Operation Manual

90
3
Opnamen maken
3
Druk op de knop 4.
Het centrale deel van de opname wordt tijdens het scherpstellen op het
volledige scherm getoond.
4
Druk op de
vierwegbesturing
(23).
De indicatie \ verschijnt op het scherm
en geeft de geschatte afstand tot het
onderwerp aan. Gebruik de indicatie als
richtlijn bij het scherpstellen met de
vierwegbesturing (23).
2voor scherpstelling veraf
3voor scherpstelling dichterbij
5
Druk op de knop 4.
De scherpstelling wordt vergrendeld en de camera gaat terug naar de
opnamestand.
Nadat de scherpstelling is vergrendeld, kunt u nogmaals op de
vierwegbesturing (5) drukken om de indicatie \ weer te geven en de
scherpstelling aan te passen.
U kunt het autofocusveld wijzigen (AF-veld).
1
Selecteer [AF-instelling] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [AF-instelling] verschijnt.
De opnamestand en de transportstand kunnen niet worden gewijzigd terwijl
de indicatie \ wordt weergegeven.
Om te schakelen van \ naar een andere scherpstelinstelling, drukt u op de
vierwegbesturing (5) terwijl de indicatie \ wordt weergegeven.
Het autofocusveld wijzigen
J Meervoudig Gebruikt het normale autofocusveld.
K Spotmeting Maakt het autofocusveld kleiner.
W
Automatisch
meevolgende AF
Volgt een bewegend onderwerp en blijft daarop
scherpstellen.
MEN
MENU
MENU
0.4
0.8
1.5
m
OK
OK
OK
OK
OK
\ Indicatie