Gebruikershandleiding Wij danken en u voor en feliciteren u met uw keuze van de Roland D2 Groovebox. Gelieve volgende paragrafen aandachtig te lezen vooraleer u het toestel gebruikt: “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (pg. 2–3) en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (pg. 4). Deze paragrafen bevatten belangrijke informatie omtrent het juiste gebruik van het toestel.
Veilig gebruik van het toestel USING THE UNIT SAFELY VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN Over WAARSCHUWING en Over de Symbolen OPGEPAST Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waarschuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.
Veilig gebruik van het toestel Waarschuwing Opgepast 101b 011 ¥ ¥Zorg er voor dat er geen voorwerpen (bv., brandbare materialen, munten, pennen) of vloeistoffen (water, limonade, enz.) in het toestel binnendringen. ..........................................................................................................
BELANGRIJKE OPMERKINGEN 291a Gelieve naast de onderwerpen beschreven in “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” op pagina 2-3, eveneens het volgende te lezen en in acht te nemen: Stroomtoevoer Bijkomende voorzorgsmaatregelen 301 551 ¥ Dit toestel mag niet worden gebruikt op hetzelfde stroomcircuit van eender welk toestel dat lijnruis genereert (zoals een elektrische motor of een variabel verlichtingssysteem).
Inhoud BELANGRIJKE OPMERKINGEN ........................................................... 4 Kenmerken van de D2 ........................................................................... 8 Hoe gebruikt u dit handboek ................................................................ 9 Overeenkomsten in dit handboek ................................................................................................ 9 Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken.................................... 10 Bovenpaneel ..
Inhoud De klank in een tijdsverloop doen veranderen (ASSIGN 2: ENVELOPE) ........................... 34 Een cyclische verandering toepassen op de klank (ASSIGN 2: LFO).................................... 36 De toonhoogte of de vibratodiepte veranderen (ASSIGN 2: BENDER) ............................... 36 Het ritmegevoel van een patroon veranderen (ASSIGN 2: QUANTIZE)............................. 37 De reverb-diepte veranderen (ASSIGN 2: REVERB) ..............................................................
Inhoud Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen ............... 73 Systeeminstellingen maken (System) .................................................................................................... 73 Klankgeneratorinstellingen ......................................................................................................... 73 Sequencer-instellingen .................................................................................................................
Kenmerken van de D2 D-FIELD-sturing voor een totale expressievrijheid De nieuw ontwikkelde ÒD-FIELD-controllerÓ bevindt zich in het midden van het paneel. Met de drie bedieningswijzen (SOUND/XY/SPIN) kan u frasen en klanken op een volkomen vrije manier sturen: door de controller gewoon aan te raken, door de controller van boven naar onder of van links naar rechts te scratchen, of door de controller te doen draaien als een draaitafel.
Hoe gebruikt u dit handboek Het handboek van de D2 is als volgt gestructureerd. Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2 Hoofdstuk 1 In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de klankgenerator en de sequencer van de D2 zijn georganiseerd en wordt de basiswerking verklaard. Als u dit hoofdstuk leest, krijgt u een algemeen inzicht in de D2. Hoofdstuk 2.
Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken Bovenpaneel 1 2 3 5 4 8 9 10 11 12 6 7 1. VOLUME-knop Deze knop past het volume aan van de D2 in zijn geheel. 2. Scan-indicatoren van de slag Deze indicatoren tonen de plaats van de playback/ opname in de maat van het patroon of de song. 3. DISPLAY-knop Doet de display veranderen. Telkens u op de knop drukt, verspringt de display tussen BPM, patchnummer, informatie over het D-FIELD en het originele scherm (b.v. de display van het patroonnummer). 4.
Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken Achterpaneel * Om slecht functioneren en/of schade aan de luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, moet u steeds het volume omlaag draaien en de stroom van alle toestellen uitzetten vooraleer u aansluitingen maakt. 1 2 3 4 5 6 AC-adaptor Stereo hoofdtelefoon Snoerhaak Naar mengtafel, versterker 1. POWER-schakelaar Deze zet de stroom aan/uit. 2. AC adaptor-jack Sluit de meegeleverde AC adaptor aan op deze jack.
Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2 Structuur van de D2 In deze paragraaf worden de hoofdbestanddelen van de D2 uitgelegd: het sequencer-gedeelte, het Het klankgeneratorgedeelte De klankgenerator is het gedeelte dat de klank werkelijk produceert. De klanken worden gegenereerd in overeenstemming met de informatie die aankomt vanuit het D-FIELD en de sequencer van de D2. Uitvoeringsgegevens klankgeneratorgedeelte en het D-FIELD. van een extern MIDI-toestel kunnen de klankgenerator eveneens doen spelen.
Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2 Het verschijnen van karakters en getallen Uw instellingen bewaren In de display van de D2 worden karakters en nummers als opgenomen, moet u de Save-procedure uitvoeren als u het A B C D E F G H I J K L M N Hoofdletters Kleine letters resultaat wil bewaren. Als u de stroom uitzet zonder deze procedure uitgevoerd te hebben, gaan uw instellingen of de opgenomen inhoud verloren. Zie de volgende paginaÕs voor meer details over bewaren: ¥ Patch ➔ Een patch bewaren (pg.
Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2 De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) De instellingen van de D2 kunnen teruggebracht worden tot de fabrieksinstellingen. MERK OP Het uitvoeren van de Factory Reset duurt ongeveer 2 minuten. Zet nooit de stroom uit wanneer ÒFactryÓ in de display staat. Dit zou de inhoud van het geheugen kunnen vernietigen. MERK OP Wanneer u een Factory Reset uitvoert, gaan de interne geheugengegevens verloren.
Hoofdstuk 2. Patronen spelen Basis van het spelen van een patroon Een patroon bestaat uit 1 tot 32 gespeelde maten die patches en ritmesets bevatten van maximaal 8 parts. De D2 is een sequencer die patronen afspeelt en wijzigingen toevoegt aan de afspeelmethode. Dit type sequencer wordt een patroon-sequencer genoemd. De D2 is uitgerust met 157 preset-patronen. Daarnaast is er eveneens een zone beschikbaar voor maximaal 100 patronen * Preset-patronen B58ÐD89 zijn patronen voor gebruik met RPS (pg. 23).
Hoofdstuk 2. Patronen spelen die gemaakt wordt voor verandering in het volgende patroon, en het patroon kan dus niet veranderd worden. Afspelen met het tempo dat is ingesteld voor het patroon Een part of ritmetoon uitzetten De lampjes van de part-knop tonen de mute (uitzet)status van elke part (ritme- instrument) als volgt: Om patronen af te kunnen spelen met de BPM ¥ Brandend: de part speelt. (standaardtempo) dat is ingesteld voor de respectievelijke ¥ Flikkerend: de part staat uit.
Hoofdstuk 2. Patronen spelen Afzonderlijke ritmeklanken uitzetten De instrumenten die in part R gebruikt worden, kunnen De uitzetstatus ook op het volgende patroon toepassen (Mute Remain) afzonderlijk worden uitgezet. Een bepaalde categorie van Deze handeling wordt gebruikt om de uitzetmodus te instrumenten, zoals bass drum (BD) of snare drum (SD) kunnen als een groep worden uitgezet. behouden tijdens de playback van de volgende part. Dit is 1.
Hoofdstuk 2. Patronen spelen Een klank selecteren (Patch/Ritmeset) Een patch bewaren De patronen van de D2 zijn samengesteld uit maximaal acht de D-FIELD filter (pg. 33), envelope (pg. 34) en LFO (pg. 36) Hier wordt uitgelegd hoe u de klank die u veranderde met parts en er kunnen voor elke part verschillende patches als een patch kan bewaren. (Part1 - 7: Patches, Part R = ritmeset) worden geselecteerd. Om de tonen te veranderen, moet u eerst de gewenste part 1.
Hoofdstuk 2. Patronen spelen De instellingen van elke part wijzigen (Part Edit) U kan de instellingen van elke part wijzigen om de manier te veranderen waarop het patroon zal klinken. Specifieer eerst de part waarvan u de instellingen wil wijzigen. 1. Druk op [PART SELECT]. De part-knop van de op dit moment geselecteerde part (de huidige part) gaat branden. 2. Druk op de part-knop ([R] of [1]–[7]) van de part waarvan u de patch wil veranderen.
Hoofdstuk 2. Patronen spelen Een patroon bewaren Wanneer u de instellingen heeft gemaakt voor setup Setup parameters parameter moet u het patroon bewaren als een user-patroon. Op de D2 worden voor elk patroon de volgende parameters bewaard. Deze parameters worden samen de MERK OP ÒSetup parametersÓ genoemd. Uw bewerkingen gaan verloren wanneer u een ander patroon bewerkt, u naar de Song-modus overschakelt of de - Standard Tempo (pg.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Wat is het D-FIELD? Het D-FIELD is een sturing waarmee u verschillende effecten kan produceren door het oppervlak van de controller met uw vinger aan te raken. Het effect wordt gestuurd door de plaats van de aanraking of door de manier waarop u uw vinger beweegt. Algemeen gesproken zijn er drie manieren om het D-FIELD te gebruiken.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Basisgebruik van het D-FIELD Een functie selecteren 1. Druk op een van de functieknoppen van het D-FIELD [RPS]–[ASSIGN 3] om de functie die u verkiest te selecteren, waardoor het lampje van de knop gaat branden. De functie van de knop waarvan het lampje brandt, is geselecteerd.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Frasen aan het D-FIELD toewijzen SOUND-modus Misschien vindt u het gemakkelijk om uw favoriete of Een frase afspelen (RPS: Realtime Phrase Sequence) frequent gebruikte frasen toe te wijzen aan ŽŽn RPS-set. Frasen die aan elk van de acht zones van het D-FIELD zijn 1. Selecteer het patroon dat de frase bevat die u wil u die zone ingedrukt houdt. De frasen die aan elk van de acht zones van het D-FIELD zijn toegewezen, worden samen een ÒRPS-setÓ genoemd.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Improviseren op een akkoordenschema (ADLIB) Om een ad-lib uitvoering te spelen, beweegt u uw vinger links of rechts nadat u op een van de zones in het onderste deel van het D-FIELD hebt gedrukt. Terwijl er klank wordt geproduceerd, kan u uw vinger omhoog bewegen om modulatie toe te passen. fig.Adlib Display TYPE Verklaring Selecteert hoe de klank gespeeld zal worden. X Specifieert de toonladder. Y Verhoogt of verlaagt de toonhoogte in eenheden van een octaaf.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Display Parameter OCTAVE SHIFT Verklaring Verhoogt of verlaagt de toonhoogte die weerklinkt in eenheden van een octaaf. Instelling -3Ð3 Speciale draaitafeleffecten toepassen (VINYL-FX: Vinyl Effects) U kan verschillende speciale effecten toepassen door op elk van de acht zones van het D-FIELD te drukken. Nr.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 1) fig.AP1— U kan van tervoren bepalen hoe de arpeggio zal klinken; daarna de grondnoot veranderen door de links/rechtspositie te vari‘ren waarmee u op het D-FIELD drukt, en het akkoord veranderen door omhoog en omlaag te bewegen. Display TYPE geen X geen Y geen Verklaring geen grondnoot akkoord Instelling geen grondnoot (vast) akkoord (vast) Gedetailleerde instellingen maken 1. Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op [EDIT]. 2.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 2) fig.AP2— U kan arpeggioÕs spelen door een van tevoren gespecifieerde grondnoot en akkoord te gebruiken. Door het vari‘ren van de plaats waarop u het D-FIELD indrukt, kan u de manier veranderen waarop de arpeggio klinkt. Display TYPE geen X Verklaring geen Selecteert de part die zal be•nvloed worden wanneer u uw vinger links/rechts beweegt.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Arpeggio-instellingen Arpeggio-stijlen Wanneer u arpeggio-instellingen wil maken, moet u eerst een arpeggio-stijl selecteren. Wanneer u een stijl selecteert, worden de optimale waarden ingesteld van de vier parameters ÒMotifÓ, ÒBeat PatternÓ, ÒShuffle RateÓ en ÒAccent Rate. Parameters zoals Accent Rage en Octave Range kan u aanpassen om het patroon aan uw smaak aan te passen.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Beat pattern (slagpatroon) Be•nvloedt de plaats van het accent en de nootlengte, waardoor de slag (ritme) zal veranderen. * De waarden die kunnen worden ingesteld, zijn afhankelijk van de op het moment geselecteerde arpeggio-stijl. Zie ÒTabel van STYLE/ MOTIF/BEAT PATTERNÓ op deze bladzijde voor details over de mogelijke waarde van elke stijl.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Een patroon opnieuw oproepen (ASSIGN 1: PATTERN CALL) fig.PCL— De acht zones van het D-FIELD kunnen gebruikt worden als knoppen die patronen selecteren. U kan de gewenste patronen op voorhand klaar maken en deze methode daarna gebruiken om snel patronen om te wisselen. De patronen die aan de acht zones van het D-FIELD zijn toegewezen, worden samen Òpattern-setÓ genoemd.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD De klank van een patch beluisteren (ASSIGN 1: PATCH PREVIEW) fig.PRV— U kan op elk van de acht D-FIELD-zones drukken om de klank van elke part te beluisteren. Als u op D-FIELD 8 drukt, hoort u de klank van de ritme-part. * Het nootnummer (toonhoogte) dat gespeeld wordt, kan worden veranderd door REC FUNCTION (pg. 63) [NOTE NUMBER] ingedrukt te houden en aan [VALUE] te draaien.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Ritme-instrumenten/toonladders spelen (ASSIGN 1: KEYBOARD PAD) fig.PAD— Wanneer u de acht zones van het D-FIELD indrukt, kan u alle acht noten van de huidige part spelen. Alleen in het geval van part R kan u nootnummers specifi‘ren die verschillen van die van de andere parts. Hierdoor kan u verschillende instrumenten van de ritmeset aan part R toewijzen en een toonladder toewijzen aan de andere parts. De noten (nootnummers) specifiëren die zullen klinken 1.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD XY-modus De helderheid van de klank veranderen/Karakter geven aan de klank (FILTER) U kan de helderheid van de huidige part veranderen door de plaats van aanraking. Een links/rechts beweging verandert de afsnijfrequentie. Een opwaartse beweging legt een grotere klemtoon op de zone rond de afsnijfrequentie (resonantie) waardoor een kenmerkende toon geproduceerd wordt.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Het volume van de parts veranderen (X-FADER) Men kan het volume of het stereobeeld van twee parts tegelijkertijd sturen. Display TYPE Verklaring Specifieert of u het volume of het stereobeeld zal sturen. Instelling LEV (LEVEL), PAN X Selecteert de part die be•nvloed wordt wanneer u uw vinger links of rechts beweegt. Y Selecteert de part die be•nvloed wordt wanneer u uw vinger omhoog of omlaag beweegt.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Gedetailleerde instellingen maken 1. Houd [ASSIGN 2] ingedrukt en druk op [EDIT]. 2. Druk op [ENTER] om de gewenste parameter te selecteren. 3. Draai aan [VALUE] om de instelling te veranderen. Parameter Verklaring Instelling DEPTH Past het bereik aan van de toonhoogteverandering. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om, waardoor de toonhoogte in de tegenovergestelde richting verandert. Zie ÒOver envelopeÓ op de vorige bladzijde.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Een cyclische verandering toepassen op de klank (ASSIGN 2: LFO) fig.LFO— De LFO (Low Frequency Oscillator) past een cyclische verandering toe op de klank. Door de toonhoogte, de afsnijfrequentie of het volume cyclisch te veranderen, kan u effecten cre‘ren zoals vibrato, wah, tremolo of auto-pan. * Heeft geen effect op part R. Display TYPE Verklaring Selecteert de LFO-golfvorm.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Het ritmegevoel van een patroon veranderen (ASSIGN 2: QUANTIZE) fig.QTE— U kan het ritmegevoel van de uitvoeringsgegevens van een patroon veranderen. Door de timing en de snelheid (volume) van de noten in het patroon te veranderen, kan u een ritmegevoel maken dat verschilt van dat van het originele patroon. fig.Quantize U kan de noot-timing veranderen door de plaats waar u op het D-FIELD drukt. Display TYPE X Y geen geen Verklaring Selecteert het soort van quantize.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD MERK OP Quantize corrigeert uitsluitend de nootcommandoÕs; andere commandoÕs worden niet verbeterd. Dit betekent dat, als er commandoÕs die de klank in realtime veranderen (zoals een pitch bend) in het patroon zijn opgenomen, het mogelijk is dat door sommige quantize-instellingen de timing van deze commandoÕs onjuist wordt en ze niet langer correct zullen worden gespeeld. Het is aanbevolen om quantize met patronen te gebruiken zonder commandoÕs die realtime verandering produceren.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD De reverb-diepte veranderen (ASSIGN 2: REVERB) fig.REV— * Als het lampje van [REVERB] niet brandt, is er geen effect. Druk op [REVERB] om het te doen branden. Display TYPE Verklaring Selecteert het soort reverb. Instelling ROOM1, ROOM2, STAGE1, STAGE2, HALL1, HALL2 X Selecteert de parameter die be•nvloed wordt wanneer u uw vinger links of rechts beweegt. Y Selecteert de parameter die be•nvloed wordt wanneer u uw vinger omhoog of omlaag beweegt.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD SPIN-modus U kan een breed gamma aan effecten produceren door uw vinger in een cirkel over het D-FIELD te bewegen. De klank veranderen zoals op een draaitafel (VINYL) Op dezelfde manier als het manueel ronddraaien van een draaitafel, kan u het tempo of de toonhoogte veranderen, een patroon achterstevoren spelen of scratch-effecten produceren. U kan eveneens het volume wijzigen door de grootte te veranderen van de cirkel die u met uw vinger omschrijft.
Hoofdstuk 3. Het D-FIELD Sounding a snare roll (SD ROLL) U kan een snare drum roll doen klinken. De snelheid waarmee u uw vinger ronddraait, be•nvloedt de snelheid van de roll. U kan eveneens het volume veranderen door de grootte van de cirkel te veranderen waarin u uw vinger beweegt. Display Verklaring Selecteert hoe de snelheid van de roll zal veranderen. Instelling AUT (AUTO): De snelheid van de roll verandert in stappen, volgens het tempo van de song.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) Reverb Reverb is een effect dat galm en sfeer aan de klank toevoegt, waardoor de indruk van ruimtelijke diepte ontstaat. Het simuleert de klank van muziek die in een concertzaal wordt gespeeld. In deze paragraaf worden de instellingen beschreven die met de reverbfunctie worden gebruikt. Reverb aan/uitzetten Reverb wordt aangezet door op [REVERB] te drukken, waarbij men moet controleren of het knoplampje brandt.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) Delay (voegt echo toe aan de klank) Delay is een effect dat echo toevoegt aan de klank. Het is nuttig wanneer het toegepast wordt op solofrasen of op dichte ritmische frasen. Hier wordt beschreven hoe het delay-effect moet worden ingesteld. Delay aan/uitzetten Delay wordt aangezet door op [DELAY] te drukken, waarbij men moet controleren of het knoplampje brandt. Om delay uit te zetten, drukt u nogmaals op de knop, waardoor het lampje zal doven.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) Multi-Effecten (MFX) Multi-effecten bevat 25 verschillende effectsoorten, waarvan Beschikbare instellingen met elk soort een ander effect kan toegepast worden. Hier wordt beschreven hoe de MFX-instellingen moeten worden ingesteld. De multi-effecten aan/uitzetten De multi-effecten worden aangezet door op [MFX] te drukken, waardoor het knoplampje gaat branden.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) * Parameters waarvan de waarde wordt gevolgd door een ÒXÓ of ÒYÓ worden geselecteerd met behulp van het D-FIELD om de multi-effecten te sturen (pg. 33). ÒXÓ wordt gestuurd door uw vinger links en rechts te bewegen en ÒYÓ door uw vinger omhoog en omlaag te bewegen. 1. 4 Band EQ (Verandert de toon) fig.MFXEQ Display Parameter LOW FREQ (LOW Frequency) Verklaring Bepaalt de frequentie van het lage bereik.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 3. Enhancer (geeft de klank een sprankelend karakter) fig.MFXENH Dit effect geeft de klank een sprankelend karakter en maakt hem bepalender door de overtonen van het hoge frequentiebereik te sturen. Gebruik dit effect wanneer u een bepaalde klank boven de rest van het ensemble wil laten uitkomen, of om de klank meer karakter te geven. Display Parameter SENS (Sensitivity) Verklaring Past de diepte aan van het enhancer-effect.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 5. Distortion (Distort the Sound Severely) fig.MFXDST Dit effect produceert een zwaardere vervorming dan het Overdrive-effect. Het bevat eveneens een versterkersimulator en produceert de natuurlijke vervorming van een gitaarversterker. Parameter INPUT LEVEL Verklaring Past het niveau van het ingangssignaal aan. Waarde 0Ð127 DRIVE Past de diepte van de vervorming aan. Dit heeft ook een invloed op het volume.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 7. Noise Generator (voegt verschillende soorten ruis toe) fig.MFXNSE Naast het Lo-Fi effect produceert dit effect ook verschillende soorten ruis zoals brom, roze ruis en schijfruis. Display Parameter NOISE TYPE Verklaring Bepaalt het soort van ruis(en) dat wordt gegenereerd. Waarde 1Ð18 NOISE LEVEL Bepaalt het volume van de ruis. 0Ð127 Y NOISE FILTER Past de toon van de ruis aan. Als u de ruis niet wil filteren, moet u ÒBYPASSÓ selecteren.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 9. Phonograph (simuleert een oude speelplaat) Dit effect zet de toon uit en voegt schijfruis toe om de muziekklank te simuleren die op een oude platenspeler wordt gespeeld. Display Parameter DISC TYPE Verklaring Bepaalt het soort schijfruis. DISC NOISE LEVEL Bepaalt het volume van de schijfruis. DEPTH OUTPUT PAN OUTPUT LEVEL Waarde LP (33 RPM-plaat), EP (45 RPM-plaat), SP (78 RPM-plaat) 0Ð127 Y Past de toon aan.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 12. Slicer (snijdt achter elkaar in de klank) fig.MFXSLI Door achter elkaar in de klank te snijden, vormt dit effect een conventionele klank om tot een klank die als een begeleidingsfrase gespeeld lijkt zijn. Dit effect is vooral geschikt wanneer het wordt toegepast op klanken van het sustain-type. Display Parameter TIMING PATTERN Verklaring Selecteert een patroon om de timing te bepalen waarin de klank wordt afgesneden.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 14. Phaser (moduleert de klank) Door een in fasen veranderde klank aan de originele klank toe te voegen, moduleert dit effect de klank om diepte en een gevoel van rotatie toe te voegen. Parameter MANUAL Verklaring Bepaalt de middenfrequentie waarop de klank gemoduleerd wordt. Waarde 100 (Hz)Ð8.00 (kHz) DEPTH Bepaalt de modulatiediepte. 0Ð127 RESONANCE Deze instelling beklemtoont het frequentiebereik in de omgeving van het middenbereik.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 16. Space-D (voegt transparante diepte toe) Dit is een soort chorus die echter geen gevoel van modulatie cre‘ert zoals een conventionele chorus. Display * * Parameter PRE DELAY (Pre Delay Time) Verklaring Bepaalt de tijdspanne van de originele klank tot wanneer de chorusklank wordt gehoord. Waarde 0.0Ð100 DEPTH Bepaalt de modulatiediepte. 0Ð127 PHASE Past de ruimtelijkheid van de klank aan.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 18. Flanger (voegt een metaalachtige resonantie toe aan de klank) fig.MFXFLN Dit effect cre‘ert een scherpe en mechanische klank. Het kan een metaalachtige resonantie aan de klank toevoegen of een effect produceren als van een straalvliegtuig dat opstijgt of landt. Parameter PRE DELAY (Pre Delay Time) Waarde 0.0Ð100 DEPTH Verklaring Bepaalt de tijdspanne van de originele klank tot wanneer de flanger-klank wordt gehoord. Bepaalt de modulatiediepte.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 19. Step Flanger (voegt een metaalachtige resonantie toe aan de klank terwijl de toonhoogte in stappen verandert) Dit is een flanger die de toonhoogte van de klank in stappen verandert. De frequentie van de toonhoogteverandering kan ook gesynchroniseerd worden met de BPM. Display Parameter PRE DELAY (Pre Delay Time) Verklaring Bepaalt de tijdspanne van de originele klank tot wanneer de flangerklank wordt gehoord. Waarde 0.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) Display * * Parameter BALANCE (Effect Balance) Verklaring Past de volumebalans aan tussen de originele klank en de delayklank. Bij een instelling van Ò0Ó wordt geen delay-klank uitgestuurd. Waarde 0Ð100 (%) AUTO PAN Door deze instelling wordt de stereobeeldsturing van de delayklank synchroon gezet met de BPM. 0.1Ð10.0 (Hz), noten (*1), maten (*2) OUTPUT LEVEL Bepaalt het uitgangsvolume van het Short Delay-effect.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) 22. Feedback Pitch Shifter (draait de toonhoogte om) fig.MFXFPS Dit effect verandert de toonhoogte van de originele klank en legt de veranderde klank in lagen met de originele klank. Het kan gebruikt worden om unisone lijnen te spelen met een interval van een octaaf of een kwint, of om een lichte pitch shift-klank te lagen met een originele klank om een chorus-effect te cre‘ren.
Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) Display Parameter BALANCE (Effect Balance) OUTPUT LEVEL Verklaring Bepaalt de volumebalans van de originele klank en de galmklank. Bij een instelling van Ò0Ó wordt geen galm uitgestuurd. Bepaalt het uitgangsvolume van het reverb-effect. Waarde 0Ð100 (%) Y 0Ð127 24. Gate Reverb (snijdt de galm scherp af) fig.MFXGTR Dit is een type van reverb waarin de galm afgesneden wordt voor de uitsterftijd zijn natuurlijke voltooi•ng heeft bereikt.
Hoofdstuk 5. Frasen verplaatsen om een ander patroon te verkrijgen (MEGAMIX) MEGAMIX is een functie waarmee u een patroon kan afspelen terwijl u de muziekgegevens van een part met de gegevens van een verschillend patroon uitwisselt. U kan voor elk instrument frasen combineren om een volledig knop van de huidige part flikkeren. 8. Druk op [ENTER]. * Druk op [ENTER] om te annuleren.
Hoofdstuk 5. Frasen verplaatsen om een ander patroon te verkrijgen (MEGAMIX) Het herwerkte patroon bewaren Wanneer u MEGAMIX hebt gebruikt om een patroon te cre‘ren dat u bevalt, kan u het bewaren als een User-patroon. Het bewaarde patroon kan opnieuw worden opgeroepen tijdens de normale patroon-playback, net als elk ander patroon.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Een patroon creëren Er bestaan twee methoden om een origineel patroon te cre‘ren: realtime recording (een methode die vergelijkbaar is met het opnemen op een bandopnemer of een MD-opnemer), en step recording (een methode waarbij eenvoudige knopoperaties worden gebruikt om het patroon op te nemen).
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren De display tijdens realtime recording De CURRENT (huidige) display geeft de maat en de slag aan Ongewenste gegevens wissen tijdens de opname (Realtime Erase) die opgenomen worden. De NEXT (volgende) display toont Het is mogelijk om bepaalde ongewenste stukken van de het aantal maten van het volledige patroon. afgespeelde gegevens van de huidige part te wissen.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Noten één voor één ingeven (Step Recording) 1. Druk op [PATTERN] om in de Pattern-modus te gaan. 2. Draai aan [VALUE] om het nummer van het patroon te selecteren dat u wil creëren en druk op [ENTER]. 3. Druk op [PART SELECT]. De display tijdens step recording De CURRENT (huidige) display geeft de maat en de slag aan die opgenomen worden.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Noten invoeren De plaats veranderen waarop noten moeten ingevoerd worden Draai aan [VALUE] om naar de volgende (vorige) rasterlijn te gaan. Het D-FIELD gebruiken om noten in te voeren Tijdens step recording kan u de acht zones van het D-FIELD indrukken om effici‘nt op te nemen. fig.Pad Houd [HOLD] ingedrukt en draai aan [VALUE] om te verplaatsen in stappen van een tik. Wanneer u het einde van de maat bereikt, gaat u naar de volgende (vorige) maat.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Een noot bewerken die u invoert (Note Edit) De plaats van een eerder ingevoerde noot aanpassen U kan de toonhoogte, de kracht en de lengte van een eerder U kan de plaats aanpassen van een noot die eerder werd ingevoegde noot veranderen. ingevoerd (Move Note) of de noot naar een andere plaats 1. Draai tijdens step recording aan [VALUE] of gebruik het D-FIELD om naar de plaats van de noot te gaan die u wil bewerken (pg. 63). 2.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Een patroon bewerken (Pattern Edit) Het proces waarin uitvoeringsgegevens van een patroon in eenheden van een maat worden bewerkt, noemt men Pattern Editing. Door de uitvoeringsgegevens in een patroon te veranderen of door verschillende patronen te combineren, Basisprocedure voor het bewerken van een patroon 1. Druk op [PATTERN] om in de Pattern-modus te gaan. 2. Draai aan [VALUE] om een patroon te selecteren dat u wil bewerken. 3. Druk op [EDIT].
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Een patroon kopiëren (Pattern Copy) fig.PTNCPY Deze handeling kopieert een patroon naar een ander patroon. Display Parameter SOURCE Verklaring Selecteert de gegevens die u wil kopi‘ren. * Druk op de part-knop [R] of [1]Ð[7] van de part waarvan u gegevens wil wissen, waardoor het knoplampje gaat branden,. TOP/END Specifieert het bereik van de maten dat gekopieerd wordt.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren Ongewenste gegevens wissen (Erase) fig.PTNERS Blanco maten invoegen (Insert Measure) fig.PTNINS Deze handeling wist een deel (of alles) van de gegevens in een patroon. Deze handeling voegt blanco maten in tussen de aangeduide maat van het patroon en de volgende maat. Als u in het midden van een Display Verklaring Specifieert het aantal maten dat wordt gewist. De CURRENT-display duidt de eerste maat aan en de NEXT-display duidt de laatste maat aan.
Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren De kracht van de noten veranderen (Change Velocity) Overbodige gegevens uitdunnen (Data Thin) fig.PTNCVL fig.PTNDTH Deze handeling verandert de snelheid (kracht) van de noten Aangezien het kenmerkend is voor gegevens zoals Pitch Bend en Control Change om een voortdurend veranderende waarde te hebben, kunnen deze gegevens een onverwacht grote geheugenplaats innemen.
Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren Een song spelen Een song bestaat uit twee of meer patronen die in de 1. Druk op [ENTER] tijdens de song-playback. gewenste playback-volgorde met elkaar verbonden zijn.
Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren Een song creëren (Song Recording) ¥ Het tempo (BPM) kan uitsluitend in de eerste stap worden ingevoerd/bewerkt. U kan patronen ŽŽn voor ŽŽn ingeven om de volgorde te specifi‘ren waarin de patronen worden afgespeeld. De volgorde van de playback van de patronen wordt aangeduid met een nummer dat step (stap) genoemd wordt. ¥ Het tempo kan tijdens de song niet gewijzigd worden. Een ongewenste stap wissen (Step Delete) 1. Druk op [SONG] om in de Song-modus te gaan. 2.
Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren Een stap invoegen (Step Insert) U kan in het midden van een song een stap invoegen, Een song bewerken (Song Edit) waardoor de volgende stappen ŽŽn plaats achteruit schuiven. * Vooraleer u een song kan bewerken, moet u de song-playback fig.7-02 stopzetten. 1 2 3 4 5 Een song wissen (Song Clear) 1 2 3 2 4 5 6 Wanneer deze handeling uitgevoerd is, worden alle stappen die u hebt ingevoerd tot een lege toestand teruggebracht.
Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren Een song kopiëren (Song Copy) Een song bewaren Deze handeling kopieert de song-gegevens naar een andere Wanneer u een song hebt gecre‘erd die u bevalt, moet u deze song. song bewaren als een user-song. Als u de song wil bewaren met de door u gemaakte 1. Druk op [SONG] om in de Song-modus te gaan. veranderingen moet u de volgende procedure gebruiken om de song op te slaan. 2. Draai aan [VALUE] om de kopieerbron-song te selecteren. 1.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Systeeminstellingen maken (System) Hier bespreken we de instellingen die de werking van de D2 in zijn geheel be•nvloeden, zoals het afstellen en de synchronisatiemethode. * Het is niet mogelijk om deze instelschermen op te roepen wanneer er een patroon of een song wordt gespeeld. Systeeminstelparameters worden in het intern geheugen bewaard wanneer u door op [EXIT] te drukken (of op een andere manier) naar een ander scherm gaat .
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Sequencer-instellingen Display Parameter SYNC MODE SYNC OUT SONG LOOP MODE SONG PLAY MODE 74 Verklaring Specifieert hoe de interne sequencer werkt en hoe de MIDI Clock-commandoÕs verzonden en ontvangen worden. Bepaalt of er MIDI-commandoÕs zullen worden verstuurd die met synchronisatie te maken hebben. Wanneer deze instelling aanstaat, worden de volgende commandoÕs vanuit de MIDI OUT-connector verstuurd.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Parameter RPS TRIGGER QUANTIZE Verklaring Wanneer u RPS gebruikt tijdens de playback van een patroon is het mogelijk dat, afhankelijk van de timing waarin u op het DFIELD drukt, de patronen en frasen niet precies tegelijk worden afgespeeld. Op de D2 kan u de playback-timing van de frase specifi‘ren zodat deze nauwkeurig gesynchroniseerd met het patroon wordt afgespeeld.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen MIDI-verzendinstellingen Display Parameter TX MODE (verzendmodus) TX BULK (bulk transmit) Verklaring Specifieert het soort MIDI-commando dat wordt verstuurd. In de fabrieksinstellingen is dit afgesteld op ÒMODE1Ó. Wanneer u een MIDI-aansluiting op een D2, MC-307, MC-505 of JX-305 gebruikt, zal de hoeveelheid gegevens die verstuurd of ontvangen wordt in vergelijking met MODE1 verminderen als u deze parameter op MODE2 instelt.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen MIDI-ontvangstinstellingen Parameter AUTO CHANNEL Verklaring Bepaalt hoe MIDI-commandoÕs ontvangen worden vanuit externe MIDI-toestellen. * IN de fabrieksinstellingen is dit ingesteld op ÒOFFÓ.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Gevorderd gebruik met behulp van MIDI Over MIDI De D2 neemt MIDI-muziekgegevens op en speelt ze af; wanneer MIDI-muziekgegevens worden ontvangen, zal de klankgenerator van de D2 klank produceren. MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een standaardspecificatie waardoor muziekgegevens tussen elektronische muziekinstrumenten en computers kunnen worden uitgewisseld.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen De D2 samen met een extern MIDI-toestel gebruiken Een externe MIDI-toestel bespelen met behulp van de D2 De D2 kan D-FIELD-handelingen verzenden vanuit zijn Een extern MIDI-klavier gebruiken om op de D2 op te nemen Gebruik deze instellingen wanneer u een extern MIDIklavier wil bespelen en op de D2 wil opnemen. Stel het Auto Channel in op ÒONÓ (pg. 77). fig.8-3 MIDI OUT-connector.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Synchronisatie met een extern MIDI-toestel Voor de playback kan de timing van de sequencer van de D2 gesynchroniseerd worden met de timing van een andere sequencer. Door dit kenmerk zijn grootschalige uitvoeringen mogelijk waarin een aantal parts tegelijkertijd afgespeeld worden. Een externe MIDI-sequencer synchroniseren met de playback op de D2 Hier gaan we de patronen van de D2 synchroniseren met een externe MIDI-sequencer.
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen Gegevens bewaren in een externe sequencer (Bulk Dump) Om de gegevens te bewaren, kunnen de gegevens van het op dit moment geselecteerde patroon of alle gegevens in het geheugen van de ene D2 naar de andere D2 of naar een externe MIDI-sequencer (zoals de Roland MC-80) worden verzonden. Het verzenden van deze gegevens noemt men bulk dump, het ontvangen van deze gegevens noemt men bulk load.
Problemen oplossen Gelieve eerst volgende punten te controleren als de D2 geen klank meer voortbrengt of niet langer werkt zoals u verwacht. Contacteer uw verdeler of het dichtstbijzijnde Roland service center als het probleem hiermee niet wordt opgelost. * Roland is niet verantwoordelijk voor het herstellen van verloren gegane gegevens of voor om het even welke schade die uit gegevensverlies zou voortkomen. Probleem Geen klank. Part R klinkt niet. De klank is onderbroken.
Foutmeldinglijst Er verschijnt een foutmelding wanneer de D2 niet juist werkt of als een handeling niet correct kan worden uitgevoerd. Behandel de foutmelding die getoond wordt op de juiste manier. Betekenis Er is een probleem met het intern systeem. Actie Contacteer uw verdeler of het dichtstbijzijnde Roland service center. Het is mogelijk dat de inhoud van het user-geheugen verloren is gegaan. Voer de Factory Reset-handeling uit (pg. 14).
Lijst van vooringestelde patches Preset A (CC#0 = 81, CC#32 = 0) Preset B (CC#0 = 81, CC#32 = 1) Preset C (CC#0 = 81, CC#32 = 2) No. Name No. Name No. Name No. Name No.
Lijst van vooringestelde patches Preset E (CC#0 = 84, CC#32 = 0) No. Name No. Name No. Name No. Name No.
Lijst van vooringestelde ritmesets * De Rhythm Group-kolom duidt de knop aan die kan ingedrukt worden om deze ritmetoon uit te zetten. P: A 01–26 (CC#0 = 81, CC#32 = 0), P: B 01–04 (CC#0 = 84, CC#32 = 0), User: 01–20 (CC#0 = 85, CC#32 = 0) Note No.
Lijst van vooringestelde ritmesets C2 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 C3 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 C4 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 C5 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 C6 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 C7 96 97 98 Rhythm Group P: A06 Techno 2 P: A07 Techno 3 P: A08 Hardcore P: A09 Ambient P: A10 House 1 BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC TOM/PERC CYM TOM/PERC CYM CYM
Lijst van vooringestelde ritmesets Note No.
Lijst van vooringestelde ritmesets C2 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 C3 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 C4 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 C5 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 C6 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 C7 96 97 98 Rhythm Group P: A16 Hip-Hop 2 P: A17 Funk P: A18 Electro P: A19 Jazz P: A20 Brush BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC TOM/PERC CYM TOM/PERC CYM CYM CYM TOM/P
Lijst van vooringestelde ritmesets Note No.
Lijst van vooringestelde ritmesets C2 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 C3 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 C4 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 C5 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 C6 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 C7 96 97 98 Rhythm Group P: A26 Reverse P: B01 Trance P: B02 House 3 P: B03 2step P: B04 R&B BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH BD BD TOM/PERC SD CLP SD TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC HH TOM/PERC TOM/PERC CYM TOM/PERC CYM CYM CYM TOM/PE
Lijst van vooringestelde patronen Nr. Patroonnaam BPM Mes. Programmer Nr. Patroonnaam BPM Mes. Programmer A01 EuroTrance 1 140 8 Roland Corporation A51 Ambient 1 100 4 Cappadocia Productions A02 EuroTrance 2 140 8 Roland Corporation A52 Ambient 2 80 4 Cappadocia Productions A03 EuroTrance 3 140 8 Hans-Joerg Scheffler A53 Ambient 3 98 4 HEIGO TANI A04 EuroTrance 4 140 4 B.U.S A54 Ambient 4 93 8 Cappadocia Productions A05 EuroTrance 5 138 4 B.U.
Lijst van vooringestelde patronen Nr. Patroonnaam BPM Mes. Programmer Nr. Patroonnaam BPM Mes.
RPS patroonlijst Nr. Patroonnaam Nr. Patroonnaam Nr. Patroonnaam Nr.
RPS Setlist D-FIELD Nr. Patroonnaam D-FIELD Nr. Patroonnaam D-FIELD Nr. Patroonnaam D-FIELD Nr. Patroonnaam 1. Euro Trance 9. Ambient 17. Filter Disco 25.
Profielen van patrooncomponisten B.U.S [Build Up Swing] Okada Hideki, geboren in 1966, debuteerde in 1995 met een Japanse house garage-groep met de naam Swell Emotion [DOHB disk/Epic] en is een zeer hoog geprezen creatief talent in de house muziek. Hij tekende een contract met het Paratone label en gaf een album uit als het solo-project ÒB.U.S.Ó. Zijn werk verscheen op radio en TV en werd geprezen door DJ TOMO, YO-C, DJ Shinkawa en anderen. Hij is tevens actief als producer van de YO-C solo-album.
Golfvormlijst Groep A Nr naam Nr naam Nr naam 001 002 003 004 005 006 007 008 009 010 011 012 013 014 015 016 017 018 019 020 021 022 023 024 025 026 027 028 029 030 031 032 033 034 035 036 037 038 039 040 041 042 043 TB Dst Saw TB Dst Sqr 1 TB Dst Sqr 2 TB Reso Sqr1 TB Reso Sqr2 TB Saw TB SolidSaw1 TB SolidSaw2 TB Square 1 TB Square 2 TB Sqr Decay TB Natural JP8000 Saw 1 JP8000 Saw 2 MG Saw Synth Saw 1 JP-8 Saw P5 Saw Synth Saw 2 OB Saw D-50 Saw JP-6 Square MG Square P5 Square JP-8 Pulse JP-6 Pulse
Specificaties D2 (GROOVEBOX) Sturing D-FIELD-controller Klankgenerator: Maximale polyfonie 64 stemmen Connectoren Parts 16 (Main: 8 + RPS: 8) Jack van de hoofdtelefoon (Stereo miniatuurtype) Patches Output-jacks (L, R) (RCA phono type) Preset 600 MIDI-connectoren (IN/OUT) User 256 DC IN-jack Ritmeset Preset 30 User 20 Effecten Stroomtoevoer AC-adaptor (DC9V) Energieverbruik Reverb 6 Delay 2 MFX 25 1000 mA Afmetingen 325 (W) x 256 (D) x 55 (H) mm Sequencer: 12-13/16 (W) x 10-1
Index Cijfers G 4 Band EQ ....................................................................... 45 Gate Reverb .................................................................... 57 GATE TIME .............................................................. 62Ð63 Gevorderd gebruik met MIDI ..................................... 78 A AC-adaptor jack ............................................................ 11 ADLIB .................................................................
Index PATCH PREVIEW ........................................................ 31 PATTERN ....................................................................... 15 Patronen spelen ............................................................. 15 patroon ............................................................................ 60 patroonnummer ............................................................ 15 patroonset ....................................................................... 30 PATTERN CALL ..