Operation Manual

Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en
spatie.
Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de
cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de
instellingen voor het versturen van faxen. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 212
"Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag. 245 "Web Image Monitor gebruiken".
Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een "
" in het faxnummer in. " "
verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon.
Faxbestemmingen aanpassen
1. Open de webbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te
vullen.
2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming].
Als u de verkorte kiesbestemming wijzigt, ga dan verder met stap 4.
3. Klik op [Verkorte faxkiesnummer-bestemming].
4. Selecteer de gebruiker die u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Wijzigen].
Als u de invoer wilt verwijderen, klikt u op [Verwijderen].
5. Wijzig de instellingen indien nodig.
Bevestig de invoer die u hebt geselecteerd om deze te verwijderen.
6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in.
7. Klik op [Toepassen].
8. Sluit de internetbrowser.
Voorkomen dat documenten naar de verkeerde bestemming worden
verstuurd
Als u wilt voorkomen dat documenten worden verstuurd naar de verkeerde bestemming, kunt u het
apparaat zo instellen dat gebruikers de bestemming twee keer moeten invoeren, of dat de ingevoerde
bestemming voorafgaand aan de verzending wordt getoond.
Voer een faxnummer nogmaals in om de bestemming te bevestigen
Voer het faxnummer opnieuw in om te bevestigen dat de bestemming correct is.
Faxbestemmingen registreren
161