Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de “Veiligheidsinformatie” leest voordat u het apparaat gebruikt.
INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?.........................................................................................................................10 Inleiding........................................................................................................................................................ 10 Wettelijk verbod...........................................................................................................................................10 Disclaimer..............
Een instelling toewijzen aan de [ID-kaart kopiëren]-knop (shortcut)...................................................... 43 Netwerkinstellingen configureren................................................................................................................... 45 De IP-adresinstellingen configureren..........................................................................................................45 De printer op een netwerk delen............................................................
Wat is PictBridge?........................................................................................................................................99 Met PictBridge afdrukken............................................................................................................................99 Wat u met dit apparaat kunt doen...........................................................................................................100 PictBridge afsluiten.........................................
De scaninstellingen opgeven........................................................................................................................144 Het scanformaat opgeven aan de hand van het formaat van het origineel........................................ 144 Afbeeldingsbelichting aanpassen............................................................................................................145 Resolutie opgeven.......................................................................................
Faxen doorsturen of in het geheugen opslaan....................................................................................... 191 Faxen afdrukken die zijn opgeslagen in het geheugen......................................................................... 195 Faxen van speciale afzenders ontvangen of afwijzen...........................................................................196 Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie.....................................................................
Tabblad Lade prioriteit..............................................................................................................................262 Het tabblad Toner besparen.................................................................................................................... 262 Tabblad I/O Time-out.............................................................................................................................. 263 Het tabblad Z/W-afdruk prioriteit............................
De tonerafvalfles vervangen.........................................................................................................................294 Een onderdeel vervangen.............................................................................................................................300 Tussenliggende transfereenheid vervangen............................................................................................300 De fuseereenheid en transferrol vervangen...............................
Wanneer er een fout via een rapport of e-mail wordt gemeld............................................................. 348 Foutcode.................................................................................................................................................... 350 Fout- en statusmeldingen op het scherm...................................................................................................... 356 11. Bijlage Beschikbare functies en netwerkinstellingen in een IPv6-omgeving.....
INDEX...........................................................................................................................................................
Hoe werkt deze handleiding? Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar deze handleiding op een handige plaats binnen handbereik. Wettelijk verbod Kopieer of druk geen documenten af waarvan de reproductie verboden is door de wet.
Voor een goede afdrukkwaliteit adviseert de fabrikant u om de originele toner van de fabrikant te gebruiken. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade of kosten die kunnen voortvloeien uit het gebruik van onderdelen die geen originele onderdelen van de fabrikant zijn bij uw kantoorapparatuur. In deze handleiding gebruiken we twee soorten vermeldingen voor de afmetingen.
U kunt deze menu's openen zonder wachtwoord. Dit is een fabrieksinstelling. In [Beheerderstoepassingen] vindt u de instelling voor het maken van een wachtwoord. • De menu's [Systeeminstellingen], [Snelkeuzebestemming], [Scanbestemming], [Verkorte faxkiesnummer-bestemming], [Speciale afz.
Modelspecifieke informatie In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. DAC029 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten Voor gebruikers in landen waar het symbool zoals hier is afgebeeld is gespecificeerd in de nationale wetgeving aangaande de verwerking van elektronisch afval Onze producten bevatten hoogwaardige componenten en zijn ontworpen om het recyclen te vergemakkelijken. Onze producten of productverpakkingen zijn gemarkeerd met het onderstaande symbool.
Gerecycled papier Het apparaat kan gerecycled papier verwerken dat is geproduceerd volgens de Europese norm EN 12281:2002 of DIN 19309. Voor producten die gebruik maken van de EP-printtechnologie, kan het apparaat afdrukken op papier van 64 g/m2. Dit papier bevat minder ruwe materialen en is gemaakt met een lagere hoeveelheid nieuw gewonnen grondstoffen. Dubbelzijdig afdrukken (indien van toepassing) Met dubbelzijdig afdrukken maakt u gebruik van beide zijden van het papier.
Dit symbool geeft aan dat in de Europese Unie gebruikte batterijen en accu's gescheiden van uw huishoudelijke afval afgevoerd moeten worden. In de EU bestaan aparte inzamelingssystemen voor elektrische en elektronische apparaten, maar ook voor batterijen en accu's. Zorg ervoor dat u deze op de juiste wijze inlevert bij uw lokale afvalinzamelings-/recyclingcentrum.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Opmerkingen voor gebruikers van de staat Californië Perchloormaterialen - speciale behandeling is mogelijk van toepassing. Zie: www.dtsc.ca.
ENERGY STAR-programma ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal De ENERGY STAR®-programmavereisten voor beeldmateriaal moedigen milieubehoud aan via het promoten van energiebesparende computers en andere kantooruitrustingen. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en verdeling van producten met energiebesparende functies. Het is een open programma waaraan fabrikanten op vrijwillige basis kunnen deelnemen.
Specificaties Energiespaarstand 1 Energiespaarstand 2 Energieverbruik *1 80 W of minder Standaardtijd 30 seconden Hersteltijd *1 10 seconden of minder Energieverbruik *1 (voornamelijk in Europa en Azië) 3,8 W of minder (voornamelijk in Noord-Amerika) 3,2 W of minder Duplexfunctie*2 Standaardtijd 1 minuut Hersteltijd *1 30 seconden Standaard * De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat.
20
1. Snel aan de slag Overzicht van alle apparaatonderdelen In dit deel staan de namen van de verschillende onderdelen van de voor- en achterkant van het apparaat samen met een beschrijving van hun functie. Buitenkant: vooraanzicht 7 1 9 2 8 3 11 10 4 5 12 6 13 14 DAC025 1. ADF-klep (Automatische documentinvoer) Open deze klep om originelen die zijn vastgelopen in de ADF te verwijderen. 2. ADF-uitvoerlade Originelen die gescand zijn met de ADF worden hier uitgevoerd.
1. Snel aan de slag 3. USB-poort voor geheugenkaart Steek een USB-geheugenkaart in het apparaat om de functie Scannen naar USB te gebruiken of sluit een digitale camera aan via een USB-kabel voor afdrukken met PictBridge. 4. Bedieningspaneel Bevat een touchscreen display en knoppen voor de bediening van het apparaat. 5. Voorpaneel Open dit paneel wanneer u een tonerafvalfles moet vervangen of vastgelopen papier moet verwijderen. 6. Handinvoer Voer het papier hier vel voor vel in. 7.
Overzicht van alle apparaatonderdelen Buitenkant: achteraanzicht 1 9 3 2 4 10 5 7 6 8 DAC026 1. Papierstopper Haal de papierstopper omhoog om te voorkomen dat papier uit de lade valt als u veel papier gaat afdrukken. De papierstopper kan worden aangepast aan de positie van het A4/Letter- of Legal-formaat. 2. Klep voor kabels Verwijder dit paneel als u kabels op het apparaat aansluit. 3. Interface-connector G3-lijn (analoog) Deze poort dient voor het aansluiten van een telefoonlijn. 4.
1. Snel aan de slag 9. Knop voor het verschuiven van de ADF Druk hierop om de ADF naar de achterkant van het apparaat te schuiven en houd het in deze positie als papieruitvoer in de uitvoerlade moeilijk is op te halen. 10. Aan-/uitschakelaar Gebruik deze schakelaar om het apparaat aan of uit te zetten. • Schuif de ADF opzij terwijl u de knop voor het schuiven van de ADF ingedrukt houdt, zoals te zien is. Controleer van tevoren of de ADF gesloten is.
Overzicht van alle apparaatonderdelen 1 2 3 DAC035 Binnenkant 1 2 3 4 5 DAC027 1. Printcartridges Plaats de printcartridges via de achterkant van de printer in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K). Er worden berichten op het scherm weergegeven als printcartridges vervangen dienen te worden of als nieuwe dienen te worden voorbereid. 2. Hendel van fuseereenheid Trek de linker- en rechterhendel naar beneden als u op enveloppen wilt afdrukken.
1. Snel aan de slag 3. Fuseereenheid Hecht (fuseert) toner op het papier. Mogelijk moet u deze eenheid controleren op vastgelopen papier en dit verwijderen. 4. Tonerafvalfles Hierin wordt toner verzameld die tijdens het printen vrijkomt. 5. Transfereenheid U moet deze eenheid verwijderen als u de tonerafvalfles vervangt. • Voor meer informatie over de berichten die op het scherm worden weergegeven als verbruiksartikelen dienen te worden vervangen, zie Pag. 356 "Fout- en statusmeldingen op het scherm".
Overzicht van alle apparaatonderdelen 4. [Adresboek]-knop Druk hierop om een scan- of faxbestemming uit het Adresboek te selecteren. 5. [Afdrukkwaliteit]-knop Druk hierop om de afbeeldingskwaliteit voor de huidige taak te selecteren. • Kopieermodus: Selecteer Tekst, Foto of Gemengd. • Scannermodus: Selecteer de resolutie. • Faxmodus: Selecteer Standaard, Detail of Foto. 6. [Gebruikersinstellingen]-knop Druk hierop om het menu weer te geven voor het configureren van de systeeminstellingen van het apparaat.
1. Snel aan de slag 15. [OK]-knop Druk hierop om de instellingen te bevestigen of om naar het volgende niveau in de menustructuur te gaan. 16. [Escape]-knop Druk hierop om de laatste bewerking te annuleren of om het vorige niveau van de menustructuur af te sluiten. 17. Selectieknoppen Druk op de toets die overeenkomt met een item dat in de onderste regel van het scherm wordt getoond om deze te selecteren. 18. [Fax]-knop Druk hierop om naar de faxmodus over te schakelen.
Overzicht van alle apparaatonderdelen • Als het apparaat een taak verwerkt, kunt u het menu voor het configureren van het apparaat niet laten weergeven. U kunt de status van het apparaat bevestigen door de berichten op het scherm te controleren. Als u berichten ziet als "Afdrukken...", "Z/W kopiëren...", "Kleur kopiëren..." of "Verwerken...", dient u te wachten tot de huidige taak is voltooid. • Indien gewenst, plakt u de stickers in uw eigen taal op de knoppen van het bedieningspaneel en de sneltoetsen.
1. Snel aan de slag Het apparaat installeren Waar moet ik het apparaat plaatsen? Let op waar u het apparaat plaatst, want de omgevingsomstandigheden kunnen de prestaties van het apparaat heel erg beïnvloeden. • Gebruik geen brandbare sprays of oplosmiddelen in de buurt van dit apparaat. Plaats deze items ook niet in de buurt van dit apparaat. Doet u dit wel, dan kan dit resulteren in brand of een elektrische schok.
Het apparaat installeren • Stel het apparaat niet bloot aan zoutige (zee)lucht en bijtende gassen. Plaats het apparaat ook niet in ruimtes waar chemische reacties plaatsvinden (zoals in laboratoria, etc.). Doet u dit wel, dan zal het apparaat niet naar behoren werken en mogelijk defect raken.
1.
Opties installeren Opties installeren Dit hoofdstuk bevat meer informatie over het installeren van opties. De papierinvoereenheid bevestigen • Het aanraken van de punten van de stekker met een metalen voorwerp kan resulteren in brand en/of elektrische schokken. • Het is gevaarlijk om de stekker van het netsnoer vast te pakken met natte handen. Als u het wel aanraakt, kunt u een elektrische schok krijgen.
1. Snel aan de slag 1. Controleer of het pakket de papierinvoereenheid bevat. DAC047 2. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. 3. Verwijder het plakband van de optionele papierinvoereenheid. DAC048 4. Til het apparaat op aan de handgrepen aan beide zijden van het apparaat.
Opties installeren 5. Er bevinden zich drie staande pennen op de optionele papierinvoereenheid. Plaats deze in de openingen aan de onderzijde van het apparaat en laat het apparaat voorzichtig zakken. DAC049 6. Druk na het installeren van de optionele papierinvoereenheid de configuratiepagina af om de configuratie van het apparaat te controleren. Indien de papierinvoereenheid juist geïnstalleerd is, verschijnt "Lade 2" voor "Papierinvoer" op de configuratiepagina.
1. Snel aan de slag De bedieningstoepassingen In dit hoofdstuk worden de bedieningstoepassingen van dit apparaat uitgelegd. Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat een scherm en toetsen om het apparaat mee te bedienen. Met behulp van het bedieningspaneel kunt u de verschillende instellingen van het apparaat configureren. Voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel, zie Pag. 201 "Het apparaat configureren met het bedieningspaneel".
Begininstellingen maken Begininstellingen maken Eerste setup Als u het apparaat voor de eerste keer aanzet, zal er een menu worden weergegeven op het display waarin u de instellingen die hieronder staan, kunt configureren. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de eerste setup kunt voltooien. • (voornamelijk Noord-Amerika): de faxnummercode is vereist onder internationaal recht. U kunt faxapparaten niet legaal op het telefoonnet aansluiten als er geen faxnummercode is geprogrammeerd.
1. Snel aan de slag die u stuurt, weergegeven. Voor meer informatie over [Faxkoptekst afdr.], zie Pag. 212 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen". Bewerkingsmodi wijzigen U kunt schakelen tussen de kopieer-, scan- en faxmodi door op de relevante knoppen te drukken. Druk op de [Kopieerapparaat]-, [Scanner]- of [Fax]-knop om naar iedere modus te schakelen. Wanneer u een bepaalde modus gebruikt, gaat het bijbehorende lampje branden.
Begininstellingen maken Huidige taak Soorten taken die tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden • Faxgeheugen verzenden • Geheugenfax ontvangen Kopiëren • Internetfax ontvangen (zonder afdrukken) • LAN-faxtaak ontvangen van een computer • LAN-fax verzenden • Faxgeheugen verzenden • Fax direct afdrukken • Geheugenfax ontvangen • Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Scannen • Internetfax ontvangen • Afdrukken*1 *7 • LAN-faxtaak ontvangen van een computer (behalve tijdens het TWAIN-scann
1.
Begininstellingen maken Huidige taak Soorten taken die tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden • Scannen *6 • Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending • Fax direct verzenden Een ontvangen fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen • Faxgeheugen verzenden • Internetfax verzenden • Internetfax ontvangen (zonder afdrukken) • LAN-faxtaak ontvangen van een computer • LAN-fax verzenden • Scannen • Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending Internetfax ontvangen • Fax dir
1.
Begininstellingen maken *1 Afdrukopdrachten worden mogelijk geannuleerd als [Gradatie:] is ingesteld op [Standaard] of [Fijn] (PCLprinterstuurprogramma), of als u afdrukt vanuit het PostScript 3-printerstuurprogramma. *6 Het afdrukken van een fax kan langer dan normaal duren als u tegelijkertijd scant via het bedieningspaneel, vooral als er meerdere pagina's worden gescand via de glasplaat. *7 Scannen naar USB is niet beschikbaar met PictBridge.
1. Snel aan de slag • U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdertoepassingen] opgeven in [Vergr. beh.toepass]. Een instelling toewijzen met behulp van Web Image Monitor • Deze instelling wordt alleen weergegeven als het beheerderwachtwoord is ingesteld op de [Beheerder]-pagina. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres in te vullen. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op het tabblad [Shortcut naar functie]. 4.
Netwerkinstellingen configureren Netwerkinstellingen configureren In dit onderdeel wordt beschreven hoe de vereiste instellingen dienen te worden geconfigureerd als u het apparaat op een netwerk wilt gebruiken. De IP-adresinstellingen configureren De stappen om de netwerkinstellingen te configureren variëren afhankelijk van of het IP-adres automatisch door het netwerk (DHCP) wordt toegewezen of dat dit handmatig gebeurt.
1. Snel aan de slag 3. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] weer te geven. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv4-configuratie] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [DHCP] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8.
Netwerkinstellingen configureren 6. Druk op [ ] of [ ] om [DHCP] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Inactief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om [IP-adres] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Het huidige IPv4-adres wordt weergegeven. 9. Voer het IPv4-adres in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]knop. Druk op [ ] en [ ] om tussen de velden te schakelen. 10.
1. Snel aan de slag 2. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 3. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] weer te geven. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6-configuratie] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7.
Netwerkinstellingen configureren 2. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 3. Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] weer te geven. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6-configuratie] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7.
1. Snel aan de slag De printer op een netwerk delen In dit gedeelte vindt u informatie over hoe u dit apparaat configureert als Windows-netwerkprinter. De netwerkprinterinstelling kan geconfigureerd worden, zodat netwerkclients het apparaat kunnen gebruiken. • Om de printereigenschappen te wijzigen, hebt u rechten nodig voor Printerbeheer. Meld u aan als beheerder. • De volgende procedure is gebaseerd op Windows 7. Als u een ander besturingssysteem gebruikt, kan de procedure enigszins afwijken. 1.
Netwerkinstellingen configureren Draadloze LAN-installatie In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de instellingen van draadloos LAN via het bedieningspaneel handmatig configureert. Zie de handleiding voor WiFi-instellingen voor het eenvoudig instellen met behulp van WPS (Wi-Fi Protected Setup). • Als [Inactief] is opgegeven voor de instelling [Wi-Fi], dan kunt u de [Install.wizard] niet gebruiken. Selecteer eerst [Actief] voor de instelling [Wi-Fi].
1. Snel aan de slag 9. Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt. Als u [WPA2-PSK] of [Gem. modus WPA2/WPA] geselecteerd hebt, ga dan verder met stap 11. 10. Druk op [ ] of [ ] om de coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt. 11.
Netwerkinstellingen configureren 6. Druk op [ ] of [ ] om [Install.wizard] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Ad-hoc] te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. 8. Druk op [ ] of [ ] om een communicatiekanaal te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende]. Selecteer een kanaal dat overeenkomt met het apparaat waarmee u het gaat verbinden. 9. Druk op [ ] of [ ] om de naam van het betreffende apparaat (IBSS) te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende].
1. Snel aan de slag Apparaatfuncties beperken voor gebruikers U kunt instellen dat er een gebruikerscode moet worden ingevoerd als iemand bepaalde apparaatfuncties wil gebruiken. Om deze instelling in te schakelen, dient u eerst het apparaat te configureren via Web Image Monitor. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. • Om de taak die geverifieerd moet worden af te drukken, kunt u alleen het PCLprinterstuurprogramma gebruiken.
Apparaatfuncties beperken voor gebruikers 5. Selecteer onder "Beschikbare functies" [Beperken] voor de functies die u wilt beperken. Klik vervolgens op [Toepassen]. Selecteer [Niet beperken] voor de functies die u niet wilt beperken. De instelling gebruikersbeperking wordt ingeschakeld voor de geselecteerde functie. Ga verder met de volgende stappen om gebruikers te registreren. 6. Klik op [Beschikbare functies per gebr.]. Er wordt een overzicht weergegeven van gebruikers die nu geregistreerd zijn. 7.
1. Snel aan de slag 10. Selecteer de functies die u beschikbaar wilt maken voor de gebruiker als hij/zij zich verifieert. Niet geselecteerde functies worden niet beschikbaar voor gebruikers die onder deze gebruikerscode worden geverifieerd. 11. Klik op [Toepassen]. 12. Sluit de internetbrowser. • U moet zowel een gebruikersnaam als een gebruikerscode invoeren om een gebruiker te registreren. • Zorg dat de verschillende gebruikers niet dezelfde gebruikersnaam of gebruikerscode delen.
Apparaatfuncties beperken voor gebruikers 5. Klik op [Beschikbare functies per gebr.]. Er wordt een overzicht weergegeven van gebruikers die nu geregistreerd zijn. 6. Selecteer de gebruiker die u wilt verwijderen en klik vervolgens op [Verwijderen]. 7. Bevestig dat u de geselecteerde gebruiker wilt verwijderen. 8. Klik op [Toepassen]. 9. Sluit de internetbrowser.
1. Snel aan de slag Als apparaatfuncties zijn beperkt Bepaalde functies kunnen alleen door bevoegde gebruikers gebruikt worden. Afhankelijk van welke gebruikersfuncties beperkt zijn, zullen gebruikers worden geverifieerd via het bedieningspaneel van het apparaat of in het stuurprogramma van de printer/LAN-fax. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. • Om de taak die geverifieerd moet worden af te drukken, kunt u alleen het PCLprinterstuurprogramma gebruiken.
Als apparaatfuncties zijn beperkt 2. Druk op de [OK]-knop. Verificatie via het printer- of LAN-faxstuurprogramma 1. Open het bestand dat u wilt afdrukken op uw computer. 2. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 3. Selecteer onder [Printer selecteren] de naam van dit apparaat en klik vervolgens op [Voorkeuren]. 4. Klik op het tabblad [Geldige toegang] (PCL-printerstuurprogramma) of vink het vakje [Gebruikerscode] aan (LAN-fax-stuurprogramma). 5.
1.
2. Papier plaatsen Ondersteund papier Lade 1 Type Formaat Gewicht Capaciteit Dun papier A4 60 tot 160 g/m2 250 Normaal papier B5 JIS (16 tot 43 lb.) (80 g/m2, 20 lb.
2. Papier plaatsen Lade 2 (optie) Type Gewicht Capaciteit Dun papier A4 60 tot 105 g/m2 500 Normaal papier Letter (81/2 × 11 inch) (16 tot 28 lb.) (80 g/m2, 20 lb.
Ondersteund papier Handinvoer Type Formaat Gewicht Dun papier A4 60 tot 160 g/m2 Normaal papier B5 JIS (16 tot 43 lb.
2. Papier plaatsen Specificaties van papiertypes De volgende tabellen beschrijven de soorten papier die voor dit apparaat gebruikt kunnen worden. • Afhankelijk van de papiersoort kan het even duren voordat de toner droog is. Controleer of de afdrukken goed droog zijn voordat u ze vastpakt. Anders kan de toner uitlopen. • De afdrukkwaliteit kan alleen gegarandeerd worden als het aanbevolen papier gebruikt wordt.
Ondersteund papier Item Ondersteunde papierlade Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen Beschrijving Lade 1 en handinvoer dat Geen Het aantal vellen dat afgedrukt kan worden per minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. Dun papier Item Beschrijving Papierdikte 60 tot 65g/m2 (16 tot 17 lb.) Ondersteunde papierlade Kan gebruikt worden met alle papierlades.
2. Papier plaatsen Item Formaat dubbelzijdig ondersteunt Beschrijving dat A4, B5 JIS, Legal (81/2 × 14 inch), Letter (81/2 × 11 inch), Executive (71/4 × 101/2 inches), 8 × 13, 81/2 × 13, Folio (81/4 × 13 inch), 16K (195 × 267 mm) Opmerkingen Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier], [Dik papier 1] of [Dik papier 2]. Gekleurd papier Item Beschrijving Papierdikte 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lb.
Ondersteund papier Item Ondersteunde papierlade Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen Beschrijving Kan gebruikt worden met alle papierlades. dat A4, B5 JIS, Legal (81/2 × 14 inch), Letter (81/2 × 11 inch), Executive (71/4 × 101/2 inches), 8 × 13, 81/2 × 13, Folio (81/4 × 13 inch), 16K (195 × 267 mm) Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier], [Dik papier 1] of [Dik papier 2].
2. Papier plaatsen Karton Item Beschrijving Papierdikte 106 tot 160 g/m2 (28 tot 43 lb.) Ondersteunde papierlade Lade 1 en handinvoer Formaat dubbelzijdig ondersteunt Opmerkingen dat Geen • Het aantal vellen dat afgedrukt kan worden binnen één minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. • Papier dikker dan 160 g/m2 kan niet bedrukt worden.
Ondersteund papier Opmerkingen • Vermijd het gebruik van zelfklevende enveloppen. Deze kunnen storingen aan het apparaat veroorzaken. • Het aantal enveloppen dat afgedrukt kan worden per minuut is ongeveer de helft van dat van medium dik papier. • Het papier kan alleen geplaatst worden tot aan de onderste limietmarkering van de twee limietmarkeringen in de lade. • Als gedrukte enveloppen sterk gekreukeld uit de printer komen, plaatst u de enveloppen in omgekeerde richting.
2. Papier plaatsen • Zorg er bij het loswaaieren van enveloppen voor dat ze niet aan elkaar plakken. Als ze tegen elkaar aan plakken, haal ze dan los. • Zorg er bij het waaieren van enveloppen voor dat de flappen niet aan elkaar plakken. Als ze tegen elkaar aan plakken, haal ze dan los. • Maak de enveloppen voor het plaatsen plat, zodat de krul niet boven datgene uitkomt wat in de illustratie hieronder is weergegeven.
Niet aanbevolen papiertypen Niet aanbevolen papiertypen Gebruik de volgende papiertypen niet: • Papier voor inkjetprinters • Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier • Opgekruld of verdraaid papier • Gescheurd papier • Gekreukt papier • Vochtig papier • Vuil of beschadigd papier • Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit te veroorzaken • Papier waarop al is afgedrukt, met uitzondering van een voorgedrukt briefhoofd.
2. Papier plaatsen Afdrukgebied De volgende illustratie laat het gedeelte van het papier zien waarop het apparaat kan adrukken. Papier 2 4 4 3 1 3 DAC571 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) Envelop 4 3 3 1 2 3 DAC577 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 10 mm (0,4 inch) 4.
Afdrukgebied • Afdrukken zonder marges wordt niet ondersteund. • Het afdrukgebied kan variëren, afhankelijk van papierformaat, printertaal en printerinstellingen. • Voor het beter adrukken van enveloppen raden wij u aan de rechter-, linker-, boven- en ondermarges minimaal op 15 mm (0,6 inch) in te stellen. Kopieerfunctie 4 4 3 1 3 2 DAC580 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) • Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat.
2. Papier plaatsen Faxfunctie 4 4 3 1 3 2 DAC580 1. Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 2 mm (0.08 inch) • Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat.
Papier plaatsen Papier plaatsen Papier plaatsen in lade 1 en 2 In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u papier in de standaard papierlade (lade 1) plaatst. Dezelfde procedure geldt voor het plaatsen van papier in lade 2. • Voordat u op ander papier dan enveloppen afdrukt, moet u de hendels aan de achterkant van het apparaat, binnenin het achterpaneel, omhoog trekken. • Gekruld papier kan vast komen te zitten. Strijk gekruld papier plat voordat u het papier plaatst.
2. Papier plaatsen 3. Knijp in de klem van de zijgeleider en schuif deze tot het gewenste papierformaat. DAC051 Zet bij het plaatsen van een aangepast papierformaat de papiergeleider iets breder dan het werkelijke formaat. 4. Knijp in de eindgeleider en schuif deze naar binnen tot deze overeenkomt met het papierformaat. DAC053 Zet bij het plaatsen van een aangepast papierformaat de papiergeleider iets breder dan het werkelijke formaat. 5. Plaats nieuwe vellen papier met de afdrukzijde naar beneden.
Papier plaatsen Schuif de geleiders naar binnen totdat ze vlak tegen de zijkant van het papier staan. Zorg dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de markering op de zijgeleiders. Als u lade 2 gebruikt, zorg er dan voor dat u het papier niet hoger stapelt dan de hoogste markering aan de binnenkant van de lade. DAC059 6. Controleer of er geen openingen tussen het papier en de papiergeleiders zijn; zowel bij de papiergeleiders aan de zijkant als aan de achterkant. DAC058 7.
2. Papier plaatsen 1. Verwijder de achterklep met een munt. DAC032 2. Trek lade 1 er voorzichtig met beide handen uit. Plaats de lade op een vlak oppervlak. 3. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 4. Knijp het verlengstuk in de richting 'PUSH' in en trek het verlengstuk er dan uit tot hij klikt. DAC055 Zorg er na het verlengen voor dat de pijlen op het verlengstuk en de lade met elkaar overeenkomen.
Papier plaatsen DAC056 5. Volg stap 3 t/m 7 in 'Papier in lade 1 en 2 plaatsen'. • Om het verlengstuk opnieuw te plaatsen, moet u het met enige kracht erin duwen. Papier in de handinvoer plaatsen • Voordat u op ander papier dan enveloppen afdrukt, moet u de hendels aan de achterkant van het apparaat, binnenin het achterpaneel, omhoog trekken. • Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden en in de invoerrichting naar de korte zijde. • Plaats geen papier terwijl het apparaat bezig is met afdrukken.
2. Papier plaatsen 2. Stel de zijgeleiders af op het papierformaat. DAC066 3. Ondersteun het papier met uw handen en voer het voorzichtig in totdat het stopt. DAC065 Enveloppen plaatsen • Zorg dat u voor het bedrukken van enveloppen de hendels van de fuseereenheid achter de achterklep laat zakken om te voorkomen dat de enveloppen verkreukeld naar buiten komen. Zet de hendels ook weer terug in hun oorspronkelijke positie na het afdrukken (omhoog). • Vermijd het gebruik van zelfklevende enveloppen.
Papier plaatsen • In een warme en vochtige omgeving kunnen enveloppen verkreukeld of onjuist bedrukt uit de printer komen. De hendels van de fuseereenheid laten zakken 1. Trek de hendel van het voorpaneel naar voren en laat het voorpaneel dan voorzichtig zakken. 2 1 DAC061 2. Laat de hendels van de fuseereenheid zakken. DAC340 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit.
2. Papier plaatsen Zie voor meer informatie over het plaatsen van een envelop Pag. 75 "Papier plaatsen in lade 1 en 2" en Pag. 79 "Papier in de handinvoer plaatsen". Let erop dat u geen enveloppen kunt plaatsen in lade 2. • Zorg dat u de enveloppen zo plaatst dat de flappen aan de rechterkant zitten. Als u dit niet doet, raken de enveloppen gekreukeld.
Papier plaatsen Het papierformaat en -type opgeven via het bedieningspaneel In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u het papierformaat en -type kunt opgeven met het bedieningspaneel. • De instelling voor het papiertype en -formaat kan ook worden ingesteld met behulp van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor verdere informatie.
2. Papier plaatsen 4. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste papiersoort te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. De standaardpapiergrootte opgeven Dit onderdeel beschrijft hoe u het standaard papierformaat opgeeft. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3.
Papier plaatsen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om [Ang.fr] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6.
2. Papier plaatsen Originelen plaatsen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u kunt instellen en hoe u originelen moet plaatsen. Originelen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u kunt plaatsen en welke delen van een origineel scan-/kopieerbaar zijn. Aanbevolen origineelformaten In dit onderdeel wordt het aanbevolen formaat van het origineel beschreven.
Originelen plaatsen • Originelen met perforatielijnen • Originelen met duimgrepen, etiketten en uitstekende delen • Klevende originelen zoals kalkpapier • Dunne, zeer buigzame originelen • Dikke originelen zoals briefkaarten • Gebonden originelen zoals boeken • Transparante originelen zoals transparanten of kalkpapier • Originelen die nat zijn van de toner of correctievloeistof Onscanbaar afbeeldingengebied Zelfs indien u de originelen correct in de ADF of op de glasplaat plaatst, is het mogelijk dat een
2. Papier plaatsen In de kopieermodus Rechts 3 mm (0,1 inch) In scanmodus 0 mm (0 inch) In faxmodus 1 mm (0.05 inch) (Letter, legal) 0 mm (0 inch) (andere formaten) Links 3 mm (0,1 inch) 0 mm (0 inch) 1 mm (0.05 inch) (Letter, legal) 0 mm (0 inch) (andere formaten) Onder 4 mm (0,2 inch) 2 mm (0,08 inch) 2 mm (0,08 inch) Originelen plaatsen Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het plaatsen van originelen op de glasplaat en in de ADF.
Originelen plaatsen 3. Laat de ADF zakken. Druk de ADF met uw handen omlaag als u dik, gevouwen of ingebonden originelen gebruikt en de ADF niet geheel dicht kan. Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Bij gebruik van de ADF kunt u meerdere pagina's tegelijkertijd scannen. • Plaats alleen originelen in de ADF die hetzelfde formaat hebben. • Vouw omgekrulde originelen glad voordat u ze in de ADF legt.
2. Papier plaatsen • Als u originelen plaatst die langer zijn dan A4-/Letter-formaat, dient u de verlengstukken van de ADF-lade uit te trekken.
3. Documenten afdrukken Basisbewerking In deze paragraaf wordt de algemene afdrukprocedure uitgelegd. 1. Open het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de toepassing van uw document. Voor meer informatie over de instellingsitems klikt u op [Help]. U kunt op de informatiepictogrammen klikken voor informatie over de configuratie. 2. Configureer de benodigde instellingen en klik op [OK]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt gesloten. 3. Klik op [OK].
3. Documenten afdrukken Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart Windows 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. Mac OS X 1. Selecteer in het Apple-menu [System Preferences...]. 2. Klik onder "Hardware", op [Print & Fax] of [Print & Scan]. 3. Dubbelklik bij "Printers" op het gewenste apparaat. 4.
Als papier niet overeenkomt Als papier niet overeenkomt Er wordt een fout gerapporteerd als: • Het papierformaat of -type komt niet overeen met de instellingen van de taak als [Invoerlade:] is ingesteld op [Autom. ladekeuze]. Er zijn twee manieren om deze foutmeldingen op te lossen: Doorgaan met afdrukken met gebruik van papier dat niet overeenkomt Gebruik de functie paginadoorvoer om de fout te negeren en ga verder met afdrukken met papier dat niet overeenkomt. Reset de afdruktaak Annuleer het afdrukken.
3. Documenten afdrukken Vertrouwelijke documenten afdrukken Met de functie Beveiligde afdruktaak kunt u afdruktaken beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat uw taak alleen wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord invoert via het bedieningspaneel van het apparaat. Deze functie voorkomt dat onbevoegde gebruikers gevoelige documenten kunnen inzien die op het apparaat liggen. • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
Vertrouwelijke documenten afdrukken • Het apparaat kan maximaal 5 taken of 5 MB aan data voor beveiligde afdrukbestanden opslaan. • Zelfs als het apparaat niet meer beveiligde afdrukbestanden kan opslaan, bewaart het apparaat een beveiligd afdrukbestand voor de periode die is ingegeven in [Beveiligde afdruktaak] onder Systeeminstellingen voordat de taak wordt geannuleerd. In deze periode kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen.
3. Documenten afdrukken 4. Voer het wachtwoord met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. Het beveiligde afdrukbestand wordt afgedrukt. • Om naar het menu te gaan om de instellingen van het apparaat te wijzigen, drukt u op de [Scanner]- of [Fax]-knop en vervolgens op de [Gebruikersinstellingen]-knop. Om een beveiligd afdrukbestand af te drukken, drukt u op de [Kopieerapparaat]-knop om terug te keren naar de kopieermodus.
Vertrouwelijke documenten afdrukken 2. Druk op [ ] of [ ] om het bestand te selecteren dat u wilt verwijderen en druk vervolgens op de [OK]-knop. Beveiligde afdruktaak Identificeer het beveiligde afdrukbestand door te kijken naar zijn tijdstempel en user ID. 3. Druk op [Verwijderen]. Het beveiligde afdrukbestand is verwijderd. Als er nog beveiligde afdrukbestanden of logboeken op het apparaat staan, zal het display terugkeren naar de lijst met beveiligde afdrukbestanden/logboeken.
3. Documenten afdrukken 1. Als het bericht Beveiligd afdrukbestand wordt weergegeven, druk dan op de [Gebruikersinstellingen]-knop. 2. Druk op [ ] of [ ] om bestanden te vinden met een naam die begint met "!". Het teken "!" geeft aan dat de taak is geannuleerd. Beveiligde afdruktaak Identificeer het beveiligde afdrukbestand door te kijken naar zijn tijdstempel en user ID. Voer de volgende stappen uit om de logboekinvoer te verwijderen. 3. Druk op de [OK]-knop. 4. Druk op [Verwijderen].
Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) Wat is PictBridge? U kunt een digitale camera die geschikt is voor PictBridge met een USB-kabel aansluiten op dit apparaat. Hiermee kunt u rechtstreeks digitale foto's afdrukken via de digitale camera. • Controleer of uw digitale camera compatibel is met PictBridge. • Met één afdruktransactie kunt u maximaal 999 afbeeldingen versturen vanaf de digitale camera.
3. Documenten afdrukken 2. Open het klepje van de USB-ingang, sluit de USB-kabel aan en sluit vervolgens het andere einde van de kabel aan op uw digitale camera. 1 2 DAC030 Als het apparaat de digitale camera herkent als een PictBridge-apparaat, ziet u eerst "Verbinden met PictBridge..." en vervolgens "Gereed" op het bedieningspaneel van het apparaat. 3. Selecteer op uw digitale camera de afbeeldingen die u wilt afdrukken en geef de afdrukinstellingen op. 4.
Rechtstreeks vanaf een digitale camera afdrukken (PictBridge) • De parameters van de instellingen en hun namen kunnen verschillen, afhankelijk van de digitale camera. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie. PictBridge afsluiten Volg de onderstaande procedure om de PictBridge-modus af te sluiten. • Trek de USB-kabel niet uit terwijl gegevens naar het apparaat worden verzonden. Als u dat wel doet, zal het afdrukken mislukken. 1.
3. Documenten afdrukken Probleem Oorzaak Oplossing Wanneer twee of meer digitale camera's worden aangesloten, worden de tweede en volgende camera's niet herkend. U hebt meerdere digitale camera's aangesloten. Verbind slechts één digitale camera. Kan niet afdrukken. Het opgegeven aantal afdrukken overschrijdt het maximum aantal dat per keer kan worden afgedrukt. De maximale aantal dat u in één keer kunt afdrukken is 999. Wijzig het aantal in 999 of minder en probeer opnieuw af te drukken.
De verschillende afdrukfuncties gebruiken De verschillende afdrukfuncties gebruiken In dit onderdeel worden de verschillende afdrukfuncties kort beschreven die u kunt configureren met het printerstuurprogramma waarmee u de gewenste afdrukken kunt maken. Afdrukkwaliteitfuncties Afdrukkwaliteit en kleurschakeringen kunnen worden aangepast om bij de afdrukgegevens te passen. Een aantal van de afdrukkwaliteitinstellingen die u kunt configureren, staat hieronder.
3. Documenten afdrukken Afbeeldingen in grijze kleuren afdrukken met zwart of CMYK U kunt zwarte of grijze delen van een afbeelding afdrukken met alleen zwarte toner in plaats van alle CMYK-toners. Vergeleken met het afdrukken van zwart met CMYK-toner, zal dit leiden tot een zwarte kleur die voller en puurder is. ICM gebruiken (Image Color Matching) U kunt de ICM-functie van Windows gebruiken om kleuren te reproduceren die er op het computerscherm vrijwel net zo uitzien als op afgedrukt papier.
De verschillende afdrukfuncties gebruiken Op beide zijden van papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) U kunt het papier aan beide zijden afdrukken. Het document verkleinen of vergroten U kunt documenten met een bepaalde verhouding verkleinen of vergroten, van 25% tot 400% in stappen van 1%. U kunt documenten ook automatisch verkleinen of vergroten zodat ze op een bepaald papierformaat passen. Deze functie is bijvoorbeeld geschikt voor het afdrukken van webpagina's.
3.
4. Originelen kopiëren Het kopieerapparaatscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm als het apparaat in de kopieermodus staat. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het scanner- of faxscherm op het display wordt weergegeven, kunt u door op de [Kopieerapparaat]-knop op het bedieningspaneel te drukken naar het kopieerscherm gaan. DAC505 Scherm in standby-modus Gereed Gemengd Dup/Comb DAC600 1.
4. Originelen kopiëren Basisbewerking • Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DAC505 2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 86 "Originelen plaatsen". Configureer indien nodig de geavanceerde kopieerinstellingen. 3. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 4.
Basisbewerking • U kunt de papierlade voor de huidige taak wijzigen door op [ ] of [ ] te drukken. Als lade 2 geïnstalleerd is, kunt u selecteren om de papierlade automatisch te wijzigen aan de hand van het papierformaat (A4 of Letter). • U kunt de papierlade voor het afdrukken van kopieën selecteren bij [Selecteer papier] onder kopieerinstellingen.
4. Originelen kopiëren 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DAC505 2. Druk op de [Wis/Stop]-knop.
Vergrote of verkleinde kopieën maken Vergrote of verkleinde kopieën maken Er zijn twee manieren om de schaalverhouding in te stellen: gebruik een vooraf opgegeven verhouding of geef handmatig een aangepaste verhouding op. Vooraf ingestelde verhouding DAC578 (voornamelijk in Europa en Azië) 50%, 71%, 82%, 93%, 122%, 141%, 200%, 400% (voornamelijk in Noord-Amerika) 50%, 65%, 78%, 93%, 129%, 155%, 200%, 400% Aangepaste verhouding CES106 25% tot 400% in stappen van 1%.
4. Originelen kopiëren Verkleinen/vergroten opgeven 1. Druk op de [Verkleinen/Vergroten]-knop. DAC512 2. Druk op [Verkl.], [Vergrot.] of [Zoom]. Druk voor [Verkl.] of [Vergrot.] op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste verhouding te selecteren. Voor [Zoom] geeft u de gewenste verhouding op met de cijfertoetsen. 3. Druk op de [OK]-knop. • U kunt de standaardinstelling van [Verkleinen/vergroten] van het apparaat wijzigen zodat alle kopieën in de opgegeven verhouding worden gemaakt.
Enkelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken Enkelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u meerdere pagina's (twee of vier pagina's) combineert en afdrukt op een of twee zijden van het papier. • Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het origineel in de ADF is geplaatst en niet wanneer het origineel op de glasplaat is geplaatst.
4. Originelen kopiëren Kopie Liggend Staand Origineel NL CMF250 • 1-z 4orig->Cmb 4op1 1z Kopie Links naar rechts Boven naar onder Links naar rechts Boven naar onder Liggend Staand Origineel NL CMF251 Gecombineerde kopie aan beide zijden In deze modus wordt een origineel dat uit meerdere pagina's bestaat, gecombineerd en op beide zijden van het papier afgedrukt.
Enkelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken Origineel Kopie Staand Boven naar boven Boven naar onder Liggend Boven naar boven Boven naar onder CMF254 • 1-z 8orig->Cmb 4op1 2z Kopie 5 8 6 Staand Boven naar onder, Boven naar onder 5 7 7 Boven naar onder, Boven naar boven 6 7 8 8 Links naar rechts, Boven naar onder 5 5 6 6 7 Links naar rechts, Boven naar boven 8 Origineel NL CMF256 115
4. Originelen kopiëren Kopie 6 5 8 7 5 6 7 Landscape Boven naar onder, Boven naar onder 8 Boven naar onder, Boven naar boven 5 7 6 8 Links naar rechts, Boven naar onder 7 Links naar rechts, Boven naar boven 6 5 8 Origineel NL CMF257 Dubbelzijdig kopiëren: 2-zijd. orig->2-zijd. kopie In deze modus worden enkelzijdige pagina's op de voor- en achterkant van het het papier afgedrukt zonder te worden gecombineerd.
Enkelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken 2. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste modus te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de papierrichting en paginavolgorde te selecteren en druk dan op de [OK]-knop. 4. Druk op de [Escape]-knop. Het scherm toont de geselecteerde kopieermodus. • U kunt de standaardinstelling van [Duplex/Combin.] van het apparaat wijzigen, zodat alle kopieën in de modus combineren worden gemaakt.
4. Originelen kopiëren Dubbelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken (handmatig dubbelzijdig kopiëren) In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u dubbelzijdige kopiëen kunt maken van dubbelzijdige originelen, of twee originele pagina's kunt afdrukken op één vel, of vier originele pagina's kunt afdrukken op één vel met twee pagina's per zijde. DAC602 DAC603 DAC603 • [2-z 1orig->Cmb 2op1 1z], [2-z 2orig->Cmb 4op1 1z], [2-zijd. orig->2-zijd.
Dubbelzijdige originelen kopiëren met dubbelzijdig en gecombineerd afdrukken (handmatig dubbelzijdig kopiëren) 2-zijd. orig->2-zijd. kopie Hiermee worden dubbelzijdige kopiëen van dubbelzijdige originelen gemaakt. 2-z 2orig->Cmb 2op1 2z Kopieert beide zijden van één dubbelzijdig origineel naar één zijde van het vel, en beide zijden van een ander tweezijdig origineel naar de andere zijde van het vel.
4. Originelen kopiëren Handmatig dubbelzijdig kopiëren met de glasplaat • Als u oneven pagina's afdrukt met behulp van [Handm. modus 2-zijd scannen], dan kunt u de laatste pagina niet afdrukken. Druk in dit geval de laatste pagina af met [Dup/Comb] ingesteld op [Uit]. 1. Druk op [Dup/Comb]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Handm. modus 2-zijd scannen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de voor- en achterkant van een identificatiebewijs of ander klein document kunt kopiëren op één zijde van een vel papier. • Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het origineel op de glasplaat is geplaatst, niet als het origineel in de ADF is geplaatst.
4. Originelen kopiëren Als u wilt dat de knop [ID-kaart kopiëren] de modus ID-kaart kopiëren inschakelt voor de huidige taak, moet [Shortcut naar functie] onder Beheerderstoepassingen ingesteld zijn op [ID-kaart kopiëren]. Als ID-kaart kopiëren niet verschijnt nadat u de knop [ID-kaart kopiëren] hebt ingedrukt, stelt u [Shortcut naar functie] in op [ID-kaart kopiëren]. Druk vervolgens nogmaals op de knop [ID-kaart kopiëren]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren • Als de modus van het apparaat wordt veranderd. • Als het apparaat wordt uitgeschakeld. • Als de standaardinstelling van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
4. Originelen kopiëren De scaninstellingen opgeven In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de afbeeldingsbelichting en scankwaliteit voor de huidige taak kunt instellen. Instelling van de afbeeldingsdichtheid Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Belichting]-knop. DAC511 2. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
De scaninstellingen opgeven Gemngd Selecteer deze als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Tekst Selecteer deze als het origineel alleen tekst bevat en geen foto's of afbeeldingen. Foto Selecteer deze als het origineel alleen foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus voor de volgende origineeltypen: • Foto's • Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. Het origineeltype opgeven 1.
4. Originelen kopiëren • Als de standaardinstelling van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
5. Originelen scannen Het scannerscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm in de scanmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of faxscherm op het display worden weergegeven, druk dan op de [Scanner]-knop op het bedieningspaneel om naar het scanscherm over te gaan. DAC507 Scherm in standby-modus 1 2 3 Gereed Geef best. op 3 0 0 x 3 0 0 d p i 8 1 / 2 x 11 Enk/Mr d Scanform. DAC526 1.
5. Originelen scannen • De standaardmodus van het apparaat als hij wordt aangezet, kan worden opgegeven bij [Functieprioriteit] onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie over [Functieprioriteit], zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen".
Scanbestemmingen registreren Scanbestemmingen registreren In deze paragraaf wordt besproken hoe u bestemmingsmappen in het adresboek kunt registreren. Om gescande bestanden naar een e-mailadres (Scannen naar e-mail), FTP-server (Scannen naar FTP) of een gedeelde map op een netwerkcomputer (Scannen naar map) te sturen, dient u de bestemming eerst te registreren in het adresboek via Web Image Monitor. • De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan.
5. Originelen scannen Instellingen voor scannen naar e-mail Item Beschrijving Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam Vereist Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. E-mailadresbestemming Vereist E-mailadres van de bestemming. Kan tot 64 tekens bevatten.
Scanbestemmingen registreren Item Bestandsformaat (zwart-wit) Instelling Vereist Beschrijving Bestandformaat van het gescande bestand als er in zwart-wit wordt gescand. PDF of TIFF kan worden geselecteerd. Beide formaten ondersteunen meerdere pagina's in een document. Selecteer het scanformaat voor het origineel uit de volgende formaten: A5, B5, A4, Executive, Half Letter, Letter, Legal of aangepast formaat.
5. Originelen scannen Item Beschrijving Naam Vereist Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. Hostnaam of IP-adres Vereist Naam of IP-adres van de FTP-server. Kan tot 64 tekens bevatten. Vereist Bestandsformaat van het gescande bestand als er in kleur is gescand. PDF of JPEG kan worden geselecteerd. PDF ondersteunt meerdere pagina's in een document, JPEG daarentegen niet.
Scanbestemmingen registreren Item Instelling Beschrijving Belichting Optioneel Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechterof linkertoetsen te drukken. Met deze toetsen kunt u de afbeelding lichter of donkerder maken, met een maximum van 5. Verbindingstest - Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven FTP-server bestaat.
5. Originelen scannen Item Beschrijving Domein Optioneel Als de bestemmingscomputer lid is van een Active Directory-domein, geef die domeinnaam dan op. Kan tot 15 tekens bevatten. Log-in gebruikersnaam Optioneel Gebruikersnaam voor aanmelden op de bestemmingscomputer. Kan tot 32 tekens bevatten. Log-in wachtwoord Optioneel Wachtwoord voor aanmelden op de bestemmingscomputer. Kan tot 32 tekens bevatten. Directory Optioneel Directory in de gedeelde map waar gescande bestanden worden opgeslagen.
Scanbestemmingen registreren Item Verbindingstest Instelling - Beschrijving Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. • Om bestanden via e-mail, SMTP en DNS te versturen, dienen de instellingen juist te worden geconfigureerd. Voor meer informatie over SMTP- en DNS-instellingen, zie Pag. 271 "Tabblad DNS" en Pag. 273 "Tabblad SMTP".
5. Originelen scannen • U kunt een snelkeuzebestemming loskoppelen van een sneltoets via de pagina [Snelkeuzebestemming]. Selecteer daarvoor de gewenste invoer, klik op [Verwijderen] en klik vervolgens nogmaals op [Toepassen] op de bevestigingspagina. • Het apparaat zal u een mededeling sturen als de bestemming die u wilt bewerken, is ingesteld als doorstuurbestemming van ontvangen faxen. Voor meer informatie over de instellingen voor het doorsturen van faxen, zie Pag. 259 "Tabblad Fax".
Basisbewerking Basisbewerking Als u vanaf het bedieningspaneel scant, kunt u gescande bestanden via e-mail (Scannen naar e-mail) versturen naar een FTP-server (Scannen naar FTP), de gedeelde map van een computer op een netwerk of naar een netwerk (Scannen naar map) of naar een verwisselbaar geheugenapparaat (Scannen naar USB). De functies Scannen naar e-mail, Scannen naar FTP en Scannen naar map zijn alleen beschikbaar bij een netwerkverbinding.
5. Originelen scannen 3. Druk op de knop [Adresboek]. U kunt ook de [ID-kaart kopiëren]-knop gebruiken als [Shortcut naar functie] onder de Beheerdersinstellingen is ingesteld op [Scanbestemm. selecteren]. Druk op de toets om naar het menu scannerbestemmingsselectie te gaan. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen". 4. Druk op [ ] of [ ] om het adres in te voeren en druk daarna op de [OK]-knop. 5.
Basisbewerking • Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]knop. De scanbestanden worden genegeerd. • U kunt ook een bestemming opgeven via de sneltoetsen onder de [Pauze/Herhalen]-knop. Voor meer informatie, zie Pag. 139 "De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/ Herhaal]-knop".
5. Originelen scannen DAC516 De [Pauze/Herhaal]-knop gebruiken Druk op de [Pauze/Herhaal]-knop om de laatst gebruikte bestemming te selecteren. DAC515 • Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag.
Basisbewerking • Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. • Dit apparaat ondersteunt geen gebruik van USB-geheugenkaarten die zijn aangesloten op externe USB-hubs. Plaats uw USB-geheugenkaart direct in de USB-geheugenkaartpoort in de linkerbovenhoek van het apparaat. • Sommige soorten USB-geheugenkaarten kunnen niet gebruikt worden.
5. Originelen scannen 4. Druk op de [Zwart-wit]- of op [Kleur]-knop. DAC519 Om in zwart-wit te scannen drukt u op de [Zwart-wit]-knop. Om in kleur te scannen drukt u op de [Kleur]-knop. Afhankelijk van de instelling van het apparaat, zult u het volgende scherm op het display zien. • Als het apparaat in de scanmodus zwart-wit halftone staat: Selecteer bestandsindeling: • Als het apparaat in de scanmodus kleur of grijswaarden staat: Selecteer bestandsindeling: 5.
Basisbewerking 7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van het gescande bestand. 8. Controleer of "Gereed" op het display wordt weergegeven. Het gescande bestand is aangemaakt in de root directory van de USB-geheugenkaart. 9. Verwijder de USB-geheugenkaart uit het apparaat. Zorg ervoor dat het klepje van de USB-geheugenkaartpoort na gebruik gesloten wordt. • Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]knop.
5. Originelen scannen De scaninstellingen opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u het scanformaat, de afbeeldingsbelichting en de resolutie voor de huidige taak kunt instellen. Als er een scanbestemming is opgegeven Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd.
De scaninstellingen opgeven 4. Voer de breedte met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. 5. Voer de lengte met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. • U kunt de standaardinstelling [Scanformaat] van het apparaat zo instellen dat alle originelen worden gescand met een bepaald scanformaat. Voor meer informatie, zie Pag. 210 "Instellingen scannereigenschappen".
5. Originelen scannen • U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle scans worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 210 "Instellingen scannereigenschappen". • Tijdelijke taakinstellingen worden in de volgende gevallen gewist: • Als er geen informatie wordt ingevoerd in de tijd die is opgegeven bij [Automatische reset systeem] terwijl het beginscherm wordt weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen".
De scaninstellingen opgeven • Als er geen informatie wordt ingevoerd in de tijd die is opgegeven bij [Automatische reset systeem] terwijl het beginscherm wordt weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen". • Als er op de [Wis/Stop]-knop wordt gedrukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven. • Als de modus van het apparaat wordt veranderd. • Als het apparaat wordt uitgeschakeld. • Als de standaardinstelling van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
5. Originelen scannen Vanaf een computer scannen Met scannen vanaf een computer die via het netwerk of USB verbinding heeft (TWAIN-scannen en WIA-scannen) kunt u het apparaat bedienen vanaf uw computer en originelen rechtstreeks naar uw computer scannen. Basisbewerking voor TWAIN-scannen In dit onderdeel vindt u meer informatie over de basishandelingen voor TWAIN-scannen. TWAIN-scannen is mogelijk als uw computer over een toepassing beschikt die TWAIN ondersteunt.
Vanaf een computer scannen Instellingen die u in het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren: 1 2 3 4 5 6 7 DAC525 1. Scanner: Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. De scanner die u selecteert, wordt de standaardscanner. Klik op [Verversen] om alle beschikbare scanners te zien die via USB of op het netwerk zijn aangesloten. 2. Origineel: Selecteer [Reflecterend] om vanaf de glasplaat te scannen of [Autom. Document Toevoer] om vanuit de ADF te scannen. 3.
5. Originelen scannen [ADF - Grijs] [Aangepast...] 4. Modus: Kies uit kleur, grijswaarden of zwart-wit. 5. Resolutie: Selecteer een resolutie in de lijst. Als u [Voorkeur...] selecteert, voer dan rechtstreeks een resolutiewaarde in het bewerkingsvenster in. Let op dat met het verhogen van de resolutie ook de grootte van het bestand en de scantijd oploopt. Te selecteren resoluties kunnen variëren afhankelijk van waar het origineel wordt geplaatst.
6. Een fax verzenden en ontvangen Faxapparaatscherm In dit onderdeel staat informatie over het scherm in de faxmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of scannerscherm op het display wordt weergegeven, druk dan op de [Fax]-knop op het bedieningspaneel om naar het faxscherm te gaan. DAC506 Scherm in standby-modus 1 Gereed 2 Standaard Normaal 3 O ntv. bes t. 4 Bst. verw. DAC001 1.
6. Een fax verzenden en ontvangen • Hoe de tijd en datum worden weergegeven, kan worden aangepast in [Datum/tijd instellen] onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie over het instellen van de datum en tijd, zie Pag. 153 "De datum en tijd instellen". • Als het waarschuwingslampje knippert op het initiële faxscherm, druk dan op de [Kopieerapparaat]-knop en controleer het weergegeven bericht.
De datum en tijd instellen De datum en tijd instellen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op de toets [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Datum/tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]knop. 5.
6. Een fax verzenden en ontvangen • U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdertoepassingen] opgeven in [Vergr. beh.toepass]. Voor meer informatie over [Vergr. beh.toepass], zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen".
Tekens invoeren Tekens invoeren Als u tekens wilt invoeren, gebruikt u de volgende toetsen: Een cijfer invoeren Druk op een cijfertoets. Een teken verwijderen Druk op [ ]. Een faxnummer invoeren • Een getal invoeren Gebruik de cijfertoetsen. • Andere tekens dan cijfers invoeren " ": Druk op [ ]. " ": Druk op [ ]. Pauze: druk op de knop [Pauze/Herhalen]. Er wordt een "P" weergegeven op het scherm. Spatie: druk op [ ].
6. Een fax verzenden en ontvangen • Als het cijfer dat u hebt ingevoerd te groot of te klein is voor de instelling, wordt dit niet geaccepteerd. Als u op de [OK]-knop drukt, zal het apparaat het aantal verlagen of verhogen naar de minimale of maximale waarde voor de instelling.
Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren In dit onderdeel wordt beschreven hoe u faxbestemmingen kunt registreren in het Adresboek met behulp van het bedieningspaneel of Web Image Monitor. In het adresboek kunt u faxbestemmingen snel en eenvoudig specificeren. • De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die optreedt als gevolg van dergelijk verlies van gegevens.
6. Een fax verzenden en ontvangen 4. Druk op [ ] of [ ] om [Snelkiesbestemming] of [Verkort kiesbestemming fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Nr. :] te selecteren. Voer vervolgens met de cijfertoetsen het gewenste snelkiesnummer in (1 tot 20) of het verkorte kiesnummer (1 tot 200). Als een bestemming al geregistreerd staat voor het ingevoerde nummer, zullen het faxnummer en de faxnaam die al zijn geregistreerd voor dat nummer, worden weergegeven. 6.
Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen wijzigen of verwijderen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt een wachtwoord voor toegang naar het [Adresboek]-menu instellen onder [Vergr.beheerderstoepass.]. Voor meer informatie over [Vergr. beh.toepass], zie Pag.
6. Een fax verzenden en ontvangen 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming]. 3. Selecteer [Fax] in de lijst [Bestemmingstype]. 4. Selecteer [Snelkeuzenummer] of [Verkort kiesnummer] en selecteer vervolgens het registratienummer in de lijst. 5. Registreer informatie indien nodig. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 7. Klik op [Toepassen]. 8. Sluit de internetbrowser.
Faxbestemmingen registreren • Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en spatie. • Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de instellingen voor het versturen van faxen. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 212 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
6. Een fax verzenden en ontvangen De verzending wordt uitgeschakeld als het faxnummer dat ter bevestiging wordt ingevoerd niet overeenkomt met het eerste faxnummer. Deze functie helpt voorkomen dat gebruikers per ongeluk faxberichten naar de verkeerde bestemming versturen. • Deze functie is alleen beschikbaar wanneer er een beheerderswachtwoord is opgegeven. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren.
Een fax versturen Een fax versturen • Het is raadzaam de ontvanger te bellen en af te spreken wanneer belangrijke documenten worden verzonden. Verzendingsmodus selecteren Er zijn twee manieren van verzenden: Geheugenverzending en Directe verzending. Geheugenverzending In deze modus zal het apparaat verschillende originelen naar het geheugen scannen en ze daarna tegelijkertijd versturen. Dit is handig wanneer u haast hebt en het document wilt meenemen.
6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Druk op [ ] of [ ] om [Uit], [Aan] of [Uitsluitend volgende fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Voor geheugenverzending selecteert u [Uit]. Voor directe verzending selecteert u [Aan] of [Uitsluitend volgende fax]. 4. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Een internetfax verzenden U kunt een fax verzenden via het internet.
Een fax versturen Basisbewerking voor het versturen van een fax • Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. 1. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Om de originelen te plaatsen, zie Pag. 86 "Originelen plaatsen". 3. Voer met de cijfertoetsen het faxnummer in (maximaal 40 tekens) of geef een bestemming op met de Eéntoetsknoppen of de functie verkorte kiesbestemming.
6. Een fax verzenden en ontvangen 4. Druk op de [Zwart-wit]-knop. DAC518 • Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer opnieuw in te voeren als u het faxnummer handmatig hebt ingevoerd. Voer in dit geval het nummer binnen 60 seconden in. Als de faxnummers niet overeenkomen, gaat u terug naar stap 3. Voor informatie over [Bevestiging faxnummer], zie Pag. 161 "Voorkomen dat documenten naar de verkeerde bestemming worden verstuurd".
Een fax versturen • Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kunt u [Autom. opnieuw proberen] onder de instellingen voor het versturen van faxen instellen zodat het apparaat automatisch de bestemming opnieuw kiest als de lijn bezet is of als er een fout optreedt tijdens de verzending. Voor meer informatie over [Autom. opn. prob.], zie Pag. 212 "Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
6. Een fax verzenden en ontvangen Een verzending annuleren terwijl het origineel wordt gescand Volg deze procedure om het scannen of verzenden van het origineel te annuleren terwijl het wordt gescand. 1. Druk op de [Wis/Stop]-knop. DAC517 Een verzending annuleren nadat het origineel is gescand (terwijl een verzending bezig is) Gebruik deze procedure als u een bestand dat wordt verzonden, wilt verwijderen nadat het origineel is gescand. 1. Druk op de [Wis/Stop]-knop als "Verzenden...
Een fax versturen • Als u het versturen van een fax annuleert als de fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wordt gestuurd (broadcast), wordt alleen de fax naar de huidige bestemming geannuleerd. De fax wordt naar de opeenvolgende bestemmingen gestuurd. Voor meer informatie over het verzenden van een fax met de broadcastfunctie, zie Pag. 170 "De faxbestemming opgeven".
6. Een fax verzenden en ontvangen De faxbestemming opgeven U kunt het faxnummer van de bestemming invoeren met de cijfertoetsen of bestemmingen opgeven via de volgende functies: • Snelkiestoetsen • Verkort kiezen • Broadcast-functie • Opnieuw kiezen-functie • Als u wilt voorkomen dat documenten worden verstuurd naar de verkeerde bestemming, kunt u het apparaat zo instellen dat gebruikers de bestemming twee keer moeten invoeren, of dat de ingevoerde bestemming voorafgaand aan de verzending wordt getoond.
Een fax versturen DAC516 • U kunt de geregistreerde namen en faxnummers nakijken door een overzicht af te drukken. Voor meer informatie over het afdrukken van het overzicht met snelkeuzebestemmingen, zie Pag. 230 "Lijsten/rapporten afdrukken". De bestemming opgeven met verkorte kiesbestemming 1. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 2. Druk op de knop [Adresboek].
6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Druk op de [OK]-knop. Als u wilt zoeken naar een bepaalde registratie via een registratienummer of naam, gebruik dan de volgende stappen: • Zoeken op registratienummer Druk nogmaals op de [Adresboek]-knop en voer het nummer in met de cijfertoetsen. • Zoeken op naam Voer de eerste letters van de naam in met de cijfertoetsen. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4.
Een fax versturen • Om een verkorte kiesbestemming toe te voegen drukt u op de [Adresboek]-knop, selecteer vervolgens een bestemming en druk op de [OK]-knop. • Om een handmatig opgegeven bestemming toe te voegen controleert u of [Nr.toets] is ingedrukt en vervolgens voert u het faxnummer van de bestemming in met de cijfertoetsen. 3. Druk op de [OK]-knop. Druk op [Lijst] om de lijst te zien met de bestemmingen die u tot dusver heeft toegevoegd. Ga terug naar stap 2 om meer bestemmingen toe te voegen.
6. Een fax verzenden en ontvangen 2. Druk op de [Pauze/Herhaal]-knop. DAC515 • Om het verzenden van een fax te annuleren, drukt u op de [Wis/Stop]-knop. Handige verstuurfuncties U kunt de status van het apparaat van de ontvanger eenvoudig controleren via de functie 'Op de haak' voordat u een fax stuurt. Als u een extra telefoon hebt, kunt u praten en een fax versturen in één gesprek. • Deze functie is alleen beschikbaar in de modus Directe verzending. • Deze functie is niet beschikbaar met Internetfax.
Een fax versturen 2. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 3. Druk op de [Direct kiezen]-knop. DAC514 "Op de haak" wordt op het scherm weergegeven. 4. Geef de bestemming op met de cijfertoetsen. 5. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Zwart-wit]-knop. DAC518 6. Druk op [TX] en druk vervolgens op de [Zwart-wit]-knop. • Voor meer informatie over het selecteren van de verzendingsmodus, zie Pag. 163 "Verzendingsmodus selecteren".
6. Een fax verzenden en ontvangen • Voor meer informatie over [Bevestiging faxnummer], zie Pag. 240 "Beheerdersinstellingen". Een fax versturen na een gesprek Met een externe telefoon kunt u een fax versturen nadat u uw gesprek hebt beëindigd zonder de verbinding te verbreken en opnieuw te moeten kiezen. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten of de fax is ontvangen. 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 2. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 3.
Een fax versturen De scaninstellingen opgeven De afbeeldingsbelichting aanpassen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting voor de huidige taak aanpast. Er zijn drie afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe donkerder het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Belichting]-knop. DAC511 2. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
6. Een fax verzenden en ontvangen Standaard Selecteer deze als het origineel een afgedrukt document of een document met drukletters met tekens van normale afmetingen. Detail Selecteer deze als het origineel een document is met kleine opdruk. Foto Selecteer deze als het origineel afbeeldingen bevat zoals foto's of gearceerde tekeningen. 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DAC510 2. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste resolutie-instelling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax) De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax) In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat kunt gebruiken op een computer. U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document te hoeven afdrukken. • Deze functie wordt ondersteund door Windows XP/Vista/7/8 en Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008 R2/2012. Mac OS X ondersteunt deze functie niet.
6. Een fax verzenden en ontvangen 5. Voor het bijvoegen van een voorblad klikt u op [Voorblad bewerken] op het tabblad [Geef de bestemming op] en vinkt u het vakje [Een voorblad bijvoegen] aan. Bewerk het voorblad indien nodig en klik vervolgens op [OK]. Voor meer informatie over het bewerken van een faxvoorblad raadpleegt u Pag. 185 "Een faxvoorblad bewerken". 6. Klik op [Verzenden]. • Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie.
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax) 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. Annuleren tijdens het versturen van een fax Annuleer de fax via het bedieningspaneel. 1. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 2. Druk op de [Wis/Stop]-knop.
6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Klik op het tabblad [Installatie]. 4. Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK]. Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen. Het adresboek van LAN-fax configureren In dit onderdeel wordt het LAN-fax-adresboek beschreven. Configureer het LAN-fax-adresboek op de computer. In het LAN-fax-adresboek kunt u LAN-faxbestemmingen snel en eenvoudig opgeven.
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax) bevatten. Om het dialoogvenster te sluiten zonder de oorspronkelijke bestemming aan te passen, klikt u op [Annuleren]. Groepen registreren 1. Open het LAN-fax adresboek en klik op [Groep toevoegen]. 2. Voer de groepsnaam in in het veld [Groepsnaam]. 3. Selecteer de bestemming die u in de groep wilt opnemen uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Toev.]. 4. Klik op [OK] • Een groep moet ten minste één bestemming bevatten.
6. Een fax verzenden en ontvangen • Een bestemming wordt automatisch verwijderd uit een groep als die bestemming uit het LAN-fax adresboek is verwijderd. Als u de laatste bestemming van een groep verwijdert, wordt er een bericht weergegeven die u vraagt om het verwijderen te bevestigen. Klik op [OK] als u de groep wilt verwijderen. • Als een groep wordt verwijderd, blijven de bestemmingen bestaan die in het LAN-fax adresboek staan.
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax) • CSV-bestanden worden geëxporteerd met Unicode-codering. • Gegevens in het LAN-fax adresboek kunnen uit CSV-bestanden worden geïmporteerd mits de codering Unicode of ASCII is. • Groepsgegevens kunnen niet geëxporteerd of geïmporteerd worden. • Er kunnen maximaal 1000 bestemmingen in het LAN-fax adresboek geregistreerd worden. Als deze grens tijdens het importeren wordt overschreden, zullen de overgebleven bestemmingen niet worden geïmporteerd.
6. Een fax verzenden en ontvangen Een fax ontvangen • Als u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam om de ontvangst te bevestigen aan de afzender. • Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan het apparaat geen faxdocumenten meer ontvangen. • Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen gebruiken. • Alleen papier van het formaat A4, Letter of Legal kan voor het afdrukken van faxen worden gebruikt.
Een fax ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstmodus omschakelen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste ontvangstmodus te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6.
6. Een fax verzenden en ontvangen • U kunt het aantal keren dat het apparaat moet wachten voordat een telefoontje beantwoord wordt, wijzigen in de instelling [Aant keer bellen] onder [Faxeigenschappen]. Voor meer informatie over [Aant keer bellen], zie Pag. 214 "Instellingen van faxeigenschappen". • Als u een telefoontje met de externe telefoon wilt beantwoorden terwijl het apparaat aan het bellen is, zal er een normaal telefoongesprek starten.
Een fax ontvangen Een fax ontvangen in FAX/TAD-modus Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op FAX/TAD, beantwoordt en registreert het antwoordapparaat van de externe lijn berichten wanneer het apparaat telefoonoproepen ontvangt. Als de ontvangen oproep een faxoproep is, ontvangt het apparaat de fax automatisch. 1. Als er een inkomend gesprek is, gaat de externe telefoon over. Als het antwoordapparaat van de externe lijn de oproep niet beantwoordt, ontvangt het apparaat de fax automatisch.
6. Een fax verzenden en ontvangen Automatische ontvangst Als [Automatisch POP] onder de internetfaxinstellingen van Web Image Monitor ingeschakeld is, zal het apparaat regelmatig verbinding maken met de POP3-server, zoals is aangegeven in [POPinterval (minuten)] om op nieuwe e-mails te controleren. Het apparaat zal ze downloaden als ze er zijn.
Een fax ontvangen 4. Stel "Automatische POP" in op [Actief] of [Inactief]. [Actief]: Automatische ontvangst [Inactief]: Handmatige ontvangst 5. Klik op [OK]. 6. Sluit de internetbrowser. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag. 245 "Web Image Monitor gebruiken". • Als het ophalen van e-mail niet lukt en [Foutmeldingse-mail] onder de internetfaxinstellingen van Web Image Monitor ingeschakeld is, zal er een e-mail met een foutmelding worden gestuurd naar de oorspronkelijke afzender.
6. Een fax verzenden en ontvangen Doorzenden [Doorgestuur d bestand afdr.] [Doorgestuur d bestand afdr.] Resultaat Mislukt uit N.v.t. Het apparaat drukt een foutmelding af dat het doorsturen niet is gelukt en verwijdert de fax uit het geheugen. Mislukt Aan Aan Het apparaat drukt een foutmelding af dat het doorsturen niet is gelukt, drukt de fax af en verwijdert de fax uit het geheugen.
Een fax ontvangen 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontv. bestanden instelling] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Doorsturen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Om e-mailmeldingen te verzenden nadat faxen doorgestuurd zijn, gaat u verder met stap 6. Anders gaat u verder met stap 8. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Melding status doorsturen] te selecteren.
6. Een fax verzenden en ontvangen 6. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangen bestand afdr.] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Aan] of [Uit] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. • [Aan]: Druk automatisch de ontvangen faxen af en verwijder ze uit het geheugen. • [Uit]: Sla de ontvangen faxen op in het geheugen en druk ze later handmatig af. Om handmatig ontvangen faxen in het geheugen af te drukken, zie Pag.
Een fax ontvangen 5. Druk op [ ] of [ ] om [Afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangen bestand afdr.] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Aan] of [Uit] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. • [Aan]: Druk automatisch de ontvangen faxen af en verwijder ze uit het geheugen. • [Uit]: Sla de ontvangen faxen op in het geheugen en druk ze later handmatig af.
6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de [Fax]-knop. DAC506 2. Druk op [RX-best.]. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Aan] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Het apparaat drukt de opgeslagen fax af en verwijdert deze uit het geheugen. • Als [Aan] hier wordt geselecteerd, zal [Ontvangen bestand afdr.] onder instellingen voor faxeigenschappen worden ingeschakeld. Als u niet wilt dat opeenvolgende faxen automatisch worden afgedrukt, zet deze optie dan terug op [Uit].
Een fax ontvangen Speciale afzenders registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u speciale afzenders registreert. Er kunnen maximaal 30 speciale afzenders worden geregistreerd. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres in te vullen. 2. Klik op [Speciale afz.]. 3. Selecteer [Speciale afz.] in de lijst [Bestemmingstype]. 4. Selecteer het speciale afzendernummer uit de lijst (1 t/m 30). 5. Voer het faxnummer van de speciale afzender in (maximaal 20 tekens). 6.
6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres in te vullen. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op het tabblad [Fax]. 4. Klik op [Actief] voor [Geverifieerde ontvangst]. 5. Klik op [Speciale afz.] of [Anders dan speciale afz.] voor [Voorwaarden voor ontvangst]. • Speciale afz. Selecteer deze optie om faxen van speciale afzenders te ontvangen en faxen van alle andere afzenders af te wijzen. • Anders dan speciale afz.
Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie De lijsten en rapporten met betrekking tot de faxfunctie zijn: • Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie en de huidige configuratie van het apparaat afgedrukt. • Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 50 taken afgedrukt. • TX/RX stand-by best.
6.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerking U kunt op twee manieren toegang krijgen tot de apparaatinstellingen: • Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] voor toegang tot de systeem- en netwerkinstellingen. • Druk op [ ] of [ ] om de kopieer-, scan- of faxinstellingen te openen. Om te controleren tot welke categorie de functie behoort die u wilt configureren, raadpleegt u Pag. 203 "Menuoverzicht". 1.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel 2. Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren. Als u het menu [Adresboek], [Netwerkinstellingen] of [Beheerderstoepassingen] selecteert, kan u om een wachtwoord worden gevraagd. Voer het viercijferige wachtwoord in en druk op de [OK]knop. Voor meer informatie over het wachtwoord, zie [Vergr.beheerderstoepass.] op Pag. 240 "Beheerdersinstellingen". 3.
Menuoverzicht Menuoverzicht In dit onderdeel worden de parameters van elk menu genoemd. Voor meer informatie over het configureren van het apparaat met Web Image Monitor, zie Pag. 245 "Het apparaat configureren met Web Image Monitor". • Sommige items kunnen ontbreken vanwege het modeltype of de configuratie van het apparaat. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via Web Image Monitor. Kopieereigensch.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Beheerderstoepassingen (instelling [Gebruikersinstellingen]-knop) [Datum/tijd instellen], [Faxinformatie programmeren], [Kies-/pulstoon], [PSTN / PBX], [PBXtoegangsnummer], [Functieprioriteit], [Automatische reset systeem], [Energiespaarstandmodus], [Taal], [Land], [Instellingen terugzetten], [Shortcut naar functie], [PCL6-modus], [Vergr.beheerderstoepass.], [IPsec], [Bevestiging faxnummer], [Scan op USB opslaan] Printereigenschappen (instelling [Gebr.
Instellingen voor kopieereigenschappen Instellingen voor kopieereigenschappen Papier selecteren Geef hier het papierformaat op dat gebruikt moet worden voor het kopiëren. Als er een lade geselecteerd is, gebruikt het apparaat alleen die lade voor afdrukken. Als er een papierformaat geselecteerd is, drukt het apparaat af vanuit de laden die het papier van het opgegeven formaat bevat, met uitzondering van de handinvoer.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. Belichting Geeft de afbeeldingsbelichting op voor fotokopiëren. Verhoog het niveau (zwarte vierkantjes) om de dichtheid te verhogen. Standaardinstelling: De standaardinstelling is het midden van 5 instellingsniveaus. Verkleinen/vergroten Geeft het percentage aan waarmee kopieën vergroot of verkleind worden.
Instellingen voor kopieereigenschappen • Staand • Liggend • 1-z 4orig->Cmb 4op1 1z De kopie wordt op 1 zijde gemaakt en hierop worden 4 pagina's van een enkelzijdig origineel afgedrukt. • Staand: L naar R • Staand: B naar O • Liggend: L naar R • Liggend: B naar O • 1-zijd. orig->2-zijd. kopie Hiermee worden twee 1-zijdige pagina's op één 2-zijdige pagina gekopieerd.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Staand: B naar B • Staand: B naar O • Liggend: B naar B • Liggend: B naar O • 2-z 2Orig->Comb 4op1 1z Hiermee worden twee dubbelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. • Staand: L naar R, B naar B • Staand: L naar R, B naar O • Staand: B naar O, B naar B • Staand: B naar O, B naar O • Liggend: L naar R, B naar B • Liggend: L naar R, B naar O • Liggend: B naar O, B naar B • Liggend: B naar O, B naar O • 2-zijd. orig->2-zijd.
Instellingen voor kopieereigenschappen • Handm. modus 2-zijd scannen Selecteer deze modus om dubbelzijdige kopieën te maken via de glasplaat. Scaninst. vr Z/W kopie Hier kunt u de afbeeldingskwaliteit voor zwart-wit afdrukken opgeven. De scansnelheid bij [Fijn] is trager dan wanneer u [Standaard] gebruikt.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen scannereigenschappen Scanformaat Geeft het scanformaat op volgens het formaat van het origineel. (voornamelijk Europa en Azië) [A4] Standaardinstelling: Noord-Amerika) [8 1/2 × 11] (voornamelijk • 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 8 1/2 × 5 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, A4, B5, A5, Ang.fr Z/W-scanmodus Geeft de scanmodus voor het scannen van zwart-wit aan via het bedieningspaneel.
Instellingen scannereigenschappen • 200 × 200dpi • 300 × 300dpi • 400 × 400dpi • 600 × 600dpi Compressie (kleur) U kunt hier de verhouding voor kleurcompressie opgeven voor JPEG-bestanden. Hoe lager de compressieverhouding, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand. Standaardinstelling: [Medium] • Laag • Medium • Hoog Onbeperkt scannen Deze functie stelt het apparaat zo in dat er om volgende originelen wordt gevraagd bij het scannen via de glasplaat.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen Directe TX Hiermee stelt u het apparaat zo in dat er direct een fax wordt verstuurd als het origineel is gescand. Standaardinstelling: [Uit] • Uit Selecteer deze optie als u geheugenverzending gebruikt. • Aan Selecteer deze optie als een fax direct wordt verstuurd. • Uitsluitend volgende fax Selecteer deze optie bij directe verzending voor uitsluitend de volgende fax.
Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen Standaardinstelling: 3 seconden • 1 tot 15 seconden Automatisch opnieuw proberen Stelt het apparaat zo in dat de faxbestemming automatisch opnieuw wordt gekozen wanneer de lijn bezet is of er een verzendingsfout optreedt, mits het apparaat in de Geheugenverzendingsmodus staat. Het aantal keer dat een nummer opnieuw wordt geprobeerd, is vooraf ingesteld op twee of drie keer, afhankelijk van de [Land]-instelling onder [Beh. Toepas.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen van faxeigenschappen Ontvangstinstellingen Hier staan de instellingen voor het ontvangen van een fax. • Ontvangstmodus omschakelen Hier kunt u de ontvangstmodus opgeven. Standaardinstelling: [Alleen fax] • Alleen fax Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus. • Fax/tel(hndm) Het apparaat rinkelt als er binnenkomende oproepen worden ontvangen.
Instellingen van faxeigenschappen Geeft aan hoe lang het apparaat de faxbeltoon probeert te detecteren in de modus Fax/tel (automatisch). Standaardinstelling: 15 seconden • 5 tot 99 seconden, in stappen van 1 seconde • Geverifieerde ontvangst Hiermee zal het apparaat alleen faxen ontvangen (of afwijzen) van geregistreerde speciale afzenders. Hiermee kunt u ongewilde documenten, zoals junkfaxen, voorkomen en daarmee faxpapier besparen. Standaardinstelling: [Inactief] • Actief • Inactief • Geaut.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Standaardinstelling: [Aan] • Aan De ontvangen faxen automatisch afdrukken en uit het geheugen wissen. Het apparaat drukt de ontvangen faxen af en wist ze binnen de opgegeven tijd uit het geheugen. • Uit De ontvangen faxen in het geheugen opslaan om later handmatig te worden afgedrukt. • Doorgestuurd bestand afdrukken Het apparaat slaat de faxen in het geheugen op voor ze worden afgedrukt of verwijdert de faxen nadat ze zijn doorgestuurd.
Instellingen van faxeigenschappen Als lade 2 niet geïnstalleerd is, wordt alleen [Lade 1] weergegeven. Standaardinstelling: [Automatisch] • Automatisch Het apparaat gebruikt lade 1 en 2 als ze papier van hetzelfde formaat bevatten. In dit geval begint het apparaat af te drukken vanuit de lade die als voorkeurslade is opgegeven in [Papierladeprioriteit] onder Papierlade-instellingen. Zodra het papier in die lade op is, schakelt de printer automatisch over op de andere lade om verder te gaan met afdrukken.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Kiestoondetectie Stelt het apparaat zo in dat er een kiestoon wordt gedetecteerd voordat het apparaat de bestemming automatisch begint te kiezen. Standaardinstelling: [Detecteren] • Detecteren • Niet detecteren • Verzendsnelheid Hiermee geeft u de verzendingssnelheid op voor de faxmodem. Standaardinstelling: [33.6 Kbps] • 33.
Instellingen van faxeigenschappen Hiermee drukt het apparaat automatisch een verzendingsrapport af nadat een fax is verzonden. Als het apparaat in Directe verzendingsmodus staat, zal de afbeelding van het origineel niet op het rapport worden gereproduceerd, zelfs als [Alleen fout (afb. bijgev.)] of [Elke TX (afb. bijgevoegd)] is geselecteerd. Let op: als er een geheugenfout optreedt bij verzending via LAN-fax, wordt er altijd een verzendingsrapport afgedrukt ongeacht hoe deze instelling is geconfigureerd.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen voor het adresboek Snelkiesbestemming Hier kunt u het faxnummer en de naam voor de snelkiesbestemmingen opgeven. U kunt maximaal 20 snelkiesbestemmingen registreren. • Nr. Hier geeft u het snelkiesnummer op. • Faxnr. Hier geeft u het faxnummer voor de betreffende snelkiesbestemming op. Het faxnummer kan maximaal 40 tekens van de volgende tekens bevatten: de cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie.
Systeeminstellingen Systeeminstellingen Volume aanpassen Hier kunt u het volume van de geluiden die het apparaat produceert opgeven. Standaardinstelling: [Laag] voor [Paneeltoets toon] en [Medium] voor andere parameters. • Paneeltoets toon Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat wordt gegeven als er op een toets wordt gedrukt. • Uit • Laag • Midden • Hoog • Belvolume Hiermee specificeert u het volume van de beltoon als er een oproep wordt ontvangen. • Uit • Laag • Midden • Hoog • Dir.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Hiermee specificeert u het volume van de pieptoon die het apparaat produceert als er een faxontvangstfout optreedt. • Uit • Laag • Midden • Hoog • Alarmvolume Hiermee specificeert u het volume van het alarmgeluid dat het apparaat produceert als er een bewerkingsfout optreedt.
Systeeminstellingen Geeft aan hoeveel seconden de printer een beveiligd afdrukbestand vasthoudt als het apparaat geen beveiligde afdrukbestanden kan opslaan. In deze periode kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd afdrukbestand ook afdrukken of verwijderen zodat het nieuwe beveiligde afdrukbestand op het apparaat kan worden opgeslagen. Deze instelling wordt alleen weergegeven voor het Type 2-model.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Uit • Aan Toner besparen Hiermee wordt het apparaat ingesteld om een kleinere hoeveelheid toner te gebruiken bij het afdrukken (uitsluitend voor afdrukken die met de kopieerfunctie gemaakt worden). Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Aan Voorraden Hier vindt u informatie over verbruiksartikelen. • Toner • Zwart • Magenta • Cyaan • Geel De niveau-indicatoren (zwarte vierkantjes) geven aan hoeveel toner er nog over is.
Systeeminstellingen Houd er rekening mee dat de standaard waarde voor deze instelling niet hersteld wordt door [Alle instell. terugzetten] onder [Beheerderstoepassingen] of [Menu-instellingen terugzetten] onder [Beheerderstoepassingen] van Web Image Monitor uit te voeren. Standaardinstelling: [Uit] • Uit • Niv. 1: Zwak Selecteer deze modus als afdrukken wazig zijn. • Niv. 2: Med. Selecteer deze modus als afdrukken gekruld en/of wazig zijn.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Melding: Toner bijna op Geeft de periode op waarna een bericht wordt gegeven dat de toner bijna op is. Houd er rekening mee dat de standaard waarde voor deze instelling niet hersteld wordt door [Alle instell. terugzetten] onder [Beheerderstoepassingen] uit te voeren of door [Menu-instellingen terugzetten] onder [Beheerderstoepassingen] van Web Image Monitor uit te voeren.
Instellingen papierlade Instellingen papierlade • Papierformaat: lade 1 Bepaalt het papierformaat voor lade 1. Standaardinstelling: (voornamelijk Europa en Azië) [A4], Noord-Amerika) [8 1/2 × 11] (voornamelijk • A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 5 1/2 × 8 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, 8 × 13, 8 1/2 × 13, 8 1/4 × 13, 16K, 4 1/8 × 9 1/2, 3 7/8 × 7 1/2, C5 Env, C6 Env, DL Env, Aangepast formaat • Papierformaat: Lade 2 Bepaalt het papierformaat voor lade 2.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Papiertype: Handinvoer Bepaalt de papiersoort voor de handinvoer. Standaardinstelling: [Normaal papier] • Dun papier, Normaal papier, Middeldik papier, Dik papier 1, Gerecycled papier, Gekleurd papier, Briefpapier, Geperforeerd papier, Etikettenpapier, Bankpost, Karton, Envelop, Dik papier 2 • Lade1 prioriteit Bepaalt hoe afdruktaken met lade 1 worden verwerkt.
Instellingen papierlade Het apparaat drukt afdruktaken met een aangepast formaat af aan de hand van de instellingen in het printerstuurprogramma en afdruktaken met een standaardformaat aan de hand van de apparaatinstellingen. Voor afdruktaken met een aangepast formaat, gaat het afdrukken verder zelfs als de instellingen van het apparaat en het printerstuurprogramma voor het papierformaat/-type niet overeenkomen.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DAC509 2. Druk op [ ] of [ ] om [Lijst/rap. afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Configuratiepagina] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 4. Druk op het bevestigingsscherm op [Ja]. Soorten lijsten/rapporten • Rapporten worden afgedrukt op papier van A4- of Letter-formaat.
Lijsten/rapporten afdrukken Faxbest.lijst verk. kiezen Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. • Sorteren op verkort kiesnr. Hiermee wordt een lijst met records gesorteerd op het registratienummer van de verkorte kiesbestemmingen. • Sorteren op naam Hiermee wordt de lijst afgedrukt met de records gesorteerd op naam. Bestemmingslijst scanner Hiermee wordt een lijst van de scanbestemmingen afgedrukt.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen voor printereigenschappen Lijst-/proefafd Drukt lijsten af met de configuraties van het apparaat. De lijsten worden afgedrukt op A4- of Letter-formaat door de lade te gebruiken die is ingesteld voor [Printer] onder [Papierladeprioriteit] in Papierlade-instellingen. • Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie en de huidige configuratie van het apparaat afgedrukt. • Menulijst Drukt de functiemenu's van het apparaat af.
Instellingen voor printereigenschappen • A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, 8 1/2 × 14, 8 1/2 × 11, 5 1/2 × 8 1/2, 7 1/4 × 10 1/2, 8 × 13, 8 1/2 × 13, 8 1/4 × 13, 16K, 4 1/8 × 9 1/2, 3 7/8 × 7 1/2, C5 Env, C6 Env, DL Env • Duplex Stelt het apparaat zo in dat er op beide zijden van het papier wordt afgedrukt volgens de opgegeven inbindmethode. Standaardinstelling: [Geen] • Geen • Binden Lange zijde • Binden Korte zijde • Blanco pagina afdrukken Hiermee wordt ingesteld dat het apparaat blanco pagina's afdrukt.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Selecteer hier de invoerrichting van de pagina. Standaardinstelling: [Staand] • Staand • Liggend • Regels per pagina Stelt het aantal regels per pagina in tussen 5 en 128. Standaardinstelling: Noord-Amerika) 60 (voornamelijk Europa en Azië) 64, (voornamelijk • Lettertypenummer Geeft de ID aan van het standaardlettertype dat u wilt gebruiken tussen 0 en 89.
Instellingen voor printereigenschappen Stelt het apparaat in zodat de breedte van het afdrukgebied op A4-papier groter wordt en het verkleint de marge aan de zijkant. Standaardinstelling: [Uit] • Aan • Uit • Van CR naar LF Stelt het apparaat in zodat er een CR-code aan elke LF-code wordt toegevoegd zodat tekstgegevens duidelijk worden afgedrukt. Standaardinstelling: [Uit] • Aan • Uit • Resolutie Stelt de resolutie van de afdruk in dots per inch in.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Netwerkinstellingen • Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten. Ethernet • MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. • Ethernetsnelheid Toont de huidige ethernetsnelheidinstelling. • 100Mbps Full Duplex • 100Mbps Half Duplex • 10Mbps Full Duplex • 10Mbps Half Duplex • Ethernet niet beschikbaar Dit wordt weergegeven als er geen netwerkkabel is aangesloten. • Ethernetsnelh. inst.
Netwerkinstellingen Hiermee wordt de huidige status van de verbinding aangegeven. • MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. • Huidige verbinding Hiermee worden details over de verbinding weergegeven, zoals de SSID en de sterkte van het draadloze signaal. • Installatiewizard Hiermee wordt de procedure weergegeven voor het maken van een handmatige verbinding met draadloos LAN. Het leidt u stap voor stap door de configuratie van de instellingen voor het maken van verbinding met draadloos LAN.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. • Methode IP-adres Geeft de acquisitiemethode van het IP-adres weer. • IP niet gereed • DHCP • Handmatige configuratie • Standaard IP IPv6-configuratie • IPv6 Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen Standaardinstelling: [Actief] • Actief • Inactief • DHCP Hiermee stelt u in dat het apparaat het IPv6-adres ontvangt van een DHCP-server.
Netwerkinstellingen • Staatloos adres 2 • Staatloos adres 3 • Staatloos adres 4 • Link-lokaal adres Geef het IPv6 linklokale adres weer. • Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor informatie over de netwerkconfiguratie.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Beheerdersinstellingen Datum/tijd instellen Hiermee stelt u de datum en tijd in van de interne klok van het apparaat. • Datum instellen Bepaalt de datum van de interne klok van het apparaat. Er kunnen alleen data worden ingesteld die overeenkomen met het jaar en de maand. Nietcompatibele data worden geweigerd.
Beheerdersinstellingen Om deze instelling te configureren dient u contact op te nemen met uw telefoonmaatschappij om de instelling te selecteren aan de hand van uw telefoonlijn. Het selecteren van een verkeerde instelling kan tot storingen leiden in faxverzendingen. [Tel. kiessch.(20PPS)] kan mogelijk niet worden weergegeven door de landinstelling van het apparaat. Standaardinstelling: [Pulstoon] • Druktoetstelefoon • Tel. kiessch. (10PPS) • Tel. kiessch.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel • Aan (30 sec., 1 min., 2 min., 3 min., 5 min., 10 min.) • Uit Energiespaarstand Bepaalt of dat het apparaat naar Energiespaarstandmodus, Energiespaarstandmodus 1 of Energiespaarstandmodus 2 overgaat om het stroomverbruik te verlagen. Het apparaat komt uit de energiespaarstand als het een afdruktaak ontvangt, een ontvangen fax afdrukt of als er op de knoppen [Kopieerapparaat], [Start kleur] of [Start zwart-wit] gedrukt is.
Beheerdersinstellingen • Alle inst. terugz. Zet alle instellingen van het apparaat terug naar de standaardinstellingen, behalve de volgende: taal voor het scherm, landinstelling, netwerkinstellingen en snelkiesbestemmingen/ verkorte kiesbestemmingen voor faxen. Druk op [Ja] om deze bewerking uit te voeren. Druk op [Nee] om het voorgaande niveau van de menustructuur af te sluiten zonder de instellingen te wissen. • Netwerkinstell. terugzetten Zet de netwerkinstellingen terug naar de standaardinstelllingen.
7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Vergr. beheerderstoepass. Geef een wachtwoord op van vier cijfers om toegang te krijgen tot [Adresboek], [Netwerkinstellingen] en [Beh.Toepas.]. Onthoud dit wachtwoord. • Aan (0000 tot en met 9999) • Uit IPsec Hiermee selecteert u of IPsec moet worden in- of uitgeschakeld. Deze functie wordt alleen weergegeven als er een wachtwoord is opgegeven onder [Vergr.beheerderstoepass.].
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Web Image Monitor gebruiken • Om het apparaat te bedienen via Web Image Monitor, moet u eerst de TCP/IP- of draadloze LAN-instellingen van het apparaat instellen. Zie voor meer informatie Pag. 236 "Netwerkinstellingen" of Pag. 45 "Netwerkinstellingen configureren". • Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. • Sommige items kunnen worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Safari 3.0 - 6.
Bovenste pagina weergeven Bovenste pagina weergeven Als u via Web Image Monitor toegang tot het apparaat verkrijgt, wordt de bovenste pagina in uw browservenster weergegeven. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer in de adresbalk van de browser "http://(IP-adres van apparaat)/" in om toegang te krijgen tot dit apparaat. Als u een DNS- of WINS-server gebruikt wordt en de hostnaam van het apparaat is opgegeven, kunt u in plaats van het IP-adres de hostnaam opgeven.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor 4. Algemeen gebied Hier wordt de inhoud weergegeven van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. De informatie in het algemene gedeelte wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Vernieuwen] in de rechterbovenhoek van het algemene gebied om de informatie bij te werken. Klik op de button [Vernieuwen] van de webbrowser om het volledige browserscherm bij te werken.
De systeeminformatie controleren De systeeminformatie controleren Klik op [Home] om de hoofdpagina van Web Image Monitor weer te geven. Op deze pagina kunt u de huidige systeeminformatie controleren. Deze pagina bevat drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Apparaatinformatie]. Het tabblad Status Item Beschrijving Modelnaam Toont de naam van het apparaat. Locatie Toont de locatie van het apparaat zoals is geregistreerd op de [SNMP]pagina.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Fuseereenheid Beschrijving Toont de resterende levensduur van de fuseereenheid als "Status OK", "Vervanging binnenkort vereist" of "Vervanging vereist". Neem voor vervanging contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger. Transferroller Toont de resterende levensduur van de transferriem als "Status OK", "Vervanging binnenkort vereist" of "Vervanging vereist". Neem voor vervanging contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
De systeeminformatie controleren Item Scanner Beschrijving Toont het volgende voor pagina's die worden gescand met de scanfunctie: • Totaal aantal pagina's • Aantal kleurenpagina's • Aantal zwart-witpagina's Kopieerapparaat Toont het volgende voor pagina's die worden afgedrukt met de kopieerfunctie: • Totaal aantal pagina's • Aantal kleurenpagina's • Aantal zwart-witpagina's Fax Toont het volgende voor faxen via de telefoonlijn: • Totaal aantal pagina's dat is verstuurd of ontvangen • Aantal verzonden
8.
De systeeminformatie controleren Item Cyaan Beschrijving Toont het volgende voor pagina's afgedrukt in de modus Economy Color met de printerfunctie: • Cumulatieve waarde van dekking van cyaan toner op A4-pagina (percentage) • Cumulatieve waarde van verbruik van cyaan toner (geconverteerd in volledig gedekte A4-pagina's) Magenta Toont het volgende voor pagina's afgedrukt in de modus Economy Color met de printerfunctie: • Cumulatieve waarde van dekking van magenta toner op A4-pagina (percentage) • Cumulat
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item 254 Beschrijving Firmwareversie van apparaat Toont het versienummer voor de firmware van de elektromotor van het apparaat. PCL-versie Toont de versie van de PCL-vertaler. PS-versie Toont de versie van de PS-vertaler. Apparaat-ID Toont het identificatieummer van het apparaat. Faxkaart Toont de geïnstalleerde faxkaart (indien van toepassing). Totaal geheugen Toont het totale geheugen dat op het apparaat is geïnstalleerd.
De systeeminstellingen configureren De systeeminstellingen configureren Klik op [Systeeminstellingen] om de pagina voor configuratie van de systeeminstellingen weer te geven. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Geluidsvolume aanpassen], [Papierlade-instellingen], [Kopieerapparaat], [Fax], [Lade prioriteit], [Toner besparen], [I/O time-out], [Zwart-witafdruk prioriteit] en [Snelkoppeling naar functie].
8.
De systeeminstellingen configureren Lade 1 prioriteit Item Lade 1 prioriteit Beschrijving Selecteer hoe afdruktaken via lade 1 worden verwerkt. • System Settings De papierinstellingen die op het bedieningspaneel van het apparaat zijn geconfigureerd, worden op alle afdruktaken toegepast. Er treedt een fout op als de papierinstellingen die in het printerstuurprogramma of in de afdrukopdracht zijn opgegeven niet overeenkomen met de apparaatinstellingen.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Prioriteit instelling handinvoer Item Prioriteit instelling handinvoer Beschrijving Selecteer hoe afdruktaken via de handinvoer worden verwerkt. • System Settings De papierinstellingen die op het bedieningspaneel van het apparaat zijn geconfigureerd, worden op alle afdruktaken toegepast. Er treedt een fout op als de papierinstellingen die in het printerstuurprogramma of in de afdrukopdracht zijn opgegeven niet overeenkomen met de apparaatinstellingen.
De systeeminstellingen configureren Tabblad Kopieerapparaat Papier selecteren Item Papier selecteren Beschrijving Selecteer het papierformaat voor het afdrukken van kopieën en kies daarbij uit: [Lade 1], [Lade 2], [Handinvoer], [A4] of [8 1/2 × 11]. Als er een lade geselecteerd is, gebruikt het apparaat alleen die lade voor afdrukken.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Bevestiging faxnummer Item Faxnummer bevestigen Beschrijving Schakel deze instelling in om bij het handmatig invoeren van een bestemming, het apparaat te laten vragen een faxnummer tweemaal in te invoeren. Deze instelling wordt alleen weergegeven als het beheerderwachtwoord is ingesteld op de [Beheerder]-pagina.
De systeeminstellingen configureren Item Beschrijving Aantal doorstuurpogingen (tijd) Bepaalt hoe vaak het apparaat een fax probeert door te sturen (1 tot en met 255 keer). Interval tussen doorstuurpogingen (min.) Bepaalt hoeveel minuten het apparaat wacht voordat er een nieuwe poging wordt gedaan (1 tot en met 255 minuten).
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad Lade prioriteit Lade prioriteit Item Printer Beschrijving Selecteer de lade die het eerst door het apparaat wordt gecontroleerd op papier dat gebruikt kan worden en kies hierbij uit [Lade 1] of [Lade 2]. Als u voor de taak automatische ladeselectie hebt geselecteerd en meerdere lades geschikt papier bevatten, wordt de eerste gevonden lade gebruikt om af te drukken.
De systeeminstellingen configureren Tabblad I/O Time-out I/O-timeout Item Vaste USB-poort Beschrijving Bepaalt of hetzelfde printer-/LAN-faxstuurprogramma kan worden gebruikt voor meerdere printers via USB-verbinding. Als deze instelling is ingeschakeld, kan het printer/LANfaxstuurprogramma dat u op uw computer hebt geïnstalleerd, worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor de installatie was gebruikt.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad Shortcut naar functie Snelkoppeling naar functie Item Snelkoppeling naar functie-instellingen Beschrijving Wijst één van de volgende functies toe aan de [ID-kaart kopiëren]-knop op het bedieningspaneel.
Bestemmingen registreren Bestemmingen registreren Scan- en faxbestemmingen kunnen worden geregistreerd met Web Image Monitor. Er kunnen tot 100 scanbestemmingen en 200 faxbestemmingen (20 snelkeuzebestemmingen en 200 verkorte kiesbestemmingen) worden geregistreerd. Raadpleeg de scan- en faxonderdelen voor meer informatie over het registreren van bestemmingen. • Voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen, zie Pag. 129 "Scanbestemmingen registreren".
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Speciale faxafzenders registreren Speciale faxafzenders kunnen worden geregistreerd met Web Image Monitor. Er kunnen maximaal 30 speciale afzenders worden geregistreerd. Voor meer informatie over het registreren van speciale afzenders, zie Pag. 186 "Een fax ontvangen".
Apparaatfuncties beperken voor gebruikers Apparaatfuncties beperken voor gebruikers U kunt het apparaat zo instellen dat er een gebruikerscode moet worden ingevoerd als iemand bepaalde apparaatfuncties wil gebruiken. Voor meer informatie over het configureren van de instellingen voor gebruikersbeperkingen, raadpleegt u Pag. 54 "Apparaatfuncties beperken voor gebruikers". • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor De netwerkinstellingen configureren Klik op [Netwerkinstell.] om de pagina weer te geven waarop u de netwerkinstellingen kunt configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Netwerkstatus], [IPv6-configuratie], [Netwerkapplicatie], [DNS], [Automatische E-mailmelding], [SNMP], [SMTP], [POP3], [Internetfax] en [Draadloos]. • Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten.
De netwerkinstellingen configureren Tabblad IPv6-configuratie IPv6 Item IPv6 Beschrijving Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen U kunt IPv6 niet uitschakelen via Web Image Monitor als het apparaat momenteel in gebruik is in een IPv6omgeving. Gebruik in dat geval het bedieningspaneel om [IPv6] uit te schakelen onder de Netwerkinstellingen. Indien uitgeschakeld kunnen [DHCP], [Handmatige adresconfiguratie], [Prefixlengte] en [Gateway-adres] hieronder niet worden geconfigureerd.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Beschrijving Max. E-mailform. Selecteer het maximale formaat voor scanbestanden die als bijlage van een e-mail worden verstuurd (1 tot 5 MB of geen maximale grootte). FTP Selecteer deze optie om de functie Scannen naar FTP in te schakelen. Map Selecteer deze optie om de functie Scannen naar Map in te schakelen.
De netwerkinstellingen configureren Tabblad DNS DNS Item Beschrijving DNS-methode Selecteer of u handmatig domeinnaamservers wilt opgeven of automatisch DNS-informatie van het netwerk wilt ophalen. Indien ingesteld op [Automatisch verkrijgen (DHCP)] zijn de opties [Primaire DNS-server], [Secundaire DNS-server] en [Domeinnaam] hieronder niet beschikbaar. Primaire DNS-server Voer het IPv4-adres van de primaire DNS in. Secundaire DNS-server Voer het IPv4-adres van de secundaire DNS in.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad Automatische e-mailmeldingen E-mailmelding 1/E-mailmelding 2 Item Beschrijving Weergavenaam van apparaat Voer een naam in voor de de afzender van de e-mailmelding. Kan tot 32 tekens bevatten. E-mailadres Voer een naam in voor de ontvanger van de waarschuwingsmail. Kan tot 64 tekens bevatten.
De netwerkinstellingen configureren Trap Item Trap gebruiken Beschrijving Selecteer of het apparaat traps kan verzenden naar de managementhost (NMS). Als deze optie is uitgeschakeld, zijn [SNMP-beheer host 1] en [SNMPbeheer host 2] hieronder niet beschikbaar. SNMP-beheer host 1 Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten. SNMP-beheer host 2 Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Verificatiemethode Beschrijving Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Anoniem]: gebruikersnaam en wachtwoord zijn niet nodig. [SMTP]: het apparaat biedt ondersteuning voor NTLM- en LOGINverificatie. [POP voor SMTP]: de POP3-server wordt gebruikt voor verificatie. Wanneer u e-mails verzendt naar een SMTP-server, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verbinding te maken met de POP-server t.b.v. verificatie.
De netwerkinstellingen configureren Item Beschrijving Gebruikerswachtwoord Voer het wachtwoord in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Verificatie Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Geen]: wachtwoord wordt niet gecodeerd. [APOP-verificatie]: wachtwoord wordt gecodeerd. [Automatisch]: wachtwoord wordt wel of niet gecodeerd, afhankelijk van de POP3-serverinstellingen.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item POP-interval (minuten) Beschrijving Geeft aan hoeveel minuten het apparaat wacht tussen de automatische verbindingen met de POP3-server om nieuwe e-mails op te halen (2 tot 1440 minuten). • [Internetfax] wordt alleen weergegeven bij modeltype 2. Tabblad Draadloos Status draadloos LAN Item Beschrijving Status draadloos LAN Hiermee wordt de status van de verbinding met draadloos LAN weergegeven. MAC-adres Dit geeft het MAC-adres weer.
De netwerkinstellingen configureren Item Communicatiemodus Beschrijving Selecteer de modus waarin u verbinding wilt maken. Selecteer [Infrastructuur] als u het apparaat wilt verbinden met een een draadloze router of toegangspunt. Selecteer [Ad-hoc] als u het apparaat rechtstreeks wilt verbinden met een apparaat met draadloos LAN. Ad-hoc kanaal Selecteer een kanaal als u [Ad-hoc] hebt geselecteerd als [Communicatiemodus]. Verificatie Selecteer een verificatiemethode.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor • Als u de verbindingsinstellingen handmatig configureert, moet u van tevoren de SSID, de verificatiemethode of de coderingssleutel van het toegangspunt of draadloze router controleren.
De IPsec-instellingen configureren De IPsec-instellingen configureren Klik op [IPsec-instellingen] om de pagina voor configuratie van de IPsec-instellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Algemene IPsec-instellingen] en [IPsec-beleidslijst]. • Deze functie is alleen beschikbaar wanneer er een beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Algemene IPsec-instellingen Item Beschrijving IPsec-functie Geef op of u IPsec actief of inactief wilt maken.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Status Beschrijving Toont de status van het IPsec-beleid als "Actief" of "Inactief". Als u IPsec-beleidsregels wilt configureren, selecteert u het gewenste IPsec-beleid en klikt u op [Wijzigen] om de pagina "IPsec-beleidsinstellingen" weer te geven. Op de pagina "IPsecbeleidsinstellingen" kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd. IP-beleidsinstellingen Item Beschrijving Nr. Geef een nummer op tussen 1 en 10 voor het IPsec-beleid.
De IPsec-instellingen configureren IPsec-instellingen Item Encapsulation-type Beschrijving Geef het encapsulation-type op: • [Transport]: selecteer deze modus om alleen de nettolading van elk IPpakket te beveiligen wanneer er wordt gecommuniceerd met apparaten die met IPsec compatibel zijn. • [Tunnel]: selecteer deze modus om elk gedeelte van elk IP-pakket te beveiligen. Dit type wordt aangeraden voor communicatie tussen beveiligingsgateways (zoals VPN-apparaten).
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Levensduur Beschrijving Geef de levensduur van de IPsec SA (beveiligingskoppeling) op als tijdsperiode of gegevensvolume. De SA verloopt wanneer de opgegeven tijdsperiode verloopt of als het opgegeven gegevensvolume wordt bereikt. Als u zowel een periode als een gegevensvolume opgeeft, verloopt de SA zodra een van de twee is bereikt en wordt er door middel van onderhandeling een nieuwe SA verkregen.
Lijsten/rapporten afdrukken Lijsten/rapporten afdrukken Klik op [Rapport/ lijst afdrukken] om de pagina voor afdrukrapporten weer te geven. Selecteer vervolgens een item en klik op [Afdrukken] om informatie over dat item af te drukken. Rapport/ lijst afdrukken Item Beschrijving Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie over het apparaat en de huidige configuratie afgedrukt. Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 50 taken afgedrukt.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor De beheerderinstellingen configureren Klik op [Beheerdertoepassingen] om de pagina voor configuratie van de beheerdersinstellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Beheerder], [Instellingen resetten], [Instellingen backuppen], [Instellingen herstellen], [Datum/tijd instellen] en [Energiespaarstand] en [PCL6-modus].
De beheerderinstellingen configureren Item Beschrijving Scanbestemming wissen Selecteer deze optie om de scanbestemmingen te wissen. Instellingen van Beschikbare functies resetten Selecteer deze om de instellingen voor gebruikersbeperkingen te wissen. Adresboek wissen Selecteer deze optie om de faxbestemmingen te wissen. IPsec-instellingen resetten Selecteer deze optie om IPsec-instellingen te wissen.
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Item Beschrijving Back-up van adresboek Hiermee worden faxbestemmingen in een back-upbestand opgeslagen. IPsec-instellingen backuppen Hiermee worden de IPsec-instellingen opgeslagen in een back-upbestand. Volg onderstaande procedure om back-upbestanden van de configuratie te maken. 1. Selecteer het keuzerondje voor het gegevenstype waarvan u back-ups wilt maken. 2. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 3. Klik op [OK]. 4.
De beheerderinstellingen configureren 5. Klik op [OK]. • Als de instellingen niet juist worden hersteld, verschijnt er een foutmelding. Probeer nogmaals om het bestand volledig te herstellen. Tabblad Datum/tijd instellen Datum instellen Item Beschrijving Jaar Voer het huidige jaartal in (2000 tot en met 2099). Maand Voer de huidige maand in (1 t/m 12). Dag Voer de huidige dag in (1 t/m 31). Datumnotatie Selecteer de datumindeling: [MM/DD/JJJJ], [DD/MM/JJJJ] of [JJJJ/MM/ DD].
8. Het apparaat configureren met Web Image Monitor Tabblad Energiespaarstand Energiespaarstand Item Energiespaarstand 1 Beschrijving Selecteer [Actief] als u wilt dat het apparaat overschakelt op Energiespaarstand 1 als deze zo'n 30 seconden inactief is geweest. Het kost minder tijd om terug te keren uit Energiespaarstand 1 dan uit de uitgeschakelde status of uit Energiespaarstand 2, maar het stroomverbruik in Energiespaarstand 1 is hoger in dan in Energiespaarstand 2.
9. Het apparaat onderhouden De printcartridge vervangen • Bewaar printcartridges altijd op een koele donkere plaats. • Het daadwerkelijke aantal kopieën die u kunt afdrukken, hangt af van het volume en de dichtheid van afbeeldingen, het aantal pagina's dat u gelijktijdig afdrukt, de papiersoort en het papierformaat en de omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid. De kwaliteit van toner verslechtert na verloop van tijd. Vroegtijdige vervanging van de printcartridge kan noodzakelijk zijn.
9. Het apparaat onderhouden DAC045 • Raak de ID-chip aan de zijkant van de printcartridge niet aan, zoals hieronder te zien is. DAC046 • Zorg dat u bij het verwijderen van printercartridges de laserscaneenheid aan de onderkant van de bovenklep niet aanraakt (het gebied dat met de pijl in de illustratie hieronder wordt aangegeven). DAC044 • Als de toner voor cyaan, magenta of geel op is, kunt u met de zwarte toner zwart-wit afdrukken blijven maken.
De printcartridge vervangen 1. Trek aan het handvat op de voorklep en til de voorklep vervolgens voorzichtig op. DAC063 2. Til de printercartridge er voorzichtig verticaal uit, terwijl u hem in het midden vasthoudt. Beginnend vanaf achteraan worden de printcartridges in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K) geïnstalleerd. DAC040 • Schud de verwijderde printcartridge niet. Als u dit wel doet, kan de overgebleven toner gaan lekken.
9. Het apparaat onderhouden 4. Houd de printcartridge vast en schud deze vijf of zes keer heen en weer. DAC039 Een gelijkmatige verspreiding van de toner in de cartridge verbetert de afdrukkwaliteit. 5. Verwijder het beschermvel van de printcartridge. DAC037 6. Controleer of de tonerkleur en plaats overeenkomen en plaats vervolgens de inktcartrigde voorzichtig in verticale richting.
De printcartridge vervangen 7. Houd met beide handen het midden van de bovenklep vast en sluit de klep voorzichtig. Let op dat uw vingers niet bekneld raken. DAC064 8. Plaats het beschermvel dat u in stap 5 verwijderde op de oude printcartridge. Plaats de oude printcartridge vervolgens in de zak en in de verpakking. DAC038 • Zorg dat u de oude printcartridge goed afdekt voor recycling- en milieudoeleinden. • We verzoeken u vriendelijk om mee te werken aan ons recycleprogramma voor printcartridges.
9. Het apparaat onderhouden De tonerafvalfles vervangen Meldingen op het scherm • Vervang de tonerafvalfles als de volgende melding op het display verschijnt: "Vervang de tonerafvalfles" • Maak een tonerafvalfles klaar als de volgende melding op het display verschijnt: "Bijna vol Tonerafvalfles" • Tonerafvalflessen kunnen niet worden hergebruikt. • Het is raadzaam om extra tonerafvalflessen te kopen als voorraad zodat u de flessen gemakkelijk kunt vervangen.
De tonerafvalfles vervangen 2. Schuif beide hendels op de voorklep naar voren. DAC089 3. Houd de tabs aan weerszijden van de transfereenheid vast en beweeg de transfereenheid iets naar achteren voordat u deze optilt. 2 1 DAC088 4. Houd de hendel in het midden van de afvaltonerfles vast en trek hem gedeeltelijk naar buiten zonder hem te kantelen.
9. Het apparaat onderhouden 5. Trek de tonerafvalfles er half uit, houd de fles stevig vast en trek deze er dan recht uit. DAC077 DAC078 Til de tonerafvalfles niet op als u deze eruit trekt, om te voorkomen dat de fles de tussenliggende transfereenheid aanraakt (het gebied dat met de pijl in de illustratie hieronder wordt aangegeven).
De tonerafvalfles vervangen 6. Doe de dop op de fles. DAC083 DAC082 7. Houd de nieuwe tonerafvalfles in het midden vast en plaats deze voorzichtig halverwege in het apparaat. Laat de dop van de fles open. DAC079 Til de tonerafvalfles niet op tijdens het plaatsen, om te voorkomen dat de fles de tussenliggende transfereenheid aanraakt (het gebied dat met een pijl in de afbeelding hieronder wordt aangegeven).
9. Het apparaat onderhouden DAC080 8. Duw de tonerafvalfles naar beneden totdat deze klikt. Druk de hendel in het midden in en duw de fles helemaal naar binnen. DAC075 9. Plaats de transfereenheid op het voorpaneel. Schuif de transfereenheid over de geleiderrails in het apparaat.
De tonerafvalfles vervangen 10. Als het stopt, drukt u op de markering PUSH totdat u een klik hoort. DAC087 11. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
9. Het apparaat onderhouden Een onderdeel vervangen Tussenliggende transfereenheid vervangen • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model. Als het waarschuwingsindicatielampje op het bedieningspaneel gaat branden en het bericht "Vervanging vereist: Tus.lig. Transf.eenh" verschijnt op het display, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. De fuseereenheid en transferrol vervangen • Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
Aandachtspunten bij het schoonmaken Aandachtspunten bij het schoonmaken Maak het apparaat regelmatig schoon om een hoge afdrukkwaliteit te garanderen. Neem de buitenkant af met een zachte, droge doek. Als dit niet voldoende is, kunt u een zachte, vochtige doek gebruiken die goed is uitgewrongen. Als u er zo nog niet in slaagt om vlekken te verwijderen, kunt u een neutraal schoonmaakmiddel gebruiken.
9. Het apparaat onderhouden De tonerdichtheidsensor schoonmaken Reinig de tonerdichtheidssensor wanneer de volgende boodschap op het bedieningspaneel verschijnt. "Reinig. dichth- sensor vereist" 1. Trek aan het handvat op de voorklep en til de voorklep vervolgens voorzichtig op. Zorg dat de ADF gesloten is. DAC063 2. Verwijder de achterste printcartridge. DAC040 3. Schuif de hendel van de tonerdichtheid-sensor een keer naar links.
De tonerdichtheidsensor schoonmaken 4. Voer de printercartridge, die bij stap 2 verwijderd werd, voorzichtig verticaal in. DAC043 5. Houd met beide handen het midden van de bovenklep vast en sluit de klep voorzichtig. Let op dat uw vingers niet bekneld raken.
9. Het apparaat onderhouden De wrijvingsstrip en de papierinvoerrol schoonmaken Als de wrijvingsstrip of de papierinvoerrol vuil zijn, kunnen er verschillende vellen tegelijk of juist geen vellen worden gepakt. In dit geval moeten de wrijvingsstrip en de papierinvoerrol als volgt worden gereinigd: • Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen, zoals thinner of benzine. 1. Zet het apparaat uit. 2. Trek de stekker uit het stopcontact. Verwijder alle kabels uit het apparaat. 3.
De wrijvingsstrip en de papierinvoerrol schoonmaken 5. Veeg het rubberen deel van de rol schoon met een zachte, vochtige doek. Droog de wrijvingsstrip vervolgens met een droge doek. DAC068 6. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 7. Plaats het verwijderde papier terug in de lade en duw de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze klikt. DAC069 8. Steek de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact. Sluit alle voorheen verwijderde kabels weer aan. 9.
9. Het apparaat onderhouden • Als er verschillende vellen tegelijk worden ingevoerd of er ontstaat een storing, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger. • Als de optionele lade 2 is geïnstalleerd, maak dan de wrijvingsstrip en papierinvoerrol hiervan op dezelfde manier schoon als u deed bij lade 1.
De registratierol en papierlade schoonmaken De registratierol en papierlade schoonmaken De registratierol en papierlade kunnen vuil worden door papierstof als u op papier afdrukt dat niet standaard is. Maak de registratierol schoon als er witte puntjes op de afdrukken verschijnen. • Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen, zoals thinner of benzine. • Raak de transferrol niet aan (zoals hieronder wordt weergegeven). DAC091 1. Zet het apparaat uit. 2.
9. Het apparaat onderhouden 4. Veeg de binnenkant van de papierlade schoon met een doek. DAC060 5. Duw de metalen plaat naar beneden totdat deze vastklikt. DAC050 6. Plaats het verwijderde papier terug in de lade en duw de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze klikt.
De registratierol en papierlade schoonmaken 7. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 Zorg dat u de registratierol op de plaats zet die in de illustratie hieronder met een pijltje getoond wordt. DAC085 Reinig de registratierol als afdrukken besmeurd raken na het verhelpen van een papierstoring. 8. Gebruik een zachte, vochtige doek en reinig de registratierol rondom door deze te draaien. 9.
9. Het apparaat onderhouden 11. Zet de printer aan. • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
De glasplaat en de ADF schoonmaken De glasplaat en de ADF schoonmaken De glasplaat schoonmaken 1. Open de ADF. Let erop dat u de invoerlade niet vasthoudt, want dit kan schade aan de lade veroorzaken. 2. Maak de delen die met pijlen worden aangegeven schoon met een zachte, vochtige doek en wrijf dezelfde delen met een droge doek na zodat er geen vocht achterblijft. DAC004 De ADF schoonmaken De volgende procedure beschrijft hoe u de ADF moet schoonmaken. 1. Open de ADF.
9.
10. Problemen oplossen Vastgelopen papier verwijderen Als er een papierstoring optreedt, wordt één van de volgende berichten op het bedieningspaneel weergegeven: • Als de waarschuwingslampjes voortdurend branden of knipperen, schakel dan over naar uw kopieermodus en controleer de melding. Meldingen Interne storing Storing: Stnrd lade Storing: Papierlade” Referentietitel Zie Pag. 314 "Als papier in de fuseereenheid vastloopt ". Zie Pag. 316 "Als papier in een lade vastloopt".
10. Problemen oplossen • Bepaalde interne onderdelen van dit apparaat worden erg heet. Wees daarom voorzichtig wanneer u vastgelopen papier verwijdert. Als u de onderdelen wel aanraakt, kunt u brandwonden oplopen. • Vastgelopen papier kan natte toner bevatten. Let erop dat u geen toner op uw handen en kleding krijgt. • Bij afdrukken die direct na het oplossen van een papierstoring worden gemaakt, kan de toner onvoldoende zijn gehecht en gaan vlekken.
Vastgelopen papier verwijderen 2. Laat de fuseereenheidhendel zakken en trek het vastgelopen papier er voorzichtig uit. DAC340 Raak de fuseereenheid niet aan. DAC605 Trek het papier naar beneden om te verwijderen. Trek het niet omhoog. DAC074 Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, trek dan de hendel omlaag en controleer nogmaals.
10. Problemen oplossen DAC073 3. Trek de fuseereenheidhendels omhoog. DAC071 4. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan. Controleer of de foutmelding is verdwenen wanneer u de klep hebt gesloten. Als papier in een lade vastloopt Als papier in lade 1 of lade 2 vastloopt, volg dan de onderstaande stappen om het papier te verwijderen.
Vastgelopen papier verwijderen 1. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 2. Trek vastgelopen papier er voorzichtig uit. DAC084 Raak de fuseereenheid niet aan. DAC605 Als het papier in de transfereenheid is vastgelopen, houdt u het papier met beide handen vast en trekt u het voorzichtig naar voren eruit.
10. Problemen oplossen DAC092 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Trek de papierlade niet uit de printer (lade 1). • Als het papier in lade 2 is vastgelopen, maar het is moeilijk dit te traceren, trekt u lade 2 eruit. Nadat het papier is verwijderd, plaatst u lade 2 voorzichtig terug in het apparaat. • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan. Controleer of de foutmelding is verdwenen wanneer u de klep hebt gesloten.
Vastgelopen papier verwijderen 1. Trek het voorpaneel open aan de hendel en laat het voorpaneel dan voorzichtig naar beneden zakken. 2 1 DAC061 2. Verwijder voorzichtig het papier dat is vastgelopen onder de transfereenheid. DAC090 Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, kijkt u in het apparaat. 3. Duw met beide handen het voorpaneel voorzichtig omhoog totdat deze sluit. DAC062 • Druk, bij het sluiten van de voorklep, de bovenzijde van de klep stevig aan.
10. Problemen oplossen Vastgelopen papier in de scanner verwijderen Als er een papierstoring optreedt in de ADF, volg dan onderstaande procedure om het vastgelopen papier te verwijderen. 1. Open het ADF-paneel. DAC011 2. Trek voorzichtig aan het vastgelopen papier om het te verwijderen. Verwijder het vastgelopen origineel niet met te veel kracht. DAC013 3. Sluit de ADF-klep en de afdekking van de ADF-invoerlade.
Vastgelopen papier verwijderen 4. Til de ADF op en trek voorzichtig aan het vastgelopen papier om het te verwijderen. Let erop dat u de invoerlade niet vastpakt als u de ADF optilt. Dit kan de lade beschadigen. DAC002 5. Sluit de ADF.
10. Problemen oplossen Algemene problemen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u algemene problemen kunt oplossen die kunnen optreden bij de bediening van dit apparaat. Probleem Het apparaat kan niet worden aangezet. Mogelijke oorzaak De stroomkabel is niet op de juiste wijze aangesloten. Oplossing • Zorg dat de stekker goed in het stopcontact is bevestigd. • Controleer of het stopcontact functioneert door er een ander werkend apparaat op aan te sluiten.
Algemene problemen Probleem Het apparaat maakt een vreemd geluid. Mogelijke oorzaak • De verbruiksartikelen of opties zijn niet goed geïnstalleerd. • Het apparaat reinigt regelmatig de binnenkant van het apparaat als [Automatisch schoonmaken] in [Systeeminstell.] is ingesteld op [Aan]. Oplossing Controleer of de verbruiksartikelen of opties op de juiste manier geïnstalleerd zijn. Het geluid duidt niet op slecht functioneren. Wacht tot de reiniging is voltooid.
10. Problemen oplossen Problemen met papierinvoer Als het apparaat werkt, maar het papier niet wordt ingevoerd of het loopt telkens vast, controleer dan het apparaat en het papier. Probleem Het papier wordt niet soepel doorgevoerd. Oplossing • Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Pag. 61 "Ondersteund papier". • Plaats papier zoals het moet en zorg er daarbij voor dat de papiergeleiders goed tegen het papier aan zijn geschoven. Zie Pag. 75 "Papier plaatsen".
Problemen met papierinvoer Probleem Er worden meerdere vellen papier tegelijkertijd doorgevoerd. Oplossing • Waaier het papier los voordat u het plaatst. Zorg er ook voor dat de randen gelijk uitgelijnd zijn, door de stapel op een vlakke ondergrond zoals een bureau te tikken. • Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de juiste positie staan. • Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Pag. 61 "Ondersteund papier". • Plaats papier maximaal zo hoog als de bovenste limietmarketing op de papiergeleider.
10. Problemen oplossen Probleem Het afgedrukte papier is omgekruld. Oplossing • Plaats het papier omgekeerd in de papierlade. • Als het papier een grote krul heeft, haal dan wat vaker de afdrukken van de uitvoerlade af. • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 61 "Ondersteund papier". • Selecteer [Niv. 2: Med.] of [Niv. 3: Sterk] in [Antivochtigheidsniveau] onder [Systeeminstell.]. Let op dat als u [Niv. 2: Med.] of [Niv.
Problemen met afdrukkwaliteit Problemen met afdrukkwaliteit De toestand van het apparaat controleren Als er een probleem is met de afdrukkwaliteit, controleer dan eerst de toestand van het apparaat. Probleem Oplossing Er is een probleem met de locatie van het apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat op een vlakke ondergrond staat. Plaats het apparaat waar het niet is blootgesteld aan trillingen of schokken. Er worden niet ondersteunde papiertypen gebruikt.
10. Problemen oplossen De instellingen van het printerstuurprogramma controleren Probleem De afgedrukte afbeelding is bevlekt. Oplossing PCL 5c/6 Selecteer op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma [Handinvoerlade] in de lijst "Invoerlade:". Selecteer in de lijst "Papiertype:" het juiste papiertype. PostScript 3 Selecteer op het tabblad [Papier/Kwaliteit] van het printerstuurprogramma [Handinvoer] in de lijst "Papierbron". Selecteer dan in de lijst "Media" het juiste papiertype.
Problemen met afdrukkwaliteit Probleem Afgedrukte foto's zijn onscherp. Oplossing Gebruik de instellingen van de toepassing of van het printerstuurprogramma om een hogere resolutie op te geven. Raadpleeg de helpfunctie voor meer informatie over de instellingen van het printerstuurprogramma. Een ononderbroken lijn wordt afgedrukt als een lijn met schuine strepen of lijkt wazig. Wijzig de ditherinstellingen in het printerstuurprogramma.
10. Problemen oplossen Printerproblemen In dit onderdeel worden afdrukproblemen en mogelijke oplossingen daarvoor beschreven. Als het afdrukken niet goed gaat Probleem Er treedt een fout op. Oplossing Als een fout optreedt tijdens het afdrukken, wijzigt u de instellingen van de computer of het printerstuurprogramma. • Controleer of het pictogram van de printernaam niet langer is dan 32 alfanumerieke tekens. Maak deze korter als dit het geval is. • Controleer of andere applicaties actief zijn.
Printerproblemen Probleem Er wordt een beveiligd afdrukbestand geannuleerd. Oplossing • Het apparaat heeft al 5 taken of 5 MB aan gegevens van beveiligde afdruktaken. Druk een bestaand beveiligd afdrukbestand af of verwijder dit. Voor meer informatie, zie Pag. 94 "Vertrouwelijke documenten afdrukken".
10. Problemen oplossen Probleem Het duurt te lang voordat het afdrukken is voltooid. Oplossing • Foto's en pagina's die veel gegevens bevatten, nemen veel verwerkingstijd van de printer in beslag. Wacht daarom gewoon even af wanneer u dergelijke gegevens afdrukt. • Het afdrukken wordt mogelijk versneld wanneer u de instellingen met behulp van het printerstuurprogramma wijzigt. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Printerproblemen Probleem De kleur van de afdruk wijkt af van de kleur op het computerscherm. Oplossing • De kleuren die met kleurentoner gemaakt worden, kunnen afwijken van de kleuren die op het scherm worden weergegeven, door een verschil in methode van het herproduceren van kleuren. Alleen wanneer PCL 5c/6 wordt gebruikt • Kleurgradatie kan er anders uitzien wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Economy Color] op het tabblad [Afdrkwal.] in het dialoogvenster van het printerstuurprogramma.
10. Problemen oplossen Als u niet duidelijk kunt afdrukken Probleem De gehele afdruk is vaag. Oplossing • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 61 "Ondersteund papier". • Selecteer [Niv. 1: Zwak], [Niv. 2: Med.] of [Niv. 3: Sterk] in [Anti-vochtigheidsniveau] onder [Systeeminstell.]. Let op dat als u [Niv. 2: Med.] of [Niv. 3: Sterk] selecteert, de eerste afdruk wat langer duurt dan de afdrukken erna.
Printerproblemen Probleem Oplossing Er bevinden zich vegen toner op de afdrukzijde van de pagina. • Mogelijk is de papierinstelling niet juist. Misschien drukt u bijvoorbeeld af op dik papier, maar heeft u niet de instelling voor dik papier ingesteld. Controleer de papierinstellingen van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. • Controleer of het papier niet is omgekruld of gebogen. Enveloppen krullen snel en gemakkelijk.
10. Problemen oplossen Probleem Afgedrukte foto's zijn onscherp. Er ontbreekt een kleur of een afgedrukte afbeelding is gedeeltelijk vervaagd. Oplossing In sommige toepassingen moet de resolutie worden verlaagd bij afdrukken. • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie Pag. 75 "Papier plaatsen". • De toner is bijna op. Als het volgende bericht op het bedieningspaneel verschijnt, vervang dan de printcartridge: "Vervang toner: X".
Printerproblemen Probleem De achterzijde van afdrukken is bevlekt. Oplossing • Wanneer u een vel verwijdert dat is vastgelopen, kan de binnenkant van de printer vuil zijn geraakt. Druk verschillende vellen af totdat ze schoon worden afgedrukt. • Als het documentformaat het papierformaat overschrijdt, bijvoorbeeld in het geval van A4-afdrukken op B5papier, kan de achterzijde van het daaropvolgende afgedrukte vel vlekken hebben. Zwarte gradatie is niet natuurlijk.
10. Problemen oplossen Probleem Wanneer u er met uw vinger over wrijft, smeert u de afgedrukte toner uit. Oplossing Mogelijk zijn de papierinstellingen niet juist ingesteld. Het kan zijn dat er bijvoorbeeld op dik papier wordt afgedrukt, maar dat de instelling voor dik papier niet is opgegeven. • Controleer de papierinstellingen van de printer. Zie Pag. 75 "Papier plaatsen". • Controleer de papierinstellingen van het printerstuurprogramma.
Printerproblemen Probleem Het afgedrukte papier is omgekruld. Oplossing • Plaats het papier omgekeerd in de papierlade. • Als het papier een grote krul heeft, haal dan wat vaker de afdrukken van de uitvoerlade af. • Het papier dat gebruikt wordt, kan vochtig zijn. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. • Selecteer [Niv. 1: Zwak], [Niv. 2: Med.] of [Niv. 3: Sterk] in [Anti-vochtigheidsniveau] onder [Systeeminstell.]. Let op dat als u [Niv. 2: Med.] of [Niv.
10. Problemen oplossen Kopieerproblemen Als u geen duidelijke kopieën kunt maken Probleem De afgedrukte kopie is blanco. Oplossing Het origineel is niet correct geplaatst. Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de gekopieerde zijde naar beneden. Wanneer u de ADF gebruikt, plaats originelen dan met de gekopieerde zijde naar boven. Zie Pag. 86 "Originelen plaatsen". Het verkeerde origineel is gekopieerd.
Kopieerproblemen Probleem De afgedrukte kopie is vies. Oplossing • De beeldbelichting is te hoog. Pas de belichting aan. Zie Pag. 144 "De scaninstellingen opgeven". • De toner op het afgedrukte oppervlak is nog niet droog. Raak afgedrukte oppervlakken niet aan als er net gekopieerd is. Verwijder net afgedrukte vellen één voor één en zorg er daarbij voor dat u de afgedrukte gebieden niet aanraakt. • De glasplaat of ADF is vies. Zie Pag. 289 "Het apparaat onderhouden".
10. Problemen oplossen Scanproblemen Wanneer u niet in het netwerk kunt bladeren om een gescand bestand te verzenden Probleem De volgende apparaatinstellingen zijn wellicht niet correct: Oplossing Controleer de instellingen. Zie Pag. 45 "Netwerkinstellingen configureren". • IP-adres • Subnetmasker Wanneer het scannen niet naar wens verloopt Probleem Het apparaat begint niet met scannen. De gescande afbeelding is vuil. Oplossing De ADF of de ADF-klep staat open. Sluit de ADF of ADF-klep.
Scanproblemen Probleem De functies Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP of Scannen naar Map werkt niet. Oplossing Controleer of er een USB-geheugenkaart in het apparaat is gestoken. Als er een USB-geheugenkaart is aangesloten, zijn er geen scanfuncties mogelijk vanaf het bedieningspaneel behalve Scannen naar USB.
10. Problemen oplossen Faxproblemen Wanneer u geen faxberichten naar wens kunt verzenden of ontvangen Verzending Probleem Kan geen bestanden verzenden. 344 Oorzaken Oplossing De telefoonlijn kan afgesloten zijn. Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten. Zie voor meer informatie Starthandleiding voor fax. Het apparaat kan geen nieuwe faxtaak accepteren, omdat er al 5 faxen in het geheugen staan die nog niet zijn verzonden.
Faxproblemen Probleem Oorzaken Oplossing Wanneer u direct kiezen of handmatig kiezen gebruikt, dan verschijnt "Ontvangen..." en is verzending niet toegestaan. Als het apparaat het formaat van het origineel niet kan waarnemen als u op de [Start zwart-wit] heeft gedrukt, dan is het bezig met een ontvangstbewerking. Druk op [Scanformaat] onder [Scaninstellingen], selecteer het scanformaat en verzend het document opnieuw. LAN-faxstuurprogramma werkt niet.
10. Problemen oplossen Probleem Oorzaken Oplossing Het apparaat drukt ontvangen faxdocumenten niet af. [Faxeigenschappen] is geconfigureerd om ontvangen documenten op te slaan. Druk de faxdocumenten af met een internetbrowser of de functie 'Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken'. Zie voor meer informatie over het afdrukken van ontvangen faxen die zijn opgeslagen in het geheugen Pag. 195 "Faxen afdrukken die zijn opgeslagen in het geheugen" en Pag. 259 "Tabblad Fax".
Faxproblemen Probleem Er treden geregeld papierstoringen op. Oorzaken Oplossing Het maximaal aantal vellen dat in de papierlade zit, overschrijdt de maximale capaciteit van de lade. Plaats papier niet hoger dan de bovenste limietmarketing binnenin de papierlade. De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld. Knijp de papiergeleider in en pas de positie aan. Het papier is te dik of te dun. Gebruik het aanbevolen papier. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Pag.
10. Problemen oplossen Probleem De achtergrond van ontvangen afbeeldingen is vies. Oorzaken Oplossing De beeldbelichting is te hoog. Pas de belichting aan. Zie Pag. 144 "De scaninstellingen opgeven". Wanneer u vochtig, ruw of bewerkt papier gebruikt, kunnen sommige afdrukgebieden niet volledig worden geproduceerd. Gebruik het aanbevolen papier. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Pag. 61 "Ondersteund papier". De beeldbelichting is te laag ingesteld. Verhoog de afbeeldingsbelichting.
Faxproblemen Stroomstoringsrapport • Net na een stroomstoring moet de interne batterij voldoende worden opgeladen om te voorkomen dat in de toekomst gegevens verloren gaan. Houd tot circa 24 uur na de stroomstoring de stekker van het apparaat in het stopcontact, met de stroom ingeschakeld. Zelfs als de stroom uit staat, zal de inhoud van het geheugen van het apparaat (bijv. geprogrammeerde nummers) niet verloren gaan.
10. Problemen oplossen Bezorgingsfouten van de server via e-mail De verzendende server verzendt deze bezorgingsfout per mail naar degene van wie het emailbericht afkomstig is dat niet succesvol kan worden verzonden (vanwege redenen zoals het opgeven van een onjuist e-mailadres). • Als een internetfaxverzending de SMTP-server overslaat, zelfs als verzending niet succesvol is, dan zal de server geen foutbericht sturen.
Faxproblemen Foutcode 1XXX21 Oplossing De verbinding kon niet tot stand worden gebracht. • Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten. • Trek de telefoonkabel uit het apparaat en sluit de kabel op de telefoon aan. Controleer of u met de telefoon wel kunt bellen. Als u op deze manier niet kunt bellen, neem dan contact op met uw telefoonmaatschappij. • Blijft het probleem aanhouden, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
10. Problemen oplossen Foutcode 2XXX14 Oplossing Het apparaat kan de ontvangen fax niet afdrukken of het geheugen van het apparaat heeft de maximale capaciteit bereikt tijdens het ontvangen van een fax, omdat het document te groot was. • De papierlade was leeg. Plaats papier in de papierlade. Zie Pag. 75 "Papier plaatsen". • De lade die is ingesteld voor [Selecteer papierlade] onder [Faxeigenschappen] bevatte geen papier van A4-, Letter- of Legal-formaat.
Faxproblemen Foutcode 3XXX11 Oplossing De verbinding met de server is mislukt tijdens het versturen van een internetfax. • Controleer of de netwerkkabel correct op het apparaat is aangesloten. • Controleer of de netwerkinstellingen zoals IP-adres, DNS en SMTP-instellingen juist zijn geconfigureerd (zorg ervoor dat er geen tekens met dubbele bytes worden gebruikt). Zie Pag. 268 "De netwerkinstellingen configureren". 3XXX12 Het versturen van een e-mail is mislukt tijdens het versturen van een internetfax.
10. Problemen oplossen Foutcode 4XXX21 Oplossing De verbinding met de server is mislukt tijdens het ontvangen van een internetfax. • Controleer of de netwerkkabel correct op het apparaat is aangesloten. • Controleer of de netwerkinstellingen zoals IP-adres, DNS en POP3-instellingen juist zijn geconfigureerd (zorg ervoor dat er geen tekens met dubbele bytes worden gebruikt). Zie Pag. 268 "De netwerkinstellingen configureren".
Faxproblemen Foutcode 4XXX26 Oplossing Het ontvangen van een e-mail is mislukt tijdens het ontvangen van een internetfax. • Er bevond zich een fout in het ontvangen TIFF-bestand (als gevolg van een situatie die niet wordt aangegeven door de foutcodes 4XXX43 t/m 4XXX45). Vraag de afzender om het TIFF-bestand te controleren. 4XXX42 Het ontvangen van een e-mail is mislukt tijdens het ontvangen van een internetfax. • Er staat een fout in de koptekst van de e-mail.
10. Problemen oplossen Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen staan op alfabetische volgorde in de tabel hieronder. "X" geeft aan dat dit onderdeel van een melding kan afwijken afhankelijk van een bepaalde situatie, zoals het papierformaat, het papiertype of namen van laden. • Als de waarschuwingslampjes voortdurend branden of knipperen, schakel dan over naar uw kopieermodus en controleer de melding.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Oorzaken Papierst. orig. ADF Er is een origineel vastgelopen Open ADF-paneel en in de ADF. Verwijder papier. Beschikbr: Dubbelz kopie A4/B5/LG/LT/EXE 8x13/8,25x13/8,5 x13/16K Oplossing • Verwijder vastgelopen originelen en plaats ze opnieuw. Zie Pag. 324 "Problemen met papierinvoer". • Controleer of de originelen geschikt zijn om te worden gescand. Zie Pag. 86 "Originelen plaatsen".
10. Problemen oplossen Meldingen Open voorpan., zet env.hend omh/oml Oorzaken De hendels van de fuseereenheid zijn niet correct geplaatst. Oplossing Het apparaat start alleen met afdrukken als de fuseereenheidhendels zich in de positie van het juiste papiertype bevinden. • Om op een envelop af te drukken, opent u het voorpaneel en zet u de linker- en rechterhendels op de envelopmarkering.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Oorzaken Oplossing Controleer papiertype Het papierformaat dat is ingesteld voor het document komt niet overeen met het papierformaat in de opgegeven lade. Druk op [Pg.drv.] om het afdrukken te starten of druk op [JobReset] om de taak te annuleren. Verbinding maken mislukt De verbinding kon niet tot stand worden gebracht. • Controleer of de telefoonkabel correct op het apparaat is aangesloten.
10. Problemen oplossen Meldingen Max e-mailform overschr. Oorzaken Oplossing Het scanbestand is groter dan maximaal is toegestaan voor bestanden die via e-mail kunnen worden verstuurd. • Configureer [Resolutie] onder scaninstellingen om de scanresolutie te verlagen. Zie Pag. 210 "Instellingen scannereigenschappen". • Configureer [Max. E-mailform.] onder Scaninstellingen om de maximaal toegestane grootte te verhogen. Zie Pag. 210 "Instellingen scannereigenschappen". 360 Toeg.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Geheugenoverloop Oorzaken Oplossing • De gegevens zijn te groot of te moeilijk om af te drukken. • Selecteer [600 x 600 1bit] in [Resolutie] onder [Printereigensch.] om de grootte van de gegevens te verkleinen. Zie Pag. 232 "Instellingen voor printereigenschappen". • Als u een beveiligd afdrukbestand dat is opgeslagen in het apparaat probeert af te drukken met de optie [Gradatie:] van het printerstuurprogramma op [Fijn] op het tabblad [Afdrkwal.
10. Problemen oplossen Meldingen Pap.storing: Duplex Oplossing Er is papier vastgelopen in de duplexeenheid. Verwijder het vastgelopen papier. Zie Pag. 324 "Problemen met papierinvoer". Storing: Papierlade” Er is papier vastgelopen in de papierlade. Verwijder het vastgelopen papier. Zie Pag. 324 "Problemen met papierinvoer". Storing: Stnrd lade Er is papier vastgelopen in de papieruitgang. Verwijder het vastgelopen papier. Zie Pag. 324 "Problemen met papierinvoer".
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Vervang. binnk. vereist: Oorzaken Oplossing De tonerafvalfles moet binnenkort vervangen worden. Houd een nieuwe tonerafvalfles gereed. RX-opdrachtfout Er is een ontvangstfout opgetreden en de fax kon niet correct worden ontvangen. Neem indien mogelijk contact op met de afzender van de fax en vraag hem/haar om de fax opnieuw te versturen. Verb. netwerkscan verbr.
10. Problemen oplossen Meldingen Plaats juist papier Oorzaken De lade die is ingesteld voor [Selecteer papierlade] onder [Faxeigenschappen] bevatte geen A4-, Letter- of Legalpapier. Oplossing Als het bericht wordt weergegeven, druk dan op de [OK]-knop. Er wordt een menu weergegeven waarin u het papierformaat van de huidige lade kunt wijzigen. Plaats papier van A4-, Letter- of Legalformaat in de lade en selecteer dan het overeenkomende papierformaat door [ ] of [ ] te gebruiken.
Fout- en statusmeldingen op het scherm Meldingen Oorzaken Oplossing TX-opdrachtfout Er is een verzendingsfout opgetreden en de fax kon niet correct worden verstuurd. Als de [Autom. opnieuw proberen]instelling is ingeschakeld, zal het apparaat het nummer opnieuw kiezen. Als alle pogingen mislukken of als het apparaat in de modus Directe verzending staat, zal de fax niet worden verstuurd. Probeer de bewerking opnieuw uit te voeren.
10. Problemen oplossen Meldingen Oorzaken Oplossing USBgeheugenoverloop Druk op Wis-knop De functie Scannen naar USB is mislukt, omdat er niet genoeg ruimte op de USBgeheugenkaart aanwezig is. Gebruik een USB-geheugenkaart met voldoende geheugen. Beschermd tegen schrijvn Druk op Wisknop De functie Scannen naar USB is Gebruik een USB-geheugenkaart die niet mislukt, omdat het apparaat met een wachtwoord beveiligd is of geen toegang kreeg tot de USB- beveiligd is tegen schrijven. geheugenkaart.
11. Bijlage Beschikbare functies en netwerkinstellingen in een IPv6-omgeving De functies en netwerkinstellingen van dit apparaat die beschikbaar zijn in een IPv6-omgeving verschillen van de functies in een IPv4-omgeving. Zorg dat de functies die u gebruikt, ondersteund worden in een IPv6-omgeving en configureer de benodigde netwerkinstellingen. Voor meer informatie over het opgeven van de IPv6-instellingen, zie Pag. 236 "Netwerkinstellingen".
11. Bijlage LAN-fax Stuurt een document die is aangemaakt in een applicatie als een fax, zonder deze af te drukken. Web Image Monitor Hiermee kunt u de status van het apparaat controleren en de instellingen configureren via een webbrowser. Configuratiepagina Hiermee drukt u een configuratiepagina af met de apparaatconfiguratie, het IP-adres en andere details. Internetfax Hiermee kunt u internetfaxen verzenden en ontvangen.
Verzending met IPsec Verzending met IPsec Het apparaat ondersteunt het IPsec-protocol voor veiligere communicatie. Wanneer toegepast, codeert IPsec gegevenspakketten op de netwerklaag met een gedeelde sleutelcodering. Het apparaat gebruikt uitwisseling van coderingssleutels om een gedeelde sleutel te maken voor zowel afzender als ontvanger. Voor nog betere beveiliging kunt u de gedeelde sleutel ook verlengen op basis van een geldigheidsperiode.
11. Bijlage • Voor een succesvolle verificatie moeten de zender en de ontvanger hetzelfde verificatiealgoritme en dezelfde verificatiesleutel instellen. Het verificatiealgoritme en de verificatiesleutel worden automatisch opgegeven. AH-protocol Het AH-protocol biedt uitsluitend een veilige verzending via de verificatie van pakketjes, met inbegrip van headers. • Voor een succesvolle verificatie moeten de zender en de ontvanger hetzelfde verificatiealgoritme en dezelfde verificatiesleutel instellen.
Verzending met IPsec Instellingen 1-10 U kunt 10 aparte sets met SA-details configureren (zoals verschillende gedeelde sleutels en IPsecalgoritmen). IPsec-beleidsregels worden een voor een doorzocht, te beginnen bij [No.1]. Configuratieproces voor instellingen van uitwisseling van coderingssleutel In dit onderdeel wordt de procedure uitgelegd voor het bepalen van handmatige instellingen voor de coderingssleutel. Apparaat Computer 1. Stel de IPsec-instellingen in op Web Image Monitor. 1.
11. Bijlage 4. Selecteer het nummer van de instelling die u wilt bewerken in de lijst en klik op [Wijzigen]. 5. Wijzig de IPsec-gerelateerde instellingen naar wens. 6. Voer het beheerderswachtwoord in en klik vervolgens op [Toepassen]. 7. Klik op het tabblad [Algemene IPsec-instellingen] en selecteer [Actief] in [IPsec-functie]. 8. Specifieer zo nodig [Standaard beleid], [Broadcast en multibroadcast] en [Alle ICMP overslaan]. 9. Voer het beheerderswachtwoord in en klik vervolgens op [Toepassen].
Verzending met IPsec 12. Klik op [Toevoegen...] bij het tabblad "Regels". De Wizard Beveiligingsregels wordt weergegeven. 13. Klik op [Volgende]. 14. Selecteer "Deze regel specificeert geen tunnel" en klik vervolgens op [Volgende]. 15. Selecteer het netwerktype voor IPsec en klik vervolgens op [Volgende]. 16. Klik op [Toevoegen...] in de IP-filterlijst. 17. Voer in [Naam] een IP-filternaam in en klik vervolgens op [Toevoegen...]. De Wizard IP-filter wordt weergegeven. 18. Klik op [Volgende]. 19.
11. Bijlage 32. Wanneer [AH] is geselecteerd voor het apparaat in [Beveiligingsprotocol] onder [IPsecinstellingen], selecteert u [Gegevens- en adresintegriteit zonder versleuteling (AH)], configureert u de volgende instellingen: Stel de waarde van [Integriteitsalgoritme] in op dezelfde waarde als [Verificatiealgoritme voor AH] zoals opgegeven op het apparaat. Schakel het selectievakje [Gegevensintegriteit en -versleuteling (ESP)] uit. 33.
Verzending met IPsec 2. Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [IPsec] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] of [Inactief] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]knop. 6. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm.
11. Bijlage Opmerkingen over de toner • Er kan geen juiste werking worden gegarandeerd als er toner van een ander merk wordt gebruikt. • Afhankelijk van de afdrukvoorwaarden zijn er gevallen waarin de printer niet het aantal vellen kan afdrukken dat in de specificaties is opgegeven. • Vervang de printcartridge als de afgedrukte afbeelding plotseling bleek of vaag wordt. • Als u dit apparaat voor het eerst gebruikt, maak dan gebruik van de printcartridge die bij het apparaat geleverd wordt.
Het apparaat verplaatsen en vervoeren Het apparaat verplaatsen en vervoeren In dit onderdeel worden voorzorgsmaatregelen genoemd die u dient te volgen als u het apparaat over korte of lange afstanden vervoert. Pak het apparaat in zijn oorspronkelijke verpakkingsmateriaal in als u het apparaat over een lange afstand vervoert. • Controleer voordat u het apparaat verplaatst of er geen kabels meer zijn aangesloten op het apparaat. • Het apparaat is een precisie-apparaat.
11. Bijlage Het apparaat weggooien Vraag uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger hoe u dit apparaat het best kunt afvoeren. Waar kan ik meer informatie krijgen? Neem contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger voor meer informatie over de onderwerpen die in deze handleiding worden behandeld of om informatie te verkrijgen over onderwerpen die niet in de met het apparaat meegeleverde handleiding worden behandeld.
Verbruiksartikelen Verbruiksartikelen • Onze producten worden ontworpen om te voldoen aan de hoogste eisen van kwaliteit en functionaliteit en wij raden u aan om de verbruiksartikelen uitsluitend te kopen van een officiële dealer. Inktcartridge Printcartridge Zwart Gemiddeld aantal af te drukken pagina's per cartridge *1 Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 2000 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.
11. Bijlage Printcartridge Magenta Gemiddeld aantal af te drukken pagina's per cartridge *1 Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 1600 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.300 pagina's Type 2: (voornamelijk in Europa en Azië) • 4000 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 4.000 pagina's, 6.000 pagina's Geel Type 1: (voornamelijk in Europa en Azië) • 1600 pagina's (voornamelijk in Noord-Amerika) • 2.
Verbruiksartikelen • Printcartridges (verbruiksartikelen) vallen niet onder de garantie. Neem in geval van problemen toch contact op met de winkel waar u hem heeft gekocht. • Als u het apparaat voor de eerste keer gebruikt, gebruik dan de vier printcartridges die met het apparaat zijn meegeleverd. • De meegeleverde printcartridges zijn goed voor ongeveer 1000 pagina's. • Dit apparaat voert regelmatig een zelfreinigingsprogramma uit en gebruikt toner gedurende deze handeling om de kwaliteit te handhaven.
11. Bijlage Specificaties van het apparaat In dit onderdeel worden de specificaties van het apparaat gegeven.
Specificaties van het apparaat Dik papier 2 Gerecycled papier Gekleurd papier Voorbedrukt Geperforeerd Briefpapier Bankpost Karton Etikettenpapier Envelop Papieruitvoercapaciteit (80 g/m2, 20 lb) 150 vellen Papierinvoercapaciteit (80 g/m2, 20 lb) • Lade 1 250 vellen • Lade 2 (optie) 500 vellen • Handinvoer Eén vel ADF-capaciteit (80 g/m2, 20 lb) 35 vellen Geheugen 256 MB Stroomvereisten • (voornamelijk in Europa en Azië) 220-240 V, 6 A, 50/60 Hz • (voornamelijk in Noord-Amerika) 120-127 V, 11 A, 60 Hz
11. Bijlage • Energiespaarstand 2 (voornamelijk in Europa en Azië) 3,8 W of minder (voornamelijk in Noord-Amerika) 3,2 W of minder Het stroomniveau wanneer de hoofdstroomschakelaar uitgeschakeld staat en de stekker van het netsnoer in het stopcontact zit: 1 W of minder. * De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat.
Specificaties van het apparaat Specificaties van de kopieerfunctie Maximale resolutie (scannen en afdrukken) • Glasplaat Scannen: 600 × 600 dpi Afdrukken: 600 × 600 dpi • ADF Scannen: 300 × 600 dpi Afdrukken: 600 × 600 dpi Gradatie Scannen: 256 niveaus Afdrukken: vierledige waarde Afdruksnelheid vd 1e kopie (A4, bij 23 °C, 71,6 °F) 20 seconden of minder Snelheid meerdere kopieën (m.u.v.
11.
Specificaties van het apparaat Interface • Scannen vanaf het bedieningspaneel Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX), USB2.0 (Scannen naar USB) • Scannen vanaf een computer Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX), USB 2.
11.
Specificaties van het apparaat • Indeling MIME, Base64 • Type inhoud Image/tiff Meerdere/gemixte delen (text/plain, image/tiff (bijgevoegde bestandsformaten)) • Gegevensindeling • Profiel TIFF-S • Codering MH • Origineelformaat A4 • Resolutie (dpi) 200 × 100, 200 × 200 389
11. Bijlage Specificaties van opties In dit onderdeel worden de specificaties van de verschillende opties genoemd. Papierinvoereenheid TK1010 Papiercapaciteit 500 vellen Papierformaat A4, Letter (81/2 × 11 inch) Afmetingen (Breedte × Diepte × Hoogte) 400 × 450 × 127 mm (15,8 × 17,8 × 5 inch) Papiergewicht 60 tot 105 g/m2 (16 tot 28 lb.) Gewicht Minder dan 4 kg (8,9 lb.
Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen expat Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark Cooper. Copyright (c) 2001, 2002 Expat maintainers.
11. Bijlage University of Illinois at Urbana-Champaign http://www. ncsa. uiuc.
Copyright-informatie met betrekking tot geïnstalleerde toepassingen LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
11. Bijlage Handelsmerken Bonjour, Mac OS en Safari zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en in andere landen. Firefox is een gedeponeerd handelsmerk van Mozilla Foundation. Java is een gedeponeerd handelsmerk van Oracle en/of haar dochterondernemingen. LINUX is het gedeponeerde handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en in andere landen.
Handelsmerken Microsoft® Windows® 7 Enterprise • De productnamen van Windows 8 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 8 Microsoft® Windows® 8 Pro Microsoft® Windows® 8 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Web Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Datacenter Edition • De productnamen van Windows Server 2003 R2 zijn als volgt: Microsoft® Windows Se
11.
INDEX A Copyright-informatie........................................... 391 Aanbevolen papier............................................... 86 ADF.......................................................................311 ADF (Automatische documentinvoer).................. 86 Adresboek................................................... 129, 220 Adresboek (LAN-fax)................................. 182, 184 Afbeeldingsbelichting......................................... 177 Afbeeldingsdichtheid..............
Faxfunctie............................................................. 387 Faxtoets.................................................................. 38 Foutmeldingen..................................................... 356 Functieprioriteit...................................................... 38 Fuseereenheid..................................................... 300 G Gebruikersbeperking............................................ 12 Gebruikerscode.....................................................
Ontvangstmodus................................................. 186 Opmerkingen...................................................... 376 Opnieuw kiezen.................................................. 173 opties.................................................................... 390 Origineel................................................................ 86 Origineeltype...................................................... 124 Originelen plaatsen...............................................
V Verbruiksartikelen................................................ 379 Vergrote of verkleinde kopieën..........................111 Verificatie............................................................. 369 Verkort kiezen............................................. 159, 161 Verkorte kiesbestemming.................................... 171 Verplaatsing........................................................ 377 Verschillen in functie tussen verschillende modellen............................................
NL NL M204-8636A © 2013,2014