Operation Manual
74
Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen
Sequencer-instellingen
Display Parameter Verklaring Waarden
SYNC MODE Specifieert hoe de interne sequencer werkt en
hoe de MIDI Clock-commandoÕs verzonden
en ontvangen worden.
INT:
De interne sequencer loopt synchroon
met de interne tempoklok. De MIDI
Clock-commandoÕs die vanuit een ex-
tern toestel worden ontvangen, zullen
worden genegeerd.
REMOTE:
Voornamelijk dezelfde werking als
met ÒINTÓ. Start/Stop-commandoÕs
van een extern MIDI-toestel sturen
echter de playback/stop van de in-
terne sequencer.
SLAVE:
De interne sequencer loopt syn-
chroon met de MIDI Clock-com-
mandoÕs die vanuit een extern toes-
tel worden ontvangen. Als er geen
MIDI Clock-commandoÕs ontvan-
gen worden, zullen er, zelfs wan-
neer u op de [ ] knop drukt, geen
patronen of songs worden af-
gespeeld
.
SYNC OUT Bepaalt of er MIDI-commandoÕs zullen
worden verstuurd die met synchronisatie te
maken hebben. Wanneer deze instelling aan-
staat, worden de volgende commandoÕs va-
nuit de MIDI OUT-connector verstuurd.
* Als de SYNC MODE ingesteld is op
ÒSLAVEÓ is het onmogelijk om SYNC
OUT op ÒONÓ te zetten.
* Als ÒVINYLÓ geselecteerd is als de D-
FIELD-functie, zullen Timing Clock (F8)
en Song Position Pointer (F2) niet
uitgestuurd worden, zelfs niet wanneer u
SYNC OUT op ÒONÓ instelt.
OFF:
Er worden geen commandoÕs ver-
stuurd.
ON:
De volgende commandoÕs worden
verstuurd vanuit de MIDI OUT-
connector.
¥Timing clock: F8
¥Start: FA
¥Continue: FB
¥Stop: FC
¥Song Position Pointer: F2
SONG LOOP
MODE
Bepaalt hoe songs worden afgespeeld. U kan
dezelfde song herhaaldelijk doen afspelen, of
alle songs in volgorde doen afspelen.
OFF:
Dit is de normale toestand. De song
die op dit moment geselecteerd is, zal
slechts ŽŽn maal worden afgespeeld.
LOOP1:
De song die op dit moment geselect-
eerd is, zal herhaaldelijk worden af-
gespeeld.
ALL:
Alle songs worden herhaaldelijk na
elkaar afgespeeld.
* Wanneer u ÒALLÓ gebruikt om een song
af te spelen, raden wij aan dat u een
patroon waarvan alle parts uitgezet zijn
(d.i. een stil patroon) aan het einde van
de song invoegt zodat alle patronen vlot
met elkaar verbonden worden.
SONG PLAY
MODE
Bepaalt of de setup-parameters van het pa-
troon opgeladen worden wanneer u naar de
volgende stap van de song gaat.
MODE1:
De instellingen van de setup-pa-
rameters, van mute en realtime
modify worden opgeladen telkens u
naar de volgende stap gaat.
MODE2:
Setup parameters, mute en realtime
modify worden tijdens de playback
alleen behouden als de volgende
stap een patroon speelt dat het-
zelfde is als het patroon dat op dit
moment speelt.










