Operation Manual

7. [Fax]-knop
Gebruik deze knop om het apparaat naar faxmodus over te schakelen.
8. [Kopieerapparaat]-knop
Gebruik deze knop om het apparaat naar kopieerapparaatmodus over te schakelen.
9.
Indicatielampje apparaat aan/uit
Dit indicatielampje brandt blauw als het apparaat aan staat.
10. Waarschuwingsindicatielampje
Dit indicatielampje brandt rood als het papier of de verbruiksartikelen in het apparaat op zijn, als de
papierinstellingen niet met de instellingen overeenkomen die in het stuurprogramma zijn opgegeven of als er
andere storingen optreden. Het lampje knippert langzaam als de toner in het apparaat bijna op is.
11. [Shift]-knop
Druk hierop om te schakelen tussen Snelkiestoets 1 t/m 4 en 5 t/m 8 als u een scan- of faxbestemming
opgeeft via Snelkeuze.
12. [Wi-Fi]-knop (alleen Type 5, Type 6)
Druk op deze knop om naar het draadloos LAN te schakelen.
Druk op deze toets om het menu te zien om de instellingen handmatig te configureren in de modus
Infrastructuur of ad-hoc geselecteerd in [Wi-Fi-knop]. Door deze toets ingedrukt te houden, kunt u het menu
zien om de WPS te configureren aan de hand van de pincode of in de PBC-modus. Deze toets kan niet
worden gebruikt indien [Wi-Fi inschakelen] op [Uitschakelen] is ingesteld.
13. [Belichting]-knop
Druk hierop om de beeldbelichting aan te passen voor de huidige taak.
Kopieermodus: selecteer uit 5 belichtingniveaus.
Scanmodus: selecteer uit 5 belichtingsniveaus.
Faxmodus: selecteer uit 3 belichtingsniveaus.
14. [Scanner]-knop (alleen Type 5, Type 6)
Gebruik deze knop om het apparaat naar scanmodus over te schakelen.
Overzicht van alle apparaatonderdelen
25