Manual

micro CA-300-inspectiecamera
99
Beelden doorseinen naar een
computer
Sluit de micro CA‑300 aan op een computer
met behulp van de USB‑kabel als de eenheid
AAN staat. Het USB‑aangesloten scherm
wordt weergegeven op de micro CA‑300 Het
inwendige geheugen en SD™‑kaart (indien
van toepassing) zal als afzonderlijke drives op
de computer verschijnen en zijn nu toegan‑
kelijk als een standaard USB‑opslagmedium.
De kopieer‑ en wisfuncties zijn beschikbaar
vanaf de computer.
Aansluiten op TV
De micro CA‑300‑inspectiecamera kan wor‑
den aangesloten op een televisie of een an‑
dere monitor om de beelden op afstand te
bekijken of op te nemen via de bijgeleverde
RCA‑kabel.
Open de in/uitgangenafdekking op de rech‑
terzijde (guur 3). Steek de RCA‑kabel in de
TV‑uitgang. Steek het andere uiteinde van de
kabel in de Video In‑bus van de televisie of
monitor. Vergewis u ervan dat de videofor-
maatuitgang (NTSC of PAL) correct werd
ingesteld. De televisie of monitor moet mo
gelijk worden ingesteld op het correcte in‑
gangssignaal om een beeld te krijgen. Selec‑
teer geschikt TV‑uitgangformaat met behulp
van het menu.
Gebruiken met SeeSnake
®
inspectieapparatuur
De micro CA‑300‑inspectiecamera kan ook
worden gebruikt met verschillende See
Snake‑inspectieapparaten en werd speciek
ontworpen voor gebruik met de microReel‑,
microDrain™‑ en nanoReel‑inspectiesyste‑
men. Indien gebruikt met dit soort appara‑
tuur, behoudt hij al de in deze handleiding
beschreven functies. De micro CA‑300‑in‑
spectiecamera kan ook worden gebruikt met
andere SeeSnake‑inspectieapparatuur, zij
het alleen voor weergave en opname.
Voor gebruik met SeeSnake‑inspectieappa‑
ratuur moeten de beeldkop en eventuele
verlengkabels worden verwijderd. Voor de
microReel, de microDrain, de nanoReel en
soortgelijke apparatuur, verwijzen wij u naar
de handleiding voor informatie over de juiste
aansluiting en het correcte gebruik. Voor an‑
dere SeeSnake‑inspectieapparatuur (meestal
een haspel en monitor) moet er een adapter
worden gebruikt om de micro CA‑300‑in‑
spectiecamera aan te sluiten op een Video‑
Out‑poort van de SeeSnake‑inspectieappa‑
ratuur. Wanneer hij op deze manier wordt
aangesloten, zal de micro CA‑300‑inspectie
camera het camerabeeld weergeven en kan
hij worden gebruikt voor opname.
Bij aansluiting op SeeSnake‑inspectieappara
tuur (microReel, microDrain™ of nano ‑Reel),
brengt u de op uw haspel aangesloten verbin
dingsmodule op één lijn met de kabelconnector
van de micro CA‑300‑inspectiecamera, en drukt
u hem er recht en stevig in. (Zie guur 19.)
Figuur 19 – Cameraverbindingsstekker
geïnstalleerd
OPGELET
Draai niet aan de verbindingsstek
ker om schade te voorkomen.
Lokaliseren van de sonde
Bij gebruik met een sonde (plaatsbepaling‑
zender) kan de sonde op twee manieren
worden gecontrolleerd. Als de haspel is uit‑
gerust met een sondetoets kan die worden
gebruikt om de sonde in en uit te schakelen.
Anders wordt de sonde ingeschakeld door
de lichtintensiteit van de LEDs tot nul te her‑
leiden. Eenmaal de sonde gelokaliseerd, kan
de lichtintensiteit van de LEDs weer worden
verhoogd tot het normale niveau om de in‑
spectie voort te zetten.
Een RIDGID‑plaatsbepaler, zoals de SR‑20,
SR‑60, Scout of NaviTrack® II, ingesteld op
512 Hz, kan worden gebruikt voor het op‑
sporen van elementen in de geïnspecteerde
afvoerleiding.
Figuur 20 – Lokaliseren van de haspelsonde