Operation Manual

92
Instellingen voor de Composer (Functie-knop)
De maatsoort instellen
Deze instelling bepaalt welke maatsoort er gebruikt wordt bij
de opname van performance songs.
Teller 1 of hoger (noemer x 2-1)
Noemer 2, 4, 8, 16
1.
Druk op [Function].
2.
Kies “Beat” met de [-] en [+] Composer Select-
knoppen.
FIG
.09-05
3.
Stel met de [Bwd]/[Fwd]-knoppen de numerieke
waarde van de teller in.
4.
Om de noemer in te stellen, verplaatst u met
[Rec] de cursor van de teller naar de noemer.
Druk nogmaals op [Rec] als u naar de teller wil terug-
keren.
5.
Stel met de [Bwd]/[Fwd]-knoppen de numerieke
waarde van de noemer in.
Om terug te keren naar het basisscherm, drukt u op
[Function] of op [Display/Exit].
* Wanneer u Rhythm performances of Automatische Begeleiding
opneemt, wordt de maatsoort automatisch ingesteld.
* De maatsoort van reeds eerder opgenomen songs kan u niet
meer wijzigen.
Hoe werkt de Expressie-
pedaal ? (Exp. Source)
Bepaal hoe de expressiepedaal zal functioneren wanneer uw
performance wordt opgenomen en wanneer ATELIER song
files worden weergegeven.
Functie tijdens de opname
Hiermee bepaalt u of de bedieningen van de expressie-
pedaal wel of niet worden opgenomen terwijl uw perfor-
mance wordt opgenomen.
1.
Druk op [Function].
2.
Kies “Exp. Source” met de [-] of [+] Composer
Select-knoppen.
FIG
.09-06
3.
Druk op [Rec].
4.
Kies “Recording” met de [-] of [+] Composer
Select-knoppen.
5.
Bepaal de functie van de pedaal met de [Bwd]/
[Fwd]-knoppen.
FIG
.09-07
PEDAL
De bewegingen van de expressiepedaal
worden opgenomen. De vorige opname
wordt uitgewist wanneer er nieuwe
songs worden opgenomen.
COMPOSER
De bewegingen van de expressiepedaal
worden niet opgenomen.
De vorige data blijven behouden, en
worden dus niet uitgewist.
Om terug te keren naar het basisscherm, drukt u op
[Function] of op [Display/Exit].