Operation Manual

18
Menu 22, Fail safe (FAIL SAFE)
Wordt met het PCM-modulatie systeem gewerkt dan wordt een storing die onderweg optreedt door de ontvanger
herkend. In dit geval blijven de servo’s gedurende de iste seconde in de laatste stand staan Hierna zijn er twee
mogelijkheden:
A Fail safe normaal: De servo’s blijven in deze stand staan tot de storing voorbij is.
B Fail safe: De servo’s nemen een van te voren ingestelde stand aan, tot de storing voorbij is.
ACCU-FAIL-SAFE
De FC-18 heeft niet de mogelijkheid om een reactie van de ontvanger te programmeren op het leegraken van de
ontvanger accu. Toch reageert de ontvanger en wel op kanaal 3, drossel resp. stoorkleppen. Bij het bereiken van
een bepaalde spanning, die overeenkomt met een lege ontvangeraccu wordt de op ontvanger-uitgang 3
aangesloten servo in de midden stand gestuurd. Op dit moment moet zo snel mogelijk geland worden. Als er één
cel van de accu kapot is blijft de ontvanger functioneren zij het dat de servo’s langzamer en met minder kracht
gaan draaien. Ook op dit moment zal de failsafe functie geactiveerd worden.
Programmeren van fail safe. Als alle functies op het onderste deel van het display staan is fail safe normaal
geprogrammeerd. In dit geval blijven de servo’s in de laatste stand van voor de storing staan. Wordt in geval van
een storing een ingestelde servouitslag voor bepaalde functies gewenst, dan moeten deze functies met ‘’ en
SET in het bovenste deel van het display geschreven worden (functie volgorde kan door stick mode verwisseld
zijn). Nu met de stuurknuppel, van de in het bovenste deel van het display staande functie, de servo die uitslag
geven, die tijdens een storing aangenomen moet worden. Door gelijktijdig indrukken van + en - wordt deze stand in
het geheugen ingevoerd en neemt de servo in geval van storing deze positie in.
Menu 23, Programmeerbare mixer 1 (PMIX1)
Met de programmeerbare mixer kunnen twee willekeurig gekozen functies met elkaar gemixed worden. De mixing
kan met een extra schakelaar in- en uitgeschakeld worden. De mix-verhouding kan voor beide kanten van de
servo-uitslag en voor iedere functie apart worden ingesteld. Op het display knippert de MASTER-functie met SET
het gewenste kanaal voor de master functie kiezen. De MASTERfunctie is die functie van waaruit een andere
functie gemixed kan worden. Voorbeeld, de MASTER functie staat op het display steeds voor de pijl. 1CH
-+ 2CH betekent: functie 1 mixt een intestellen uitslag naar functie 2. Bediening van functie 2 zal bij functie 1 geen
servo-uitslag tot gevolg hebben. Is de MASTER-functie ingesteld dan toets ‘’ indrukken, nu knippert de SLAVE-
functie. Met SET kan nu de gewenste SLA VE-functie gekozen worden.
Toets ‘indrukken. Met CLR mix-functie aktiveren met + of - het gewenste mix-percentage instellen, hiertoe de
cursor door bediening van de MASTER-stuurknuppel op de gewenste zijde brengen. Moet de mixing tijdens het
vliegen in- en uitgeschakeld kunnen worden, dan moet een extra schakelaar ingebouwd worden. De schakelaar
wordt op stekerplaats van de print aangesloten, die geprogrammeerd is.