Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de “Veiligheidsinformatie” leest voordat u het apparaat gebruikt.
INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?........................................................................................................................... 7 Inleiding...........................................................................................................................................................7 Wettelijk verbod............................................................................................................................................. 7 Disclaimer.........
Gebruikersbeperkingen instellen en activeren.......................................................................................... 39 Als apparaatfuncties zijn beperkt................................................................................................................... 43 2. Papier plaatsen Ondersteund papier.........................................................................................................................................45 Specificaties van papiertypes...............
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerkingen............................................................................................................................................ 85 Menuoverzicht..................................................................................................................................................86 MenuPapierinvoer........................................................................................................................
Tabblad SNMP......................................................................................................................................... 123 Tabblad SMTP........................................................................................................................................... 124 Tabblad POP3...........................................................................................................................................125 Tabblad Draadloos..............................
Printerproblemen............................................................................................................................................174 Als het afdrukken niet goed gaat............................................................................................................. 174 Als u niet duidelijk kunt afdrukken............................................................................................................178 Als papier niet juist wordt ingevoerd......................
Handelsmerken.............................................................................................................................................. 212 INDEX...........................................................................................................................................................
Hoe werkt deze handleiding? Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar deze handleiding op een handige plaats binnen handbereik. Wettelijk verbod Kopieer of druk geen documenten af waarvan de reproductie verboden is door de wet.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade of kosten die kunnen voortvloeien uit het gebruik van onderdelen die geen originele onderdelen van de fabrikant zijn bij uw kantoorapparatuur. In deze handleiding gebruiken we twee soorten vermeldingen voor de afmetingen. Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding verschillen mogelijk van uw product wegens verbetering of verandering van het product.
Gebruikersbeperking U kunt het gebruik van bepaalde functies van dit apparaat beperken tot gebruikers met de juiste bevoegdheid. Met behulp van Web Image Monitor kunt u de functies selecteren die u wilt beperken en de gebruikers registreren die de functie na verificatie kunnen gebruiken. • Zie voor meer informatie over het aanmaken van wachtwoorden en het configureren van de gebruikersbeperkingen Pag. 39 "Apparaatfuncties beperken voor gebruikers".
Modelspecifieke informatie In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. DAC029 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten Voor gebruikers in landen waar het symbool zoals hier is afgebeeld is gespecificeerd in de nationale wetgeving aangaande de verwerking van elektronisch afval Onze producten bevatten hoogwaardige componenten en zijn ontworpen om het recyclen te vergemakkelijken. Onze producten of productverpakkingen zijn gemarkeerd met het onderstaande symbool.
Gerecycled papier Het apparaat kan gerecycled papier verwerken dat is geproduceerd volgens de Europese norm EN 12281:2002 of DIN 19309. Voor producten die gebruik maken van de EP-printtechnologie, kan het apparaat afdrukken op papier van 64 g/m2. Dit papier bevat minder ruwe materialen en is gemaakt met een lagere hoeveelheid nieuw gewonnen grondstoffen. Dubbelzijdig afdrukken (indien van toepassing) Met dubbelzijdig afdrukken maakt u gebruik van beide zijden van het papier.
Dit symbool geeft aan dat in de Europese Unie gebruikte batterijen en accu's gescheiden van uw huishoudelijke afval afgevoerd moeten worden. In de EU bestaan aparte inzamelingssystemen voor elektrische en elektronische apparaten, maar ook voor batterijen en accu's. Zorg ervoor dat u deze op de juiste wijze inlevert bij uw lokale afvalinzamelings-/recyclingcentrum.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Opmerkingen voor gebruikers van de staat Californië Perchloormaterialen - speciale behandeling is mogelijk van toepassing. Zie: www.dtsc.ca.
ENERGY STAR-programma ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal De ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal moedigen milieubehoud aan via het promoten van energiebesparende computers en andere kantooruitrustingen. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en verdeling van producten met energiebesparende functies. Het is een open programma waaraan fabrikanten op vrijwillige basis kunnen deelnemen.
Specificaties Energiespaarstand 1 Energiespaarstand 2 Energieverbruik *1 80 W of minder Standaardtijd 30 seconden Hersteltijd *1 10 seconden of minder Energieverbruik *1 (voornamelijk in Europa en Azië) 3,8 W of minder (voornamelijk in Noord-Amerika) 2,7 W of minder Duplexfunctie*2 Standaardtijd 1 minuut Hersteltijd *1 30 seconden Standaard * De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat.
1. Snel aan de slag Overzicht van alle apparaatonderdelen In dit deel staan de namen van de verschillende onderdelen van de voor- en achterkant van het apparaat samen met een beschrijving van hun functie. Buitenkant: vooraanzicht 4 5 6 1 7 2 8 3 9 10 DAC023 1. Bovenklep Open deze klep wanneer u de inktcartridge wilt vervangen. 2. Bedieningspaneel Bevat plastic knoppen voor de bediening van de printer en indicatielampjes die de status van het apparaat weergegeven. 3.
1. Snel aan de slag 5. Standaardlade Bedrukte vellen worden hier gestapeld met de bedrukte zijde naar beneden. 6. Standaard ladeverlengstuk Gebruik dit om vellen te ondersteunen die gekruld uit de printer komen. Klap het verlengstuk open door het uiteinde naar beneden te duwen dat zich tegen de achterkant van het apparaat bevindt. 7. Openingshendel bovendeksel U kunt via deze opening ook de printcartridges vervangen. 8.
Overzicht van alle apparaatonderdelen Buitenkant: achteraanzicht 3 4 5 1 2 6 7 DAC024 1. Openingshendel voorpaneel Om het voorpaneel te openen, trekt u aan deze hendel aan de rechterkant van het apparaat. 2. Klep voor kabels Verwijder dit paneel als u kabels op het apparaat aansluit. 3. Ethernetpoort Voor het aansluiten van het apparaat op een netwerk met een netwerkinterface-kabel. 4. USB-hostinterface Gebruik een USB-kabel voor het aansluiten van een digitale camera op het apparaat.
1. Snel aan de slag Binnenkant 1 2 3 4 5 DAC027 1. Printcartridges Plaats de printcartridges via de achterkant van de printer in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K). Er worden berichten op het scherm weergegeven als printcartridges vervangen dienen te worden of als nieuwe dienen te worden voorbereid. 2. Hendel van fuseereenheid Trek de linker- en rechterhendel naar beneden als u op enveloppen wilt afdrukken. 3. Fuseereenheid Hecht (fuseert) toner op het papier.
Overzicht van alle apparaatonderdelen • Voor meer informatie over de berichten die op het scherm worden weergegeven als verbruiksartikelen dienen te worden vervangen, zie Pag. 184 "Fout- en statusmeldingen op het bedieningspaneel". Bedieningspaneel 1 2 10 9 3 4 8 5 7 6 DAC527 1. [Stop/Start]-knop Druk op deze knop om de ontvangst van inkomende gegevens van de computer te stoppen. 2. [Job reset]-knop Druk op deze knop om een taak te annuleren die wordt afgedrukt of ontvangen. 3.
1. Snel aan de slag 9. Waarschuwingsindicatielampje Gaat rood branden als er foutmeldingen zijn. Controleer de weergegeven foutmelding. Knippert geel als de toner bijna op is. 10. Indicatielampje apparaat aan/uit Dit indicatielampje brandt wanneer het apparaat is ingeschakeld. Het brandt niet als het apparaat uit staat. • De kleur van het bedieningspaneel verschilt per model.
Het apparaat installeren Het apparaat installeren Waar moet ik het apparaat plaatsen? Let op waar u het apparaat plaatst, want de omgevingsomstandigheden kunnen de prestaties van het apparaat heel erg beïnvloeden. • Gebruik geen brandbare sprays of oplosmiddelen in de buurt van dit apparaat. Plaats deze items ook niet in de buurt van dit apparaat. Doet u dit wel, dan kan dit resulteren in brand of een elektrische schok.
1. Snel aan de slag • Stel het apparaat niet bloot aan zoutige (zee)lucht en bijtende gassen. Plaats het apparaat ook niet in ruimtes waar chemische reacties plaatsvinden (zoals in laboratoria, etc.). Doet u dit wel, dan zal het apparaat niet naar behoren werken en mogelijk defect raken.
Het apparaat installeren Ruimten waarin de printer niet geplaatst moet worden • Ruimten die worden blootgesteld aan direct zonlicht of sterk licht • Stoffige ruimten • Ruimten met agressieve gassen • Zeer koude, warme of vochtige ruimten • Ruimten die blootgesteld zijn aan luchtstromen (warm, koud of kamertemperatuur) afkomstig uit airconditioners • Ruimten die rechtstreeks zijn blootgesteld aan warmte afkomstig van radiatoren • Ruimten in de buurt van airconditioners of luchtbevochtigers • Ruimten in de b
1. Snel aan de slag Opties installeren Dit hoofdstuk bevat meer informatie over het installeren van opties. De papierinvoereenheid bevestigen • Het aanraken van de punten van de stekker met een metalen voorwerp kan resulteren in brand en/of elektrische schokken. • Het is gevaarlijk om de stekker van het netsnoer vast te pakken met natte handen. Als u het wel aanraakt, kunt u een elektrische schok krijgen.
Opties installeren 1. Controleer of het pakket de papierinvoereenheid bevat. DAC047 2. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. 3. Verwijder het plakband van de optionele papierinvoereenheid. DAC048 4. Til het apparaat op aan de handgrepen aan beide zijden van het apparaat.
1. Snel aan de slag 5. Er bevinden zich drie staande pennen op de optionele papierinvoereenheid. Plaats deze in de openingen aan de onderzijde van het apparaat en laat het apparaat voorzichtig zakken. DAC049 6. Druk na het installeren van de optionele papierinvoereenheid de configuratiepagina af om de configuratie van het apparaat te controleren. Indien de papierinvoereenheid juist geïnstalleerd is, verschijnt "Lade 2" voor "Papierinvoer" op de configuratiepagina.
De bedieningstoepassingen De bedieningstoepassingen In dit hoofdstuk worden de bedieningstoepassingen van dit apparaat uitgelegd. Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat een scherm en toetsen om het apparaat mee te bedienen. Met behulp van het bedieningspaneel kunt u de verschillende instellingen van het apparaat configureren. Voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel, zie Pag. 85 "Het apparaat configureren met het bedieningspaneel".
1. Snel aan de slag Netwerkinstellingen configureren In dit onderdeel wordt beschreven hoe de vereiste instellingen dienen te worden geconfigureerd als u het apparaat op een netwerk wilt gebruiken. De IP-adresinstellingen configureren De procedure om de netwerkinstellingen te configureren varieert afhankelijk van of het IP-adres automatisch door het netwerk (DHCP) wordt toegewezen of dat dit handmatig gebeurt.
Netwerkinstellingen configureren 4. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv4-config. ] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [DHCP] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op de [Menu]-knop om naar het beginscherm terug te keren. 9.
1. Snel aan de slag 9. Voer het IP-adres van het apparaat in met behulp van [ ] of [ ]. • Druk op [OK] om verder te gaan naar het volgende veld. • Druk op [Escape] om terug te gaan naar het voorgaande veld. 10. Druk op de [OK]-knop. 11. Druk op [ ] of [ ] om [Subnetmasker] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Het huidige subnetmasker wordt weergegeven. 12. Voer het subnetmasker van het apparaat in met behulp van [ ] of [ ]. • Druk op [OK] om verder te gaan naar het volgende veld.
Netwerkinstellingen configureren 2. Druk op de [Menu]-knop. CER408 3. Druk op [ ] of [ ] om [Host-interface] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6-config. ] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8.
1. Snel aan de slag 2. Druk op de [Menu]-knop. CER408 3. Druk op [ ] of [ ] om [Host-interface] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6-config. ] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8.
Netwerkinstellingen configureren 21. Druk de configuratiepagina af om de instellingen te controleren. De IPv6-adresinstelling wordt weergegeven onder "IPv6-configuratie" op de configuratiepagina. De printer op een netwerk delen In dit gedeelte vindt u informatie over hoe u dit apparaat configureert als Windows-netwerkprinter. De netwerkprinterinstelling kan geconfigureerd worden, zodat netwerkclients het apparaat kunnen gebruiken.
1. Snel aan de slag Draadloze LAN-installatie In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de instellingen van draadloos LAN via het bedieningspaneel handmatig configureert. Zie de handleiding voor WiFi-instellingen voor het eenvoudig instellen met behulp van WPS (Wi-Fi Protected Setup). • Als [Inactief] is opgegeven voor de instelling [Wi-Fi], dan kunt u de [Install.wizard] niet gebruiken. Selecteer eerst [Actief] voor de instelling [Wi-Fi].
Netwerkinstellingen configureren 9. Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren en druk vervolgens op de [OK]knop. Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt. Als u [WPA2-PSK] of [Gemengde modus] geselecteerd hebt, gaat u verder met stap 11. 10. Druk op [ ] of [ ] om de coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt. 11.
1. Snel aan de slag 6. Druk op [ ] of [ ] om [Install.wizard] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Ad-hoc] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om een communicatiekanaal te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Selecteer een kanaal dat overeenkomt met het apparaat waarmee u het gaat verbinden. 9. Druk op [ ] of [ ] om de apparaatnaam van de bestemming (IBSS) te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
Apparaatfuncties beperken voor gebruikers Apparaatfuncties beperken voor gebruikers U kunt instellen dat er een gebruikerscode moet worden ingevoerd als iemand bepaalde apparaatfuncties wil gebruiken. Om deze instelling in te schakelen, dient u eerst het apparaat te configureren via Web Image Monitor. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. • Om de taak die geverifieerd moet worden af te drukken, kunt u alleen het PCLprinterstuurprogramma gebruiken.
1. Snel aan de slag 5. Selecteer onder "Beschikbare functies" [Beperken] voor de functies die u wilt beperken. Klik vervolgens op [Toepassen]. Selecteer [Niet beperken] voor de functies die u niet wilt beperken. De instelling gebruikersbeperking wordt ingeschakeld voor de geselecteerde functie. Ga verder met de volgende stappen om gebruikers te registreren. 6. Klik op [Beschikbare functies per gebr.]. Er wordt een overzicht weergegeven van gebruikers die nu geregistreerd zijn. 7.
Apparaatfuncties beperken voor gebruikers 10. Selecteer de functies die u beschikbaar wilt maken voor de gebruiker als hij/zij zich verifieert. Niet geselecteerde functies worden niet beschikbaar voor gebruikers die onder deze gebruikerscode worden geverifieerd. 11. Klik op [Toepassen]. 12. Sluit de internetbrowser. • U moet zowel een gebruikersnaam als een gebruikerscode invoeren om een gebruiker te registreren. • Zorg dat de verschillende gebruikers niet dezelfde gebruikersnaam of gebruikerscode delen.
1. Snel aan de slag 5. Klik op [Beschikbare functies per gebr.]. Er wordt een overzicht weergegeven van gebruikers die nu geregistreerd zijn. 6. Selecteer de gebruiker die u wilt verwijderen en klik vervolgens op [Verwijderen]. 7. Bevestig dat u de geselecteerde gebruiker wilt verwijderen. 8. Klik op [Toepassen]. 9. Sluit de internetbrowser.
Als apparaatfuncties zijn beperkt Als apparaatfuncties zijn beperkt Bepaalde functies kunnen alleen door bevoegde gebruikers gebruikt worden. Afhankelijk van de beperkte functie worden gebruikers geverifieerd via het bedieningspaneel van het apparaat of via het printerstuurprogramma. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. • Om de taak die geverifieerd moet worden af te drukken, kunt u alleen het PCLprinterstuurprogramma gebruiken.
1. Snel aan de slag 6. Voer de afdrukopdracht uit. Als er een onjuiste gebruikerscode is ingevoerd, zal de taak onmiddellijk worden geannuleerd (zonder foutmelding).
2. Papier plaatsen Ondersteund papier Lade 1 Type Formaat Gewicht Capaciteit Dun papier A4 60 tot 160 g/m2 250 Normaal papier B5 JIS (16 tot 43 lb.) (80 g/m2, 20 lb.
2. Papier plaatsen Lade 2 (optie) Type Gewicht Capaciteit Dun papier A4 60 tot 105 g/m2 500 Normaal papier Letter (81/2 × 11 inch) (16 tot 28 lb.) (80 g/m2, 20 lb.
Ondersteund papier Handinvoer Type Formaat Gewicht Dun papier A4 60 tot 160 g/m2 Normaal papier B5 JIS (16 tot 43 lb.
2. Papier plaatsen Specificaties van papiertypes De volgende tabellen beschrijven de soorten papier die voor dit apparaat gebruikt kunnen worden. • Afhankelijk van de papiersoort kan het even duren voordat de toner droog is. Controleer of de afdrukken goed droog zijn voordat u ze vastpakt. Anders kan de toner uitlopen. • De afdrukkwaliteit kan alleen gegarandeerd worden als het aanbevolen papier gebruikt wordt.
Ondersteund papier Item Ondersteunde papierlade Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen Beschrijving Lade 1 en handinvoer dat Geen Het aantal vellen dat afgedrukt kan worden per minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. Dun papier Item Beschrijving Papierdikte 60 tot 65g/m2 (16 tot 17 lb.) Ondersteunde papierlade Kan gebruikt worden met alle papierlades.
2. Papier plaatsen Item Formaat dubbelzijdig ondersteunt Beschrijving dat A4, B5 JIS, Legal (81/2 × 14 inch), Letter (81/2 × 11 inch), Executive (71/4 × 101/2 inches), 8 × 13, 81/2 × 13, Folio (81/4 × 13 inch), 16K (195 × 267 mm) Opmerkingen Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier], [Dik papier 1] of [Dik papier 2]. Gekleurd papier Item Beschrijving Papierdikte 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lb.
Ondersteund papier Item Ondersteunde papierlade Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen Beschrijving Kan gebruikt worden met alle papierlades. dat A4, B5 JIS, Legal (81/2 × 14 inch), Letter (81/2 × 11 inch), Executive (71/4 × 101/2 inches), 8 × 13, 81/2 × 13, Folio (81/4 × 13 inch), 16K (195 × 267 mm) Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier], [Dik papier 1] of [Dik papier 2].
2. Papier plaatsen Karton Item Beschrijving Papierdikte 106 tot 160 g/m2 (28 tot 43 lb.) Ondersteunde papierlade Lade 1 en handinvoer Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen dat Geen • Het aantal vellen dat afgedrukt kan worden binnen één minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. • Papier dikker dan 160 g/m2 kan niet bedrukt worden.
Ondersteund papier Opmerkingen • Vermijd het gebruik van zelfklevende enveloppen. Deze kunnen storingen aan het apparaat veroorzaken. • Het aantal enveloppen dat afgedrukt kan worden per minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. • Het papier kan alleen geplaatst worden tot aan de onderste limietmarkering van de twee limietmarkeringen in de lade. • Als gedrukte enveloppen sterk gekreukeld uit de printer komen, plaatst u de enveloppen in omgekeerde richting.
2. Papier plaatsen • Zorg er bij het loswaaieren van enveloppen voor dat ze niet aan elkaar plakken. Als ze tegen elkaar aan plakken, haal ze dan los. • Zorg er bij het waaieren van enveloppen voor dat de flappen niet aan elkaar plakken. Als ze tegen elkaar aan plakken, haal ze dan los. • Maak de enveloppen voor het plaatsen plat, zodat de krul niet boven datgene uitkomt wat in de illustratie hieronder is weergegeven.
Niet aanbevolen papiertypen Niet aanbevolen papiertypen Gebruik de volgende papiertypen niet: • Papier voor inkjetprinters • Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier • Opgekruld of verdraaid papier • Gescheurd papier • Gekreukt papier • Vochtig papier • Vuil of beschadigd papier • Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit te veroorzaken • Papier waarop al is afgedrukt, met uitzondering van een voorgedrukt briefhoofd.
2. Papier plaatsen Afdrukgebied De volgende illustratie laat het gedeelte van het papier zien waarop het apparaat kan adrukken. Papier 2 4 4 3 1 3 DAC571 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) Envelop 4 3 3 1 2 3 DAC577 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 10 mm (0,4 inch) 4.
Afdrukgebied • Afdrukken zonder marges wordt niet ondersteund. • Het afdrukgebied kan variëren, afhankelijk van papierformaat, printertaal en printerinstellingen. • Voor het beter adrukken van enveloppen raden wij u aan de rechter-, linker-, boven- en ondermarges minimaal op 15 mm (0,6 inch) in te stellen.
2. Papier plaatsen Papier plaatsen Papier plaatsen in lade 1 en 2 In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u papier in de standaard papierlade (lade 1) plaatst. Dezelfde procedure geldt voor het plaatsen van papier in lade 2. • Voordat u op ander papier dan enveloppen afdrukt, moet u de hendels aan de achterkant van het apparaat, binnenin het achterpaneel, omhoog trekken. • Gekruld papier kan vast komen te zitten. Strijk gekruld papier plat voordat u het papier plaatst.
Papier plaatsen 3. Knijp in de klem van de zijgeleider en schuif deze tot het gewenste papierformaat. DAC051 Zet bij het plaatsen van een aangepast papierformaat de papiergeleider iets breder dan het werkelijke formaat. 4. Knijp in de eindgeleider en schuif deze naar binnen tot deze overeenkomt met het papierformaat. DAC053 Zet bij het plaatsen van een aangepast papierformaat de papiergeleider iets breder dan het werkelijke formaat. 5. Plaats nieuwe vellen papier met de afdrukzijde naar beneden.
2. Papier plaatsen Schuif de geleiders naar binnen totdat ze vlak tegen de zijkant van het papier staan. Zorg dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de markering op de zijgeleiders. Als u lade 2 gebruikt, zorg er dan voor dat u het papier niet hoger stapelt dan de hoogste markering aan de binnenkant van de lade. DAC059 6. Controleer of er geen openingen tussen het papier en de papiergeleiders zijn; zowel bij de papiergeleiders aan de zijkant als aan de achterkant. DAC058 7.
Papier plaatsen 1. Verwijder de achterklep met een munt. DAC032 2. Trek lade 1 er voorzichtig met beide handen uit. Plaats de lade op een vlak oppervlak. 3. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 4. Knijp het verlengstuk in de richting 'PUSH' in en trek het verlengstuk er dan uit tot hij klikt. DAC055 Zorg er na het verlengen voor dat de pijlen op het verlengstuk en de lade met elkaar overeenkomen.
2. Papier plaatsen DAC056 5. Volg stap 3 t/m 7 in 'Papier in lade 1 en 2 plaatsen'. • Om het verlengstuk opnieuw te plaatsen, moet u het met enige kracht erin duwen. Papier in de handinvoer plaatsen • Voordat u op ander papier dan enveloppen afdrukt, moet u de hendels aan de achterkant van het apparaat, binnenin het achterpaneel, omhoog trekken. • Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden en in de invoerrichting naar de korte zijde.
Papier plaatsen 2. Stel de zijgeleiders af op het papierformaat. DAC066 3. Ondersteun het papier met uw handen en voer het voorzichtig in totdat het stopt. DAC065 Enveloppen plaatsen • Zorg dat u voor het bedrukken van enveloppen de hendels van de fuseereenheid achter de achterklep laat zakken om te voorkomen dat de enveloppen verkreukeld naar buiten komen. Zet de hendels ook weer terug in hun oorspronkelijke positie na het afdrukken (omhoog). • Vermijd het gebruik van zelfklevende enveloppen.
2. Papier plaatsen • In een warme en vochtige omgeving kunnen enveloppen verkreukeld of onjuist bedrukt uit de printer komen. De hendels van de fuseereenheid laten zakken 1. Trek de hendel van het voorpaneel naar voren en laat het voorpaneel dan voorzichtig zakken. 2 1 DAC061 2. Laat de hendels van de fuseereenheid zakken. DAC340 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit.
Papier plaatsen Zie voor meer informatie over het plaatsen van een envelop Pag. 58 "Papier plaatsen in lade 1 en 2" en Pag. 62 "Papier in de handinvoer plaatsen". Let erop dat u geen enveloppen kunt plaatsen in lade 2. • Zorg dat u de enveloppen zo plaatst dat de flappen aan de rechterkant zitten. Als u dit niet doet, raken de enveloppen gekreukeld.
2. Papier plaatsen Het papierformaat en -type opgeven via het bedieningspaneel In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u het papierformaat en -type kunt opgeven met het bedieningspaneel. • De instelling voor het papiertype en -formaat kan ook worden ingesteld met behulp van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor verdere informatie.
Papier plaatsen 6. Druk op de [Menu]-knop om naar het beginscherm terug te keren. De standaardpapiergrootte opgeven Dit onderdeel beschrijft hoe u het standaard papierformaat opgeeft. 1. Druk op de [Menu]-knop. CER408 2. Druk op [ ] of [ ] om [Papierinvoer] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Papierformaat] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4.
2. Papier plaatsen 1. Druk op de [Menu]-knop. CER408 2. Druk op [ ] of [ ] om [Papierinvoer] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Papierformaat] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Ang. fr] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren.
3. Documenten afdrukken Basisbewerking In deze paragraaf wordt de algemene afdrukprocedure uitgelegd. 1. Open het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de toepassing van uw document. Voor meer informatie over de instellingsitems klikt u op [Help]. U kunt op de informatiepictogrammen klikken voor informatie over de configuratie. 2. Configureer de benodigde instellingen en klik op [OK]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt gesloten. 3. Klik op [OK].
3. Documenten afdrukken Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart Windows 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. Mac OS X 1. Selecteer in het Apple-menu [System Preferences...]. 2. Klik onder "Hardware", op [Print & Fax] of [Print & Scan]. 3. Dubbelklik bij "Printers" op het gewenste apparaat. 4.
Als papier niet overeenkomt Als papier niet overeenkomt Er wordt een fout gerapporteerd als: • Het papierformaat of -type komt niet overeen met de instellingen van de taak als [Invoerlade:] is ingesteld op [Autom. ladekeuze]. Er zijn twee manieren om deze foutmeldingen op te lossen: Doorgaan met afdrukken met gebruik van papier dat niet overeenkomt Gebruik de functie paginadoorvoer om de fout te negeren en ga verder met afdrukken met papier dat niet overeenkomt. Reset de afdruktaak Annuleer het afdrukken.
3. Documenten afdrukken De afdruktaak resetten 1. Terwijl de foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven, drukt u op de [Job Reset]-knop.
Vertrouwelijke documenten afdrukken Vertrouwelijke documenten afdrukken Met de functie Beveiligde afdruktaak kunt u afdruktaken beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat uw taak alleen wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord invoert via het bedieningspaneel van het apparaat. Deze functie voorkomt dat onbevoegde gebruikers gevoelige documenten kunnen inzien die op het apparaat liggen. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
3. Documenten afdrukken • Het apparaat kan maximaal 5 taken of 5 MB aan data voor beveiligde afdrukbestanden opslaan. • Zelfs als de printer niet meer beveiligde afdrukbestanden kan opslaan, bewaart de printer een beveiligd afdrukbestand voor de periode die is opgegeven in [Time-out:BevAfdr] onder [Hostinterface] voordat de taak wordt geannuleerd. In deze periode kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen.
Vertrouwelijke documenten afdrukken Een Beveiligd afdrukken-bestand verwijderen Als er een beveiligd afdrukbestand op de printer is opgeslagen, wordt het bericht "Beveil. afdr.tk. Druk op OK" op het scherm van de printer weergegeven. Beveil. afdr.tk Druk op OK Gebruik de volgende stappen om een beveiligd afdrukbestand te verwijderen. U hoeft geen wachtwoord in te voeren om een beveiligd afdrukbestand te verwijderen. 1. Als het bericht Beveiligd afdrukbestand wordt weergegeven, druk dan op [OK]. 2.
3. Documenten afdrukken Beveil. afdr.tk ! HH : MM User ID "HH:MM" is het tijdstip waarop het beveiligde afdrukbestand werd opgeslagen en "User ID" is het user ID dat is ingevoerd met behulp van het printerstuurprogramma. Voer de volgende stappen uit om de logboekinvoer te verwijderen. 3. Druk op de [OK]-knop. 4. Bevestig dat de logboekinvoer die u wilt verwijderen, is geselecteerd en druk vervolgens op [OK]. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Uitvoeren] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) Wat is PictBridge? U kunt een digitale camera die geschikt is voor PictBridge met een USB-kabel aansluiten op dit apparaat. Hiermee kunt u rechtstreeks digitale foto's afdrukken via de digitale camera. • Controleer of uw digitale camera compatibel is met PictBridge. • Met één afdruktransactie kunt u maximaal 999 afbeeldingen versturen vanaf de digitale camera.
3. Documenten afdrukken 2. Sluit de USB-kabel aan op de USB-hostinterfacekaart van het apparaat en op uw digitale camera. DAC033 Als het apparaat de digitale camera herkent als een PictBridge-apparaat, ziet u eerst "Verbinden met PictBridge... " en vervolgens "Gereed" op het bedieningspaneel van het apparaat. 3. Selecteer op uw digitale camera de afbeeldingen die u wilt afdrukken en geef de afdrukinstellingen op. 4.
Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) • De parameters van de instellingen en hun namen kunnen verschillen, afhankelijk van de digitale camera. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie. PictBridge afsluiten Volg de onderstaande procedure om de PictBridge-modus af te sluiten. • Trek de USB-kabel niet uit terwijl gegevens naar het apparaat worden verzonden. Als u dat wel doet, zal het afdrukken mislukken. 1.
3. Documenten afdrukken Probleem Oorzaak Oplossing Wanneer twee of meer digitale camera's worden aangesloten, worden de tweede en volgende camera's niet herkend. U hebt meerdere digitale camera's aangesloten. Verbind slechts één digitale camera. Kan niet afdrukken. Het opgegeven aantal afdrukken overschrijdt het maximum aantal dat per keer kan worden afgedrukt. De maximale aantal dat u in één keer kunt afdrukken is 999. Wijzig het aantal in 999 of minder en probeer opnieuw af te drukken.
De verschillende afdrukfuncties gebruiken De verschillende afdrukfuncties gebruiken In dit onderdeel worden de verschillende afdrukfuncties kort beschreven die u kunt configureren met het printerstuurprogramma waarmee u de gewenste afdrukken kunt maken. Afdrukkwaliteitfuncties Afdrukkwaliteit en kleurschakeringen kunnen worden aangepast om bij de afdrukgegevens te passen. Een aantal van de afdrukkwaliteitinstellingen die u kunt configureren, staat hieronder.
3. Documenten afdrukken Afbeeldingen in grijze kleuren afdrukken met zwart of CMYK U kunt zwarte of grijze delen van een afbeelding afdrukken met alleen zwarte toner in plaats van alle CMYK-toners. Vergeleken met het afdrukken van zwart met CMYK-toner, zal dit leiden tot een zwarte kleur die voller en puurder is. ICM gebruiken (Image Color Matching) U kunt de ICM-functie van Windows gebruiken om kleuren te reproduceren die er op het computerscherm vrijwel net zo uitzien als op afgedrukt papier.
De verschillende afdrukfuncties gebruiken Op beide zijden van papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) U kunt het papier aan beide zijden afdrukken. Het document verkleinen of vergroten U kunt documenten met een bepaalde verhouding verkleinen of vergroten, van 25% tot 400% in stappen van 1%. U kunt documenten ook automatisch verkleinen of vergroten zodat ze op een bepaald papierformaat passen. Deze functie is bijvoorbeeld geschikt voor het afdrukken van webpagina's.
3.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerkingen 1. Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, druk dan op de [Menu]knop. CER408 2. Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren. 3. Om de weergegeven instellingen en waarden te bevestigen, drukt u op de [OK]-knop. 4. Druk op de [Menu]-knop om terug te gaan naar het voorgaande item.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Menuoverzicht In dit onderdeel worden de parameters van elk menu genoemd. Voor meer informatie over het configureren van het apparaat met Web Image Monitor, zie Pag. 105 "Het apparaat configureren met Web Image Monitor". • Sommige items kunnen ontbreken vanwege het modeltype of de configuratie van het apparaat. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via Web Image Monitor. Papierinvoer [Papierformaat], [Papiersoort], [Ladeprioriteit], [Prior.
MenuPapierinvoer MenuPapierinvoer Papierformaat: Lade 1 Bepaalt het papierformaat voor lade 1. (voornamelijk Europa en Azië) [A4], Standaardinstelling: Noord-Amerika) [8 1/2 x 11] (voornamelijk • A4, B5 JIS, A5, 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 7 1/4 × 10 1/2, 8 ×13, 8 1/2 × 13, 8 1/4 × 13, 16K, Ang.fr, 4 1/8 × 9 1/2, 3 7/8 × 7 1/2, C5 Env, C6 Env, DL Env, 5 1/2 × 8 1/2, B6 JIS, A6 Papierformaat: Lade 2 Bepaalt het papierformaat voor lade 2.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Papiertype: Handinvoer Bepaalt de papiersoort voor de handinvoer Standaardinstelling: [Normaal Papier] • Dun papier, Normaal papier, Medium dik, Dik papier 1, Gerecycled pap., Gekleurd papier, Briefpapier, Geperforeerd, Etikettenpapier, Bankpost, Karton, Envelop, Dik papier 2 Ladeprioriteit Hiermee selecteert u de lade die de printer eerst gebruikt voor afdruktaken vanuit lade 1 of lade 2.
MenuPapierinvoer Voor afdruktaken met een aangepast formaat, gaat het afdrukken verder zelfs als de instellingen van de printer en het printerstuurprogramma voor het papierformaat/-type niet overeenkomen. Echter, als het papier te klein is voor de afdruktaak, wordt de afgedrukte afbeelding bijgesneden zodat het past. Bij taken met een standaardformaat treedt er een fout op als de instellingen voor papierformaat/-soort van de printer en het printerstuurprogramma niet overeenkomen.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Menu Lijst/Proefafdruk De configuratiepagina afdrukken 1. Druk op de [Menu]-knop. CER408 Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Lijst/proefafdr] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Cofig.pagina] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. De configuratiepagina wordt afgedrukt. Het scherm [Lijst/proefafdr] wordt weergegeven nadat het afdrukken is voltooid.
Menu Lijst/Proefafdruk PS-lettertypelijst Drukt de geïnstalleerde PostScript-lettertypelijst af. Onderhoudspag. Hiermee wordt de onderhoudspagina afgedrukt.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel MenuOnderhoud In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Onderhoud. Kleurbel./reg. Past de kleurbelichting en -registratie automatisch aan. Toner bijna op Geeft de periode op waarna een bericht wordt gegeven dat de toner bijna op is. Standaardinstelling: [Normaal] • Normaal De melding dat er weinig toner meer is, wordt weergegeven wanneer er nog ongeveer 200 pagina's met de resterende toner kunnen worden afgedrukt.
Het menu Systeem Het menu Systeem Automatisch doorgaan Hiermee stelt u in dat de printer fouten met het papierformaat of de papiersoort negeert en verder gaat met afdrukken. Het afdrukken wordt tijdelijk onderbroken wanneer een fout wordt gedetecteerd en begint automatisch weer tien seconden nadat de instellingen gedaan zijn op het bedieningspaneel.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Binden Korte zijde • Binden Lange zijde Blanco pag afdr Hiermee wordt ingesteld dat de printer blanco pagina's afdrukt. Let op: deze instelling heeft een lagere prioriteit dan de instelling voor lege pagina's van het printerstuurprogramma. Wanneer het afdrukken van kaften is ingesteld vanuit het printerstuurprogramma, worden kaften ingevoegd zelfs als u [Uit] selecteert.
Het menu Systeem Standrd herst. Hiermee worden de instellingen van de printer teruggezet op de fabrieksinstellingen. Foutenrapp afdr Hiermee wordt ingesteld dat de printer een foutpagina afdrukt als de printer een afdruk- of geheugenfout detecteert. Standaardinstelling: [Uit] • Aan • Uit ZW-afdr.prior Hiermee stelt u in dat de printer het verbruik van de kleurentoner onderdrukt wanneer u zwartwitpagina's afdrukt.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Menu Host-interface Time-out:BevAfd Geeft aan hoeveel seconden de printer een beveiligd afdrukbestand vasthoudt als de printer geen beveiligde afdrukbestanden kan opslaan. In deze periode kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd afdrukbestand ook afdrukken of verwijderen zodat het nieuwe beveiligde afdrukbestand op de printer kan worden opgeslagen.
Menu Host-interface • 100Mbps Voll D. • IPsec Hiermee selecteert u of IPsec moet worden in- of uitgeschakeld. Standaardinstelling: [Inactief] • Inactief • Actief • MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. • Wi-Fi config. • Wi-Fi Selecteer of u draadloze LAN wilt in- of uitschakelen. Standaardinstelling: [Inactief] • Inactief • Actief Als [Inactief] is ingesteld, worden [WiFi-status], [MAC-adres], [Huid. verbind.], [Install.wizard] en [WPS] niet weergegeven.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Actief • Inactief • IP-adres Hiermee geeft u het IPv4-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige IP-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: XXX.XXX.XXX.XXX De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. • Subnet Mask Hiermee geeft u het subnetmasker van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt.
Menu Host-interface Standaardinstelling: [Inactief] • Inactief • Actief • IP-adres (DHCP) Hiermee wordt het IPv6-adres weergegeven dat wordt verkregen van een DHCP-server. • Handmatig adres • Handmatig adres Hiermee geeft u het IPv6-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Kan tot 39 tekens bevatten. • Prefixlengte Hiermee stelt u de prefixlengte in met een waarde tussen 0 en 128. • Gateway adres Bepaalt het IPv6-adres van de standaard gateway. Kan tot 39 tekens bevatten.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel PCL Menu Richting Selecteert de invoerrichting van het papier. Standaardinstelling: [Portrait] • Staand • Liggend Regels per pagina Stelt het aantal regels per pagina in tussen 5 en 128. Standaardinstelling: Noord-Amerika) [60] (voornamelijk Europa en Azië) [64], (voornamelijk Lettertypenummer Geeft de ID aan van het standaardlettertype dat u wilt gebruiken tussen 0 en 89.
PCL Menu • Donker A4 brd uitbr. Stelt de printer in zodat de breedte van het afdrukgebied op A4-papier groter wordt en de marge aan de zijkant kleiner. Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Aan Van CR naar LF Stelt de printer in zodat er een CR-code aan elke LF-code wordt aangehecht zodat tekstgegevens duidelijk worden afgedrukt. Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Aan Resolutie Stelt de resolutie van de afdruk in dots per inch in.
4. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel PS Menu Resolutie Stelt de resolutie van de afdruk in dots per inch in. Standaardinstelling: [600 x 600 1bit] • 600 x 600 1bit • 600 x 600 2bit • 600 x 600 4bit Kleurprofiel Specificeert het kleurprofiel.
Het menu Taal Het menu Taal U kunt de taal instellen waarin het menu wordt weergegeven. Het taalmenu wijzigen Gebruik de volgende procedure om de taal te wijzigen. 1. Druk op de [Menu]-knop. CER408 2. Druk op [ ] of [ ] om [Taal] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de taal te selecteren en druk daarna op de [OK]-knop. Het geselecteerde item wordt twee seconden met een sterretje weergegeven en vervolgens verschijnt het scherm [Taal]. 4.
4.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Web Image Monitor gebruiken • Om het apparaat te bedienen via Web Image Monitor, moet u eerst de TCP/IP- of draadloze LAN-instellingen van het apparaat instellen. Zie voor meer informatie Pag. 96 "Menu Hostinterface" of Pag. 119 "De netwerkinstellingen configureren". • Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Bovenste pagina weergeven Als u via Web Image Monitor toegang tot het apparaat verkrijgt, wordt de bovenste pagina in uw browservenster weergegeven. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer in de adresbalk van de browser "http://(IP-adres van apparaat)/" in om toegang te krijgen tot dit apparaat. Als u een DNS- of WINS-server gebruikt wordt en de hostnaam van het apparaat is opgegeven, kunt u in plaats van het IP-adres de hostnaam opgeven.
Bovenste pagina weergeven 4. Algemeen gebied Hier wordt de inhoud weergegeven van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. De informatie in het algemene gedeelte wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Vernieuwen] in de rechterbovenhoek van het algemene gebied om de informatie bij te werken. Klik op de button [Vernieuwen] van de webbrowser om het volledige browserscherm bij te werken.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor De systeeminformatie controleren Klik op [Home] om de hoofdpagina van Web Image Monitor weer te geven. Op deze pagina kunt u de huidige systeeminformatie controleren. Deze pagina bevat drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Apparaatinformatie]. Het tabblad Status Item Beschrijving Modelnaam Toont de naam van het apparaat. Locatie Toont de locatie van het apparaat zoals is geregistreerd op de [SNMP]pagina.
De systeeminformatie controleren Item Fuseereenheid Beschrijving Toont de resterende levensduur van de fuseereenheid als "Status OK", "Vervanging binnenkort vereist" of "Vervanging vereist". Neem voor vervanging contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger. Transferroller Toont de resterende levensduur van de transferriem als "Status OK", "Vervanging binnenkort vereist" of "Vervanging vereist". Neem voor vervanging contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
5.
De systeeminformatie controleren Item Cyaan Beschrijving Toont het volgende voor pagina's afgedrukt in de modus Economy Color met de printerfunctie: • Cumulatieve waarde van dekking van cyaan toner op A4-pagina (percentage) • Cumulatieve waarde van verbruik van cyaan toner (geconverteerd in volledig gedekte A4-pagina's) Magenta Toont het volgende voor pagina's afgedrukt in de modus Economy Color met de printerfunctie: • Cumulatieve waarde van dekking van magenta toner op A4-pagina (percentage) • Cumulat
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item 112 Beschrijving Firmwareversie van apparaat Toont het versienummer voor de firmware van de elektromotor van het apparaat. PCL-versie Toont de versie van de PCL-vertaler. PS-versie Toont de versie van de PS-vertaler. Apparaat-ID Toont het identificatieummer van het apparaat. Totaal geheugen Toont het totale geheugen dat op het apparaat is geïnstalleerd.
De systeeminstellingen configureren De systeeminstellingen configureren Klik op [Systeeminstellingen] om de pagina voor configuratie van de systeeminstellingen weer te geven. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Papierlade-instellingen], [Zwart-witafdruk prioriteit] en [I/O time-out].
5.
De systeeminstellingen configureren Lade 1 prioriteit Item Lade 1 prioriteit Beschrijving Selecteer hoe afdruktaken via lade 1 worden verwerkt. • System Settings De papierinstellingen die op het bedieningspaneel van het apparaat zijn geconfigureerd, worden op alle afdruktaken toegepast. Er treedt een fout op als de papierinstellingen die in het printerstuurprogramma of in de afdrukopdracht zijn opgegeven niet overeenkomen met de apparaatinstellingen.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Prioriteit instelling handinvoer Item Prioriteit instelling handinvoer Beschrijving Selecteer hoe afdruktaken via de handinvoer worden verwerkt. • System Settings De papierinstellingen die op het bedieningspaneel van het apparaat zijn geconfigureerd, worden op alle afdruktaken toegepast. Er treedt een fout op als de papierinstellingen die in het printerstuurprogramma of in de afdrukopdracht zijn opgegeven niet overeenkomen met de apparaatinstellingen.
De systeeminstellingen configureren Tabblad I/O Time-out I/O-timeout Item Vaste USB-poort Beschrijving Bepaalt of dezelfde printer kan worden gebruikt voor meerdere apparaten via een USB-verbinding. Als deze instelling is ingeschakeld, kan het printerstuurprogramma dat u op uw computer hebt geïnstalleerd, worden gebruikt met elke andere printer die van hetzelfde model is als de printer die oorspronkelijk voor installatie was gebruikt.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Apparaatfuncties beperken voor gebruikers U kunt het apparaat zo instellen dat er een gebruikerscode moet worden ingevoerd als iemand bepaalde apparaatfuncties wil gebruiken. Voor meer informatie over het configureren van de instellingen voor gebruikersbeperkingen, raadpleegt u Pag. 39 "Apparaatfuncties beperken voor gebruikers". • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
De netwerkinstellingen configureren De netwerkinstellingen configureren Klik op [Netwerkinstell.] om de pagina weer te geven waarop u de netwerkinstellingen kunt configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Netwerkstatus], [IPv6-configuratie], [Netwerkapplicatie], [DNS], [Automatische E-mailmelding], [SNMP], [SMTP], [POP3] en [Draadloos]. • Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad IPv6-configuratie IPv6 Item IPv6 Beschrijving Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen U kunt IPv6 niet uitschakelen via Web Image Monitor als het apparaat momenteel in gebruik is in een IPv6omgeving. Gebruik in dat geval het bedieningspaneel om [IPv6] uit te schakelen onder de Netwerkinstellingen. Indien uitgeschakeld kunnen [DHCP], [Handmatige adresconfiguratie], [Prefixlengte] en [Gateway-adres] hieronder niet worden geconfigureerd.
De netwerkinstellingen configureren Item Beschrijving FTP Selecteer deze optie om afdrukken via het netwerk met behulp van een ingesloten FTP-server in het apparaat (via TCP-poort 20/21) in te schakelen. RAW Selecteer deze optie om RAW-afdrukken via het netwerk in te schakelen. Poortnummer Voer het TCP-poortnummer in voor RAW-afdrukken. Het geldige bereik is 1024 t/m 65535, met uitzondering van 53550 en 49999 (standaardinstelling is 9100).
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item IPv6 DNS-methode Beschrijving Selecteer of u de domeinserver handmatig wilt opgeven of dat het apparaat zijn DNS-informatie automatisch verkrijgt. Indien ingesteld op [Automatisch verkrijgen (DHCP)] zijn de opties [Primaire IPv6 DNS-server], [Secundaire IPv6 DNS-server] en [IPv6-domeinnaam] niet beschikbaar. Primaire IPv6 DNSserver Voer het IPv6-adres van de primaire IPv6 DNS-server in. Kan tot 39 tekens bevatten.
De netwerkinstellingen configureren Item Beschrijving Service bellen Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer een onderhoudsbeurt vereist is. Toner is op Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer de toner op is. Paneel open Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer er een paneel openstaat.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Systeem Item Beschrijving Locatie Voer de locatie van het apparaat in. De locatie die u hier invoert, wordt weergegeven op de hoofdpagina. Kan tot 64 tekens bevatten. Contact Voer de contactgegevens voor het apparaat in. De contactgegevens die u hier invoert, worden weergegeven op de hoofdpagina. Kan tot 64 tekens bevatten. Tabblad SMTP SMTP Item Beschrijving Primaire SMTP-server Voer het IP-adres of de hostnaam van de SMTP/POP3-server in.
De netwerkinstellingen configureren Tabblad POP3 POP3-instell. Item Beschrijving POP3-server Voer het IP-adres of de hostnaam van de POP3-server voor emailontvangst in. De POP3-server die hier is opgegeven, wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. Kan tot 64 tekens bevatten. Gebruikersaccount Voer de gebruikersnaam in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Gebruikerswachtwoord Voer het wachtwoord in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Draadloos Beschrijving Hiermee kunt u opgeven of u draadloos LAN wel of niet wilt gebruiken. Draadloos LAN-instellingen Item SSID Beschrijving Voer de SSID van het toegangspunt in. De SSID mag maximaal 32 tekens bevatten. Als u op [Scanlijst] klikt, wordt een lijst met beschikbare toegangspunten weergegeven. U kunt de SSID uit de lijst selecteren. Communicatiemodus Selecteer de modus waarin u verbinding wilt maken.
De netwerkinstellingen configureren Item WEP-sleutel Beschrijving Voer de WEP-sleutel in. Het aantal en het type tekens dat u kunt invoeren hangt af van de lengte en indeling die u voor de sleutel hebt geselecteerd. Zie voor meer informatie: • Lengte WEP-sleutel: [64-bit], Indeling: [Hexadecimaal] Maximumlengte WEP-sleutel: 10 tekens (0-9, A-F, a-f) • Lengte WEP-sleutel: [64-bit], Indeling: [ASCII] Max.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor De IPsec-instellingen configureren Klik op [IPsec-instellingen] om de pagina voor configuratie van de IPsec-instellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Algemene IPsec-instellingen] en [IPsec-beleidslijst]. • Deze functie is alleen beschikbaar wanneer er een beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Algemene IPsec-instellingen Item Beschrijving IPsec-functie Geef op of u IPsec actief of inactief wilt maken.
De IPsec-instellingen configureren Item Status Beschrijving Toont de status van het IPsec-beleid als "Actief" of "Inactief". Als u IPsec-beleidsregels wilt configureren, selecteert u het gewenste IPsec-beleid en klikt u op [Wijzigen] om de pagina "IPsec-beleidsinstellingen" weer te geven. Op de pagina "IPsecbeleidsinstellingen" kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd. IP-beleidsinstellingen Item Beschrijving Nr. Geef een nummer op tussen 1 en 10 voor het IPsec-beleid.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor IPsec-instellingen Item Encapsulation-type Beschrijving Geef het encapsulation-type op: • [Transport]: selecteer deze modus om alleen de nettolading van elk IPpakket te beveiligen wanneer er wordt gecommuniceerd met apparaten die met IPsec compatibel zijn. • [Tunnel]: selecteer deze modus om elk gedeelte van elk IP-pakket te beveiligen. Dit type wordt aangeraden voor communicatie tussen beveiligingsgateways (zoals VPN-apparaten).
De IPsec-instellingen configureren Item Levensduur Beschrijving Geef de levensduur van de IPsec SA (beveiligingskoppeling) op als tijdsperiode of gegevensvolume. De SA verloopt wanneer de opgegeven tijdsperiode verloopt of als het opgegeven gegevensvolume wordt bereikt. Als u zowel een periode als een gegevensvolume opgeeft, verloopt de SA zodra een van de twee is bereikt en wordt er door middel van onderhandeling een nieuwe SA verkregen.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Lijsten/rapporten afdrukken Klik op [Rapport/ lijst afdrukken] om de pagina voor afdrukrapporten weer te geven. Selecteer vervolgens een item en klik op [Afdrukken] om informatie over dat item af te drukken. Rapport/ lijst afdrukken Item Beschrijving Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie over het apparaat en de huidige configuratie afgedrukt. Testpagina Hiermee drukt u een testpagina af om de afdrukvoorwaarden te controleren.
De beheerderinstellingen configureren De beheerderinstellingen configureren Klik op [Beheerdertoepassingen] om de pagina voor configuratie van de beheerdersinstellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Beheerder], [Instellingen resetten], [Instellingen backuppen], [Instellingen herstellen], [Energiespaarstand] en [PCL6-modus]. Tabblad Beheerder Beheerderinstellingen Item Beschrijving Nieuw wachtwoord Voer het nieuwe beheerderswachtwoord in. Kan tot 16 tekens bevatten.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad Instellingen back-uppen • Wanneer u het apparaat wegbrengt voor reparatie, is het belangrijk om van tevoren backupbestanden te maken. De instellingen van het apparaat worden na de reparatie teruggezet op hun standaardwaarden. Instellingen back-uppen Item Beschrijving Back-up van netwerkinstellingen Maakt een back-up van de instellingen die zijn geconfigureerd onder [Netwerkinstell.] en [Beheerdertoepassingen].
De beheerderinstellingen configureren Tabblad Instellingen herstellen • Wanneer het apparaat terugkomt van reparatie, is het belangrijk om de apparaatinstellingen te herstellen vanuit back-upbestanden. De instellingen van het apparaat worden na de reparatie teruggezet op hun standaardwaarden. Instellingen herstellen Item Bestand om te herstellen Beschrijving Voer het pad in naar het bestand dat hersteld moet worden of klik op [Bladeren...] om het bestand te selecteren.
5. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Energiespaarstand 2 Beschrijving Selecteer [Actief] als u wilt dat het apparaat overschakelt op Energiespaarstand 2 nadat de periode is verstreken die is opgegegeven voor [Wachttijd (1 - 240 min.)] (1 tot 240 minuten). Het apparaat verbruikt in Energiespaarstandmodus 2 minder stroom dan in Energiespaarstandmodus 1, maar het duurt langer om terug te keren uit Energiespaarstandmodus 2.
6. Het apparaat onderhouden De printcartridge vervangen • Bewaar printcartridges altijd op een koele donkere plaats. • Het daadwerkelijke aantal kopieën die u kunt afdrukken, hangt af van het volume en de dichtheid van afbeeldingen, het aantal pagina's dat u gelijktijdig afdrukt, de papiersoort en het papierformaat en de omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid. De kwaliteit van toner verslechtert na verloop van tijd. Vroegtijdige vervanging van de printcartridge kan noodzakelijk zijn.
6. Het apparaat onderhouden DAC045 • Raak de ID-chip aan de zijkant van de printcartridge niet aan, zoals hieronder te zien is. DAC046 • Zorg dat u bij het verwijderen van printercartridges de laserscaneenheid aan de onderkant van de bovenklep niet aanraakt (het gebied dat met de pijl in de illustratie hieronder wordt aangegeven). DAC044 • Als de toner voor cyaan, magenta of geel op is, kunt u met de zwarte toner zwart-wit afdrukken blijven maken.
De printcartridge vervangen 1. Trek aan het handvat op de voorklep en til de voorklep vervolgens voorzichtig op. DAC477 2. Til de printercartridge er voorzichtig verticaal uit, terwijl u hem in het midden vasthoudt. Beginnend vanaf achteraan worden de printcartridges in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K) geïnstalleerd. DAC040 • Schud de verwijderde printcartridge niet. Als u dit wel doet, kan de overgebleven toner gaan lekken.
6. Het apparaat onderhouden 4. Houd de printcartridge vast en schud deze vijf of zes keer heen en weer. DAC039 Een gelijkmatige verspreiding van de toner in de cartridge verbetert de afdrukkwaliteit. 5. Verwijder het beschermvel van de printcartridge. DAC037 6. Controleer of de tonerkleur en plaats overeenkomen en plaats vervolgens de inktcartrigde voorzichtig in verticale richting.
De printcartridge vervangen 7. Houd met beide handen het midden van de bovenklep vast en sluit de klep voorzichtig. Let op dat uw vingers niet bekneld raken. DAC064 8. Plaats het beschermvel dat u in stap 5 verwijderde op de oude printcartridge. Plaats de oude printcartridge vervolgens in de zak en in de verpakking. DAC038 • Zorg dat u de oude printcartridge goed afdekt voor recycling- en milieudoeleinden. • We verzoeken u vriendelijk om mee te werken aan ons recycleprogramma voor printcartridges.
6. Het apparaat onderhouden De tonerafvalfles vervangen Meldingen op het scherm • Vervang de tonerafvalfles als de volgende melding op het display verschijnt: "Vervang de tonerafvalfles" • Maak een tonerafvalfles klaar als de volgende melding op het display verschijnt: "Bijna vol Tonerafvalfles" • Tonerafvalflessen kunnen niet worden hergebruikt. • Het is raadzaam om extra tonerafvalflessen te kopen als voorraad zodat u de flessen gemakkelijk kunt vervangen.
De tonerafvalfles vervangen 2. Schuif beide hendels op de voorklep naar voren. DAC089 3. Houd de tabs aan weerszijden van de transfereenheid vast en beweeg de transfereenheid iets naar achteren voordat u deze optilt. 2 1 DAC088 4. Houd de hendel in het midden van de afvaltonerfles vast en trek hem gedeeltelijk naar buiten zonder hem te kantelen.
6. Het apparaat onderhouden 5. Trek de tonerafvalfles er half uit, houd de fles stevig vast en trek deze er dan recht uit. DAC077 DAC078 Til de tonerafvalfles niet op als u deze eruit trekt, om te voorkomen dat de fles de tussenliggende transfereenheid aanraakt (het gebied dat met de pijl in de illustratie hieronder wordt aangegeven).
De tonerafvalfles vervangen 6. Doe de dop op de fles. DAC083 DAC082 7. Houd de nieuwe tonerafvalfles in het midden vast en plaats deze voorzichtig halverwege in het apparaat. Laat de dop van de fles open. DAC079 Til de tonerafvalfles niet op tijdens het plaatsen, om te voorkomen dat de fles de tussenliggende transfereenheid aanraakt (het gebied dat met een pijl in de afbeelding hieronder wordt aangegeven).
6. Het apparaat onderhouden DAC080 8. Duw de tonerafvalfles naar beneden totdat deze klikt. Druk de hendel in het midden in en duw de fles helemaal naar binnen. DAC075 9. Plaats de transfereenheid op het voorpaneel. Schuif de transfereenheid over de geleiderrails in het apparaat.
De tonerafvalfles vervangen 10. Als het stopt, drukt u op de markering PUSH totdat u een klik hoort. DAC087 11. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
6. Het apparaat onderhouden Een onderdeel vervangen Tussenliggende transfereenheid vervangen • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. Als het waarschuwingsindicatielampje op het bedieningspaneel gaat branden en het bericht "Vervang tussenl. transf.riem" verschijnt op het display, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. De fuseereenheid en transferrol vervangen • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
Aandachtspunten bij het schoonmaken Aandachtspunten bij het schoonmaken Maak het apparaat regelmatig schoon om een hoge afdrukkwaliteit te garanderen. Neem de buitenkant af met een zachte, droge doek. Als dit niet voldoende is, kunt u een zachte, vochtige doek gebruiken die goed is uitgewrongen. Als u er zo nog niet in slaagt om vlekken te verwijderen, kunt u een neutraal schoonmaakmiddel gebruiken.
6. Het apparaat onderhouden De tonerdichtheidsensor schoonmaken Reinig de tonerdichtheidssensor wanneer de volgende boodschap op het bedieningspaneel verschijnt. "Reinig. dichth- sensor vereist" 1. Trek aan het handvat op de voorklep en til de voorklep vervolgens voorzichtig op. DAC477 2. Verwijder de achterste printcartridge. DAC040 3. Schuif de hendel van de tonerdichtheid-sensor een keer naar links.
De tonerdichtheidsensor schoonmaken 4. Voer de printercartridge, die bij stap 2 verwijderd werd, voorzichtig verticaal in. DAC043 5. Houd met beide handen het midden van de bovenklep vast en sluit de klep voorzichtig. Let op dat uw vingers niet bekneld raken.
6. Het apparaat onderhouden De wrijvingsstrip en de papierinvoerrol schoonmaken Als de wrijvingsstrip of de papierinvoerrol vuil zijn, kunnen er verschillende vellen tegelijk of juist geen vellen worden gepakt. In dit geval moeten de wrijvingsstrip en de papierinvoerrol als volgt worden gereinigd: • Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen, zoals thinner of benzine. 1. Zet het apparaat uit. 2. Trek de stekker uit het stopcontact. Verwijder alle kabels uit het apparaat. 3.
De wrijvingsstrip en de papierinvoerrol schoonmaken 5. Veeg het rubberen deel van de rol schoon met een zachte, vochtige doek. Droog de wrijvingsstrip vervolgens met een droge doek. DAC068 6. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 7. Plaats het verwijderde papier terug in de lade en duw de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze klikt. DAC069 8. Steek de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact. Sluit alle voorheen verwijderde kabels weer aan. 9.
6. Het apparaat onderhouden • Als er verschillende vellen tegelijk worden ingevoerd of er ontstaat een storing, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger. • Als de optionele lade 2 is geïnstalleerd, maak dan de wrijvingsstrip en papierinvoerrol hiervan op dezelfde manier schoon als u deed bij lade 1.
De registratierol en papierlade schoonmaken De registratierol en papierlade schoonmaken De registratierol en papierlade kunnen vuil worden door papierstof als u op papier afdrukt dat niet standaard is. Maak de registratierol schoon als er witte puntjes op de afdrukken verschijnen. • Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen, zoals thinner of benzine. • Raak de transferrol niet aan (zoals hieronder wordt weergegeven). DAC091 1. Zet het apparaat uit. 2.
6. Het apparaat onderhouden 4. Veeg de binnenkant van de papierlade schoon met een doek. DAC060 5. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 6. Plaats het verwijderde papier terug in de lade en duw de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze klikt.
De registratierol en papierlade schoonmaken 7. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 Zorg dat u de registratierol op de plaats zet die in de illustratie hieronder met een pijltje getoond wordt. DAC085 Reinig de registratierol als afdrukken besmeurd raken na het verhelpen van een papierstoring. 8. Gebruik een zachte, vochtige doek en reinig de registratierol rondom door deze te draaien. 9.
6. Het apparaat onderhouden 11. Zet de printer aan. • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
7. Problemen oplossen Vastgelopen papier verwijderen Als er een papierstoring optreedt, wordt één van de volgende berichten op het bedieningspaneel weergegeven: Meldingen Interne storing Storng:Stnd.lade Storing:Pap.lade Referentietitel Zie Pag. 160 "Als papier in de fuseereenheid vastloopt ". Zie Pag. 162 "Als papier in een lade vastloopt". Storing: Lade 1 Storing: Lade 2 Storng:Dupl.eenh Zie Pag. 164 "Als papier in de transfereenheid vastloopt".
7. Problemen oplossen • Verwijder het vastgelopen papier niet met te veel kracht. Verscheurde delen die in het apparaat achterblijven, zullen het papier opnieuw doen vastlopen en dit kan het apparaat beschadigen. • Papierstoringen kunnen ervoor zorgen dat pagina's verloren gaan. Controleer uw afdruktaak op ontbrekende pagina's en druk de pagina's af die nog niet zijn afgedrukt.
Vastgelopen papier verwijderen DAC605 Trek het papier naar beneden om te verwijderen. Trek het niet omhoog. DAC074 Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, trek dan de hendel omlaag en controleer nogmaals.
7. Problemen oplossen 3. Trek de fuseereenheidhendels omhoog. DAC071 4. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan. Controleer of de foutmelding is verdwenen wanneer u de klep hebt gesloten. Als papier in een lade vastloopt Als papier in lade 1 of lade 2 vastloopt, volg dan de onderstaande stappen om het papier te verwijderen.
Vastgelopen papier verwijderen 1. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 2. Trek vastgelopen papier er voorzichtig uit. DAC084 Raak de fuseereenheid niet aan. DAC605 Als het papier in de transfereenheid is vastgelopen, houdt u het papier met beide handen vast en trekt u het voorzichtig naar voren eruit.
7. Problemen oplossen DAC092 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Trek de papierlade niet uit de printer (lade 1). • Als het papier in lade 2 is vastgelopen, maar het is moeilijk dit te traceren, trekt u lade 2 eruit. Nadat het papier is verwijderd, plaatst u lade 2 voorzichtig terug in het apparaat. • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan. Controleer of de foutmelding is verdwenen wanneer u de klep hebt gesloten.
Vastgelopen papier verwijderen 1. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 2. Verwijder voorzichtig het papier dat is vastgelopen onder de transfereenheid. DAC090 Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, kijkt u in het apparaat. 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
7. Problemen oplossen Algemene problemen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u algemene problemen kunt oplossen die kunnen optreden bij de bediening van dit apparaat. Probleem Het apparaat kan niet worden aangezet. Mogelijke oorzaak De stroomkabel is niet op de juiste wijze aangesloten. Oplossing • Zorg dat de stekker goed in het stopcontact is bevestigd. • Controleer of het stopcontact functioneert door er een ander werkend apparaat op aan te sluiten.
Algemene problemen Probleem Het apparaat maakt een vreemd geluid. Mogelijke oorzaak • De verbruiksartikelen of opties zijn niet goed geïnstalleerd. • Het apparaat reinigt regelmatig de binnenkant van het apparaat als [Autom. schoonmaken] in [Systeem] is ingesteld op [Aan]. Oplossing Controleer of de verbruiksartikelen of opties op de juiste manier geïnstalleerd zijn. Het geluid duidt niet op slecht functioneren. Wacht tot de reiniging is voltooid.
7. Problemen oplossen Problemen met papierinvoer Als het apparaat werkt, maar het papier niet wordt ingevoerd of het loopt telkens vast, controleer dan het apparaat en het papier. Probleem Het papier wordt niet soepel doorgevoerd. Oplossing • Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Pag. 45 "Ondersteund papier". • Plaats papier zoals het moet en zorg er daarbij voor dat de papiergeleiders goed tegen het papier aan zijn geschoven. Zie Pag. 58 "Papier plaatsen".
Problemen met papierinvoer Probleem Er worden meerdere vellen papier tegelijkertijd doorgevoerd. Oplossing • Waaier het papier los voordat u het plaatst. Zorg er ook voor dat de randen gelijk uitgelijnd zijn, door de stapel op een vlakke ondergrond zoals een bureau te tikken. • Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de juiste positie staan. • Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Pag. 45 "Ondersteund papier". • Plaats papier maximaal zo hoog als de bovenste limietmarketing op de papiergeleider.
7. Problemen oplossen Probleem Het afgedrukte papier is omgekruld. Oplossing • Plaats het papier omgekeerd in de papierlade. • Als het papier een grote krul heeft, haal dan wat vaker de afdrukken van de uitvoerlade af. • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 45 "Ondersteund papier". • Selecteer [Niveau 2] of [Niveau 3] in [Anti-vocht.niv.] onder [Onderhoud].
Problemen met afdrukkwaliteit Problemen met afdrukkwaliteit De toestand van het apparaat controleren Als er een probleem is met de afdrukkwaliteit, controleer dan eerst de toestand van het apparaat. Probleem Oplossing Er is een probleem met de locatie van het apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat op een vlakke ondergrond staat. Plaats het apparaat waar het niet is blootgesteld aan trillingen of schokken. Er worden niet ondersteunde papiertypen gebruikt.
7. Problemen oplossen De instellingen van het printerstuurprogramma controleren Probleem De afgedrukte afbeelding is bevlekt. Oplossing PCL 5c/6 Selecteer op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma [Handinvoerlade] in de lijst "Invoerlade:". Selecteer in de lijst "Papiertype:" het juiste papiertype. PostScript 3 Selecteer op het tabblad [Papier/Kwaliteit] van het printerstuurprogramma [Handinvoer] in de lijst "Papierbron". Selecteer dan in de lijst "Media" het juiste papiertype.
Problemen met afdrukkwaliteit Probleem Afgedrukte foto's zijn onscherp. Oplossing Gebruik de instellingen van de toepassing of van het printerstuurprogramma om een hogere resolutie op te geven. Raadpleeg de helpfunctie voor meer informatie over de instellingen van het printerstuurprogramma. Een ononderbroken lijn wordt afgedrukt als een lijn met schuine strepen of lijkt wazig. Wijzig de ditherinstellingen in het printerstuurprogramma.
7. Problemen oplossen Printerproblemen In dit onderdeel worden afdrukproblemen en mogelijke oplossingen daarvoor beschreven. Als het afdrukken niet goed gaat Probleem Er treedt een fout op. Oplossing Als een fout optreedt tijdens het afdrukken, wijzigt u de instellingen van de computer of het printerstuurprogramma. • Controleer of het pictogram van de printernaam niet langer is dan 32 alfanumerieke tekens. Maak deze korter als dit het geval is. • Controleer of andere applicaties actief zijn.
Printerproblemen Probleem Er wordt een beveiligd afdrukbestand geannuleerd. Oplossing • Het apparaat heeft al 5 taken of 5 MB aan gegevens van beveiligde afdruktaken. Druk een bestaand beveiligd afdrukbestand af of verwijder dit. Voor meer informatie, zie Pag. 73 "Vertrouwelijke documenten afdrukken".
7. Problemen oplossen Probleem Het duurt te lang voordat het afdrukken is voltooid. Oplossing • Foto's en pagina's die veel gegevens bevatten, nemen veel verwerkingstijd van de printer in beslag. Wacht daarom gewoon even af wanneer u dergelijke gegevens afdrukt. • Het afdrukken wordt mogelijk versneld wanneer u de instellingen met behulp van het printerstuurprogramma wijzigt. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Printerproblemen Probleem Afbeeldingen worden afgebroken, of er worden overtollige pagina's afgedrukt. Oplossing Mogelijk gebruikt u papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd. Gebruik hetzelfde papierformaat als dat u in de toepassing heeft geselecteerd. Als u geen papier van het juiste formaat kunt plaatsen, gebruikt u de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en drukt u deze vervolgens af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie.
7. Problemen oplossen Probleem Kleurendocumenten worden afgedrukt in zwart-wit. Oplossing • Het printerstuurprogramma is niet geconfigureerd voor kleurenafdrukken. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. • Bij sommige toepassingen worden kleurenbestanden in zwart-wit afgedrukt. Als u niet duidelijk kunt afdrukken Probleem De gehele afdruk is vaag. Oplossing • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag.
Printerproblemen Probleem Oplossing Er bevinden zich vegen toner op de afdrukzijde van de pagina. • Mogelijk is de papierinstelling niet juist. Misschien drukt u bijvoorbeeld af op dik papier, maar heeft u niet de instelling voor dik papier ingesteld. Controleer de papierinstellingen van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. • Controleer of het papier niet is omgekruld of gebogen. Enveloppen krullen snel en gemakkelijk.
7. Problemen oplossen Probleem Afgedrukte foto's zijn onscherp. Er ontbreekt een kleur of een afgedrukte afbeelding is gedeeltelijk vervaagd. Oplossing In sommige toepassingen moet de resolutie worden verlaagd bij afdrukken. • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 58 "Papier plaatsen". • De toner is bijna op. Als het volgende bericht op het bedieningspaneel verschijnt, vervang dan de printcartridge: "Vervang toner: X".
Printerproblemen Probleem De achterzijde van afdrukken is bevlekt. Oplossing • Wanneer u een vel verwijdert dat is vastgelopen, kan de binnenkant van de printer vuil zijn geraakt. Druk verschillende vellen af totdat ze schoon worden afgedrukt. • Als het documentformaat het papierformaat overschrijdt, bijvoorbeeld in het geval van A4-afdrukken op B5papier, kan de achterzijde van het daaropvolgende afgedrukte vel vlekken hebben. Het indicatielampje Inkomende gegevens knippert of brandt niet.
7. Problemen oplossen Probleem Oplossing Effen vlakken, lijnen of tekst glimmen of glanzen als ze afgedrukt worden met een mengsel van cyaan, magenta en geel. Alleen wanneer PostScript 3 wordt gebruikt Er verschijnen spikkels op effen zwarte vlakken. Alleen wanneer PostScript 3 wordt gebruikt Selecteer [K (zwart)] voor [Grijsreproductie] in het dialoogvenster van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Printerproblemen Probleem Afdrukken worden niet correct gestapeld. Oplossing • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 45 "Ondersteund papier". • Selecteer [Niveau 2] of [Niveau 3] in [Anti-vocht.niv.] onder [Onderhoud]. Let op dat als u [Niveau 2] of [Niveau 3] selecteert, de eerste afdruk wat langer duurt dan de afdrukken erna.
7. Problemen oplossen Fout- en statusmeldingen op het bedieningspaneel In dit gedeelte wordt uitgelegd wat de berichten betekenen die op het bedieningspaneel worden weergegeven en wat u moet doen wanneer een bepaald bericht wordt weergegeven. Statusmeldingen Meldingen Verklaring Aanbevolen handeling Offline Het apparaat staat offline. Als u wilt beginnen met afdrukken, zet u het apparaat online door op het bedieningspaneel op de [Stop/ Start]-knop te drukken. Verwerken...
Fout- en statusmeldingen op het bedieningspaneel Meldingen Meldingen Form.mism:Lade1@Strt/ JobReset Verklaring De instellingen voor het papierformaat in lade # (1, 2, handinvoer) wijken af van het werkelijke papierformaat in de lade. Aanbevolen handeling Plaats papier van het geselecteerde formaat in de lade en druk vervolgens op de [Stop/Start]-knop om door te gaan met afdrukken. Druk op de [Job Reset]-knop om afdruktaken te annuleren.
7. Problemen oplossen Meldingen Incorr. toner: # Verklaring Er is een afwijkende toner # (zwart, magenta, cyaan of geel) ingesteld. Aanbevolen handeling Vervang de toner voor de juiste. Zie Pag. 137 "De printcartridge vervangen". Als de foutmelding wordt weergegeven zelfs wanneer de tonercartridge correct is geplaatst, gebruik dan een droge doek om dat deel van de tonercartridge schoon te vegen dat in contact komt met het apparaat.
Fout- en statusmeldingen op het bedieningspaneel Meldingen Verklaring Aanbevolen handeling Verwijder papier uit handinvoer Het apparaat kon niet verdergaan met de afdruktaak, omdat lade 1 of 2 als de invoerlade is opgegeven, terwijl het papier in de handinvoer is geplaatst. Verwijder het papier uit de handinvoer. Vervang toner: # De printer heeft geen toner # (zwart, magenta, cyaan of geel) meer. Vervang de inktcartridge.
7. Problemen oplossen Meldingen Plaatsingsfout tonerafvalfles Service-oproep SCXXX Verklaring Aanbevolen handeling De tonerafvalfles is niet of niet juist geïnstalleerd. Plaats de tonerafvalfles juist. Is er een probleem met de controller van de printer. Zet het apparaat uit en vervolgens weer aan. Als de foutmelding wordt weergegeven zelfs wanneer de tonerafvalfles correct geplaatst is, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.
De indicatielampjes op het bedieningspaneel De indicatielampjes op het bedieningspaneel In de volgende tabel wordt de betekenis uitgelegd van de verschillende patronen van de indicatielampjes die door de printer worden gebruikt om een bepaalde toestand aan te geven. Patronen van indicatielampjes Oorzaak Het waarschuwingslampje brandt. De printer kan niet normaal gebruikt worden. Controleer de fout op het bedieningspaneel. Het waarschuwingslampje knippert geel. Toner is bijna op.
7.
8. Bijlage Beschikbare functies en netwerkinstellingen in een IPv6-omgeving De functies en netwerkinstellingen van dit apparaat die beschikbaar zijn in een IPv6-omgeving verschillen van de functies in een IPv4-omgeving. Zorg dat de functies die u gebruikt, ondersteund worden in een IPv6-omgeving en configureer de benodigde netwerkinstellingen. Voor meer informatie over het opgeven van de IPv6-instellingen, zie Pag. 96 "Menu Host-interface".
8. Bijlage Verzending met IPsec Het apparaat ondersteunt het IPsec-protocol voor veiligere communicatie. Wanneer toegepast, codeert IPsec gegevenspakketten op de netwerklaag met een gedeelde sleutelcodering. Het apparaat gebruikt uitwisseling van coderingssleutels om een gedeelde sleutel te maken voor zowel afzender als ontvanger. Voor nog betere beveiliging kunt u de gedeelde sleutel ook verlengen op basis van een geldigheidsperiode.
Verzending met IPsec • Voor een succesvolle verificatie moeten de zender en de ontvanger hetzelfde verificatiealgoritme en dezelfde verificatiesleutel instellen. Het verificatiealgoritme en de verificatiesleutel worden automatisch opgegeven. AH-protocol Het AH-protocol biedt uitsluitend een veilige verzending via de verificatie van pakketjes, met inbegrip van headers. • Voor een succesvolle verificatie moeten de zender en de ontvanger hetzelfde verificatiealgoritme en dezelfde verificatiesleutel instellen.
8. Bijlage Instellingen 1-10 U kunt 10 aparte sets met SA-details configureren (zoals verschillende gedeelde sleutels en IPsecalgoritmen). IPsec-beleidsregels worden een voor een doorzocht, te beginnen bij [No.1]. Configuratieproces voor instellingen van uitwisseling van coderingssleutel In dit onderdeel wordt de procedure uitgelegd voor het bepalen van handmatige instellingen voor de coderingssleutel. Apparaat Computer 1. Stel de IPsec-instellingen in op Web Image Monitor. 1.
Verzending met IPsec 4. Selecteer het nummer van de instelling die u wilt bewerken in de lijst en klik op [Wijzigen]. 5. Wijzig de IPsec-gerelateerde instellingen naar wens. 6. Voer het beheerderswachtwoord in en klik vervolgens op [Toepassen]. 7. Klik op het tabblad [Algemene IPsec-instellingen] en selecteer [Actief] in [IPsec-functie]. 8. Specifieer zo nodig [Standaard beleid], [Broadcast en multibroadcast] en [Alle ICMP overslaan]. 9. Voer het beheerderswachtwoord in en klik vervolgens op [Toepassen].
8. Bijlage 12. Klik op [Toevoegen...] bij het tabblad "Regels". De Wizard Beveiligingsregels wordt weergegeven. 13. Klik op [Volgende]. 14. Selecteer "Deze regel specificeert geen tunnel" en klik vervolgens op [Volgende]. 15. Selecteer het netwerktype voor IPsec en klik vervolgens op [Volgende]. 16. Klik op [Toevoegen...] in de IP-filterlijst. 17. Voer in [Naam] een IP-filternaam in en klik vervolgens op [Toevoegen...]. De Wizard IP-filter wordt weergegeven. 18. Klik op [Volgende]. 19.
Verzending met IPsec 32. Wanneer [AH] is geselecteerd voor het apparaat in [Beveiligingsprotocol] onder [IPsecinstellingen], selecteert u [Gegevens- en adresintegriteit zonder versleuteling (AH)], configureert u de volgende instellingen: Stel de waarde van [Integriteitsalgoritme] in op dezelfde waarde als [Verificatiealgoritme voor AH] zoals opgegeven op het apparaat. Schakel het selectievakje [Gegevensintegriteit en -versleuteling (ESP)] uit. 33.
8. Bijlage 2. Druk op [ ] of [ ] om [Host-interface] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [IPsec] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] of [Inactief] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 6. Druk op de [Menu]-knop om naar het beginscherm terug te keren.
Opmerkingen over de toner Opmerkingen over de toner • Er kan geen juiste werking worden gegarandeerd als er toner van een ander merk wordt gebruikt. • Afhankelijk van de afdrukvoorwaarden zijn er gevallen waarin de printer niet het aantal vellen kan afdrukken dat in de specificaties is opgegeven. • Vervang de printcartridge als de afgedrukte afbeelding plotseling bleek of vaag wordt. • Als u dit apparaat voor het eerst gebruikt, maak dan gebruik van de printcartridge die bij het apparaat geleverd wordt.
8. Bijlage Het apparaat verplaatsen en vervoeren In dit onderdeel worden voorzorgsmaatregelen genoemd die u dient te volgen als u het apparaat over korte of lange afstanden vervoert. Pak het apparaat in zijn oorspronkelijke verpakkingsmateriaal in als u het apparaat over een lange afstand vervoert. • Controleer voordat u het apparaat verplaatst of er geen kabels meer zijn aangesloten op het apparaat. • Het apparaat is een precisie-apparaat.
Het apparaat verplaatsen en vervoeren Het apparaat weggooien Vraag uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger hoe u dit apparaat het best kunt afvoeren. Waar kan ik meer informatie krijgen? Neem contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger voor meer informatie over de onderwerpen die in deze handleiding worden behandeld of om informatie te verkrijgen over onderwerpen die niet in de met het apparaat meegeleverde handleiding worden behandeld.
8. Bijlage Verbruiksartikelen • Onze producten worden ontworpen om te voldoen aan de hoogste eisen van kwaliteit en functionaliteit en wij raden u aan om de verbruiksartikelen uitsluitend te kopen van een officiële dealer. Inktcartridge Printcartridge Zwart Gemiddeld aantal af te drukken pagina's per cartridge *1 Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 2000 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.
Verbruiksartikelen Printcartridge Magenta Gemiddeld aantal af te drukken pagina's per cartridge *1 Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 1600 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.300 pagina's Type 2: (voornamelijk in Europa en Azië) • 4000 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 4.000 pagina's, 6.000 pagina's Geel Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 1600 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.
8. Bijlage • Printcartridges (verbruiksartikelen) vallen niet onder de garantie. Neem in geval van problemen toch contact op met de winkel waar u hem heeft gekocht. • Als u het apparaat voor de eerste keer gebruikt, gebruik dan de vier printcartridges die met het apparaat zijn meegeleverd. • De meegeleverde printcartridges zijn goed voor ongeveer 1000 pagina's. • Dit apparaat voert regelmatig een zelfreinigingsprogramma uit en gebruikt toner gedurende deze handeling om de kwaliteit te handhaven.
Specificaties van het apparaat Specificaties van het apparaat In dit onderdeel worden de specificaties van het apparaat gegeven.
8.
Specificaties van het apparaat Het stroomniveau wanneer de hoofdstroomschakelaar uitgeschakeld staat en de stekker van het netsnoer in het stopcontact zit: 1 W of minder. * De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat. Afmetingen van het apparaat (Breedte x Diepte x Hoogte) 400 × 450 × 320 mm (15,8 × 17,8 × 12,8 inch) of minder Gewicht (apparaat zelf met verbruiksartikelen) 23,8 kg (52,5 lb.
8. Bijlage Specificaties van opties In dit onderdeel worden de specificaties van de verschillende opties genoemd. Papierinvoereenheid TK1010 Papiercapaciteit 500 vellen Papierformaat A4, Letter (81/2 × 11 inch) Afmetingen (Breedte × Diepte × Hoogte) 400 × 450 × 127 mm (15,8 × 17,8 × 5 inch) Papiergewicht 60 tot 105 g/m2 (16 tot 28 lb.) Gewicht Minder dan 4 kg (8,9 lb.
Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen expat Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark Cooper. Copyright (c) 2001, 2002 Expat maintainers.
8. Bijlage University of Illinois at Urbana-Champaign http://www. ncsa. uiuc.
Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
8. Bijlage Handelsmerken Bonjour, Mac OS en Safari zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en in andere landen. Firefox is een gedeponeerd handelsmerk van Mozilla Foundation. Java is een gedeponeerd handelsmerk van Oracle en/of haar dochterondernemingen. LINUX is het gedeponeerde handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en in andere landen.
Handelsmerken Microsoft® Windows® 7 Enterprise • De productnamen van Windows 8 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 8 Microsoft® Windows® 8 Pro Microsoft® Windows® 8 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Web Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Datacenter Edition • De productnamen van Windows Server 2003 R2 zijn als volgt: Microsoft® Windows Se
8.
INDEX A Afdrukfuncties........................................................ 81 Afdrukgebied......................................................... 56 Afdrukinstelling van het netwerk........................ 120 Afdrukkwaliteitfuncties.......................................... 81 Afdrukteller.......................................................... 109 Afdrukuitvoerfuncties............................................. 82 Algemene IPsec-instellingen............................... 128 Algemene status....
IPsec-instellingen................................................. 128 IPsec-verzending................................................. 192 IPv6-configuratie................................................. 120 IPv6-omgeving.................................................... 191 L Lade 1.................................................................... 58 Lade 1 prioriteit................................................... 115 Lade 1 uittrekken...................................................
U Uitwisseling van coderingssleutel...................... 194 V Verbruiksartikelen................................................ 202 Verificatie............................................................. 192 Verplaatsing........................................................ 200 Verschillen in functie tussen verschillende modellen................................................................... 8 Vertrouwelijk document........................................ 73 Voorgedrukt papier.....................
MEMO 218
MEMO 219
MEMO 220 NL NL M200-8636A
NL NL M200-8636A © 2013,2014