Operation Manual

6. Druk op [ ] of [ ] om [Install.wizard] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
7. Druk op [ ] of [ ] om [Ad-hoc] te selecteren. Druk vervolgens op [Volgende].
8. Druk op [ ] of [ ] om een communicatiekanaal te selecteren. Druk vervolgens op
[Volgende].
Selecteer een kanaal dat overeenkomt met het apparaat waarmee u het gaat verbinden.
9. Druk op [ ] of [ ] om de naam van het betreffende apparaat (IBSS) te selecteren. Druk
vervolgens op [Volgende].
Als u het apparaat niet kunt vinden, controleer dan of het apparaat is ingeschakeld.
Wanneer u de apparaatnaam wilt invoeren, selecteert u [SSID invoeren]. Druk vervolgens op
[Volgende]. Het SSID-invoerscherm wordt weergegeven. Voer de naam van het apparaat in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [Volgende].
10. Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren. Druk vervolgens op
[Volgende].
11. Druk op [ ] of [ ] om de coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op
[Volgende].
12. Voer de coderingssleutel en de ID met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de knop
[Verb.].
De ID wordt gebruikt om de coderingssleutel te identificeren. U kunt vier coderingssleutels (ID 1
t/m 4) registreren.
13. Druk op [Ja].
Nadat verbinding met het netwerk gemaakt is, wordt het Wi-Fi scherm weergegeven.
14. Druk op [ ] of [ ] om [Wi-Fi status] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
Als "Verbonden" wordt weergegeven, is de verbinding tot stand gebracht.
Als "Niet verbonden" wordt weergegeven, is er geen verbinding tot stand gebracht. Begin
opnieuw vanaf het begin.
Netwerkinstellingen configureren
53