Operation Manual

30
De mixer maakt het mogelijk dat de ailerons meelopen met de welfkleppen. Het meeloop percentage kan worden
ingesteld. Het mixer neutraalpunt kan worden ingesteld (Offset). De mixer aktiveren door ‘’ en CLR. Druk toets
’ in. Voor de offset- instelling de welfkleppen in de neutraalstand zetten, door gelijktijdig indrukken van SET en
CLR wordt deze positie als mixer-neutraalpunt geprogrammeerd. Het meeloop percentage instellen (bij volle
uitslag van de welfkleppen) met + of -. De mix-richting is ompoolbaar.
Menu 66, Extra trimming ailerons en welfkleppen (NTRM)
Met dit menu kan de neutraalstelling van ieder apart roer in de vleugel individueel worden getrimd. Er zijn dan 4
externe trimmers nodig. Aansluitplaatsen voor de trimmers zijn de trimmmerplaatsen 5 t/m 8.
Menu 71, Mixer hoogteroer-welfkleppen (ELE-S-FL)
Deze mixer maakt het mogelijk dat de welfkleppen meelopen met het hoogteroer in gelijke of tegengestelde
richting. Hierdoor kunnen ‘hoekige’ vliegfiguren worden gevlogen (snap figuren). De mixer kan met een externe
schakelaar in- en uitgeschakeld worden (stekerplaats 8). Mixer aktiveren met CLR. Welfklep-uitslag instellen (bij
volle uitslag van het hoogte roer) met + of -. De mix-richting is ompoolbaar.
Menu 75, Functie wissel drosselknuppel (FUNC-CHNG)
Met deze functie kan gekozen worden welke stuur- functie de drosselfunctie uitvoert. De keuze is uit:
STOORKLEPPEN, WELFKLEPPEN en BUTTERFLY. De servo aansluitingen op de ontvanger mogen hierbij niet
veranderd worden. Functie veranderen met SET of CLR .
Model programma ‘GLIDER 2’