Operation Manual

Selecteer [Dik papier 1] of [Dik papier 2] als papierdikte in [Lade papierinstellingen].
Als [Dik papier 2] is geselecteerd, kan de afdruksnelheid veranderen.
Als dik papier wordt geplaatst zoals eerder is beschreven, kan het zijn dat - afhankelijk van het
type papier - de normale bewerkingen niet kunnen worden uitgevoerd en dat de afdrukkwaliteit
niet goed is.
Afdrukken kunnen opvallende verticale vouwen vertonen.
Afdrukken kunnen duidelijk zijn omgekruld. Strijk afdrukken glad als ze zijn gevouwen of
omgekruld.
Bij afdrukken op dik papier verandert de afdruksnelheid.
Enveloppen
In dit gedeelte vindt u informatie en aanbevelingen over enveloppen.
Gebruik geen vensterenveloppen.
Waaier de enveloppen voordat u ze plaatst om ze van elkaar los te maken en te voorkomen dat
de lijm die erop zit de enveloppen aan elkaar plakt.
Sommige envelopsoorten kunnen vastlopen of rimpelen, en kan de afdruk erop slecht zijn.
Als u enveloppen plaatst in de richting
, moeten de kleppen gesloten zijn.
Voordat u enveloppen plaatst, drukt u ze naar beneden om lucht eruit te laten en de vier randen
glad te maken. Strijk de voorste randen (de randen die het apparaat ingaan) van de enveloppen
met een potlood of liniaal glad voordat u de enveloppen plaatst.
Bij het plaatsen van enveloppen, moet u opletten dat u deze niet hoger dan de limietmarkering
stapelt. Als u meer dan de toegestane hoeveelheid enveloppen plaatst, kan dit papierstoringen
opleveren.
In de kopieermodus
Bij het kopiëren op enveloppen plaatst u deze volgens de toepasselijke richting die hieronder
wordt weergegeven.
8. Papier en toner bijvullen
94