Operation Manual
87
De insert-effecten gebruiken
Hoofdstuk 3
Veranderen hoe de insert-effecten
volgens de functie worden gebruikt
Het insert-effect wordt bij standaardgebruik onmiddellijk na
de input-bron ingevoegd. Dit gebeurt opdat u het door het
effect bewerkte geluid (het "natte" geluid) zou kunnen
opnemen en beluisteren. Soms wilt u echter de verbindings-
volgorde wijzigen.
Met de BR-900CD zijn de meest uiteenlopende situaties
mogelijk door het punt te wijzigen waarmee de insert-
effecten zijn verbonden.
Voer de onderstaande procedure uit om het invoegpunt voor
de insert-effecten in te stellen.
1. Druk op [EFFECTS].
2. Druk op CURSOR [ ] [ ] om de cursor op "LOCAT"
te zetten en druk op [ENTER].
fig.01-510d
3. Draai aan de TIME/VALUE-draaiknop om het punt
te veranderen waarmee de insert-effecten worden
verbonden.
INPUT<NORMAL>:
Het geluid wordt gemonitord en opgenomen nadat het
door het insert-effect is gepasseerd. Normaalgesproken
gebruikt u de BR-900CD met deze instelling.
fig.01-511
INPUT<REC DRY>:
Het geluid wordt door het insert-effect gemonitord,
maar zonder het effect (droog) opgenomen.
fig.01-512
SPOREN 1–8, 1&2, 3&4, 5&6, 7&8:
U kunt het insert-effect toepassen op de weergave van
een spoor (of een sporenpaar). Gebruik dit wanneer u
effecten wilt uitproberen nadat u het geluid droog hebt
opgenomen, of wanneer u enkel op een specifiek spoor
effecten wilt toepassen.
fig.01-513
RHYTHM:
U kunt het insert-effect op een Rhythm-weergave
toepassen.
fig.01-513a
MASTER:
Gebruik dit wanneer u effecten wilt toepassen op de hele
song, bijv. om de toon te regelen of een speciaal effect toe
te passen bij het afmixen.
fig.01-514
4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren.
* Tijdens het updaten verschijnt "Keep power on!" in de
bovenste regel van de display, terwijl de onderste regel
laat zien wat er wordt verwerkt.
SPOOR 1
(REC)
SPOOR 1
(REC)
SPOOR 1
(PLAY)
RHYTHM
SPOOR 1
(PLAY)
SPOOR 2
(PLAY)
SPOOR 8
(PLAY)
RHYTHM