Met de FUTABA FC-18 hebt u een besturingssysteem gekocht dat voor de hoogste eisen is ontwikkeld. Opdat u steeds veel plezier met uw besturing zult hebben gelieve eerst de gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen.
Ontvanger FP-R139 GP Extreem grote reikwijdte, selectiviteit en optimale overdracht door nieuw ontwikkelde scheidingsfilters en laagspannings-PCM-decoder. PCM-systeem 1024. FAIL-SAFE functie voor alle kanalen en ontvanger accu failsafe. Automatische voortraps-regeling voor optimale analoog impuls voorbereiding. Stekkersysteem met vergulde contacten. Servo FP-S3001 Groot draaimoment, stof- en waterdicht. Ongevoelig voor trillingen en shock-proof door nieuwe indirect-drive-potentiometer.
Stroombronnen De zender FC-18 is standaard uitgerust met een batterij houder. Om in de stroom van de ontvanger te voorzier wordt ook daarvoor een batterij houder meegeleverd. D batterij houder van de zender is geschikt voor 7 batterijen type IEC-R6, slechts hoogwaardige alkali-mangaar types plaatsen. De batterijen volgens de tekens in d batterijhouder plaatsen, alleen zo kloppen de polen. Bij ompol Ing kunnen defecten optreden, waarvoor geer garantie geldt.
Figuur 2 Zender FC-18 Bedieningsorganen 1 2 3 4 antenne CAM-pac steker optieplaats 1 inbouwplaatsen voor schakelaars 5 stuurknuppel functie 3 + 4 6 trim functie 3 7 trim functie 4 8 inbouwplaatsen voor schuif regelaars 9 multi-information-textdisplay 10 bedienings paneel 11 aan/uit schakelaar 12 schuifvergrendeling 13 trim functie 1 14 trim functie 2 15 stuurknuppel functie 1+2 16 optieplaats 2 6
Figuur 3 Afnemen van de achterwand Eerst het HF-moduul verwijderen. Daartoe de beide lippen op het moduul naar elkaar toe drukken en het moduul naar achteren eruit trekken. Warm worden van het moduul na enige tijd gebruik is heel normaal. Schuifvergrendeling ca,. 2 cm naar buiten schuiven. De achterwand aan de scheidingsnaad naast de schuifvergrendeling optillen bij gelijktijdige, lichte druk naar voren. Hierbij opletten dat de antenne en de accu niet uit de zenderkast vallen.
CAMPac Het modellengeheugen van de zender kan met een ‘CAMPac’ uitgebreid worden. Er zijn twee verschillende CAMPac modulen verkrijgbaar: Best. nr. F1508 4kbyte = 3 modelgeheugens Best.nr. F1509 l6kbyte= 12 modelgeheugens Voor de eerste ingebruikname van een CAMPac moet de CAMPac eerst geïnitialiseerd worden. Steek de CAMPac in de CAMPac aansluiting (eerst het beschermdeksel uit de zender nemen), zet de zender aan.
Figuur 7 Ombouw van de drossel-ratelveer De zender wordt vanuit de fabriek geleverd zonder geaktiveerde drosselratel. Moet het gas links, dan moeten de achterwanden van de knuppeleenheden overeenkomstig figuur 8 bevestigd worden. Voor gas rechts geldt de zelfde procedure. Hiertoe de schroeven A losdraaien achterwand draaien, de schroeven A weer bevestigen. De ratel wordt werkzaam en de neutralisering automatisch uitgeschakeld.
ZENDER UITBREIDING Printplaat 1 2 3 4 Regelaar voor display-contrast Plug voor ‘trainer’ uitbouw Pluggen voor schakelaars 1-9,a-c Plug voor multi switch kanaal 5 Pluggen voor extra functies 5-8 6 Voeding voor externe trimmers 7 Steker aansluiting voor externe trimmers Uitbreidingsopties Alle uitbreidings opties worden op de printplaat van de zender aangesloten, de stekers zijn niet te verwisselen, zodat de aansluiting voor zich spreekt.
Uitbreidingsopties Figuur 11 Moet een schakelaar in een van de inbouwplaatsen inhet midden van de zender ingebouwd worden dan moet eerst de aluminium afdekking met een scherp mes verwijderd worden, nieuwe afdekking opplakken (beschermfolie verwijderen). Schakelaar van binnen uit aanbrengen en met de bevestigingsmoer vastdraaien. Voor de inbouw van het trimmer moduul eerst de afdekking van de optieplaats verwijderen door het Iosdraaien van de beide schroeven.
Ontvanger en servo’s Aansluiting van de ontvangstinstallatie Figuur 13 12
Eerste ingebruikname van de ontvangstinstallatie Servos , schakelaar en accu’s overeenkomstig figuur 13 aansluiten. Tijdens gebruik de zenderantenne geheel uitschuiven en ontvanger antenne helemaal afrollen. Altijd eerst de zender en dan de ontvanger inschakelen. Bij het uitschakelen in omgekeerde volgorde te werk gaan. Na het inschakelen van de ontvanger lopen de servo’s naar de neutraalstand. Iedere functie testen door het bedienen van de stuurknuppels op de zender.
DISPLAY EN BEDIENINGSPANEEL FUNCTIES: LIST-MODE: de toetsen hebben de functies, die op de rechterzijde van de toetsen afgedrukt zijn. DIRECT-MODE: de toetsen hebben de functie die op de linkerzijde van de toets afgedrukt zijn. (1- 7,ENT) Over het gehele bedieningspaneel bevindt zich ter bescherming tegen krassen een beschermfolie, deze kan ook verwijderd worden. PROGRAMMERING het programmeer-systeem de programma structuur van de FC-18 is vergelijkbaar Met een boek.
List-Mode Om met de LIST-MODE te kunnen werken moeten de toetsen ‘ ’ en ‘ ’ één keer gelijktijdig ingedrukt worden. Nu kunnen de menu’s na elkaar met de zelfde toetsen opgeroepen worden. Direct-Mode Om met de DIRECT-MODE te kunnen werken moeten de toetsen ‘ ’ en ‘ ’ tweemaal gelijktijdig worden ingedrukt. Nu kan het gewenste menu direkt door opgave van het menu nummer(toetsen 1-7) gekozen worden. Door indrukken van de toets ‘ENT’ wordt het menu werkzaam.
Menu 12, Servo ompoling (REVRS) Met ‘ ’ of ‘’ wordt de gewenste functie uitgekozen en met SET of CLR omgepoold. De eerste vier vakken van het display geven (afhankelijk van de gekozen stick mode, zie menu 21) de bij de stuur- knuppels aangegeven functie nummers aan. Het eerste vak komt overeen met ontvanger uitgang nr. 1 en de daarop aangesloten servo enz. De volgorde van de getallen is dus afhankelijk van de stuurknuppelbezetting.
Menu 15, Exponentiële uitslag aileron (EXPO AlL) Door nu de toets ‘ ’ in te drukken verschijnt de hiernaast afgebeelde tekst op het display. De exponentieel functie maakt het mogelijk de drie stuur- knuppel functies (motordrossel niet) aan te passen aan stuur gewoonte van de piloot. Het is mogelijk om de werking (Servo-uitslag) om het neutraalpunt te versterken en naar het einde minder te laten worden alsook andersom.(resp. een positief of een negatief teken op het display).
Menu 22, Fail safe (FAIL SAFE) Wordt met het PCM-modulatie systeem gewerkt dan wordt een storing die onderweg optreedt door de ontvanger herkend. In dit geval blijven de servo’s gedurende de iste seconde in de laatste stand staan Hierna zijn er twee mogelijkheden: A Fail safe normaal: De servo’s blijven in deze stand staan tot de storing voorbij is. B Fail safe: De servo’s nemen een van te voren ingestelde stand aan, tot de storing voorbij is.
Praktisch voorbeeld kombi-switch Bij bediening van de ailerons moet het richting-roer automatisch meelopen. MASTER-kanaal kiezen (functie nr. van aileron stuurknuppel). SLAVE-kanaal kiezen (functie nr. van richting-roer stuurknuppel).Toets ‘ ’ vervolgens mixer aktiveren met CLR. Mix verhouding voor beide zijden instellen door aileron stuurknuppel naar links en rechts te bewegen en de daarbij behorende mix-verhouding in te stellen.
Menu 26, Trim memory (TRIM-MEM) Deze functie maakt het mogelijk éénmaal ingestelde trimwaarden van stuurknuppelfunctie’s (behalve drosseltrimming als All geprogrammeerd is) plus alle extra trimfunctie’s die op de stekerplaats trimmer zijn aangesloten, in het geheugen in te voeren. Wanneer de trim-regelaars in de juiste positie staan (bijv. na een vlucht) de toetsen ’ ’ en ‘’ gelijktijdig indrukken tot een akoestisch signaal volgt.
Menu 33, Model geheugen kopiëren (MODEL-COPY) Met deze functie is het mogelijk om uitgeteste model-gegevens in te voeren in een ander modelgeheugen. De programmering van twee dezelfde modellen hoeft dan niet uitgebreid opnieuw gedaan te worden. Bovendien bestaat de mogelijkheid om zgn. back-ups van in gebruik zijnde modelgegevens te maken. Tevens kunnen hele CAMPac’s gekopieerd worden. Het programma dat gekopieerd moet worden moet via menu 11 ‘MODEL-SELECT’ geaktiveerd worden.
Menu 51, Extra trimming (SUB-TRIM) Met deze functie is het mogelijk om op alle acht kanalen extra te trimmen. Dit is nodig, als de servo’s bijv. bij neutraalstand op de zender toch niet in het midden staan. Met SET en CLR worden de kanalen gekozen en met + of - de sub-trim ingesteld. Menu 52, Exponentieel functie voor drossel (TUR-EXP) Met deze functie is het mogelijk de motor gasregeling exponentieel te laten verlopen.
Menu 55, Mixer richtmgroer-hoogteroer (RUD-ELE) Bij deze mixer volgt op iedere richtingroer-uitslag een apart instelbare hoogteroer-uitslag. Met een extra schakelaar kan de mixer in- en uitgeschakeld worden. Speciaal bedoeld als hoogteroer-bijsturing bij het sturen met het richtingroer. Mixer aktiveren met CLR. Met de richtingroer-stuurknuppel de gewenste richting kiezen, L of R, hierna percentage instellen voor hoogteroer-uitslag.
Menu 61, Mixer stoorkleppeen-hoogteroer (ABRK-ELE) Bij deze mixer is het mogelijk om optredend hoogte- verlies bij gebruik van stoorkleppen automatisch met hoogteroer-bijsturing te compenseren. De besturingsuitslag is instelbaar en de mixer-neutraalstelling kan ingesteld worden (Offset). De mixer kan met een extra schakelaar in- en uitgeschakeld worden. Met een externe trimmer kan de ingestelde waarde getrimd worden. Mixer aktiveren door ‘—“ en CLR.
Menu 64, Mixer remkleppen-hoogteroer (B-FL-ELE) Met deze mixer worden bij uitgeklapte remkleppen optredende hoogteveranderingen door een hoogte- roer bijstelling gecompenseerd. De bijstelling is instelbaar, de mixer neutraalstelling kan ingesteld worden (Offset). De mixer kan met een externe schakelaar in- en uitgeschakeld worden (stekerplaats 7). Met een externe trimmer kan de geprogrammeerde instelling getrimd worden (trimmerplaats 5).
Menu 67, Aileron- welfkleppen (AIL-S-FL) Deze mixer maakt het mogelijk om de welfkleppen mee te laten lopen als aileron (bij bediening van de aileron). Het meeloop percentage kan worden ingesteld. De mixer aktiveren met CLR. Het meeloop percentage instellen met + en -. Menu 71, Hoogteroer-remkleppen (ELEB-FL) Deze mixer maakt het mogelijk om alle als remideppen geprogrammeerde kleppen te mixen met het hoogteroer. Hierdoor worden ‘hoekige’ vliegfiguren mogelijk (snap-figuren).
Menu 73, Mixer butterfly-hoogteroer (BTFLY-ELE) Met deze mixer kunnen evt. optredende vlieg-gedrag veranderingen door het inschakelen van de butterfly functie met het hoogteroer gecompenseerd worden. De hoogteroer-uitslag is instelbaar, het mixerneutraalpunt kan geprogrammeerd worden (Offset). Mixer aktiveren met ‘ ’ en CLR. Voor de offset instelling de butterfly schuifregelaar in die stand brengen waarin alle butterfly kleppen in de neutraal- stand staan.
Model programma ‘GLIDER 4’ Dit programma is bedoeld voor zweefvliegtuig modellen (of motormodellen) met 4 roerkleppen in de vleugel, die ieder door een aparte servo gestuurd worden (zie schets). De servo’s moeten overeenkomstig de hiernaast getekende schets aangesloten worden. Voor het grootste deel zijn de menu’s van het programma GLIDER 4 identiek aan de menu’s van programma GLIDER 5, daarom worden alleen de afwijkende menu’s beschreven.
Menu 62, Trimming 1, schakelbaar (TRIM-1) Met deze functie kan de neutraalstelling van de ailerons, hoogteroer en welfkleppen tijdens de vlucht naar een van te voren geprogrammeerde neutraal- stand omgeschakeld worden. Voor iedere functie is de neutraalstelling apart instelbaar. De knuppeltrimmingen zelf blijven altijd werken. Het neutraalpunt van de trim verschuift alleen maar. Met een externe schakelaar (stekerplaats B) kan de functie in- en uitgeschakeld worden.
De mixer maakt het mogelijk dat de ailerons meelopen met de welfkleppen. Het meeloop percentage kan worden ingesteld. Het mixer neutraalpunt kan worden ingesteld (Offset). De mixer aktiveren door ‘ ’ en CLR. Druk toets ‘’ in. Voor de offset- instelling de welfkleppen in de neutraalstand zetten, door gelijktijdig indrukken van SET en CLR wordt deze positie als mixer-neutraalpunt geprogrammeerd. Het meeloop percentage instellen (bij volle uitslag van de welfkleppen) met + of -. De mix-richting is ompoolbaar.
Dit programma is bedoeld voor zweefvliegtuig modellen (en motormodellen) met ailerons die ieder door een aparte servo worden aangestuurd. De servo’s moeten overeenkomstig de schets hiernaast op de ontvanger worden aangesloten. Als alleen aileron-differentiëring wordt geprogrammeerd dan de servo’s op kanaal 1 en 7 van de ontvanger aansluiten. Wordt de flaperon mixer gebruikt in combinatie met aileron-differentiëring, dan de servo’s aansluiten op kanaal 1 en 5 van de ontvanger.
worden gecompenseerd. De hoogteroer uitslag is instelbaar, het mixer-neutraalpunt kan geprogrammeerd worden (Offset). De mixer kan met een externe schakelaar in- of uitgeschakeld worden (stekerplaats 7). Met een externe trimmer kan de geprogrammeerde instelling getrimd worden (trimmerplaats 5). Mixer aktiveren met ‘ ’ en CLR. Toets ‘’ indrukken.
Modelprogramma ACRO-2 Dit model programma is bedoeld voor motor-kunst- vlucht modellen met aparte servo’s voor de beide ailerons. De servo’s moeten overeenkomstig de schets hiernaast op de ontvanger worden aangesloten. De aileron servo’s aansluiten op kanaal 1 en 7 van de ontvanger, als alleen differtiëring (zonder flaps) geprogrammeerd wordt. Worden de flaperons wel geprogrammeerd dan de servo’s aansluiten op kanaal 1 en 5 van de ontvanger.
Menu 62, SNAP ROLL 1 Met deze functie kunnen onderling onafhankelijke uitslagen van ailerons, hoogte- en richting roer ingesteld worden, die d.m.v. een externe schakelaar tijdens het vliegen ingeschakeld kunnen worden. Dit wordt vooral gebruikt voor het vliegen van altijd gelijke ‘snelle rollen’. Voor iedere stuurfunctie kan een externe trimmer aangesloten worden (trimmerplaatsen 3,4 en ), zodat de geprogrammeerde instellingen tijdens het vliegen getrimd kunnen worden.
Tuimelschijf-systemen H-1, H-2, H-4, HN-3, HR-3 Er kunnen 5 verschillende tuimelschijf systemen geprogrammeerd worden. H-1: normale-tuimelschijf 90°, Schlüter oud. H-2: Heim-mechaniek, 2 roll-servo’s, mixing rolpitch. H-4: 2x nick-, 2x roli-servo, mixing pitch-roll-roll en pitch-nick-nick. HN3: 2x nick-, 1x roll-servo, 120°-mixing nickpitchroll. HR3: 2x roll-, 1x nick-servo, 120°-mixing rollpitchnick.
Menu 51, Mixer pitch-hekrotor (PIT-RUD) Met deze mixer kunnen draaimoment veranderingen van het hoofdrotor-systeem (gas- of pitch-verandering) door automatische uitslag van de hekrotor gecompenseerd worden. De draairichting van het hoofdrotor systeem is te kiezen. De compensatie kan voor gas-minimum en gas-maximum apart worden ingesteld. Met twee externe trimmers kunnen de geprogrammeerde instellingen tijdens het vliegen getrimd worden (trimmerplaatsen 1 en 2).
Menu 54, Gasvoorkeuze 1 (IDLE-UP 1) Met deze functie kan het verloop van de gas-functie, bij bediening van de pitch over de totale weg ingesteld worden. De weg van gas-dicht naar volgas is verdeeld in 5 punten (zie kurve). Elk van deze punten kan apart ingesteld worden van 0-100% van de totale servo-weg. Om de functie te aktiveren is een externe schakelaar nodig (stekerplaats 5). Deze functie wordt gebruikt, als in kunst- vlucht bij minimum pitch vol toerental van de hoofdrotor nodig is.
Menu 57, Pitch-voorkeuze 1 (IDL1-PIT) Met deze functie kan het pitch-verloop over de totale weg ingesteld worden. De weg van minimum-pitch naar maximum-pitch is verdeeld in 5 punten. Elk van deze punten kan apart ingesteld worden. Zonder schakelaar is de functie altijd werkzaam. Het pitchverloop is lineair voor geprogrammeerd. Deze functie wordt, net als IDLE-UP gebruikt om het rotor-toerental over de totale gas-pitch weg konstant te houden (in iedere positie van de drosselknuppel).
Menu 63, Pitch-mrnimum instelling (NOR-PIT LO) Met deze functie kan de minimum-pitch positie extra worden ingesteld. Met een externe trimmer kan de geprogrammeerde instelling tijdens het vliegen getrimd worden (trimmerplaats 7). Instellen met + of -. Menu 64, Pitch-maximum instelling (NOR-PIT HI) Met deze functie kan de maximum-pitch positie extra worden ingesteld. Met een externe trimmer kan de geprogrammeerde instelling tijdens het vliegen getrimd worden (trimmerplaats 8). Instellen met + of -.
Menu 66, Minimum-pitch bij rugvlucht (INV-PIT LO) Met deze functie kan de pitch-MINIMUM-positie bij rugviucht geprogrammeerd worden. De functie kan alleen ingesteld worden als de rugvlucht-omschakeling. (menu 65) ingeschakeld is. Instelling met + of -, hiertoe de pitch-knuppel in de minimum-positie brengen. Menu 67, Maximum-pitch bij rugviucht (INV-PIT ifi) Met deze functie kan de pitch-maximum positie bij rugvlucht geprogrammeerd worden.
Menu 73, dynamische hekrotor compensatie (P-RUD-DYN) Deze mixer is bedoeld voor toerental gestuurde helicopter systemen. Bij bediening van het gas doen zich korte niet lineaire draaimoment schommelingen voor. Die laten zich door kortdurende, automatische uitslagen van de hekrotor compenseren. De compensatie tijd en de grootte van de uitslag kunnen apart ingesteld worden. Mixer aktiveren met CLR, compensatie tijd (SENS) instellen met + of -, grootte van de uitslag (V) instellen door ‘ ’ en + of -.
PROGRAMMA-OVERZICHT Menu nr.
Mixer type G-5 G-4 G-2 AC - 2 HELI 51 SUB-TRIM ← ← ← PIT RUD 52 THR-EXPO ← ← ← THR-HOVER 53 B-FL AFR 54 AIL→RUD ← ← ← THR IDLE 1 55 RUD→ELE ← ← ← THR IDLE 56 AIL-DIFF ← ← ← THR HOLD 57 V-TAIL ← ← RUD→AlL PIT IDLE 1 61 A-BR→ELE ← ← IDLE UP PIT IDLE 2 62 ELE-TRIM 1 TRIM 1 ELE TRIM 1 SNAP-ROLL 1 PIT T-HOLD 63 ELE TRIM 2 TRIM 2 ELE TRIM 2 SNAP-ROLL 2 NOR PIT LO 64 B-FLfELE S-FL→ELE FLPRN→ELE ← NOR PIT HI 65 B-FL→S-FL S-FL→AlL FLAPERON ← FLY
Stuurknuppelbezetting (Stick Mode) Functie-nr Mode 1 m2 m3 m4 aileron hoogteroer drossel richtingroer F1 F3 F2 F4 F1 F2 F3 F4 F4 F3 F2 F1 F4 F2 F3 F1 44
Tandkrans-servo-hevels Tandkrans servo-hevels maken een mechanische neutraal stelling van de servo’s mogelijk. Instelling van de neutraal-positie: Bevestigingsschroef van de servo-hevel losdraaien, hevel optillen en in de gewenste neutraalpositie weer monteren. Werking: Om bij de 4-armige hevel de kleinst mogelijke verstelling (3.6°) naar rechts te bereiken, moet arm 2 op de positie zo dicht mogelijk bij de basislijn A gezet worden. Arm 3 levert een verstelling van 7.2°, arm 4 10.8°.