Operation Manual

1
64
Diverse opnamefuncties
3 Druk op de Fn2-knop voor
gedetailleerde instellingen.
De volgende instellingen zijn beschikbaar.
Instelling doelverplaatsing Specificeert het doel dat moet worden verplaatst. U kunt hierbij kiezen
tussen [AE·AF], [AF] en [AE] (tussen [AE·MF], [MF] en [AE] wanneer
[Focus] is ingesteld op [MF]).
Focusondersteuning inst. Intensiveert de contouren en het contrast binnen het gebied, waardoor
het gemakkelijker is om scherp te stellen.
[STAND 1] Benadrukt randen.
[STAND 2] Benadrukt contouren.
[STAND 3] Keert zwart en wit om voor STAND 1.
[STAND 4] Keert zwart en wit om voor STAND 2.
Vergroting instellen Bepaalt het vergrotingsgebied.
[Deel vergroten]: vergroot het doelgebied en overlapt de weergave in de
achtergrond. U kunt de scherpstelling controleren terwijl u de algehele
compositie bekijkt.
[Alles vergroten]: het doelgebied wordt op het volledige scherm vergroot
en het doel kan worden verplaatst terwijl het is vergroot. Met deze
functie kunt u de scherpstelling nauwkeuriger controleren dan met [Deel
vergroten]. De vergrotingsfactor kan worden gewijzigd met X/Y.
Als u op MENU/OK drukt, verschijnt opnieuw het scherm van stap 2.
4 Druk op MENU/OK.
Het opnamescherm verschijnt opnieuw.
Doel