Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Bijlage Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt.
INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?........................................................................................................................... 7 Inleiding...........................................................................................................................................................7 Wettelijk verbod............................................................................................................................................. 7 Disclaimer.........
Papier plaatsen.................................................................................................................................................41 Papier plaatsen in lade 1............................................................................................................................ 41 Papier in de handinvoer plaatsen...............................................................................................................
Basisbewerkingen voor Scannen naar USB..............................................................................................85 De scaninstellingen opgeven.......................................................................................................................... 87 Het scanformaat opgeven aan de hand van het formaat van het origineel...........................................87 Instelling van de afbeeldingsdichtheid.......................................................................
Menuoverzicht............................................................................................................................................... 133 Instellingen voor kopieereigenschappen.....................................................................................................134 Instellingen scannereigenschappen.............................................................................................................
Tabblad IPv6-configuratie........................................................................................................................ 183 Tabblad Netwerkapplicatie..................................................................................................................... 183 Tabblad DNS............................................................................................................................................ 185 Tabblad Automatische E-mailmelding.........................
Afdrukposities komen niet overeen met het computerscherm................................................................ 222 Problemen met kopiëren............................................................................................................................... 223 Problemen met de scanner............................................................................................................................225 Faxproblemen.....................................................................
Hoe werkt deze handleiding? Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar deze handleiding op een handige plaats binnen handbereik. Wettelijk verbod Kopieer of druk geen documenten af waarvan de reproductie verboden is door de wet.
Informatie over het IP-adres In deze handleiding verwijst 'IP-adres' naar zowel de IPv4- als de IPv6-omgeving. Lees de instructies door die betrekking hebben op de omgeving die u gebruikt.
SP 213SUw SP 211SU (voorname lijk in Europa en Azië) SP 213SNw Draadloos LAN Niet beschikba ar Beschikba ar Scannen naar email/FTP/map Niet beschikba ar Beschikba ar Web Image Monitor Niet beschikba ar Beschikba ar Tonerbeheer (indicatie van tonerniveau) Beschikba ar Beschikba ar Papierloze fax*2 Niet beschikba ar Niet beschikba ar SP 213SFw SP 211SF (voorname lijk in Europa en Azië) SP 213SFNw Beschikba ar Niet beschikba ar Beschikba ar Beschikba ar Beschikba ar Niet beschikba ar
Opmerking voor de beheerder Wachtwoord Bepaalde configuraties van dit apparaat zijn mogelijk met een wachtwoord beveiligd om onbevoegde aanpassingen door anderen te voorkomen. We raden u ten zeerste aan meteen uw eigen wachtwoord te maken. De volgende bewerkingen zijn mogelijk met een wachtwoord beveiligd: • De menu's [Adresboek], [Netwerkinstellingen] of [Beheerderstoepassingen ] configureren via het bedieningspaneel U kunt deze menu's openen zonder wachtwoord. Dit is een fabrieksinstelling.
Modelspecifieke informatie In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. DCT065 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten Voor gebruikers in landen waar het symbool zoals hier is afgebeeld is gespecificeerd in de nationale wetgeving aangaande de verwerking van elektronisch afval Onze producten bevatten hoogwaardige componenten en zijn ontworpen om het recyclen te vergemakkelijken. Onze producten of productverpakkingen zijn gemarkeerd met het onderstaande symbool.
Gerecycled papier Het apparaat kan gerecycled papier verwerken dat is geproduceerd volgens de Europese norm EN 12281:2002 of DIN 19309. Voor producten die gebruik maken van de EP-printtechnologie, kan het apparaat afdrukken op papier van 64 g/m2. Dit papier bevat minder ruwe materialen en is gemaakt met een lagere hoeveelheid nieuw gewonnen grondstoffen. Dubbelzijdig afdrukken (indien van toepassing) Met dubbelzijdig afdrukken maakt u gebruik van beide zijden van het papier.
Dit symbool geeft aan dat in de Europese Unie gebruikte batterijen en accu's gescheiden van uw huishoudelijke afval afgevoerd moeten worden. In de EU bestaan aparte inzamelingssystemen voor elektrische en elektronische apparaten, maar ook voor batterijen en accu's. Zorg ervoor dat u deze op de juiste wijze inlevert bij uw lokale afvalinzamelings-/recyclingcentrum.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Opmerkingen voor gebruikers van de staat Californië Perchloormaterialen - speciale behandeling is mogelijk van toepassing. Zie: www.dtsc.ca.
ENERGY STAR-programma ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal De ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal moedigen milieubehoud aan via het promoten van energiebesparende computers en andere kantooruitrustingen. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en verdeling van producten met energiebesparende functies. Het is een open programma waaraan fabrikanten op vrijwillige basis kunnen deelnemen.
Energiespaarstand 2 Energieverbruik *1 4,3 W Standaardinterval 1 minuut Hersteltijd *1 25 seconden *1 De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat.
18
1. Overzicht van het apparaat Overzicht van alle apparaatonderdelen In dit deel staan de namen van de verschillende onderdelen van de voor- en achterkant van het apparaat samen met een beschrijving van hun functie. Buitenkant • Modellen van type 1 en 3 zijn niet uitgerust met een automatische documentinvoer (ADF). • Modellen van type 1, 3 en 4 en 6 zijn niet uitgerust met een Ethernetpoort. • Modellen van type 1, 2 en 3 zijn niet uitgerust met een lijnpoort of TEL-poort.
1. Overzicht van het apparaat 4. Papierstopper Zet dit klepje omhoog om te voorkomen dat het papier eraf valt. 5. Handinvoer Deze lade kan één vel normaal papier bevatten. 6. Lade 1 Deze lade kan maximaal 150 vellen normaal papier bevatten. 7. USB-poort voor geheugenkaart Steek een USB-geheugenkaart in het apparaat om gescande bestanden op te slaan met de Scannen naar USB-functie. 8. Aan-/uitschakelaar Gebruik deze schakelaar om het apparaat aan of uit te zetten. 9.
Overzicht van alle apparaatonderdelen Binnenkant 1 DCT064 1. Printcartridge Dit verbruiksartikel zorgt ervoor dat u afdrukken op papier kunt maken. Voor meer informatie over het vervangen van de cartridge raadpleegt u Pag. 203 "De printcartridge vervangen". Bedieningspaneel Aan de rechterkant 1 6 2 7 3 8 4 5 9 DCT890 1. Display Geeft huidige status en meldingen weer. 2. Scrolltoetsen Druk op deze knoppen om de cursor in elke gewenste richting te bewegen.
1. Overzicht van het apparaat 3. Cijfertoetsen Gebruik deze knoppen om cijfers in te voeren als u instellingen opgeeft zoals faxnummers en kopieeraantallen. U kunt ze ook gebruiken om letters mee in te voeren als u namen opgeeft. 4. [Gebruikersinstellingen]-knop Druk hierop om het menu weer te geven voor het configureren van de systeeminstellingen van het apparaat. 5.
Overzicht van alle apparaatonderdelen 1. [Afbeeldingskwaliteit]-knop Druk hierop om de afbeeldingskwaliteit voor de huidige taak te selecteren. • Kopieermodus: selecteer Tekst, Foto of Gemngd. • Scannermodus: Selecteer de resolutie. 2. [Shortcut naar functies]-knop Druk hierop om de kopieermodus voor identificatiebewijzen voor de huidige taak in te schakelen.
1. Overzicht van het apparaat Type 4, Type 5, Type 6 1 9 23 4 10 5 11 6 12 7 8 13 14 DCT891 1. Snelkiestoetsen Druk hierop om een scan- of faxbestemming van Snelkeuze te selecteren. 2. [Pauze/Herhaal]-knop • Pauze Druk op deze knop om een pauze in een faxnummer in te voegen. De pauze wordt weergegeven als "P". • Herhaal Druk hierop om de laatst gebruikte scan- of faxbestemming weer te geven. 3. [Direct kiezen]-knop Druk hierop om de status van de bestemming te testen als u een fax stuurt. 4.
Overzicht van alle apparaatonderdelen 7. [Fax]-knop Gebruik deze knop om het apparaat naar faxmodus over te schakelen. 8. [Kopieerapparaat]-knop Gebruik deze knop om het apparaat naar kopieerapparaatmodus over te schakelen. 9. Indicatielampje apparaat aan/uit Dit indicatielampje brandt blauw als het apparaat aan staat. 10.
1. Overzicht van het apparaat De bedieningstoepassingen In dit hoofdstuk worden de bedieningstoepassingen van dit apparaat uitgelegd. • Afhankelijk van het model is het mogelijk dat Web Image Monitor niet beschikbaar is. Raadpleeg Pag. 8 "Verschillen in prestaties/functies tussen verschillende modellen" voor informatie over modelspecifieke verschillen. Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat een scherm en toetsen om het apparaat mee te bedienen.
Eerste setup Eerste setup Als u het apparaat voor de eerste keer inschakelt, dient u de volgende items in te stellen. Selecteer elke instelling met [ ], [ ] of met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. Taal van het display De taal die hier geselecteerd wordt, wordt gebruikt voor het weergeven van berichten, enz.
1. Overzicht van het apparaat Het stuurprogramma en de software installeren Netwerk-snelinstallatie 1. Zet de computer aan. 2. Plaats de cd-rom in het cd-romstation. 3. Selecteer een taal en product voor de interface en klik vervolgens op [OK]. 4. Klik op [Netwerk-snelinstallatie]. 5. Lees de volledige licentieovereenkomst zorgvuldig door. Als u de voorwaarden ervan accepteert, klikt u op [Ik ga akkoord met de overeenkomst.] en klikt u op [Volgende >]. 6.
Netwerkinstellingen configureren Netwerkinstellingen configureren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de netwerkinstellingen moet configureren. • De instellingen voor Ethernet en draadloos LAN kunnen niet tegelijkertijd worden ingeschakeld. De IP-adresinstellingen configureren De stappen om de netwerkinstellingen te configureren variëren afhankelijk van of het IP-adres automatisch door het netwerk (DHCP) wordt toegewezen of dat dit handmatig gebeurt.
1. Overzicht van het apparaat 4. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6-configuratie] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [DHCP] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 9.
Netwerkinstellingen configureren 9. Druk op [ ] of [ ] om [Handm. Config.-adres] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 10. Druk op [ ] of [ ] om [Handm. Config.-adres] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 11. Voer het IPv6-adres in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]knop. 12. Druk op [ ] of [ ] om [Lengte prefix] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 13. Voer het kengetal in met de cijfertoetsen en druk op de [OK]-knop. 14.
1. Overzicht van het apparaat 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] weer te geven. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Wi-Fi] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Install.wizard] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6.
Netwerkinstellingen configureren 11. Druk op [Ja]. Nadat verbinding met het netwerk gemaakt is, wordt het Wi-Fi scherm weergegeven. 12. Druk op [ ] of [ ] om [WiFi-status] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als "Verbonden" wordt weergegeven, is de verbinding tot stand gebracht. Als "Niet verbonden" wordt weergegeven, is er geen verbinding tot stand gebracht. Begin opnieuw vanaf het begin.
1. Overzicht van het apparaat Wanneer u de apparaatnaam wilt invoeren, selecteert u [SSID invoeren]. Druk vervolgens op [Volgende]. Het SSID-invoerscherm wordt weergegeven. Voer de naam van het apparaat in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [Volgende]. 4. Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. 5. Druk op [ ] of [ ] om de coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. 6.
2. Papier plaatsen Ondersteund papier Papierformaat • A4 • 81/2 " × 11 " (Letter) • 81/2 " × 14 " (Legal) • B5 JIS • 51/2 " × 81/2 " (Half Letter) • 71/4 " × 101/2 " (Executive) • A5 • A6 • B6 JIS • 16K (197 × 273 mm) • 16K (195 × 270 mm) • 16K (184 × 260 mm) • Aangepast formaat De volgende aangepaste papierformaten worden ondersteund: • Horiz. Lade 1: ongeveer 100 - 216 mm (3,9-8,5 inch) Handinvoer: ongeveer 90 - 216 mm (3,6-8,5 inch) • Vert.
2. Papier plaatsen • Handinvoer 1 vel (70 g/m2 19 lb.
Niet aanbevolen papiertypen Niet aanbevolen papiertypen Gebruik de volgende papiertypen niet: • Papier voor inkjetprinters • Speciaal GelJet-papier • Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier • Opgekruld of verdraaid papier • Gekreukt papier • Vochtig papier • Vuil of beschadigd papier • Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit te veroorzaken • Papier waarop al is afgedrukt, met uitzondering van een voorgedrukt briefhoofd.
2. Papier plaatsen Afdrukgebied De volgende illustratie laat het gedeelte van het papier zien waarop het apparaat kan adrukken. Van het printerstuurprogramma 4 4 3 1 3 2 CHZ904 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) • Het afdrukgebied kan variëren, afhankelijk van het papierformaat en de instellingen van het printerstuurprogramma. • Pas de afdrukpositie aan door [Printerregistratie] in [Systeeminstell.] op te geven.
Afdrukgebied Kopieerfunctie 4 4 3 1 3 2 CHZ904 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) • Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat. Faxfunctie 4 4 3 1 3 2 CHZ904 1. Afdrukgebied 2.
2. Papier plaatsen 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 2 mm (0.08 inch) • Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat.
Papier plaatsen Papier plaatsen Plaats een stapel papier om op af te drukken in de invoerlade. • Als u papier plaatst, zorg er dan voor dat het papierformaat en het papiertype voor de handinvoer en lade 1 zijn geconfigureerd. Als u een document afdrukt, geef dan het papierformaat en het papiertype op en selecteer de papierlade in het printerstuurprogramma zodat de instellingen die geconfigureerd zijn als het papier is geplaatst, voor het afdrukken kunnen worden gebruikt. Papier plaatsen in lade 1 1.
2. Papier plaatsen 3. Knijp in de eindgeleider en schuif deze naar binnen tot het standaardformaat. DCT031 Wanneer u papier van A4- of Letter-formaat plaatst, moet u de papiergeleider in de volgende positie zetten: DCT871 4. Waaier de stapel even los voordat u deze in de lade plaatst. 5. Plaats het papier zodanig dat de afdrukzijde naar beneden ligt. Zorg dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de bovenste limietmarkering binnenin de lade.
Papier plaatsen 6. Controleer of er geen openingen tussen het papier en de papiergeleiders zijn; zowel bij de papiergeleiders aan de zijkant als aan de achterkant. DCT049 7. Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat. DCT011 Zorg om papierstoringen te voorkomen, dat de lade stevig is geplaatst. Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen. DCT037 Lade 1 uittrekken om papier te plaatsen 1. Trek lade 1 langzaam uit en haal deze er met beide handen uit.
2. Papier plaatsen 2. Ontgrendel de vergrendelingen van het verlengstuk aan beide zijden van de lade en trek het verlengstuk uit. DCT034 Let op dat de binnenkant van het verlengstuk en de schaal uitgelijnd zijn. U kunt de lengte van het verlengstuk in drie stappen aanpassen. Als u papier van A4- of Letterformaat gebruikt, pas de lengte dan aan tot de positie die wordt aangegeven met de markering " " in de lade. DCT042 3. Trek het verlengstuk uit en vergrendel het. DCT033 4.
Papier plaatsen 5. Plaats de ladeklep. DCT038 • Legal papier of papier met een aangepast formaat groter dan A4 moeten worden geplaatst zonder de ladeklep te bevestigen. (alleen ) Papier in de handinvoer plaatsen • Laad geen papier in de handinvoer, tenzij het bericht "Gereed" wordt weergegeven. 1. Open de handinvoer.
2. Papier plaatsen 2. Schuif de zijgeleiders naar buiten, plaats het papier met de afdrukzijde naar boven en druk dit aan totdat het niet verder kan. DCT013 3. Pas de zijgeleiders aan de papierbreedte aan. DCT014 Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen.
Papier plaatsen De papiersoort en het papierformaat opgeven via het bedieningspaneel De papiersoort opgeven 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstell.] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5.
2. Papier plaatsen 3. Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ], [ ],[ ] of [ ] om het gewenste papierformaat te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Een aangepast papierformaat opgeven 1.
Originelen plaatsen Originelen plaatsen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u gebruikt en hoe u originelen moet plaatsen. Originelen Aanbevolen origineelformaten Glasplaat • Tot maximaal 216 mm (8,5 inch) breed, tot maximaal 297 mm (11,7 inch) lang ADF • Papierformaat: 140 tot 216 mm breed (5,5 - 8,5 inch), 140 tot 356 mm lang (5,5 - 14 inch) • Papiergewicht: 60 tot 90 g/m2 (16 tot 24 lb.
2. Papier plaatsen Onscanbaar gebied Zelfs als u originelen juist plaatst, is het mogelijk dat er een marge van een paar millimeter van alle vier de zijden niet gescand wordt. Marges bij gebruik van de glasplaat CHZ916 Kopieerapparaat, fax Op afgedrukte documenten 1. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) 2. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) 3. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) Scanner 1. Ongeveer 0 mm (0 inch) 2. Ongeveer 0 mm (0 inch) 3.
Originelen plaatsen Kopieerapparaat, fax Op afgedrukte documenten 1. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) 2. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) 3. Ongeveer 4,3 mm (0,2 inch) Scanner 1. Ongeveer 0 mm (0 inch) 2. Ongeveer 0 mm (0 inch) 3. Ongeveer 2 mm (0.08 inch) Originelen op de glasplaat leggen • Plaats originelen pas op de glasplaat als de correctievloeistof of toner geheel is opgedroogd. Als u ze eerder plaatst, ontstaan er vlekken op de glasplaat die op kopieën te zien zijn. 1. Til de klep van de glasplaat omhoog. 2.
2. Papier plaatsen • Om papierstoringen te voorkomen, moet u de pagina's loswaaieren voordat u deze in de ADF plaatst. 1. Open de invoerlade van de ADF. DCT016 2. Pas de geleiders aan het formaat van de originelen aan. DCT017 3. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADF. De laatste pagina moet onderaan worden geplaatst.
3. Documenten afdrukken Basisbewerking Gebruik het printerstuurprogramma om een document vanaf uw computer af te drukken. 1. Nadat u een document heeft aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document. 2. Wijzig desgewenst ook andere afdrukinstellingen. Voor meer informatie over elke instellingsitem, klikt u op [Help]. 3. Als de wijzigingen van de instellingen voltooid zijn, klik dan op [OK]. 4.
3. Documenten afdrukken 2. Selecteer in het lijstvenster [Duplex:] op het tabblad [Setup] hoe u de ingebonden uitvoer wilt openen. 3. Geef eventueel nog verdere instellingen op en klik op [OK]. 4. Start de afdruktaak. 5. Pak alle afdrukken uit de uitvoerlade en plaats ze in lade 1. Om op de achterkant van de afdrukken af te drukken, draait u deze om en plaatst u ze in lade 1 zodat ze met de blanco zijde naar beneden liggen. Waaier het papier goed los voordat u het plaatst.
Basisbewerking Een afdruktaak annuleren U kunt afdruktaken annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak. Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document].
3.
4. Originelen kopiëren Het kopieerapparaatscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm als het apparaat in de kopieermodus staat. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het scanner- of faxscherm op het display wordt weergegeven, kunt u door op de [Kopieerapparaat]-knop op het bedieningspaneel te drukken naar het kopieerscherm gaan. Modellen van type 1 zijn niet uitgerust met de toets [Scanner].
4. Originelen kopiëren • De opstartmodus kan worden opgegeven in de the [Functieprioriteit]-instelling onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie, zie Pag. 163 "Beheerdersinstellingen".
Basisbewerking Basisbewerking • Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DCT848 Bij modellen van type 1 start u bij stap 2. Indien de modus ID-kaart kopiëren wordt weergegeven, drukt u opnieuw op de toets [Shortcut naar functies ] om over te schakelen op de normale kopieermodus. 2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3.
4. Originelen kopiëren • Als er een papierstoring in de ADF optreedt, open dan het ADF-paneel en verwijder het vastgelopen papier. Geef de kopieerinstelling opnieuw op vanaf de pagina waar het papier vastliep. • Om op papier uit lade 1 af te drukken, dient u het papier uit de handinvoer te verwijderen. Anders wordt het papier uit de handinvoer eerst ingevoerd. • [Sorteren] en [Duplex/Combin.] kunnen niet worden gebruikt met de handinvoer.
Vergrote of verkleinde kopieën maken Vergrote of verkleinde kopieën maken Er zijn twee manieren om de schaalverhouding in te stellen: gebruik een vooraf opgegeven verhouding of geef handmatig een aangepaste verhouding op.
4. Originelen kopiëren 2. Druk op [Verkl.], [Vergrot.] of [Zoom]. Druk voor [Verkl.] of [Vergrot.] op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste verhouding te selecteren. Voor [Zoom] geeft u de gewenste verhouding op met de cijfertoetsen. 3. Druk op de [OK]-knop.
Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u meerdere pagina's (twee of vier pagina's) combineert en afdrukt op een of twee zijden van het papier. • Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het origineel in de ADF is geplaatst en niet wanneer het origineel op de glasplaat is geplaatst. • Om deze functie te gebruiken, dient het papierformaat dat voor kopieën gebruikt wordt, ingesteld te worden op A4, Letter of Legal.
4. Originelen kopiëren Kopie Links naar rechts Boven naar onder Links naar rechts Boven naar onder Liggend Staand Origineel DCT002 Gecombineerde kopie aan beide zijden In deze modus wordt een origineel dat uit meerdere pagina's bestaat, gecombineerd en op beide zijden van het papier afgedrukt. • Comb. 2 op 1 Origineel Kopie Staand Boven naar boven Boven naar onder Liggend Boven naar boven Boven naar onder NL CMF255 • Comb.
Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken Kopie Links naar rechts, boven naar boven 6 5 Links naar rechts, boven naar onder 8 7 Boven naar onder, boven naar boven 7 5 Boven naar onder, boven naar onder 5 6 6 8 5 7 6 7 8 8 Staand Origineel DCT003 Kopie 6 5 8 7 5 6 7 Liggend Boven naar onder, boven naar onder 8 Boven naar onder, boven naar boven 5 7 6 8 Links naar rechts, boven naar onder 7 Links naar rechts, boven naar boven 6 5 8 Origineel DCT004 Dubbelzijdig kopiëren I
4. Originelen kopiëren Origineel Kopie Staand Boven naar boven Boven naar onder Landscape Boven naar boven Boven naar onder NL CMF261 Gecombineerde en dubbelzijdige kopieën opgeven 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DCT848 Bij modellen van type 1 start u bij stap 2. Indien de modus ID-kaart kopiëren wordt weergegeven, drukt u opnieuw op de toets [Shortcut to Func. ] om over te schakelen op de normale kopieermodus. 2. Druk op [ ] of [ ]. 3. Druk op [Duplex/Combine]. 4.
Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken 5. Druk op [ ] of [ ] om de papierrichting en paginavolgorde te selecteren en druk dan op de [OK]-knop. Het scherm toont de geselecteerde kopieermodus. • Als u de originelen heeft geplaatst, drukt u op de toets [Start] binnen de tijd insgesteld bij [Automatische reset systeem]. Anders wordt de taak geannuleerd. Voor meer informatie, zie Pag. 163 "Beheerdersinstellingen".
4. Originelen kopiëren Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de voor- en achterkant van een ID-kaart of andere kleine documenten of pasjes kunt kopiëren op één zijde van een vel papier. Als u op papier van A4-formaat kopieert, kunt u documenten kopiëren die kleiner zijn dan A5-formaat. Zo kunt u ook documenten kopiëren die kleiner zijn dan een Half Letter-formaat als u op papier van Letter-formaat kopieert.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren 6. Druk op [ ] of [ ] om [ID-kaart regel in midden] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Selecteer [Afdrukken] om de middelste lijn af te drukken, anders selecteert u [Niet afdrukken] en drukt u op de toets [OK]. 7. Druk op [ ] of [ ] om [ID-kaartformaat] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 9. Voer de horizontale lengte (Horiz.
4. Originelen kopiëren 3. Plaats het origineel in de linkerbovenhoek van de glasplaat. DCT840 4. Druk op de [Start]-knop. DCT847 5. Plaats binnen 60 seconden het origineel terug met de achterkant naar onderen tegen de linkerbenedenhoek op de glasplaat en druk vervolgens opnieuw op [Start]. • Als u de originelen heeft geplaatst, drukt u op de toets [Start] binnen de tijd insgesteld bij [Automatische reset systeem]. Anders wordt de taak geannuleerd. Voor meer informatie, zie Pag.
De scaninstellingen opgeven De scaninstellingen opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting en scankwaliteit voor de huidige taak kunt instellen. Instelling van de afbeeldingsdichtheid Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Belichting]-knop. DCT874 2. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Originelen kopiëren Gemngd Selecteer dit type als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Het origineeltype opgeven 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DCT875 2. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om het gewenste documenttype te selecteren en druk vervolgens op [OK]. • U kunt de standaardinstelling [Type Origineel] van het apparaat zo instellen dat er alleen maar kopieën met een bepaald documenttype worden gemaakt. Raadpleeg Pag.
5. Originelen scannen Het scannerscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm in de scanmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of faxscherm op het display worden weergegeven, druk dan op de [Scanner]-knop op het bedieningspaneel om naar het scanscherm over te gaan. DCT850 Scherm in standby-modus DCT857 1. Huidige status of mededelingen Toont de huidige status of meldingen. 2.
5. Originelen scannen Scanbestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u bestemmingsmappen in het adresboek kunt registreren. Om gescande bestanden naar een e-mailadres (Scannen naar e-mail), FTP-server (Scannen naar FTP) of een gedeelde map op een netwerkcomputer (Scannen naar map) te sturen, dient u de bestemming eerst te registreren in het adresboek via Web Image Monitor. • De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan.
Scanbestemmingen registreren Instellingen voor scannen naar e-mail Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam Vereist Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. E-mailadresbestemming Vereist E-mailadres van de bestemming. Kan tot 64 tekens bevatten.
5. Originelen scannen Item Instelling Beschrijving Bestandsformaat (zwart-wit) Vereist Bestandformaat van het gescande bestand als er in zwart-wit wordt gescand. PDF of TIFF kan worden geselecteerd. Beide formaten ondersteunen meerdere pagina's in een document. Scanformaat Optioneel Selecteer het scanformaat voor het origineel uit de volgende formaten: A5, B5, A4, Executive, Half Letter, Letter, Legal, 16K of aangepast formaat.
Scanbestemmingen registreren Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam Vereist Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. Hostnaam of IP-adres Vereist Naam of IP-adres van de FTP-server. Kan tot 64 tekens bevatten.
5. Originelen scannen Item Belichting Instelling Optioneel Beschrijving Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechterof linkertoetsen te drukken. Met deze toetsen kunt u de afbeelding lichter of donkerder maken, met een maximum van 5. Instellingen van scannen naar een map Item 78 Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam Vereist Naam van de bestemming.
Scanbestemmingen registreren Item Instelling Beschrijving Log-in wachtwoord Optioneel Wachtwoord voor aanmelden op de bestemmingscomputer. Kan tot 32 tekens bevatten. Directory Optioneel Directory in de gedeelde map waar gescande bestanden worden opgeslagen. Kan tot 64 tekens bevatten. E-mailadres voor melding Optioneel E-mailadres waarnaar een melding wordt gestuurd na verzending. Kan tot 64 tekens bevatten.
5. Originelen scannen • Om bestanden naar een FTP-server of computer te versturen, dienen de gebruikersnaam, het wachtwoord en de directory juist te worden geconfigureerd. • Geef op een netwerk dat een DNS-server gebruikt, een computernaam op in [Servicenaam] en de naam van het domein waartoe de computer behoort in [Domein]. Configureer in dit geval ook de instellingen die betrekking hebben op de DNS via Web Image Monitor. • Scanbestemmingen kunnen niet met het bedieningspaneel worden geregistreerd.
Scanbestemmingen registreren 8. Sluit de internetbrowser.
5. Originelen scannen Basisbewerking Als u vanaf het bedieningspaneel scant, kunt u gescande bestanden via e-mail (Scannen naar e-mail) versturen naar een FTP-server (Scannen naar FTP), de gedeelde map van een computer op een netwerk of naar een netwerk (Scannen naar map) of naar een verwisselbaar geheugenapparaat (Scannen naar USB). De functies Scannen naar e-mail, Scannen naar FTP en Scannen naar map zijn alleen beschikbaar bij een netwerkverbinding.
Basisbewerking 3. Druk op de toets [Adresboek] of [Bestemm.]. U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de beheerderinstellingen is ingesteld op [Scanbestemm. selecteren]. Meer informatie over [Shortcut naar functie] vindt u in Pag. 163 "Beheerdersinstellingen". 4. Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek doorzoeken] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
5. Originelen scannen • Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]knop. De scanbestanden worden genegeerd. • U kunt het apparaat zodanig instellen dat er gescand wordt in zwart-wit, kleur of in grijswaarden door de instelling [Scanmodus] onder scaninstellingen te wijzigen. Voor meer informatie, zie Pag. 138 "Instellingen scannereigenschappen". • U kunt ook een bestemming opgeven via de sneltoetsen onder de [Pauze/Redial]-knop.
Basisbewerking DCT878 De [Pauze/Redial]-knop gebruiken Druk op de [Pauze/Redial]-knop om de laatst gebruikte bestemming te selecteren. DCT877 • Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag. 87 "De scaninstellingen opgeven".
5. Originelen scannen • Als het apparaat niet naar de modus Scannen naar USB kan schakelen nadat de USBgeheugenkaart is ingebracht, stelt u [Scan op USB opslaan] in op [Actief]. • Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. • Dit apparaat ondersteunt geen gebruik van USB-geheugenkaarten die zijn aangesloten op externe USB-hubs.
De scaninstellingen opgeven De scaninstellingen opgeven Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen voor de huidige taak via het bedieningspaneel wijzigen.
5. Originelen scannen 1. Druk op de [Dichtheid]-knop. DCT874 2. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. • U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle scans worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 138 "Instellingen scannereigenschappen". Resolutie opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de scanresolutie voor de huidige taak kunt opgeven.
De scaninstellingen opgeven • U kunt de standaardinstelling [Resolutie] van het apparaat zo instellen dat er altijd wordt gescand met een bepaald resolutieniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 138 "Instellingen scannereigenschappen".
5. Originelen scannen Vanaf een computer scannen Met scannen vanaf een computer (TWAIN-scannen en WIA-scannen) kunt u het apparaat bedienen vanaf uw computer en originelen rechtstreeks naar uw computer scannen. DCT066 1. Uw computer (met geïnstalleerd TWAIN-stuurprogramma) Geef het apparaat de opdracht om het origineel dat in het apparaat is geplaatst, te scannen. 2. Dit apparaat Het origineel dat in het apparaat is geplaatst, is gescand en de gegevens zijn verzonden naar de clientcomputer.
Vanaf een computer scannen 1. Plaats het origineel. 2. Ga in het menu [Start] naar [Alle programma's], [Microsoft Office], [Microsoft Officehulpprogramma's] en klik vervolgens op [Microsoft Office Document Scanning]. 3. Klik op [Scanner…].
5. Originelen scannen 4. Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. 5. Schakel het selectievakje [Dialoogvenster van stuurprogramma voor scannen weergeven] in. 6. Klik op [OK]. 7. Klik op de knop Scan. Het dialoogvenster Stuurprogramma voor scanner wordt weergegeven.
Vanaf een computer scannen 8. Klik op [Scan]. 9. Klik op [Sluiten]. Instellingen die u in het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren: 1 2 3 4 5 6 7 DAC525 1. Scanner: Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. De scanner die u selecteert, wordt de standaardscanner. Klik op [Verversen] om alle beschikbare scanners te zien die via USB of op het netwerk zijn aangesloten. 2. Origineel: Selecteer [Reflecterend] om vanaf de glasplaat te scannen of [Autom. Document Toevoer] om vanuit de ADF te scannen.
5. Originelen scannen 3. Type origineel Selecteer afhankelijk van uw origineel een instelling uit het overzicht met opties dat hieronder staat of selecteer [Aangepast...] om uw eigen scaninstellingen te configureren. "Modus:", "Resolutie:" en "Formaat:" bij "Scaninstelling" veranderen op basis van de instelling van het origineeltype dat u hier heeft geselecteerd.
Vanaf een computer scannen Basisbewerking voor WIA-scannen 1. Plaats het origineel. 2. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 3. Klik met de rechter muisknop op het printermodel dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Beginnen met scannen]. 4. Configureer de scaninstellingen indien nodig en klik vervolgens op [Scannen].
5.
6. Een fax verzenden en ontvangen Faxapparaatscherm In dit onderdeel staat informatie over het scherm in de faxmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of scannerscherm op het display wordt weergegeven, druk dan op de [Fax]-knop op het bedieningspaneel om naar het faxscherm te gaan. Stand-by scherm DCT859 1. Huidige status of mededelingen Toont de huidige status of meldingen. 2.
6. Een fax verzenden en ontvangen De datum en tijd instellen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Datum/Tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]knop. 5.
Tekens invoeren Tekens invoeren Als u tekens wilt invoeren, gebruikt u de volgende toetsen: Een cijfer invoeren Druk op een cijfertoets. Een teken verwijderen Druk op [ ]. Een faxnummer invoeren • Een getal invoeren Gebruik de cijfertoetsen. • Andere tekens dan cijfers invoeren " ": Druk op [ ]. " ": Druk op [ ]. "P" (Pauze): druk op de toets [Pauze/Redial]. Een naam invoeren Letters, cijfers en symbolen kunnen met de cijfertoetsen worden ingevoerd.
6. Een fax verzenden en ontvangen Faxbestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u faxbestemmingen kunt registreren in het Adresboek via het bedieningspaneel. Zie "Tekens invoeren" voor meer informatie over het invoeren van tekens. Het Adresboek kan ook met behulp van Web Image Monitor worden bewerkt. • De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan.
Faxbestemmingen registreren 4. Druk op [ ] of [ ] om [Snelkiesbestemming] of [Verkort kiesbestemming fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Nr.] te selecteren en voer vervolgens met de cijfertoetsen het gewenste snelkiesnummer (1 t/m 8) in of het verkorte kiesnummer (1 t/m 100). Als een bestemming al geregistreerd staat voor het ingevoerde nummer, zullen het faxnummer en de faxnaam die al zijn geregistreerd voor dat nummer, worden weergegeven. 6.
6. Een fax verzenden en ontvangen 5. Druk op [ ] of [ ] om [Nr.] te selecteren en voer vervolgens met de cijfertoetsen het gewenste snelkiesnummer (1 t/m 8) in of het verkorte kiesnummer (1 t/m 100). Het faxnummer en de faxnaam die op dat nummer zijn geregistreerd, worden weergegeven. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Faxnr.] te selecteren en bewerk het faxnummer dan (maximaal 40 tekens). Als u het faxnummer wilt verwijderen, drukt u op [ ] totdat het huidige nummer wordt verwijderd. 7.
Een fax versturen Een fax versturen • Het is raadzaam de ontvanger te bellen en af te spreken wanneer belangrijke documenten worden verzonden. Verzendingsmodus selecteren Er zijn twee manieren van verzenden: Geheugenverzending en Directe verzending. Geheugenverzending In deze modus zal het apparaat verschillende originelen naar het geheugen scannen en ze daarna tegelijkertijd versturen. Dit is handig wanneer u haast heeft en het document wilt meenemen.
6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Druk op [ ] of [ ] om [Uit], [Aan] of [Uitsluitend volgende fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Voor geheugenverzending selecteert u [Uit]. Voor directe verzending selecteert u [Aan] of [Uitsluitend volgende fax]. 4. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm.
Een fax versturen 4. Druk op de [Start]-knop. DCT847 • Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer opnieuw in te voeren als u het faxnummer van de bestemming handmatig heeft ingevoerd. Voer in dat geval het nummer binnen 60 seconden opnieuw in, druk op [OK] en druk vervolgens op de [Start]-knop. Als de faxnummers niet overeenstemmen, keert u terug naar stap 3. Voor meer informatie over het bevestigen van faxnummers, zie Pag. 163 "Beheerdersinstellingen".
6. Een fax verzenden en ontvangen opnieuw kiest als de lijn bezet is of als er een fout optreedt tijdens de verzending. Meer informatie over [Autom. opnieuw proberen] vindt u in Pag. 140 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen". • Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kan het geheugen van het apparaat vol raken tijdens het scannen van de originelen.
Een fax versturen 2. Druk op de [Wis/Stop]-knop. DCT846 • Als u het versturen van een fax annuleert als de fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wordt gestuurd (broadcast), wordt alleen de fax naar de huidige bestemming geannuleerd. De fax wordt naar de opeenvolgende bestemmingen gestuurd. • Als u [TX stand-by bestand verw.] in [Faxeigenschappen] gebruikt, kunt u bestanden verwijderen die in de wachtrij staan om te worden verzonden. Selecteer [Verwijder gesel. bestand] om het bestand te verwijderen.
6. Een fax verzenden en ontvangen De bestemming opgeven met de snelkiestoetsen 1. Druk op de [Fax]-knop. DCT849 2. Druk op de sneltoets waaronder de gewenste snelkeuzebestemming is geregistreerd. Voor meer informatie over het registreren van snelkeuzebestemmingen, zie Pag. 100 "Faxbestemmingen registreren". Druk op de [Shift]-knop als u snelkiesbestemmingen 5 t/m 8 wilt gebruiken voordat u op een sneltoets drukt.
Een fax versturen De bestemming opgeven met verkorte kiesbestemming 1. Druk op de [Fax]-knop. DCT849 2. Druk op de knop [Adresboek]. DCT876 3. Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek doorzoeken] te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Als u wilt zoeken naar een bepaalde registratie via een registratienummer of naam, gebruik dan de volgende stappen: • Zoeken op registratienummer Druk nogmaals op de [Adresboek]-knop, voer het nummer in met de cijfertoetsen en druk op de [OK]-knop.
6. Een fax verzenden en ontvangen • Het Adresboek toont alleen de verkorte kiesbestemmingen. Gebruik de sneltoetsen om snelkiesbestemmingen op te geven. • U kunt de geregistreerde namen en faxnummers nakijken door een overzicht af te drukken. Voor meer informatie over het afdrukken van een overzicht met verkorte kiesbestemmingen, zie Pag. 153 "Lijsten/rapporten afdrukken".
Een fax versturen • Tijdens het verzenden naar meerdere bestemmingen, kunt u met de [Wis/Stop]-knop alleen de fax naar de huidige bestemming annuleren. De bestemming opgeven met de functie Opnieuw kiezen U kunt de laatst gebruikte bestemming opgeven als de bestemming voor de huidige taak. Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt, omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren. 1. Druk op de [Fax]-knop. DCT849 2. Druk op de [Pauze/Redial]-knop.
6. Een fax verzenden en ontvangen De procedure verschilt afhankelijk van het feit of [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus] of [Geavanceerde modus] in [Faxeigenschappen]. Een fax versturen met direct kiezen Met de functie Op de haak kunt u de status van de ontvanger controleren terwijl u via de ingebouwde luidspreker kunt meeluisteren. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten dat de fax wordt ontvangen.
Een fax versturen 5. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Start]-knop. DCT847 Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus], is stap 6 niet van toepassing. 6. Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, drukt u op [TX] en vervolgens drukt u op de toets [Start]. • Voor meer informatie over het selecteren van de verzendingsmodus, zie Pag. 103 "Verzendingsmodus selecteren". • Voor meer informatie over [Bevestiging faxnummer], zie Pag. 163 "Beheerdersinstellingen".
6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Pak de hoorn van de externe telefoon van de haak. 4. Geef de bestemming op met de externe telefoon. 5. Als de ontvanger antwoordt, vraag hem/haar dan om op de faxtoets aan de kant van de ontvanger te drukken. 6. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Start]-knop. DCT847 Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus], gaat u verder met stap 8. 7. Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, drukt u op [TX] en vervolgens drukt u op de toets [Start]. 8.
Een fax versturen 1. Druk op de [Belichting]-knop. DCT874 2. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. • U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle scans worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Meer informatie over [Dichtheid] vindt u in Pag. 140 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DCT875 2. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste resolutie-instelling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. • U kunt de standaardinstelling [Resolutie] van het apparaat zo instellen dat er altijd wordt gescand met een bepaald resolutieniveau. Meer informatie over [Resolutie] vindt u in Pag. 140 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (PC-fax) De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (PC-fax) In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat kunt gebruiken op een computer. U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document te hoeven afdrukken. Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer Dit onderdeel beschrijft de basishandelingen voor het versturen van faxen vanaf een computer.
6. Een fax verzenden en ontvangen • Een faxnummer kan bestaan uit de cijfers 0 t/m 9, "P" (pauze), " " en " ". • Om toondiensten op een pulslijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. • Voor het verwijderen van een ingevoerde bestemming, selecteert u de bestemming in [BEstemmingslijst:] en klikt u op [Verwijder van lijst].
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (PC-fax) Het PC-faxadresboek kan maximaal 1000 registraties bevatten, waaronder individuele bestemmingen en groepsbestemmingen. Het PC-faxadresboek openen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u het PC-faxadresboek opent. 1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het PC-faxstuurprogramma en klik vervolgens op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken]. 3. Klik op het tabblad [Adresboek].
6. Een fax verzenden en ontvangen Gegevens voor het PC-faxadresboek exporteren Gegevens voor het PC-faxadresboek kunnen geëxporteerd worden in een bestand in CSV-formaat (Comma Separated Values). Volg deze procedure om gegevens voor het PC-faxadresboek te exporteren. 1. Open het PC-faxadresboek en klik vervolgens op [Exporteren]. 2. Ga naar de locatie waar u de gegevens voor het PC-faxadresboek wilt opslaan, geef de naam voor het bestand op en klik vervolgens op [Opslaan].
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (PC-fax) 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 2. Selecteer het PC-faxstuurprogramma als de printer en klik op [Afdrukken]. 3. Klik op het tabblad [Geef de bestemming op] en klik op [Voorblad bewerken]. 4. Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK]. Zie de Help-functie van het PC-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen.
6. Een fax verzenden en ontvangen Een fax ontvangen • Als u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam om de ontvangst te bevestigen aan de afzender. • Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan het apparaat geen faxdocumenten meer ontvangen. • Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen gebruiken. • Alleen papier van het formaat A4, Letter of Legal kan voor het afdrukken van faxen worden gebruikt.
Een fax ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstmodus omschakelen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste ontvangstmodus te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6.
6. Een fax verzenden en ontvangen • Voor informatie over [Bewerking] raadpleegt u Pag. 142 "Instellingen van faxeigenschappen". Een fax ontvangen in de modus Alleen Fax Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op Alleen Fax, beantwoordt het apparaat automatisch alle oproepen in de faxontvangstmodus. • U kunt het aantal keren dat het apparaat moet wachten voordat een telefoontje beantwoord wordt, wijzigen in de instelling [Aant. keer over laten gaan] onder [Faxeigenschappen]. Voor meer informatie over [Aant.
Een fax ontvangen Faxen doorsturen of in het geheugen opslaan Om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers vertrouwelijke faxen onder ogen krijgen, kunt u het apparaat zo instellen dat ontvangen faxen naar een vooraf ingestelde bestemming worden doorgestuurd, of dat ze in het geheugen worden opgeslagen en niet worden afgedrukt. • Deze functie is alleen beschikbaar op modellen van het type 5 en 6.
6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstbestand verwerken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Doorsturen & afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
Een fax ontvangen 5. Klik op [OK]. 6. Sluit de internetbrowser. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag. 169 "Web Image Monitor gebruiken". De opslagvoorwaarden opgeven Om de opslagvoorwaarden voor ontvangen faxen op te geven, configureert u het apparaat als volgt: 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop.
6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op de knop [ ] of [ ] om [Opgeslagen RX-bestand] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Geselect. bestand afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6.
Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie De lijsten en rapporten met betrekking tot de faxfunctie zijn: • Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 100 taken afgedrukt. • TX-statusrapport Drukt het meest recente verzendingsresultaat af. • TX/RX stand-by bestandlijst Drukt een lijst af van onverstuurde faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan.
6.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerking U kunt op twee manieren toegang krijgen tot de apparaatinstellingen: • Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] voor toegang tot de systeem- en netwerkinstellingen. • Druk op [ ] of [ ] om de kopieer-, scan- of faxinstellingen te openen. Om te controleren tot welke categorie de functie behoort die u wilt configureren, raadpleegt u Pag. 133 "Menuoverzicht". 1.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel 2. Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren. Als u het menu [Adresboek], [Netwerkinstellingen] of [Beheerderstoepassingen] selecteert, kan u om een wachtwoord worden gevraagd. Voer het viercijferige wachtwoord in en druk op de [OK]knop. Voor meer informatie over het wachtwoord, zie [Vergr.beheerderstoepass.] op Pag. 163 "Beheerdersinstellingen". 3.
Menuoverzicht Menuoverzicht In dit onderdeel worden de parameters van elk menu genoemd. Voor meer informatie over het configureren van het apparaat met Web Image Monitor, zie Pag. 169 "Het apparaat configureren met hulpprogramma's". • Sommige items kunnen ontbreken vanwege het modeltype of de configuratie van het apparaat. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via Web Image Monitor. Kopieereigensch. (instelling [ ] en [ ]) Zie voor meer informatie Pag.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen voor kopieereigenschappen Selecteer papierlade Selecteer de papierlade die wordt gebruikt om te kopiëren. Standaard: [Lade 1] • Lade 1 • Handinvoer Sorteren Configureert het apparaat om pagina's in setjes af te leveren wanneer er meerdere kopieën worden gemaakt van een document dat uit meerdere pagina's bestaat (P1, P2, P1, P2, ...).
Instellingen voor kopieereigenschappen 50%, 71% (A4->A5), 82% (B5J->A5), 93%, 100%, 122% (A5->B5J), 141% (A5->A4), 200%, 400% (voornamelijk Noord-Amerika) 50%, 65% LT->HLT, 78% LG->LT, 93%, 100%, 129% HLT->LT, 155% HLT->LG, 200%, 400% • Zoom 25-400% Duplex/Combin. Hiermee geeft u gecombineerd kopiëren op. Selecteer een kopieermodus aan de hand van uw origineel en hoe u wilt dat de kopie eruit zal zien. Voor meer informatie, zie Pag. 63 "Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken".
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Liggend: B naar B • Liggend: B naar O • 1-z 8orig->Cmb 4op1 2z Hiermee worden acht 1-zijdige pagina's op vier 2-zijdige pagina gekopieerd. • Staand: L naar R, B naar B • Staand: L naar R, B naar O • Staand: B naar O, B naar B • Staand: B naar O, B naar O • Liggend: L naar R, B naar B • Liggend: L naar R, B naar O • Liggend: B naar O, B naar B • Liggend: B naar O, B naar O Kopieerinst. ID-krt U kunt de instelling opgeven voor ID-kaart kopiëren.
Instellingen voor kopieereigenschappen (voornamelijk Noord-Amerika) Horiz: 2,12 inch Vert: 3,38 inch 137
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen scannereigenschappen Scanformaat Geeft het scanformaat op volgens het formaat van het origineel. Standaardinstelling: (voornamelijk in Europa en Azië) [A4] (voornamelijk Noord-Amerika) [8 1/2 × 11] • 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 8 1/2 × 5 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, A4, B5, A5, 16K, Ang.fr Scanmodus Hier kunt u de scanmodus via het bedieningspaneel opgeven. Standaard: [Z-w] • Z-w Het apparaat maakt afbeeldingen aan van 1 bit in zwart-wit.
Instellingen scannereigenschappen Resolutie U kunt hier de resolutie opgeven voor het te scannen origineel. Standaardinstelling: [300 × 300dpi] • 100 × 100dpi • 150 × 150dpi • 200 × 200dpi • 300 × 300dpi • 400 × 400dpi • 600 × 600dpi Compressie (kleur) U kunt hier de verhouding voor kleurcompressie opgeven voor JPEG-bestanden. Hoe lager de compressieverhouding, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen Directe TX Hiermee stelt u het apparaat zo in dat er direct een fax wordt verstuurd als het origineel is gescand. Standaardinstelling: [Uit] • Uit Selecteer deze optie als u geheugenverzending gebruikt. • Aan Selecteer deze optie als een fax direct wordt verstuurd. • Uitsluitend volgende fax Selecteer deze optie bij directe verzending voor uitsluitend de volgende fax.
Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen Autom. opnieuw proberen Stelt het apparaat zo in dat de faxbestemming automatisch opnieuw wordt gekozen wanneer de lijn bezet is of er een verzendingsfout optreedt, mits het apparaat in de Geheugenverzendingsmodus staat. Het aantal keer dat een nummer opnieuw wordt geprobeerd, is vooraf ingesteld op twee of drie keer, afhankelijk van de [Land]-instelling onder [Beheerderstoepassingen] in intervals van vijf minuten.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen van faxeigenschappen Ontvangstinstellingen Hier staan de instellingen voor het ontvangen van een fax. • Ontvangstmodus omschakelen Hier kunt u de ontvangstmodus opgeven. Standaardinstelling: [Alleen fax] • Alleen fax Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus. • Fax/tel(hndm) Het apparaat rinkelt als er binnenkomende oproepen worden ontvangen.
Instellingen van faxeigenschappen U kunt ontvangen faxen selecteren en afdrukken. • Verwijder gesel. bestand U kunt ontvangen faxen selecteren en verwijderen. • Verwijder alle bestanden • Ontvangstbestand verwerken Hiermee zal het apparaat ontvangen faxen in het geheugen opslaan voordat deze worden afgedrukt of naar een vooraf opgegeven bestemming worden doorgestuurd. Gebruik Web Image Monitor om de doorstuurbestemming op te geven (zie voor meer informatie Pag. 175 "De systeeminstellingen configureren").
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Om een faxtaak te verwijderen, selecteert u de taak naar keuze en selecteert u vervolgens [Ja]. Door [Nee] te selecteren, sluit u het voorgaande niveau van de menustructuur af zonder de faxtaak te verwijderen. • Verwijder alle bestanden Selecteer [Ja] om alle faxtaken te verwijderen. Door [Nee] te selecteren, sluit u het voorgaande niveau van de menustructuur af zonder de faxtaak te verwijderen.
Instellingen van faxeigenschappen • 2.4 Kbps • Ontvangstsnelheid Geeft de ontvangstsnelheid op voor de faxmodem. Standaardinstelling: [33.6 Kbps] • 33.6 Kbps • 14.4 Kbps • 9.6 Kbps • 7.2 Kbps • 4.8 Kbps • 2.4 Kbps Afdrukinstellingen rapport • Druk TX statusrapport af Hiermee drukt het apparaat automatisch een verzendingsrapport af nadat een fax is verzonden.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Niet automatisch afdrukken Bewerking U kunt de procedure voor het verzenden en ontvangen van faxen vereenvoudigen door het gebruik van de glasplaat uit te schakelen. Als originelen in de ADF geplaatst zijn, kunt u ze faxen door de ADF in iedere modus te gebruiken door op de [Start]-knop te drukken. Standaard: [Geadvanceerde modus] • Eenvoudige modus Als u [Eenvoudige modus] selecteert, kunt u faxen ontvangen door op de [Start]-knop te drukken.
Instellingen voor het adresboek Instellingen voor het adresboek Snelkiesbestemming Hier kunt u het faxnummer en de naam voor de snelkiesbestemmingen opgeven. U kunt maximaal 8 snelkiesbestemmingen registreren. • Nr. Hier geeft u het snelkiesnummer op. • Faxnr. Hier geeft u het faxnummer voor de betreffende snelkiesbestemming op. Het faxnummer kan maximaal 40 tekens van de volgende tekens bevatten: de cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie. • Naam Hier geeft u de naam voor snelkiesbestemmingen op.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Systeeminstellingen Volume aanpassen Hier kunt u het volume van de geluiden die het apparaat produceert opgeven. Standaardinstelling: [Laag] voor [Paneeltoets toon] en [Medium] voor andere parameters. • Paneeltoets toon Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat wordt gegeven als er op een toets wordt gedrukt. • Uit • Laag • Medium • Hoog • Dir.
Systeeminstellingen Hiermee specificeert u het volume van het alarmgeluid dat het apparaat produceert als er een bewerkingsfout optreedt. • Uit • Laag • Medium • Hoog Papierlade-instellingen Papierform.: Lade 1 Bepaalt het papierformaat voor lade 1. Standaardinstelling: (voornamelijk in Europa en Azië) [A4] (voornamelijk Noord-Amerika) [81/ 2 × 11] • A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 5 1/2 × 8 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, 16K (197 × 273), 16K (195 × 270), 16K (184 × 260), Ang.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Hiermee stelt u in dat er een fout wordt gerapporteerd wanneer het papierformaat niet overeenkomt met de instellingen voor de afdruktaak. Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Aan I/O-timeout • USB Bepaalt hoeveel seconden het apparaat wacht voordat gegevens worden afgedrukt, als de gegevens worden onderbroken terwijl deze vanaf de computer via USB worden gestuurd.
Systeeminstellingen Het printer-/PC-faxstuurprogramma dat u op uw computer heeft geïnstalleerd, kan worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor installatie was gebruikt. Automatisch doorgaan Hiermee stelt u in dat het apparaat fouten met het papierformaat negeert en verder gaat met afdrukken.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Om de registratie te controleren kunt u een testpagina afdrukken. Standaardinstelling: [0] • Horiz.: Lade 1 (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) • Vert.: Lade 1 (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) • Horiz.: Handinvoer (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) • Vert.
Lijsten/rapporten afdrukken Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DCT845 2. Druk op [ ] of [ ] om [Rapport / lijst afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Configuratiepagina] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op het bevestigingsscherm op [Ja]. Soorten lijsten/rapporten • Rapporten worden afgedrukt op papier van A4-, Letter- of Legal-formaat.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Lijst met wachtende faxbestanden Hiermee wordt een lijst faxtaken afgedrukt die nog in het geheugen van het apparaat wachten om te worden afgedrukt, verzonden of doorgestuurd. Lijst met snelkeuzebestemmingen Hiermee wordt een lijst van snelkeuzebestemmingen voor scannen en faxen afgedrukt. Lijst met verkorte faxkiesnummer-bestemmingen Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. • Sorteren op verkort kiesnr.
Instellingen voor printereigenschappen Instellingen voor printereigenschappen Lijst-/proefafd Drukt lijsten af met de configuraties van het apparaat. • Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie en de huidige configuratie van het apparaat afgedrukt. • Menulijst Drukt de functiemenu's van het apparaat af. • Testpagina Hiermee drukt u een testpagina af om de voorwaarde voor enkelzijdig afdrukken te controleren. Op de testpagina staan netwerkinstellingen.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 5 1/2 × 8 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, 16K (197 × 273), 16K (195 × 270), 16K (184 × 260) • Blanco pag. afdr. Hiermee wordt ingesteld dat het apparaat blanco pagina's afdrukt. Wanneer het afdrukken van kaften is ingesteld vanuit het printerstuurprogramma, worden kaften ingevoegd zelfs als u [Uit] selecteert.
Instellingen voor printereigenschappen • Puntgrootte Hier kunt u de puntgrootte opgeven die u wilt gebruiken voor het standaardlettertype. U kunt een waarde opgeven tussen 4,00 en 999,75 in stappen van 0,25. Standaardinstelling: 12,00 punten • Lettertypebreedte Hier kunt u het aantal tekens per inch opgeven dat u wilt gebruiken voor het standaardlettertype. U kunt een waarde opgeven tussen 0,44 en 99,99 in stappen van 0,01.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Resolutie Stelt de resolutie van de afdruk in dots per inch in.
Netwerkinstellingen Netwerkinstellingen • Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten. Ethernet • MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. • Ethernetsnelheid Toont de huidige ethernetsnelheidinstelling. • 100Mbps volledig duplex • 100Mbps half duplex • 10Mbps volledig duplex • 10Mbps half duplex • Ethernet niet beschikbaar Dit wordt weergegeven als er geen netwerkkabel is aangesloten.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Selecteer de modus die verschijnt indien op de knop [Wi-Fi] is gedrukt. Standaardinstelling: [Infrastructuurmodus] • Infrastructuurmodus • Ad-hoc modus • Wi-Fi-status Hiermee wordt de huidige status van de verbinding aangegeven. • MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. • Huidige verbinding Hiermee worden details over de verbinding weergegeven, zoals de SSID en de sterkte van het draadloze signaal.
Netwerkinstellingen Hiermee geeft u het standaard gateway-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het standaard gateway-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: XXX.XXX.XXX.XXX De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. • Methode IP-adres Geeft de acquisitiemethode van het IP-adres weer.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 99 "Tekens invoeren". • Staatloos adres Geeft de IPv6 staatloze adressen weer die zijn verkregen via router-advertisement. • Staatloos adres 1 • Staatloos adres 2 • Staatloos adres 3 • Staatloos adres 4 • Link-plaats. adres Geef het IPv6 linklokale adres weer. • Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor informatie over de netwerkconfiguratie.
Beheerdersinstellingen Beheerdersinstellingen Dat/tijd instell Hiermee stelt u de datum en tijd in van de interne klok van het apparaat. • Datum instellen Bepaalt de datum van de interne klok van het apparaat. Er kunnen alleen data worden ingesteld die overeenkomen met het jaar en de maand. Nietcompatibele data worden geweigerd.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Om deze instelling te configureren dient u contact op te nemen met uw telefoonmaatschappij om de instelling te selecteren aan de hand van uw telefoonlijn. Het selecteren van een verkeerde instelling kan tot storingen leiden in faxverzendingen. [Tel. kiessch.(20PPS)] kan mogelijk niet worden weergegeven door de landinstelling van het apparaat. Standaardinstelling: [Pulstoon] • Pulstoon • Tel. kiessch. (10PPS) • Tel. kiessch.
Beheerdersinstellingen • Aan (30 sec., 1 min., 2 min., 3 min., 5 min., 10 min.) • Uit Energiespaarstandmodus Bepaalt of dat het apparaat naar Energiespaarstandmodus, Energiespaarstandmodus 1 of Energiespaarstandmodus 2 overgaat om het stroomverbruik te verlagen. Het apparaat keert terug uit de energiespaarstand wanneer een afdruktaak wordt ontvangen, een ontvangen fax wordt afgedrukt of een willekeurige toets wordt ingedrukt. • Energiesp.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Azië • Oceanië • Amerika • Afrika Land Selecteer het land waarin het apparaat wordt gebruikt. Het land dat u specificeert bepaalt de displaynotatie van de datum en tijd en de standaardwaarden van de faxverzendingsinstellingen. Zorg ervoor dat u de correcte landcode selecteert. Het selecteren van een verkeerd land kan tot storingen leiden in faxverzendingen.
Beheerdersinstellingen • Scanbestemm. selecteren Druk op de toets om naar het menu scannerbestemmingsselectie te gaan. Vergr. beh.toepass. Geef een wachtwoord op van vier cijfers om toegang te krijgen tot [Adresboek], [Netwerkinstellingen] en [Beheerderstoepassingen]. Onthoud dit wachtwoord. • Aan (0000 tot en met 9999) • Uit IPsec Hiermee selecteert u of IPsec moet worden in- of uitgeschakeld. Deze functie wordt alleen weergegeven als er een wachtwoord is opgegeven onder [Vergr. beh.toepass].
7.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Web Image Monitor gebruiken • Om het apparaat te bedienen via Web Image Monitor, moet u eerst de TCP/IP- of draadloze LAN-instellingen van het apparaat instellen. Zie voor meer informatie Pag. 159 "Netwerkinstellingen" of Pag. 182 "De netwerkinstellingen configureren". • Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Bovenste pagina weergeven Als u via Web Image Monitor toegang tot het apparaat verkrijgt, wordt de bovenste pagina in uw browservenster weergegeven. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer in de adresbalk van de browser "http://(IP-adres van apparaat)/" in om toegang te krijgen tot dit apparaat. Als u een DNS- of WINS-server gebruikt wordt en de hostnaam van het apparaat is opgegeven, kunt u in plaats van het IP-adres de hostnaam opgeven.
Bovenste pagina weergeven 4. Algemeen gebied Hier wordt de inhoud weergegeven van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. De informatie in het algemene gedeelte wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Vernieuwen] in de rechterbovenhoek van het algemene gebied om de informatie bij te werken. Klik op de button [Vernieuwen] van de webbrowser om het volledige browserscherm bij te werken.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's De systeeminformatie controleren Klik op [Home] om de hoofdpagina van Web Image Monitor weer te geven. Op deze pagina kunt u de huidige systeeminformatie controleren. Deze pagina bevat drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Apparaatinformatie]. Tabblad Status Item Beschrijving Modelnaam Toont de naam van het apparaat. Locatie Toont de locatie van het apparaat zoals is geregistreerd op de [SNMP]pagina.
De systeeminformatie controleren Tabblad Teller Paginateller Item Printer Beschrijving Toont het volgende voor pagina's die worden afgedrukt met de printfunctie: • Totaal aantal pagina's dat is afgedrukt via de printfunctie, en lijsten/ rapporten die afgedrukt zijn vanuit het menu [Lijst-/proefafd] onder [Printereigensch.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad Apparaatinformatie Apparaatinformatie Item 174 Beschrijving Firmwareversie Toont de versie van de firmware die op het apparaat is geïnstalleerd. Firmwareversie van apparaat Toont het versienummer voor de firmware van de elektromotor van het apparaat. Apparaat-ID Toont het identificatieummer van het apparaat. Faxkaart Toont de geïnstalleerde faxkaart (indien van toepassing).
De systeeminstellingen configureren De systeeminstellingen configureren Klik op [Systeeminstellingen] om de pagina voor configuratie van de systeeminstellingen weer te geven. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Geluidsvolume aanpassen], [Papierlade-instellingen], [Kopieerapparaat], [Fax], [Tonerbeheer], [Interface] en [Shortcut naar functie].
8.
De systeeminstellingen configureren Faxtabblad Faxnummer bevestigen Item Faxnummer bevestigen Beschrijving Schakel deze instelling in om bij het handmatig invoeren van een bestemming, het apparaat te laten vragen een faxnummer tweemaal in te invoeren. Deze instelling wordt alleen weergegeven als het beheerderwachtwoord is ingesteld op de [Beheerder]-pagina.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Beschrijving Aantal doorstuurpogingen (tijd) Bepaalt hoe vaak het apparaat een fax probeert door te sturen (1 tot en met 255 keer). Interval tussen doorstuurpogingen (min.) Bepaalt hoeveel minuten het apparaat wacht voordat er een nieuwe poging wordt gedaan (1 tot en met 255 minuten). Tabblad Tonerbeheer Toner besparen Item Toner besparen Beschrijving Schakel deze instelling in om kopieën af te drukken met een beperkte hoeveelheid toner.
De systeeminstellingen configureren Interfacetabblad Interface Item Vaste USB-poort Beschrijving Hiermee wordt bepaald of hetzelfde printer-/PC-faxstuurprogramma kan worden gebruikt voor meerdere printers via USB-verbinding. Als deze instelling is ingeschakeld, kan het printer/PC-faxstuurprogramma dat u op uw computer heeft geïnstalleerd, worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor de installatie is gebruikt.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Bestemmingen registreren Scan- en faxbestemmingen kunnen worden geregistreerd met Web Image Monitor. Er kunnen tot 100 scanbestemmingen en 108 faxbestemmingen (8 snelkeuzebestemmingen en 100 verkorte kiesbestemmingen) worden geregistreerd. Raadpleeg de scan- en faxonderdelen voor meer informatie over het registreren van bestemmingen. • Voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen, zie Pag. 74 "Scanbestemmingen registreren".
Het ontvangen faxbestand configureren Het ontvangen faxbestand configureren U kunt ontvangen faxen afdrukken of verwijderen. • Geselect. bestand afdrukken U kunt ontvangen faxen selecteren en afdrukken. • Verwijder gesel. bestand U kunt ontvangen faxen selecteren en verwijderen. • Verwijder alle bestanden U kunt alle ontvangen faxen.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's De netwerkinstellingen configureren Klik op [Netwerkinstellingen] om de pagina weer te geven waarop u de netwerkinstellingen kunt configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Netwerkstatus], [IPv6-configuratie], [Netwerkapplicatie], [DNS], [Automatische E-mailmelding], [SNMP], [SMTP], [POP3] en [Draadloos]. • Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten.
De netwerkinstellingen configureren Tabblad IPv6-configuratie IPv6 Item IPv6 Beschrijving Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen U kunt IPv6 niet uitschakelen via Web Image Monitor als het apparaat momenteel in gebruik is in een IPv6omgeving. Gebruik in dat geval het bedieningspaneel om [IPv6] uit te schakelen onder de Netwerkinstellingen. Indien uitgeschakeld kunnen [DHCP], [Handmatige adresconfiguratie], [Prefixlengte] en [Gateway-adres] hieronder niet worden geconfigureerd.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Beschrijving Max. E-mailform. Selecteer het maximale formaat voor scanbestanden die als bijlage van een e-mail worden verstuurd (1 tot 5 MB of geen maximale grootte). FTP Selecteer deze optie om de functie Scannen naar FTP in te schakelen. Map Selecteer deze optie om de functie Scannen naar Map in te schakelen.
De netwerkinstellingen configureren Tabblad DNS DNS Item Beschrijving DNS-methode Selecteer of u handmatig domeinnaamservers wilt opgeven of automatisch DNS-informatie van het netwerk wilt ophalen. Indien ingesteld op [Automatisch verkrijgen (DHCP)] zijn de opties [Primaire DNS-server], [Secundaire DNS-server] en [Domeinnaam] hieronder niet beschikbaar. Primaire DNS-server Voer het IPv4-adres van de primaire DNS in. Secundaire DNS-server Voer het IPv4-adres van de secundaire DNS in.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad Automatische E-mailmelding E-mailmelding 1/E-mailmelding 2 Item Beschrijving Weergavenaam Voer een naam in voor de de afzender van de e-mailmelding. Kan tot 32 tekens bevatten. E-mailadres Voer een naam in voor de ontvanger van de waarschuwingsmail. Kan tot 64 tekens bevatten. Papierstoring Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer zich een papierstoring voordoet.
De netwerkinstellingen configureren Trap Item Trap gebruiken Beschrijving Selecteer of het apparaat traps kan verzenden naar de managementhost (NMS). Als deze optie is uitgeschakeld, zijn [SNMP-beheer host 1] en [SNMPbeheer host 2] hieronder niet beschikbaar. SNMP-beheer host 1 Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten. SNMP-beheer host 2 Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Verificatiemethode Beschrijving Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Anoniem]: gebruikersnaam en wachtwoord zijn niet nodig. [SMTP]: het apparaat biedt ondersteuning voor NTLM- en LOGINverificatie. [POP voor SMTP]: de POP3-server wordt gebruikt voor verificatie. Wanneer u e-mails verzendt naar een SMTP-server, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verbinding te maken met de POP-server t.b.v. verificatie.
De netwerkinstellingen configureren Item Beschrijving Gebruikerswachtwoord Voer het wachtwoord in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Verificatie Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Geen]: wachtwoord wordt niet gecodeerd. [APOP-verificatie]: wachtwoord wordt gecodeerd. [Automatisch]: wachtwoord wordt wel of niet gecodeerd, afhankelijk van de POP3-serverinstellingen.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Communicatiemodus Beschrijving Selecteer de modus waarin u verbinding wilt maken. Selecteer [Infrastructuur] als u het apparaat wilt verbinden met een een draadloze router of toegangspunt. Selecteer [Ad-hoc] als u het apparaat rechtstreeks wilt verbinden met een apparaat met draadloos LAN. Ad-hoc kanaal Selecteer een kanaal als u [Ad-hoc] hebt geselecteerd als [Communicatiemodus]. Verificatie Selecteer een verificatiemethode.
De netwerkinstellingen configureren • Als u de verbindingsinstellingen handmatig configureert, moet u van tevoren de SSID, de verificatiemethode of de coderingssleutel van het toegangspunt of draadloze router controleren.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's De IPsec-instellingen configureren Klik op [IPsec-instellingen] om de pagina voor configuratie van de IPsec-instellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Algemene IPsec-instellingen] en [IPsec-beleidslijst]. • Deze functie is alleen beschikbaar wanneer er een beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Algemene IPsec-instellingen Item Beschrijving IPsec-functie Geef op of u IPsec actief of inactief wilt maken.
De IPsec-instellingen configureren Item Status Beschrijving Toont de status van het IPsec-beleid als "Actief" of "Inactief". Als u IPsec-beleidsregels wilt configureren, selecteert u het gewenste IPsec-beleid en klikt u op [Wijzigen] om de pagina "IPsec-beleidsinstellingen" weer te geven. Op de pagina "IPsecbeleidsinstellingen" kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd. IP-beleidsinstellingen Item Beschrijving Nr. Geef een nummer op tussen 1 en 10 voor het IPsec-beleid.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's IPsec-instellingen Item Encapsulation-type Beschrijving Geef het encapsulation-type op: • [Transport]: selecteer deze modus om alleen de nettolading van elk IPpakket te beveiligen wanneer er wordt gecommuniceerd met apparaten die met IPsec compatibel zijn. • [Tunnel]: selecteer deze modus om elk gedeelte van elk IP-pakket te beveiligen. Dit type wordt aangeraden voor communicatie tussen beveiligingsgateways (zoals VPN-apparaten).
De IPsec-instellingen configureren Item Levensduur Beschrijving Geef de levensduur van de IPsec SA (beveiligingskoppeling) op als tijdsperiode of gegevensvolume. De SA verloopt wanneer de opgegeven tijdsperiode verloopt of als het opgegeven gegevensvolume wordt bereikt. Als u zowel een periode als een gegevensvolume opgeeft, verloopt de SA zodra een van de twee is bereikt en wordt er door middel van onderhandeling een nieuwe SA verkregen.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Lijsten/rapporten afdrukken Klik op [Rapport/ lijst afdrukken] om de pagina voor afdrukrapporten weer te geven. Selecteer vervolgens een item en klik op [Afdrukken] om informatie over dat item af te drukken. Rapport/ lijst afdrukken Item Beschrijving Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie over het apparaat en de huidige configuratie afgedrukt.
De beheerderinstellingen configureren De beheerderinstellingen configureren Klik op [Beheerdertoepassingen] om de pagina voor configuratie van de beheerdersinstellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Beheerder], [Instellingen resetten], [Instellingen backuppen], [Instellingen herstellen], [Datum/tijd instellen] en [Energiespaarstand]. Tabblad Beheerder Beheerderinstellingen Item Beschrijving Wachtwoord wijzigen Vink dit aan om het beheerderwachtwoord te configureren.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item IPsec-instellingen resetten Beschrijving Selecteer deze optie om IPsec-instellingen te wissen. • [IPsec-instellingen resetten] wordt alleen weergegeven als het beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Instellingen back-uppen • Wanneer u het apparaat wegbrengt voor reparatie, is het belangrijk om van tevoren backupbestanden te maken. De instellingen van het apparaat worden na de reparatie teruggezet op hun standaardwaarden.
De beheerderinstellingen configureren 4. Klik op [Opslaan] in het bevestigingsvenster. 5. Ga naar de locatie waar u het back-upbestand wilt opslaan. 6. Geef een naam voor het bestand op en klik op [Opslaan]. • [IPsec-instellingen back-uppen] wordt alleen weergegeven als het beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Instellingen herstellen • Wanneer het apparaat terugkomt van reparatie, is het belangrijk om de apparaatinstellingen te herstellen vanuit back-upbestanden.
8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Beschrijving Maand Voer de huidige maand in (1 t/m 12). Dag Voer de huidige dag in (1 t/m 31). Datumindeling Selecteer de datumindeling: [MM/DD/JJJJ], [DD/MM/JJJJ] of [JJJJ/MM/ DD]. Tijd instellen Item Beschrijving Tijdsindeling Selecteer een tijdsindeling van 24 of 12 uren. Tijd (AM / PM) Selecteer [AM] of [PM] als er een tijdsindeling van 12 uur is geselecteerd.
De beheerderinstellingen configureren Item Energiespaarstand 2 Beschrijving Selecteer [Actief] als u wilt dat het apparaat overschakelt op Energiespaarstand 2 nadat de periode is verstreken die is opgegegeven voor [Wachttijd (1 - 240)] (1 tot 240 minuten). [Actief] en [Inactief] zijn mogelijk niet geselecteerd, afhankelijk van het gebied waarin het apparaat wordt gebruikt. Het bereik van de beschikbare Wachttijd kan ook variëren op basis van de locatie waar het apparaat wordt gebruikt.
8.
9. Het apparaat onderhouden De printcartridge vervangen • Als "Vervanging vereist: Printcartridge" op het bedieningspaneel wordt weergegeven, vervang dan de printcartridge door de stappen hieronder te volgen. Dit bericht wordt echter niet weergegeven als [Optie toner op] is ingesteld op [Doorgaan met afdrukken]. Vervang de printcartridge als de afgedrukte afbeelding bleek of vaag wordt. • Bewaar printcartridges altijd op een koele donkere plaats.
9. Het apparaat onderhouden 5. Schuif de printcartridge er horizontaal in en druk die er dan langzaam helemaal in. Duw de cartridge ten slotte naar beneden tot de cartridge op zijn plaats klikt. DCT026 6. Duw de voorklep voorzichtig omhoog totdat deze sluit.
Aandachtspunten bij het schoonmaken Aandachtspunten bij het schoonmaken Maak het apparaat regelmatig schoon om een hoge afdrukkwaliteit te garanderen. Neem de buitenkant af met een zachte, droge doek. Als dit niet voldoende is, kunt u een zachte, vochtige doek gebruiken die goed is uitgewrongen. Als u er zo nog niet in slaagt om vlekken te verwijderen, kunt u een neutraal schoonmaakmiddel gebruiken.
9. Het apparaat onderhouden De binnenkant van het apparaat schoonmaken 1. Open de voorklep en laat deze vervolgens voorzichtig zakken. 2. Til de printercartridge er voorzichtig horizontaal uit, terwijl u deze in het midden vasthoudt. DCT024 3. Gebruik een doekje om de binnenkant van het apparaat schoon te vegen door het naar u toe en van u af te vegen. DCT040 Veeg voorzichtig zodat u geen uitsteeksels aan de binnenkant van het apparaat aanraakt. 4.
De binnenkant van het apparaat schoonmaken 5. Duw de voorklep voorzichtig omhoog totdat deze sluit.
9. Het apparaat onderhouden De glasplaat schoonmaken 1. Til de klep van de glasplaat omhoog. Zorg ervoor dat u de invoerlade niet aanraakt bij het optillen van de glasplaat, anders kan de lade beschadigd raken. 2. Maak de delen die met pijlen worden aangegeven schoon met een zachte, vochtige doek en wrijf dezelfde delen met een droge doek na zodat er geen vocht achterblijft.
De ADF schoonmaken De ADF schoonmaken 1. Open de ADF. Zorg ervoor dat u de invoerlade niet aanraakt bij het optillen van de ADF, anders kan de lade beschadigd raken. 2. Maak de delen die met pijlen worden aangegeven schoon met een zachte, vochtige doek en wrijf dezelfde delen met een droge doek na zodat er geen vocht achterblijft.
9.
10. Problemen oplossen Veelvoorkomende problemen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u algemene problemen kunt oplossen die kunnen optreden bij de bediening van dit apparaat. Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing • Zorg dat de stekker goed in het stopcontact is bevestigd. Het apparaat kan niet worden aangezet. De stroomkabel is niet op de juiste wijze aangesloten. Pagina's worden niet afgedrukt. De USB-kabel of netwerkkabel is niet juist aangesloten.
10. Problemen oplossen Problemen met papierdoorvoer Als het apparaat werkt, maar het papier niet wordt doorgevoerd of papier loopt telkens vast, controleer dan het apparaat en het papier. Probleem Het papier wordt niet soepel doorgevoerd. Oplossing • Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Pag. 35 "Ondersteund papier". • Plaats papier zoals het moet en zorg er daarbij voor dat de papiergeleiders goed tegen het papier aan zijn geschoven. Zie Pag. 41 "Papier plaatsen".
Problemen met papierdoorvoer Probleem Het papier krijgt plooien. Oplossing • Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. • Het papier is te dun. Zie Pag. 35 "Ondersteund papier". • Als er ruimte tussen het papier en de papiergeleiders zit, druk de papiergeleiders dan aan. Het afgedrukte papier is omgekruld. • Plaats het papier omgekeerd in de invoerlade. • Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard.
10. Problemen oplossen Vastgelopen papier verwijderen uit lade 1 1. Trek lade 1 er half uit en controleer of u vastgelopen papier ziet. Als er vastgelopen papier in de lade ligt, verwijder dit dan. DCT012 2. Schuif lade 1 voorzichtig terug tot deze niet verder kan. 3. Open de voorklep en laat deze vervolgens voorzichtig zakken. DCT027 4. Til de printercartridge er voorzichtig horizontaal uit, terwijl u deze in het midden vasthoudt. DCT024 • Schud de verwijderde printcartridge niet.
Problemen met papierdoorvoer • Plaats de printcartridge op papier of gelijksoortig materiaal om uw werkruimte niet vuil te maken. 5. Til de geleiderplaat op en verwijder voorzichtig het vastgelopen papier. DCT025 6. Schuif de printcartridge er horizontaal in en druk die er dan langzaam helemaal in. Duw de cartridge ten slotte naar beneden tot de cartridge op zijn plaats klikt. DCT026 7. Duw de voorklep voorzichtig omhoog totdat deze sluit.
10. Problemen oplossen Vastgelopen papier uit de handinvoer verwijderen • Aangezien de temperatuur rondom de geleider hoog is moet u wachten totdat deze afgekoeld is voordat u op vastgelopen papier controleert. 1. Als er papier in de buurt van de handinvoer is vastgelopen, verwijdert u dit voorzichtig. DCT015 2. Sluit de handinvoer. 3. Volg stap 3 tot en met 7 onder "Vastgelopen papier uit lade 1 verwijderen".
Problemen met papierdoorvoer 2. Open de fuseerklep. DCT035 3. Druk de hendels aan beide kanten met uw duimen naar beneden. DCT036 4. Verwijder het vastgelopen papier zorgvuldig. DCT068 5. Druk de hendels aan beide kanten met uw duimen naar boven. 6. Sluit de fuseerklep.
10. Problemen oplossen 7. Sluit de achterklep. DCT023 Vastgelopen papier in de scanner verwijderen 1. Open het ADF-paneel. DCT019 2. Trek voorzichtig aan het vastgelopen origineel om het te verwijderen. Verwijder het vastgelopen origineel niet met te veel kracht.
Problemen met papierdoorvoer 3. Sluit het ADF-paneel. DCT020 4. Til de ADF op en trek voorzichtig aan het vastgelopen origineel om het te verwijderen. Zorg ervoor dat u de invoerlade niet aanraakt bij het optillen van de ADF, anders kan de lade beschadigd raken. DCT010 5. Sluit de ADF.
10. Problemen oplossen Problemen met de afdrukkwaliteit De toestand van het apparaat controleren Als er een probleem is met de afdrukkwaliteit, controleer dan eerst de toestand van het apparaat. Mogelijke oorzaak 220 Oplossing Er is een probleem met de locatie van het apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat op een vlakke ondergrond staat. Plaats het apparaat waar het niet is blootgesteld aan trillingen of schokken. Er wordt een papiertype gebruikt dat niet wordt ondersteund.
Problemen met de printer Problemen met de printer Probleem Er treedt een fout op. Oplossing Als een fout optreedt tijdens het afdrukken, wijzigt u de instellingen van de computer of het printerstuurprogramma. • Controleer of het pictogram van de printernaam niet langer is dan 32 alfanumerieke tekens. Maak deze korter als dit het geval is. • Controleer of andere applicaties actief zijn. Sluit alle andere applicaties, want die kunnen mogelijk een conflict veroorzaken met het afdrukken.
10. Problemen oplossen Probleem Het is niet mogelijk om bepaalde gegevens op de juiste manier af te drukken wanneer een bepaalde toepassing wordt gebruikt of het is niet mogelijk om afbeeldingsgegevens juist af te drukken. Oplossing • Wijzig de instellingen die effect hebben op de afdrukkwaliteit. Bepaalde tekens worden vaag of helemaal niet afgedrukt. De afdrukpositie is verkeerd uitgelijnd. Geef [Printerregistratie] op bij [Systeeminstell.] om de afdrukpositie aan te passen.
Problemen met kopiëren Problemen met kopiëren Probleem Oplossing Papier waarop gekopieerd is, is leeg. Het origineel is achterstevoren geplaatst. De gekopieerde pagina's zijn te donker of te licht. Pas de belichting aan. Gekopieerde pagina's zien er anders uit dan de originelen. Selecteer de juiste scanmodus aan de hand van het origineeltype. Er verschijnen zwarte vlekken als er een fotografische afdruk wordt gekopieerd. Originelen kunnen vastkleven aan de glasplaat door een hoge vochtigheid.
10. Problemen oplossen Probleem Het ingestelde papierformaat komt niet overeen met het geplaatste papier. 224 Oplossing Controleer of het papierformaat dat op het apparaat is opgegeven, overeenkomt met het papierformaat van het geplaatste papier.
Problemen met de scanner Problemen met de scanner Probleem De gescande afbeelding is vuil. Oplossing • Het scangebied is vuil. • Voordat u originelen op de glasplaat legt, moet de toner of correctievloeistof droog te zijn. De gescande afbeelding is vervormd Het origineel is verplaatst tijdens het scannen. Verplaats het of verplaatst. origineel niet tijdens het scannen. De gescande afbeelding is ondersteboven. Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de juiste richting. Zie Pag.
10. Problemen oplossen Faxproblemen Als er een foutcode op het faxjournaal of het verzendingsstatusrapport wordt weergegeven De tabel hieronder geeft de betekenis van de foutcodes die onder "Resultaten" op het faxjournaal of het verzendingsstatusrapport kunnen worden weergegeven, en wat u kunt doen als er een bepaalde foutcode wordt weergegeven. "X" geeft een nummer aan in een foutcode dat afwijkend wordt weergegeven afhankelijk van een bepaalde situatie.
Faxproblemen Foutcode Oplossing Er is een fout opgetreden tijdens het versturen van een fax. • Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten. 1XXX32 tot en met 1XXX84 • Haal de telefoonlijn los van het apparaat en sluit een standaard telefoon aan. Controleer of u met de telefoon wel kunt bellen. Als u op deze manier niet kunt bellen, neem dan contact op met uw telefoonmaatschappij. • Blijft het probleem aanhouden, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
10. Problemen oplossen Foutcode Oplossing Er is een fout opgetreden tijdens het ontvangen van een fax. • Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten. 2XXX32 t/m 2XXX84 • Haal de telefoonlijn los van het apparaat en sluit een standaard telefoon aan. Controleer of u met de telefoon wel kunt bellen. Als u op deze manier niet kunt bellen, neem dan contact op met uw telefoonmaatschappij.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen staan op alfabetische volgorde in de tabel hieronder. "X" geeft aan dat dit onderdeel van een melding kan afwijken afhankelijk van een bepaalde situatie, zoals het papierformaat, het papiertype of namen van laden.
10. Problemen oplossen Meldingen Oorzaken Oplossing Beschikb: ID-kaart kopie A4/A5/ A6/8,5 x 11/5,5 x 8,5 ID-kaart kopiëren kan niet worden uitgevoerd, omdat de lade geen papier bevat met één van de volgende geldige formaten: A4, A5, A6, 8,5 × 11 of 5,5 × 8,5. Geef papier van het formaat A4, A5, A6, 8,5 × 11 of 5,5 x 8,5 op voor de geselecteerde lade voor het afdrukken van kopieën. Zie Pag. 148 "Systeeminstellingen". Bezet De fax kon niet worden verstuurd, omdat de lijn bezet was.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Verbinding maken mislukt Oorzaken De verbinding kon niet tot stand worden gebracht. Oplossing • Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten. • Haal de telefoonlijn los van het apparaat en sluit een standaard telefoon aan. Controleer of u met de telefoon wel kunt bellen. Als u op deze manier niet kunt bellen, neem dan contact op met uw telefoonmaatschappij. Bezig met afkoelen... De motor is oververhit geraakt.
10. Problemen oplossen Meldingen Oorzaken Geheugenoverloop faxtaak Het aantal faxtaken in het geheugen (faxen die niet zijn verstuurd of afgedrukt) heeft het maximum bereikt, dus er kunnen geen nieuwe taken worden opgeslagen. Wacht totdat de taken in het geheugen zijn verstuurd of afgedrukt. Ander merk prt.cartr. Er geen authentieke Ricohprintcartridge geïnstalleerd. Verwijder en vervang deze door een printcartridge van een geautoriseerde verkoper.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Oorzaken Oplossing Het geheugen heeft bijna de volledige capaciteit bereikt tijdens het scannen van de tweede pagina of de opeenvolgende pagina's van het origineel, terwijl wordt geprobeerd een fax te versturen in de modus geheugenverzending. Druk op [TX] om alleen de pagina's te versturen die in het geheugen zijn gescand of druk op [Annul.] om te annuleren. Storing: Handinv. Er is papier vastgelopen in de handinvoer. Verwijder het vastgelopen papier.
10. Problemen oplossen Meldingen Oorzaken Oplossing Plts.fout printcartr. De printcartridge is niet geïnstalleerd of is niet juist geïnstalleerd. Verwijder de tonerafvalfles en installeer deze opnieuw. Zie Pag. 203 "De printcartridge vervangen". Verwijder papier: Het apparaat kon niet verdergaan met de afdruktaak, omdat lade 1 als de invoerlade is opgegeven, terwijl het papier was ingesteld op de handinvoerlade. Verwijder het papier uit de handinvoer. De printcartridge is bijna leeg.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Oorzaken Oplossing Fout antwoord server Er is een fout opgetreden in de communicatie met de server voordat kon worden begonnen met de verzending. Controleer of de bestemming juist is geregistreerd en probeer de bewerking opnieuw uit te voeren. Serviceoproep - X Er is een fatale hardwarefout opgetreden en het apparaat werkt niet meer. Neem contact op met uw verkoopvertegenwoordiger.
10. Problemen oplossen Meldingen TX-opdrachtfout 236 Oorzaken Er is een verzendingsfout opgetreden en de fax kon niet correct worden verstuurd. Oplossing Als de [Autom. opnieuw proberen]instelling is ingeschakeld, zal het apparaat het nummer opnieuw kiezen. Als alle pogingen mislukken of als het apparaat in de modus Directe verzending staat, zal de fax niet worden verstuurd. Probeer de bewerking opnieuw uit te voeren.
11. Bijlage Opmerkingen over de toner • Er kan geen juiste werking worden gegarandeerd als er toner van een ander merk wordt gebruikt. • Afhankelijk van de afdrukvoorwaarden zijn er gevallen waarin de printer niet het aantal vellen kan afdrukken dat in de specificaties is opgegeven. • Als u dit apparaat voor het eerst gebruikt, maak dan gebruik van de printcartridge die bij het apparaat geleverd wordt.
11. Bijlage Het apparaat verplaatsen en vervoeren In dit onderdeel worden voorzorgsmaatregelen genoemd die u dient te volgen als u het apparaat over korte of lange afstanden vervoert. Pak het apparaat in zijn oorspronkelijke verpakkingsmateriaal in als u het apparaat over een lange afstand vervoert. • Controleer voordat u het apparaat verplaatst of er geen kabels meer zijn aangesloten op het apparaat. • Het apparaat is een precisie-apparaat.
Het apparaat verplaatsen en vervoeren Waar kan ik meer informatie krijgen? Neem contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger voor meer informatie over de onderwerpen die in deze handleiding worden behandeld of om informatie te verkrijgen over onderwerpen die niet in de met het apparaat meegeleverde handleiding worden behandeld.
11. Bijlage Verbruiksartikelen Printcartridge Printcartridge Zwart Gemiddeld aantal af te drukken pagina's per cartridge *1 1500 pagina's, 2600 pagina's *1 Het aantal afdrukbare pagina's is gebaseerd op pagina's die voldoen aan de norm ISO/IEC 19752 en op de afbeeldingsbelichting die als fabrieksstandaard is ingesteld. ISO/IEC 19752 is een internationale meetstandaard voor het afdrukken van pagina's, die door de ISO (International Organization for Standardization) is gesteld.
Specificaties van het apparaat Specificaties van het apparaat In dit onderdeel worden de specificaties van het apparaat gegeven.
11. Bijlage Papiertype Normaal papier (65-99 g/m2 (17 - 26 lb.)), Gerecycled papier (75 - 90 g/m2 (20 - 24 lb.)), dun papier (52 - 64 g/m2 (14 - 17 lb.)), dik papier (100 - 130 g/m2 (26,6 - 34 lb.)) Papierinvoercapaciteit • Lade 1 150 vellen (70 g/m2, 19 lb.) • Handinvoer 1 vel (70 g/m2, 19 lb.) Maximale plaatsingshoogte 15,5 mm (0,6 inch) Papieruitvoercapaciteit • Uitvoerlade 50 vellen (70 g/m2, 19 lb.) • Achterkant 1 vel (70 g/m2, 19 lb.) ADF-capaciteit 35 vellen (80 g/m2, 21,3 lb.
Specificaties van het apparaat Afmetingen van het apparaat (Breedte x Diepte x Hoogte) • Type 1, Type 3 402 × 360 × 252 mm (15,8 × 14,2 × 10,1 inch) • Type 2, Type 4, Type 5, Type 6 402 × 360 × 293 mm (15,8 × 14,2 × 11,5 inch) Gewicht (apparaat zelf met verbruiksartikelen) • Type 1, Type 3 Ongeveer 9,9 kg (22 lb.)of minder • Type 2, Type 4, Type 5, Type 6 Ongeveer 11,1 kg (24,5 lb.
11.
Specificaties van het apparaat Maximale resolutie bij scannen vanaf een computer (WIA) 600 × 600 dpi ADF-doorvoer Zwart-wit: 64 mm per seconde Kleur: 22 mm per seconde Interface • Scannen vanaf het bedieningspaneel Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX), USB2.0, Wi-Fi • Scannen vanaf een computer Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX), USB2.
11.
Handelsmerken Handelsmerken Firefox is een gedeponeerd handelsmerk van Mozilla Foundation. Microsoft, Windows, Windows Server, Windows Vista en Internet Explorer zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of overige landen. Andere productnamen in deze handleiding dienen alleen ter aanduiding en kunnen handelsmerken zijn van hun respectievelijke eigenaren. Wij maken geen enkele aanspraak op enig recht op deze merken.
11. Bijlage Microsoft® Windows® 8 Enterprise • De productnamen van Windows 8.1 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 8.1 Microsoft® Windows® 8.1 Pro Microsoft® Windows® 8.
INDEX A Aanbevolen origineelformaten............................ 49 ADF (Auto Document Feeder)............................ 209 Adresboek............................................ 74, 100, 147 Adresboek (pc-fax)............................................. 119 Afbeeldingsbelichting......................................... 114 Afbeeldingsdichtheid...................................... 71, 87 Afdrukgebied......................................................... 38 Algemene IPsec-instellingen.................
Instellingen voor het versturen van faxen.......... 140 Interface............................................................... 179 IP-adres.............................................................. 8, 29 IPsec-beleidsinstellingen..................................... 192 IPsec-instellingen................................................. 192 IPv6-configuratie................................................. 183 K Kopieereigenschappen...................................... 134 Kopieerfunctie.............
Tijd.......................................................................... 98 Tijd instellen......................................................... 199 V Veelvoorkomende problemen........................... 211 Verbruiksartikelen................................................ 240 Vergrot................................................................... 61 Vergrote of verkleinde kopieën............................ 61 Verkl........................................................................
MEMO 252 NL NL M217-8657
© 2014
NL NL M217-8657