlage ❖ Papiergewicht voor nieten: 64 – 80 g/m2, 17 – 20 lb.
Specificaties voor opties ❖ Stapelcapaciteit na zadelsteek • 30 sets (2–5 vellen) (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • 15 sets (6–10 vellen) (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) • 10 sets (11–15 vellen) (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) ❖ Zadelsteekpositie: positie midden 2 ❖ Stroomverbruik: Ongeveer 100 W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) ❖ Afmetingen (B × D × H): 600 × 730 × 980 mm, 23,6” × 28,7” × 38,6” inch ❖ Gewicht: Ca. 70 kg, 152,4lb Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd.
Bijlage Punch Unit PU5000 Voor het gebruik van de Punch Unit PU5000 is de Finisher SR5000 of Booklet Finisher BK5000 vereist.
Specificaties voor opties ❖ Stroomverbruik Maximaal 100 W (er is een aparte stroombron vereist) ❖ Afmetingen (B × D × H): 177 × 620 × 960 mm, 6,9" × 24,4" × 37,8" ❖ Gewicht: Ca. 55 kg, 121,3 lb Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd. LCIT RT5000 A4-bulklade ❖ Papierformaat: A4L, B5L, A5KL, 17" × 11"L )27,9 x 43,2 cm), 81/2" × 51/2"KL (21,6 x 14,0 cm) ❖ Papiergewicht: Lade 4, 5: 52 – 216 g/m2, 5,2 kg Bankpost – 26,2 kg Kaft, 36,0 kg Index Lade 6: 52 – 163 g/m2, 5,2 kg.
Bijlage LCIT RT5010 A3-bulklade ❖ Papierformaat: Lengte: A5K / 81/2" × 51/2"K – 19” Breedte: A5L / 81/2" × 51/2"L – 13”, 100 mm met de speciale zijafscheiding ❖ Papiergewicht: Lade 4 – Lade 6: 52 – 216 g/m2, 5,2 kg Bankpost – 26,2 kg Kaft, 36,0 kg Index ❖ Papiercapaciteit: Lade 4, 6: 1.000 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) Lade 5: 2.000 vellen (80 g/m2, 6,5 kg Bankpost) Totaal 4.
Specificaties voor opties ❖ Gewicht: Ongeveer 18 kg of minder Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd. Overige ❖ A3 / 11" × 17" Tray Unit TK5000 Met deze eenheid kunt u papier van het formaat A3L of 11" × 17"L (27,9 x 43,2 cm) in lade 1 plaatsen. ❖ Copy Connector Type 3260 U kunt de functie Gekoppeld kopiëren gebruiken om twee apparaten aan elkaar te koppelen met de kopieerkoppeling, type 3260.
Bijlage Informatie over geïnstalleerde applicaties Open SSL Copyright (c) 1998-2004 The OpenSSL Project. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2.
Informatie over geïnstalleerde applicaties THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OpenSSL PROJECT ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED.
Bijlage 1. Redistributions of source code must retain the copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3.
Informatie over geïnstalleerde applicaties As far as I am concerned, the code I have written for this software can be used freely for any purpose. Any derived versions of this software must be clearly marked as such, and if the derived work is incompatible with the protocol description in the RFC file, it must be called by a name other than "ssh" or "Secure Shell".
Bijlage NO WARRANTY BECAUSE THE PROGRAM IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO WARRANTY FOR THE PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE PROGRAM "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS WITH YOU.
Informatie over geïnstalleerde applicaties One component of the ssh source code is under a 3-clause BSD license, held by the University of California, since we pulled these parts from original Berkeley code. Copyright (c) 1983, 1990, 1992, 1993, 1995 The Regents of the University of California. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1.
Bijlage Jason Downs Solar Designer Todd C. Miller Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2.
Informatie over geïnstalleerde applicaties 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3.
Bijlage THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OPENLDAP FOUNDATION AND ITS CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED.
INDEX 1-zijdig → 2-zijdig automatische marge B/B, 132 A A3/11" × 17" (27,9 x 43,2 cm) Ladeeenheid, 279 Aangepaste functie Kopieerapparaat, 126 Aanpassingsinstellingen voor beheerders, 255 Aansluiten met de USB-interface, 9 Aansluiten op de Ethernet-interface, 8 Aansluiten op de IEEE 1284-interface, 11 Aansluiten op de IEEE 1394-interface, 10 Aansluiten op de IEEE 802.11b-interface (draadloos LAN), 12 Aansluiten op de interface, 7 Aantal scanneroproepen opnieuw verzonden, 74 Aant.
D Data OverWriteSecurity Unit F, 279 datum instellen, 57 Datumstempel, 142 DDNS-configuratie, 60 DDNS-configuration (IEEE 1394), 64 De configuratiepagina afdrukken, 168 De configuratiepagina interpreteren, 169 De geregistreerde SMB-mapbestemming wijzigen, 219 De LDAP-server programmeren, 85 Densiteit (achtergrond nummeren), 137 De taal van het display wijzigen, 251 De teller afdrukken voor elke gebruiker, 207 De teller op nul zetten, 209 De teller voor alle gebruikers afdrukken, 208 De teller weergeven voor
H Handinvoer instellingsprioriteit, 176 Het aantal afdrukken wissen, 209 Hex Dump, 168 Hoge compressie PDF-niveau, 187 Hostinterface / Printereigenschappen, 177 Hostnaam, 63 Hostnaam (IEEE 1394), 64 I IEEE 1394, 64 IEEE 802.
L Lade 1, 99 Lade 2 - 3, 101 Lade 4, 103 Lade 5, 107 Lade 6, 111 Lade 7, 114 Lade wisselen, 176 LCIT RT5000, 277 LCIT RT5010, 278 LDAP-authentificatie, 249 LDAP-verificatie registreren, 247, 249 LDAP zoeken, 83 Lettertypebreedte, 178 Lettertypebron, 178 Lettertype (datumstempel), 142 Lettertypenummer, 178 Lettertype (paginanummering), 144 Lettertype (Stempeltekst), 147 Licht, 124 Lijst afdrukken, 68 Lijst- /proefafdruk beveiligd, 171 Logboekinstelling verzenden, 83 M Mapbestemming, 215 Mappen registreren,
PDF-menu / Printereigenschappen, 181 PDF-wachtwoord wijzigen, 181 Perforeereenheid PU5000, 276 Ping-opdracht, 62 POP3 / IMAP4-instellingen, 71 POP voor SMTP, 70 Printereigenschappen / Hostinterface, 177 Printereigenschappen / Onderhoud, 171 Printereigenschappen / PCL-menu, 178 Printereigenschappen / PDF-menu, 181 Printereigenschappen / PS-menu, 180 Printereigenschappen / Systeem, 172 Printereigenschappen / Testafdruk, 167 Printertaal, 174 Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server, 82, 84 PS-config.
T Taakmodus reserveren, 122 Taakscheiding, 172 Taal E-mailinformatie, 188 Tekengrootte, 178 Tekst, 123 Tekst/foto, 123 Teller, 253 Teller weergave origineel wijzigen, 126 Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker, 80 Testafdruk / Printereigenschappen, 167 Tijdelijke afdruktaken automatisch verwijderen, 172 tijd instellen, 57 Tijdsinterval tussen afdruktaken, 53 Timer energiespaarstand, 56 Timerinstellingen / Systeeminstellingen, 56 timer voor automatisch uitschakelen, 56 Titel van snelkiestabel omscha
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen en de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen.” Conform IEC 60417 gebruikt dit apparaat de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. c betekent STAND-BY. Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of overige landen.
Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen B235-7781 NL DU